Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en van Sociale Zaken en
Volksgezondheid van 1 juli 1966, nr. AW66/U 1355, Directie Overheidspersoneelsbeleid,
Hoofdafdeling Overheidspersoneelszaken, Afdeling Pensioenen en Wachtgelden;
Overwegende dat de totstandkoming van de Algemene burgerlijke pensioenwet het wenselijk
maakt de Uitkeringsregeling 1952 te vervangen;
Gelet op de artikelen 125, eerste lid, en 134, eerste lid, van de Ambtenarenwet 1929;
De Raad van State gehoord (advies van 27 juli 1966, nr. 53);
Gezien het nader rapport van Onze Ministers van Binnenlandse Zaken a.i. en van Sociale
Zaken en Volksgezondheid van 15 augustus 1966, nr. AW66/U1718, Directie Overheidspersoneelsbeleid,
Hoofdafdeling Overheidspersoneelszaken, Afdeling Pensioenen en Wachtgelden;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
[Regeling vervallen per 09-10-2014]
In dit besluit wordt verstaan onder:
-
a. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
-
b. Stichting Pensioenfonds ABP: de Stichting Pensioenfonds ABP, bedoeld in artikel 6 van de Wet privatisering ABP;
-
c. pensioenreglement: het pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP;
-
d. pensioen: een pensioen krachtens het pensioenreglement;
-
e. arbeidsongeschiktheidspensioen: invaliditeitspensioen krachtens het pensioenreglement
zoals dat luidde op 31 december 2006 dan wel ABP ArbeidsongeschiktheidsPensioen krachtens
het pensioenreglement;
-
f. arbeidsongeschiktheid: arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 18, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of in de zin van artikel 4, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen dan wel gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid in de zin van artikel 5 van laatstgenoemde wet.
-
g. arbeidsongeschiktheidsuitkering: uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering dan wel arbeidsongeschiktheidsuitkering, bedoeld in hoofdstuk 6 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen respectievelijk werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten, bedoeld
in hoofdstuk 7 van laatstgenoemde wet;
-
h. suppletie: een suppletie krachtens de Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector rijk;
-
i. lichamen: rechtspersonen, maat- en vennootschappen, samenwerkingsvormen zonder rechtspersoonlijkheid
die met verenigingen maatschappelijk gelijk kunnen worden gesteld, ondernemingen van
publiekrechtelijke rechtspersonen.
Artikel 2
[Regeling vervallen per 09-10-2014]
Artikel 3
[Regeling vervallen per 09-10-2014]
-
1 Dit besluit verstaat onder diensttijd,
voorzover gelegen vóór 1 januari 1996:
de tijd zoals die voor betrokkene per 31 december 1995 meetelt voor de pensioenberekening,
met uitzondering van de militaire diensttijd, bedoeld in de Algemene burgerlijke pensioenwet;
voorzover gelegen op of na 1 januari 1996:
de tijd gedurende welke de betrokkene overheidswerknemer is in de zin van de Wet privatisering ABP;
in beide gevallen met uitzondering van de tijd:
-
a. die voorafgaat aan een ontslag uit een betrekking waaraan een functioneel leeftijdsontslag
is verbonden, mits uit hoofde van dat ontslag een uitkering is toegekend;
-
b. die in aanmerking is genomen bij de berekening van de duur van een wachtgeld of van
een uitkering ter zake van onvrijwillige werkloosheid ten laste van de overheid;
-
c. die voorafgaat aan een onderbreking in de diensttijd door ontslag van langer dan een
maand;
-
d. bedoeld in artikel 5.4 van het pensioenreglement;
-
e. in een aangehouden betrekking.
-
2 Voor de toepassing van het eerste lid, wordt in voorkomend geval diensttijd bedoeld
in artikel D1, tweede lid, van de Algemene burgerlijke pensioenwet zoals deze luidde
op 31 december 1995, mede in aanmerking genomen. Het verzoek als bedoeld in artikel
D2 van genoemde wet wordt daarbij geacht te zijn gedaan.
