Stb. 2020, 494, datum inwerkingtreding 04-12-2020, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2020.
Abusievelijk is voor het vierde, vijfde en zevende lid een wijzigingsopdracht geformuleerd
die niet geheel juist is.
1 Het dagloon van uitkeringen op grond van de ZW en de Wazo is de uitkomst van de volgende
berekening:
[(A-B) x 108/100 + C] / D
waarbij:
A staat voor het loon dat de werknemer in de referteperiode heeft genoten bij een
werkgever die vakantiebijslag reserveert;
B staat voor de bedragen aan vakantiebijslag die de werknemer in de referteperiode
heeft genoten;
C staat voor het loon dat de werknemer in de referteperiode heeft genoten bij een
werkgever die geen vakantiebijslag reserveert; en
D staat voor 261 dan wel, indien de dienstbetrekking waaruit de werknemer ziek is
geworden of waaruit recht op uitkering op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1,
of artikel 4:2b van de Wazo is ontstaan, is aangevangen na aanvang maar voor het einde
van de referteperiode, voor het aantal dagloondagen vanaf en met inbegrip van de dag
waarop de dienstbetrekking is aangevangen tot en met de laatste dag van de referteperiode.
4 D staat, indien de dienstbetrekking waaruit de werknemer ziek is geworden of waaruit
recht op uitkering op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, of artikel 4:2b
van de Wazo is ontstaan, één of meer aangiftetijdvakken kent waarin geen loon is genoten
anders dan vanwege verlof, werkstaking, arbeidsongeschiktheid of ziekte, in afwijking
van het eerste lid, voor het aantal dagloondagen van de aangiftetijdvakken waarin
wel loon is genoten.
5 D staat, indien de dienstbetrekking waaruit de werknemer ziek is geworden of waaruit
recht op uitkering op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, of artikel 4:2b
van de Wazo is ontstaan, is aangevangen na afloop van de referteperiode, in afwijking
van het eerste lid, voor het aantal dagloondagen vanaf en met inbegrip van de dag
waarop de dienstbetrekking is aangevangen tot de eerste dag van de ongeschiktheid
tot werken, bedoeld in artikel 29, derde lid, van de ZW of de dag waarop het recht
op een uitkering op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, of artikel 4:2b
van de Wazo is ontstaan en A, B en C staan in dat geval, in zoverre in afwijking van
artikel 12c, voor het loon respectievelijk de vakantiebijslag genoten in deze dienstbetrekking.
Dit lid is van overeenkomstige toepassing op de situatie, bedoeld in artikel 12c,
tweede, derde en vierde lid.
7 Indien het aantal dagloondagen op grond van het eerste, vijfde of zesde lid nul is,
dan is het dagloon, in afwijking van het eerste lid, de uitkomst van de volgende berekening:
E/F
waarbij:
E staat voor het overeengekomen loon in het aangiftetijdvak waarin de ziekte is ingetreden
of waaruit recht op uitkering op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, of
artikel 4:2b van de Wazo is ontstaan; en
F staat voor het aantal dagloondagen in het aangiftetijdvak waarin de ziekte is ingetreden
of waaruit recht op uitkering op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, of
artikel 4:2b van de Wazo is ontstaan dan wel, indien het een aangiftetijdvak van een
maand betreft, voor 21,75.