Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe regelen te stellen
ter zake van het verrichten van veiligheidsonderzoeken;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
-
3 In deze wet wordt mede onder werkgever verstaan degene die, zonder werkgever te zijn
in de zin van het tweede lid, een ander een vertrouwensfunctie laat vervullen en die
bij de aanwijzing, bedoeld in artikel 3, eerste lid, als zodanig wordt aangewezen.
Indien een vertrouwensfunctie wordt uitgeoefend bij het Ministerie van Defensie, dan
wel indien het een functie betreft die als vertrouwensfunctie moet worden aangemerkt
in verband met de daarmee samenhangende noodzaak om toegang te hebben tot militaire
installaties, treden, voor de toepassing van het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 10 en 16, tweede lid, Onze Minister van Defensie en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst in
de plaats van respectievelijk Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
en de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst.
-
1 Onze Minister dan wel het bevoegd gezag van een Hoog College van Staat wijst, in overeenstemming
met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, functies die de mogelijkheid
bieden de nationale veiligheid te schaden aan als vertrouwensfuncties. Onze Minister
dan wel het bevoegd gezag van een Hoog College van Staat doet van de aanwijzing terstond
mededeling aan de werkgever die het aangaat. Indien geen sprake is van een werkgever
in de zin van artikel 1, tweede lid, wordt in de aanwijzing tevens aangegeven wie als werkgever in de zin van deze wet
wordt aangemerkt.
-
2 De werkgever, of degene ten aanzien van wie het voornemen bestaat hem als zodanig
aan te merken overeenkomstig het eerste lid, derde volzin, geeft desgevraagd aan Onze
Minister dan wel het bevoegd gezag van een Hoog College van Staat en aan het hoofd
van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst de inlichtingen over de inrichting
van zijn dienst, bedrijf of instelling, die nodig zijn voor de beoordeling van de
mate waarin een functie de mogelijkheid biedt de nationale veiligheid te schaden.
-
3 Nadat een functie als vertrouwensfunctie is aangewezen geeft de betrokken werkgever
uit eigen beweging aan Onze Minister dan wel het bevoegd gezag van een Hoog College
van Staat en aan het hoofd van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst de inlichtingen
over wijzigingen in de inrichting van zijn dienst, bedrijf of instelling, die nodig
zijn voor de beoordeling van de mate waarin die functie of andere functies de mogelijkheid
bieden de nationale veiligheid te schaden.
-
1 De werkgever meldt een persoon die belast is met de vervulling van een functie die
nadien als vertrouwensfunctie is aangewezen, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen
vier weken na de dagtekening van het aanwijzingsbesluit aan bij het hoofd van de Algemene
Inlichtingen- en Veiligheidsdienst.
-
3 Indien de in het tweede lid bedoelde instemming is geweigerd of indien ten aanzien
van de betrokkene een verklaring is geweigerd, ontheft de werkgever de betrokkene
zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen acht weken, uit de functie.
-
1 In de gevallen als bedoeld in artikel 4 en 5 beslist Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zo spoedig mogelijk,
doch uiterlijk binnen acht weken, omtrent het afgeven van een verklaring.
-
2 De termijn voor het geven van een beschikking wordt opgeschort met ingang van de dag
waarop Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de betrokkene uitnodigt
nadere gegevens te verstrekken, tot de dag waarop die gegevens zijn ontvangen of de
voor verstrekking gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
Een verklaring kan slechts worden geweigerd, indien onvoldoende waarborgen aanwezig
zijn dat de betrokkene onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende
plichten getrouwelijk zal volbrengen of indien het veiligheidsonderzoek onvoldoende
gegevens heeft kunnen opleveren om daarover een oordeel te geven.
-
1 Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is bevoegd, na het verstrijken
van een termijn van vijf jaren of een veelvoud daarvan sinds het afgeven van de verklaring
of indien hem blijkt van feiten of omstandigheden die een hernieuwd veiligheidsonderzoek
rechtvaardigen, een veiligheidsonderzoek te doen instellen naar een persoon die een
vertrouwensfunctie vervult. Voor het instellen van een hernieuwd veiligheidsonderzoek
is de instemming van de betrokkene niet vereist.
-
2 Onder feiten en omstandigheden als bedoeld in het eerste lid kunnen worden gerekend
gegevens die de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst heeft verkregen door het
verzamelen van justitiële en strafvorderlijke gegevens als bedoeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en van gegevens als bedoeld in de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen
omtrent het gedrag BES alsmede van gegevens als bedoeld in de Wet politiegegevens en van gegevens verwerkt in het kader van de uitvoering van de politietaak op Bonaire,
Sint Eustatius en Saba.
