Bijlage II. Regulier onderzoek naar Salmonella in leghennenbedrijven
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
De ondernemer die een leghennenbedrijf uitoefent dient de op het bedrijf aanwezige
stalkoppels leghennen te laten onderzoeken op de aanwezigheid van Salmonella Enteritidis
en Salmonella Typhimurium. Het onderzoek begint met het nemen van monsters door of
in opdracht van de ondernemer (reguliere monsterneming in het kader van artikel 10 van de Verordening) of op initiatief van de voorzitter (officiële monsterneming in het kader van artikel 15 van de Verordening). In deze bijlage wordt het onderzoek in het kader van artikel 10 van de Verordening
(regulier onderzoek) nader beschreven.
A. Voorschrift voor het nemen van monsters door de ondernemer
Methode 1: Mestmonsters bij kooihuisvesting
Bij kooihuisvesting wordt 2x150 gram mest genomen.
Benodigdheden
Werkwijze
-
1. Er dienen per stalkoppel twee monsters van elk minimaal 150 gram natuurlijk gemengde
mest te worden genomen (dit is bruine, glimmende mest). Afhankelijk van het mestsysteem
wordt de volgende werkwijze aangehouden:
-
a) Bij systemen met mestbanden of mestschrapers moeten die op de dag van bemonstering
in werking worden gesteld voordat de monsters worden genomen.
-
b) Bij mestbanden worden de samengevoegde mestmonsters aan het eind van de band verzameld.
-
c) Bij systemen met mestgoten en mestschrapers moeten de samengevoegde mestmonsters worden
genomen na het afschrapen van de mestschraper.
-
d) Bij trapkooien zonder mestbanden of mestschrapers moeten de samengevoegde mestmonsters
in de mestput worden bemonsterd.
-
2. De monsters worden genomen vanaf de mestbanden, mestschrapers of mestputten en dienen
evenredig verspreid over de stal te worden verzameld.
Uitvoering
-
1. Neem twee monsters van elk minimaal 150 gram mest, zonder de mest met de handen aan
te raken.
-
2. Verzamel de monsters in een steriele pot of plastic zak.
-
3. Sluit iedere pot of zak direct na het vullen zorgvuldig.
-
4. Voorzie elke pot of zak van een etiket met de volgende gegevens: monsterdatum, stalnummer,
type bedrijf en KIP-nummer.
De mestmonsters worden in het laboratorium gepoold tot één monster.
Methode 2: Monsterneming bij grondhuisvesting
Bij grondhuisvesting worden monsters genomen door middel van 2 paar overschoentjes
per stalkoppel leghennen.
Benodigdheden
-
1. Overschoentjes die voldoende absorberend zijn om vocht op te nemen (steriel);
-
2. Vloeistof (bijvoorbeeld 0,8% keukenzout + 0,1% pepton in steriel gedeïoniseerd water,
of steriel water);
-
3. Steriele plastic zakken;
-
4. Etiketten;
-
5. Inzendformulier.
Werkwijze
Uitvoering
-
1. Was voor de monsterneming altijd uw handen.
-
2. Bevochtig het oppervlak van de overschoentjes met de vloeistof.
-
3. Trek in de stal over het staleigen schoeisel een paar overschoentjes aan.
-
4. Loop een volledige ronde door de stal.
-
5. Doe de overschoentjes bij het verlaten van de stal in een steriele plastic pot of
zak.
-
6. Per stalkoppel dienen twee paar overschoentjes te worden ingestuurd.
-
7. Sluit iedere pot of zak direct na het vullen op zorgvuldige wijze.
-
8. Voorzie de pot of zak van een etiket met de volgende gegevens: monsterdatum, stalnummer,
type bedrijf en KIP-nummer.
De overschoentjes worden in het laboratorium gepoold tot één monster.
B. Verzending monsters
De verzending van de monsters dient op de volgende wijze plaats te vinden:
-
1. De monsters worden binnen 24 uur nadat zij zijn genomen verzonden naar een door de
voorzitter voor detectie van Salmonella erkend laboratorium.
-
2. De monsters moeten zodanig zijn verpakt dat onderweg geen lekkage kan optreden en
zodanig zijn geadresseerd dat voor de transporteur en het ontvangend laboratorium
geen verwarring ontstaat.
C. Inzendformulier
Elke inzending van monsters - zowel de monsters genomen door of in opdracht van de
ondernemer als de monsters genomen op initiatief van de voorzitter - naar het voor
detectie erkende laboratorium moet vergezeld gaan van een inzendformulier met ten
minste de volgende, duidelijk leesbare, gegevens.
-
1. Afzender (n.a.w. + KIP-nummer);
-
2. Activiteit: leghennen (kooi, scharrel, biologisch, vrije uitloop);
-
3. Gewenst onderzoek: detectie van Salmonella en bij positieve uitslag, serotypering
gericht op Salmonella Enteritidis en Salmonella Typhimurium);
-
4. Stalnummer (indien meerdere monsters in één zending worden verstuurd dan moet duidelijk
worden aangegeven welk monster bij welke stal hoort);
-
5. Koppelnummer (niet verplicht);
-
6. Geboortedatum stalkoppel;
-
7. Type onderzoek: regulier (als bedoeld in artikel 10 van de Verordening) of officieel (als bedoeld in artikel 15 van de Verordening) + Salmonella;
-
8. Monsternemer: pluimveehouder / dierenarts / GD / HOSOWO-instantie / broederij / overig;
-
9. Datum monsterneming.
Indien bovenstaande gegevens geheel of gedeeltelijk al op een andere manier bij het
laboratorium bekend zijn, dan hoeven deze niet opnieuw te worden doorgegeven.
