Bijlage behorende bij regeling bevoorschotting personele kosten primair – en voortgezet
onderwijs onder FBS
[Regeling vervallen per 01-08-2008]
In deze bijlage worden nadere administratieve aanwijzingen gegeven en wordt toelichtende
informatie verstrekt, voorzover van belang bij de uitvoering van de in deze regeling
opgenomen bepalingen.
Voor deze bijlage geldt dat indien wordt gesproken over “eigen personeel” of “aanstelling
voor eigen rekening” al het personeel wordt bedoeld waarvan de salariskosten uit eigen
middelen worden betaald. De uit verzilvering van formatierekeneenheden verkregen gelden
worden ook tot de eigen middelen gerekend. Indien wordt gesproken over “in aanmerking
komen voor vergoeding door het ministerie” wordt al het personeel bedoeld waarvan
de salariskosten bij het ministerie gedeclareerd kunnen worden ofwel onmiddellijk
via CASO danwel bij de Aanvraag Rijksvergoeding.
Ik wijs u erop dat in het hierna volgende wordt verwezen naar de artikelen van het
RPBO.
In deze bijlage komen achtereenvolgens de volgende onderwerpen aan de orde:
-
1. Maandelijkse bevoorschotting niet-CASO deelnemers.
-
2. Vaststellen maandelijks formatierekeneenheden-verbruik.
-
3. Overdragen van formatierekeneenheden.
-
4. Verzilveren van formatierekeneenheden.
-
5. Kosten voor vervanging, Premie Vervangingsfonds en de vergoeding van de premie door
het ministerie.
-
6. Bestuursaanstellingen.
-
7. Wachtgeldpremie eigen personeel.
-
8. Berekeningsinstructies formatierekeneenheden-verbruik.
1. Maandelijkse bevoorschotting niet-CASO-deelnemers
[Regeling vervallen per 01-08-2008]
De hoogte van het maandelijks voorschot van niet-CASO-deelnemers wordt bepaald op
grond van artikel 2, derde lid. In dit voorschot is een opslag ter vergoeding van de premie Vervangingsfonds opgenomen
(zie ook onderwerp 5). Tevens wordt bij de bepaling van de maandelijkse voorschotbedragen
rekening gehouden met pieken in de salarisbetalingen zoals vakantie-uitkeringen en
IZK-vergoedingen. Indien uit de toegezonden bekostigingsinformatie blijkt dat het
aldus berekende voorschot onvoldoende is om de personele uitgaven voor het schooljaar
te bekostigen, kan door middel van een gemotiveerd verzoek een verhoging van het voorschot
aangevraagd worden bij de afdeling CFI/F/PO, CFI/F/VO en CFI/F/BV.
Aangezien een voorschotaanpassing betrekking heeft op het gehele schooljaar, moet
u in uw verzoek uitgaan van de te verwachten personele uitgaven over het gehele schooljaar.
2. Vaststellen maandelijks formatierekeneenhedenverbruik
[Regeling vervallen per 01-08-2008]
Het overzicht verbruikte formatierekeneenheden, dat in de schooladministratie aanwezig
behoort te zijn, is bedoeld om vast te stellen of het toegestane aantal formatierekeneenheden
niet wordt overschreden.
Voor CASO-deelnemers wordt dit overzicht na verwerking van de dertiende maand automatisch
geleverd. Niet-CASO deelnemers dienen maandelijks na afloop van een kalendermaand
de verbruikte formatierekeneenheden over die kalendermaand vast te stellen conform
de berekeningswijze zoals deze in het onderwerp “berekeningsinstructies formatierekeneen-.
heden-verbruik” is weergegeven. Het berekende verbruik wordt geregistreerd naar analogie
van het bij deze regeling gevoegde voorbeeld “Overzicht verbruikte formatierekeneenheden”.
3. Overdragen van formatierekeneenheden
[Regeling vervallen per 01-08-2008]
Via de mei-melding kan worden aangegeven dat rekeneenheden worden overgedragen aan
een andere school. De salariskosten behorend bij de overgedragen rekeneenheden, worden
door de school die de rekeneenheden ontvangt gedeclareerd.