-
1 Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is bevoegd tot het intrekken
van de verklaring, indien hem blijkt dat onvoldoende waarborgen aanwezig zijn dat
de betrokkene onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende
plichten getrouwelijk zal volbrengen of indien een nieuw veiligheidsonderzoek onvoldoende
gegevens heeft kunnen opleveren om vast te stellen dat voldoende waarborgen aanwezig
zijn.
-
2 Indien een verklaring is ingetrokken, ontheft de werkgever de betrokken persoon zo
spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen acht weken na de intrekking van de verklaring,
uit de vertrouwensfunctie.
Deze wet is niet van toepassing op de leden van de rechterlijke macht met rechtspraak
belast, de procureur-generaal bij de Hoge Raad, de leden van de Raad van State, de
leden van de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman en de substituut-ombudsman,
de leden van de Centrale Raad van Beroep en de leden van het College van Beroep voor
het bedrijfsleven.
-
1 Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan, naar aanleiding van
een verzoek van een andere mogendheid of van een volkenrechtelijke organisatie dat
wordt gedaan in verband met de door die mogendheid of volkenrechtelijke organisatie
gehanteerde beveiligingsmaatregelen, over een in dat verzoek aangeduide persoon mededelingen
doen.
-
2 De mededelingen, bedoeld in het eerste lid, worden slechts gedaan over personen die
de Nederlandse nationaliteit bezitten dan wel, indien zij een andere nationaliteit
bezitten, die in Nederland verblijven of daar recentelijk verblijf gehouden hebben.
De desbetreffende personen worden schriftelijk in kennis gesteld van de zakelijke
inhoud van deze mededelingen. Deze kennisgeving geldt als een beschikking.
-
3 Indien Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voornemens is mededelingen
als bedoeld in het eerste lid te doen, wordt ten aanzien van de betrokken persoon
door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst een veiligheidsonderzoek ingesteld,
mits de betrokkene daarmee schriftelijk heeft ingestemd.
-
5 De mededelingen, bedoeld in het eerste lid, bevatten de conclusies die uit het ingestelde
veiligheidsonderzoek kunnen worden getrokken, dan wel de vaststelling dat het onderzoek
onvoldoende gegevens heeft opgeleverd om op basis daarvan conclusies te kunnen trekken
of dat de betrokken persoon niet heeft ingestemd met het instellen van een veiligheidsonderzoek.
-
6 Indien een verzoek als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft op een persoon ten
aanzien van wie een verklaring is afgegeven, wordt op het verzoek beslist door Onze
Minister die de verklaring heeft afgegeven. In zulke gevallen kan een veiligheidsonderzoek
achterwege worden gelaten. De mededelingen, bedoeld in het eerste lid, bevatten in
zulke gevallen de vaststelling dat ten aanzien van de betrokken persoon een verklaring
is afgegeven.
Functies die vóór de inwerkingtreding van deze wet als vertrouwensfunctie zijn aangewezen,
worden gelijkgesteld met op grond van artikel 3 aangewezen vertrouwensfuncties.
-
1 Een persoon die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet belast is met een
vertrouwensfunctie, wordt gelijkgesteld met een persoon ten aanzien van wie op dat
tijdstip een verklaring als bedoeld in artikel 4, derde lid, en 6 is afgegeven.
-
2 In afwijking van artikel 9 is Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gedurende vijf jaren
na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet ten aanzien van een persoon als
bedoeld in het eerste lid tevens bevoegd een hernieuwd veiligheidsonderzoek te doen
instellen, indien sinds het laatste ten aanzien van die persoon ingestelde veiligheidsonderzoek
een termijn van vijf jaren is verstreken.
-
2 Indien een besluit op grond van deze wet is gericht op een natuurlijke of een rechtspersoon,
die woonplaats heeft onderscheidenlijk is gevestigd in de openbare lichamen Bonaire,
Sint Eustatius of Saba, kan een natuurlijke persoon of een rechtspersoon, die door
het besluit rechtstreeks in zijn belang is getroffen, beroep instellen bij het Gerecht
in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De Wet administratieve rechtspraak
BES is van overeenkomstige toepassing.
[Red: Wijzigt de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.]
[Red: Wijzigt de Ambtenarenwet.]
[Red: Wijzigt de Militaire Ambtenarenwet 1931.]
[Red: Wijzigt de Politiewet 1993.]
[Red: Wijzigt de LSOP-wet.]
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Deze wet kan worden aangehaald als: Wet veiligheidsonderzoeken.