D. Laboratorium
Monsters dienen te worden gedetecteerd door een voor detectie erkend laboratorium,
en in geval van de aanwezigheid van Salmonella, te worden geserotypeerd op alle typen
Salmonella door een voor serotypering erkend laboratorium. De ondernemer zorgt ervoor
dat het monster onverwijld na de detectie wordt geserotypeerd. Als het voor detectie
erkende laboratorium niet tevens is erkend voor serotypering of als het het serotype
Salmonella niet kan bepalen, dan zal dit laboratorium het monster verzenden naar een
voor serotypering erkend laboratorium, zonder actieve tussenkomst van de ondernemer.
De ondernemer dient daarom het voor detectie erkende laboratorium duidelijk opdracht
te geven dat indien de detectie van een monster Salmonella aantoont, dit monster onverwijld
wordt geserotypeerd.
Na ontvangst van de uitslag van het laboratorium meldt de ondernemer deze uitslag
aan de voorzitter. Deze melding dient binnen één werkdag te gebeuren indien het Salmonella
Enteritidis of Salmonella Typhimurium betreft. Uitslagen van overige serotypen Salmonella
of een negatieve uitslag dient de ondernemer binnen tien werkdagen na ontvangst van
het laboratorium aan de voorzitter te melden.
E. Verificatieonderzoek
Nadat de ondernemer aan de voorzitter en aan GD heeft gemeld dat uit de uitslag van
de serotypering is gebleken dat in een monster van een stalkoppel leghennen Salmonella
Enteritidis of Salmonella Typhimurium is aangetoond, kan de voorzitter door GD een
verificatieonderzoek laten uitvoeren bij het bemonsterde stalkoppel leghennen. Als
de voorzitter besluit om geen verificatieonderzoek uit te voeren dan stelt de voorzitter
een besmetting met Salmonella Enteritidis of Salmonella Typhimurium vast op grond
van de uitslag van de serotypering.
Indien de voorzitter besluit tot een verificatieonderzoek, dan voert GD dit vervolgens
zo spoedig mogelijk uit. Per stalkoppel leghennen worden 300 dieren meegenomen. Van
deze 300 dieren worden de eileiders en blindedarmen (in 60 pool monsters van elk 5
eileiders en blinde darmen) onderzocht op de aanwezigheid van Salmonella Enteritidis
en Salmonella Typhimurium. Tevens worden per stalkoppel nog aselect vijf leghennen
meegenomen naar het laboratorium. Deze worden door GD onderzocht op de aanwezigheid
van anti-microbiële stoffen of een bacteriegroeiremmend effect.
Bijlage III. Officieel onderzoek naar Salmonella leghennenbedrijven
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
De ondernemer die een leghennenbedrijf uitoefent dient de op het bedrijf aanwezige
stalkoppels leghennen te laten onderzoeken op de aanwezigheid van Salmonella Enteritidis
en Salmonella Typhimurium. De monsters worden in een specifiek aantal gevallen genomen
op initiatief van de voorzitter door GD dan wel een door de voorzitter erkende HOSOWO-instantie
of een pluimveedierenarts (officiële monsterneming in het kader van artikel 15 van de Verordening). In deze bijlage wordt het onderzoek in het kader van artikel 15 van de Verordening
(officieel onderzoek) nader beschreven.
Voorschrift voor het nemen van monsters op initiatief van de voorzitter
Deze wijze van monsterneming is in overeenstemming met het bepaalde in 2.2.2. van
de bijlage van Verordening (EU) Nr. 517/2011 van de Commissie.
De monsters worden door GD of een door de voorzitter erkende HOSOWO-instantie of een
pluimveedierenarts op dezelfde wijze genomen en op dezelfde wijze en met behulp van
hetzelfde inzendformulier verzonden als de monsters die de ondernemer zelf moet nemen
(zoals beschreven in Bijlage II van dit Besluit). Dit met dien verstande dat in geval van kooihuisvesting per stal
een extra mestmonster moet worden genomen en in geval van grondhuisvesting een extra
paar overschoentjes moet worden genomen. De mestmonsters worden gepoold tot één monster.
De overschoentjes worden eveneens gepoold tot één monster.
Tevens wordt in de volgende gevallen het stalkoppel onderzocht op de aanwezigheid
van anti-microbiële stoffen of stoffen met een bacteriegroeiremmend effect (zie artikel 8, eerste lid 1, sub b) tot en met e), van dit Besluit):
-
• op de leeftijd van 24 weken bij een stalkoppel leghennen dat is geplaatst in een stal
waarin bij een vorig stalkoppel Salmonella Enteritidis of Salmonella Typhimurium door
de voorzitter is vastgesteld,
-
• bij ieder vermoeden van een besmetting met Salmonella naar aanleiding van het epidemiologische
onderzoek van uitbraken van door voedsel overgedragen zoönoses overeenkomstig artikel
8 van Richtlijn 2003/99/EG,
-
• bij alle andere stalkoppels leghennen op een leghennenbedrijf indien de voorzitter
Salmonella Enteritidis of Salmonella Typhimurium bij een stalkoppel op dat leghennenbedrijf
heeft vastgesteld, en
-
• indien de voorzitter het nodig acht.
De GD voert dit onderzoek uit door middel van administratieve controles en/of het
bemonsteren van vijf leghennen die behoren tot het betreffende stalkoppel.
De monsters als bedoeld in deze bijlage worden door middel van detectie en, in voorkomend
geval serotypering, onderzocht door GD.