4. Verzilveren van formatierekeneenheden
[Regeling vervallen per 01-08-2008]
Op verzoek van de school kan een deel van het toegekende formatiebudget in geld worden
uitgekeerd: de verzilvering. Het maximum percentage te verzilveren formatierekeneenheden
bedraagt voor het primair onderwijs 10% van het totale in formatierekeneenheden toegekende
formatiebudget. Voor het voortgezet onderwijs bedraagt het maximum percentage te verzilveren
formatierekeneenheden 15% van het beschikbare formatiebudget, met uitzondering van
de aanvullende formatierekeneenheden, bedoeld in artikel 12 van het formatiebesluit
dagscholen v.w.o. – a.v.o.-v.b.o. Uitsluitend voor het voortgezet onderwijs geldt
dat projectfaciliteiten in de vorm van aanvullende formatierekeneenheden kunnen worden
verzilverd indien dit in de betreffende publicaties is aangegeven. In het decentraal
georganiseerd overleg kan voor een school worden overeengekomen dat een hoger percentage
van het toegekende formatiebudget wordt verzilverd.
De omvang van het te verzilveren aantal formatierekeneenheden wordt éénmaal per jaar
vastgesteld via de meimelding. Het aantal te verzilveren formatierekeneenheden dient
afgerond te zijn op hele formatierekeneenheden. Uitsluitend voor zover verzilverde
formatierekeneenheden voor uitbesteding zijn aangewend geldt het hoge verzilveringsbedrag.
Onder uitbesteding wordt verstaan het laten uitvoeren van werkzaamheden door extern
personeel op basis van een daartoe afgesloten contract.
5. Kosten voor vervanging, premie vervangingsfonds en de vergoeding van de premie
door het Rijk
[Regeling vervallen per 01-08-2008]
De kosten voor vervanging van personeel dat onder het fbs-regime valt moeten bij het
Vervangingsfonds worden gedeclareerd. Het Vervangingsfonds brengt per school een premie
in rekening. De Minister verstrekt een vergoeding voor de te betalen premie Vervangingsfonds.
Op het Vervangingsfonds kan geen beroep worden gedaan ter vervanging van personeel
aan wie verlof is verleend in verband met werkzaamheden voor organisaties zoals bijvoorbeeld
CEVO, ULO, SLO, CITO, LPC en personeelsorganisaties. Ter vervanging van dit personeel,
of voor de bekostiging van een uitbreiding van de taakomvang in dit verband, krijgt
het schoolbestuur de beschikking over extra formatierekeneenheden.
Uitvoeringsaspecten ten aanzien van CASO-deelnemers Scholen die deelnemen aan het
CASO-systeem dienen de vervangingskosten te declareren via het CASO-systeem, met gebruikmaking
van declaratiecode 5. CASO verzorgt de declaratie van deze kosten bij het Vervangingsfonds.
Tevens berekent het CASO-systeem voor deze scholen – op basis van de door het Vervangingsfonds
te stellen regels – de verschuldigde premie en verzorgt in principe ook de afdracht
van de premie aan het Vervangingsfonds. Tenslotte wordt de vergoeding voor de premie
automatisch door het CASO-systeem in de voorschotaanvraag aan het ministerie opgenomen.
Uitvoeringsaspecten ten aanzien van niet-CASO-deelnemers De premie Vervangingsfonds
wordt bij scholen die niet aan het CASO-systeem deelnemen eveneens vastgesteld door
het Vervangingsfonds. Bij het vaststellen van de hoogte van het maandelijkse voorschot
is rekening gehouden met een opslagpercentage voor de vergoeding van de premie Vervangingsfonds.
Verrekening van de gemaakte kosten voor vervanging en de verschuldigde premie dient
– naar regels te stellen door het Vervangingsfonds – rechtstreeks met het Vervangingsfonds
plaats te vinden.
6. Bestuursaanstellingen
[Regeling vervallen per 01-08-2008]
Ingeval van bestuursaanstellingen vindt de bekostiging plaats aan de scholen waar
betrokkene de werkzaamheden feitelijk vervult. Deze scholen alsmede de verdeling van
de uren over die scholen, dienen vastgelegd te zijn in de akte van benoeming (RPBO
artikel I-B7 onder 1.f). Ook het verbruik aan formatierekeneenheden moet ten laste
komen van de scholen waar betrokkene feitelijk werkzaam is. Bij de berekening van
het rekeneenhedenverbruik – zie onderwerp 8 – dient bij bestuursaanstellingen de berekening
per school plaats te vinden.