Artikel 3a
[Regeling vervallen per 09-10-2014]
Artikel 4
[Regeling vervallen per 09-10-2014]
-
1 Dit besluit verstaat onder bezoldiging: de bezoldiging in de zin van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering, berekend over een
maand, waarop de betrokkene op de dag voorafgaande aan zijn ontslag aanspraak had
of bij waarneming van zijn functie zou hebben gehad.
-
2 In afwijking van het in het eerste lid bepaalde gelden de toelagen, bedoeld in de
artikelen 14 en 18, eerste lid, van voornoemd besluit en de over die toelagen berekende vakantie-uitkering niet
als deel van de bezoldiging.
-
4 Indien de door een betrokkene over de laatste aan het ontslag voorafgaande twaalf
volle kalendermaanden genoten bezoldiging in de zin van het in het eerste lid genoemde
besluit, dan wel hetgeen daarmee overeenkomt, alsmede de over die maanden genoten
vakantie-uitkering dan wel verkregen aanspraken daarop geheel of gedeeltelijk uit
wisselende inkomsten waaronder begrepen de evengenoemde aanspraken bestonden, geldt
in zoverre in afwijking van het eerste lid als bezoldiging, met inachtneming van het
tweede en derde lid, het gemiddelde van die inkomsten.
-
5 De bezoldiging, omschreven in het eerste tot en met vierde lid, wordt aangepast overeenkomstig
een algemene wijziging van het salaris, van de vakantie-uitkering en van de eindejaarsuitkering
van het burgerlijk rijkspersoneel, met ingang van de dag waarop die wijziging van
het salaris, de vakantie-uitkering respectievelijk de eindejaarsuitkering van kracht
wordt.
Artikel 5
[Regeling vervallen per 09-10-2014]
Voor de toepassing van dit besluit wordt onder ontslag mede verstaan: beëindiging
van een dienstbetrekking op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.
Artikel 6. Inschrijvingsplicht
[Regeling vervallen per 09-10-2014]
-
1 Zolang de betrokkene de leeftijd van 55 jaar nog niet heeft bereikt is hij verplicht
zich bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie van zijn woonplaats als werkzoekende te
doen inschrijven uiterlijk op de eerste werkdag, volgende op die waarop het ontslag
ingaat, dan wel het recht op uitkering ontstaat.
-
2 De betrokkene, die op de dag van het ontslag metterwoon verblijf houdt in het buitenland
dan wel nadien metterwoon verblijf gaat houden in het buitenland en die de leeftijd
van 55 jaar nog niet heeft bereikt, is verplicht zich te doen inschrijven als werkzoekende
bij een aldaar gevestigde instantie van arbeidsbemiddeling die daartoe de mogelijkheid
biedt en die naar het oordeel van Onze Minister vergelijkbaar is met de Arbeidsvoorzieningsorganisatie.
Artikel 7. Recht op uitkering
[Regeling vervallen per 09-10-2014]
-
2 Indien het ontslag ingaat binnen 12 maanden na afloop van perioden waarin de betrokkene
ten gevolge van arbeidsongeschiktheid verhinderd was werkzaamheden te verrichten,
of werkzaamheden heeft verricht als bedoeld in artikel 8 van de Werkloosheidswet en hij de hoedanigheid van werknemer heeft herkregen, wordt de in het eerste lid,
onder a, bedoelde periode van 12 maanden verlengd met de duur van de perioden van
de bedoelde verhindering.
-
3 De in een week verrichte werkzaamheden worden slechts in aanmerking genomen, voor
zover zij betrekking hebben op de dienstbetrekking waaruit de betrokkene is ontslagen
en op een of meer dienstbetrekkingen waarvoor eerstgenoemde dienstbetrekking in de
plaats is gekomen, en voor zover deze niet reeds eerder in aanmerking zijn genomen
voor een recht op uitkering.