7. Wachtgeldpremie eigen personeel
[Regeling vervallen per 01-08-2008]
De regeling voor de afdracht van wachtgeldpremie voor eigen personeel is gepubliceerd
in Uitleg nr. 8 en 9 van 24 maart 1993 onder kenmerk VO/JP-93000638.
8. Berekeningsinstructies formatierekeneenhedenverbruik per school
[Regeling vervallen per 01-08-2008]
Het formatierekeneenhedenverbruik dient berekend te worden voor alle aanstellingen
bij scholen die onder het formatiebudgetsysteem vallen voor zover de salariskosten
voor vergoeding door het Rijk in aanmerking komen
Het verbruik aan formatierekeneenheden wordt bepaald door:
- -
de maximumschaal behorende bij de functie waarin betrokkene is benoemd (en dus niet
door de salarisschaal waarnaar betrokkene wordt bezoldigd),
- -
de categorie personeel waartoe die functie behoort, en
- -
de voor vergoeding door het ministerie in aanmerking komende betrekkingsomvang.
De uitkomst van de berekening per aanstelling wordt rekenkundig afgerond op twee decimalen
nauwkeurig (er vinden geen tussentijdse afrondingen op gehelen plaats, ook niet bij
tussentotalen per personeelscategorie). Het in de voorschotaanvraag op te nemen formatierekeneenhedenverbruik
per school is de som van het per aanstelling berekende verbruik. Uitsluitend dit eindtotaal
wordt rekenkundig afgerond op gehele formatierekeneenheden.
De algemene formule voor het berekenen van het formatierekeneenhedenverbruik per maand
per aanstelling luidt:
FRE-verbruik =
|
B- (A of V)
|
* F *
|
D
|
|
N
|
|
E
|
waarin,
als omvangsfactor gedefinieerd wordt, en
B
|
=
|
de betrekkingsomvang die voor vergoeding door het ministerie in aanmerking komt, uitgedrukt
in minuten
|
A
|
=
|
de voor betrokkene geldende omvang ADV-overgangsrecht, uitgedrukt in minuten*)
|
V
|
=
|
de voor betrokkene geldende omvang TVS, uitgedrukt in minuten*)
|
N
|
=
|
de omvang van de voor betrokkene geldende normbetrekking (RPBO, artikel I-P3), uitgedrukt
in minuten
|
F
|
=
|
het aantal formatierekeneenheden overeenkomstig de hierna opgenomen formatierekeneenheden-tabel
|
D
|
=
|
het aantal kalenderdagen waarvoor de hiervoor aangegeven omvangsfactor geldt
|
E
|
=
|
het aantal kalenderdagen in de maand waarvoor de berekening wordt uitgevoerd
|
*) Indien betrokkene zowel recht op TVS als op ADV-overgangsrecht heeft wordt de betrekkingsomvang
verminderd met de omvang van de TVS.
- -
In geval van een full-time betrekking die geheel voor vergoeding door het Rijk in
aanmerking komt zijn de betrekkingsomvang (B) en de omvang normbetrekking (N) aan
elkaar gelijk. In geval van een deeltijd betrekking of indien een deel van de betrekking
niet voor vergoeding door het ministerie in aanmerking komt, is de betrekkingsomvang
(B) kleiner dan de omvang normbetrekking (N).
- -
De factor D/E is 1 (één) indien de omvangsfactor gedurende de maand niet wijzigt.
De formatierekeneenheden-tabel:
De formatierekeneenheden-tabel heeft twee ingangen, te weten:
Functie met Maximumschaal
|
I-Q (DIR)
|
I-R (OP)
|
I-S (OOP)
|
1
|
|
|
119
|
2
|
|
|
127
|
3
|
|
|
137
|
4
|
|
|
144
|
5
|
|
|
150
|
6
|
|
|
158
|
7
|
|
|
172
|
8
|
|
|
188
|
9
|
211
|
179
|
217
|
10
|
233
|
200
|
236
|
11
|
265
|
232
|
265
|
12
|
306
|
263
|
306
|
13
|
320
|
320
|
326
|
14
|
357
|
|
364
|
15
|
388
|
|
396
|
16
|
423
|
|
432
|
Uitzonderingen op de algemene berekeningswijze (bij de beschreven uitzondering wordt
verwezen naar artikelen in het RPBO waarin dit is vastgelegd)
-
a I-P78, lid 2: Het verbruik voor directieleden wordt bepaald op grond van de functie
waarin hij is benoemd en de bij die functie behorende maximumschaal bepaald aan de
hand van hoofdstuk I-Q. In geval van artikel I-Q106 betekent dit dat indien bv. ten
gevolge van groei voor de functie een hogere maximumschaal gaat gelden en dit nieuwe
carrièrepatroon voor betrokkene niet direct ingaat het verbruik aan formatierekeneenheden
wel op grond van de hogere maximumschaal vastgesteld moet worden.
-
b I-P87: In geval van anticumulatie wordt het verbruik aan formatierekeneenheden vastgesteld
op grond van de onverkorte taakomvang.
-
c I-Q107: In geval van vervanging van een directeur of een adjunct-directeur waarbij
de vervangende leraar op enig moment en voor de duur van de vervanging bezoldigd wordt
als ware hij in de functie van directeur c.q. adjunct-directeur benoemd, wordt het
verbruik aan formatierekeneenheden bepaald op grond van de maximumschaal behorende
bij zijn oorspronkelijke functie.
-
d I-S109: Indien een belanghebbende ten gevolge van waarneming in een hogere functie
tijdelijk wordt bezoldigd alsof hij in die hogere functie was benoemd, wordt het verbruik
aan formatierekeneenheden bepaald op grond van de maximumschaal die behoort bij zijn
oorspronkelijke functie.
-
e V-Q101 en V-R101: Over de aan belanghebbende toegekende fictieve extra taakomvang
wordt geen verbruik aan formatierekeneenheden berekend.
Uitzonderingen die uitsluitend voor het primair onderwijs gelden
-
f I-Q205: In het geval van twee directeuren aan één school voor het basisonderwijs met
minder dan 200 leerlingen, geldt – in afwijking van de formatierekeneenhedentabel
– per directeur de volgende waarde voor de F in de formule:
- -
206 formatierekeneenheden voor scholen met minder dan 100 leerlingen,
- -
222 formatierekeneenheden voor scholen met 100 of meer doch minder dan 200 leerlingen.
-
g I-Q207/I-Q306: Indien een leraar – ex-adjunct-directeur – het carrièrepatroon van
adjunct-directeur behoudt blijft het verbruik gehandhaafd op het verbruik behorende
bij de functie van adjunct-directeur. Een en ander behoudens de uitzonderingen genoemd
in Uitleg nr. 12 d.d. 13 mei 1992, pagina 18.
Uitzonderingen die uitsluitend voor het voortgezet onderwijs gelden
-
h I-P78, lid 3: Voor belanghebbenden bedoeld in artikel I-S401 wordt het verbruik aan
formatierekeneenheden bepaald aan de hand van de aan betrokkene toegekende garantieschaal
indien deze hoger is dan de maximumschaal behorende bij de functie.
-
i V-Q408, lid 6: voor de adjunct-directeur die in dit geval wordt benoemd in een I-R
functie en aanspraak blijft houden op de maximumschaal en het carrièrepatroon dat
voor hem als adjunct-directeur gold wordt het verbruik aan formatierekeneenheden vastgesteld
op grond van de maximumschaal behorende bij de functie die hij feitelijk vervult.
-
j Verbruik van een leraar voor wie het HOS-uitzicht herleeft bij een benoeming in een
10-functie nadat hij bij hetzelfde bevoegd gezag is ontslagen uit een 12-functie:
zie Uitleg nr. 11 van 15 april 1992, blz. 13
-
k Verbruik directie bij samenvoeging (zie circulaire AB/IE-085 d.d. 12 februari 1992,
gepubliceerd in OenW-Regelingen nr. 6 d.d. 19 februari 1992).