-
4 Met weken, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, worden gelijkgesteld weken,
waarover de betrokkene zonder te werken loon heeft ontvangen.
-
6 In bijzondere gevallen kan Onze Minister bepalen dat, wanneer niet aan de verplichting
bedoeld in artikel 6, eerste lid, is voldaan, het recht op uitkering ingaat met de dag waarop de inschrijving bij
de Arbeidsvoorzieningsorganisatie van zijn woonplaats heeft plaatsgehad.
-
8 De betrokkene, bedoeld in het zevende lid, onderdeel a, heeft recht op uitkering
met ingang van de dag waarop de mate van arbeidsongeschiktheid op een lager percentage
wordt vastgesteld dan 80%. De hoogte van deze uitkering wordt vastgesteld te rekenen
van de datum van ontslag wegens ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid
wegens ziekte. Ter bepaling van de duur van de uitkering wordt:
-
a. voor de toepassing van artikel 8 als ingangsdatum uitgegaan van de datum met ingang waarvan de mate van arbeidsongeschiktheid
op een lager percentage wordt vastgesteld, waarbij voor de toepassing van het vierde
lid tevens een arbeidsongeschiktheidsuitkering eventueel vermeerderd met een arbeidsongeschiktheidspensioen,
vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80% of meer mede in aanmerking
wordt genomen;
-
b. voor de toepassing van artikel 8a als uitgangsdatum uitgegaan van de datum op grond waarvan het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering,
eventueel vermeerderd met een arbeidsongeschiktheidspensioen, is ontstaan.
Artikel 8. Duur van de uitkering
[Regeling vervallen per 09-10-2014]
-
4 Perioden, waarin een betrokkene:
-
a. recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, berekend naar een arbeidsongeschiktheid
van ten minste 80%;
-
b. ter zake van een dienstbetrekking op grond waarvan hem door het Rijk arbeidsongeschiktheidspensioen
was verzekerd, recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, berekend naar een
arbeidsongeschiktheid van ten minste 80%, of een toelage ontvangt die naar aard en
strekking overeenkomt met een toelage als bedoeld onder a, die al dan niet vermeerderd
met de arbeidsongeschiktheidsuitkering 73% of meer bedraagt van het dagloon in de
zin van de Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector rijk, waarnaar de arbeidsongeschiktheidsuitkering is of zou zijn berekend;
-
c. een uitkering ontvangt op grond van hoofdstuk III van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van ten minste 80% of een toelage op grond
van dat hoofdstuk, die al dan niet vermeerderd met de arbeidsongeschiktheidsuitkering
70% of meer bedraagt van het dagloon, waarnaar de arbeidsongeschiktheidsuitkering
is of zou zijn berekend;
-
d. na beëindiging van zijn dienstbetrekking een uitkering ontvangt op grond van de Ziektewet over de maximale duur, bedoeld in artikel 29, tweede lid, van die wet;
-
e. een uitkering ontvangt, die naar aard en strekking overeenkomt met een uitkering bedoeld
onder a of d;
worden, indien deze uitkeringen worden ontvangen in verband met een gewezen dienstbetrekking
van 8 of meer uren per week, in aanmerking genomen voor de periode van drie jaar bedoeld
in het tweede lid, en voor de perioden gelegen in de vijf jaar, onmiddellijk voorafgaande
aan het ontslag bedoeld in het derde lid.
-
5 Voor de periode van drie jaar bedoeld in het tweede lid, en voor de perioden gelegen
in de vijf jaar, onmiddellijk voorafgaande aan het ontslag bedoeld in het derde lid,
worden perioden waarin een persoon een tot zijn huishouden behorend kind:
-
a. beneden de leeftijd van 6 jaar verzorgt, zonder dat deze persoon in dienstbetrekking
van 8 of meer uren per week werkzaam is geweest of een uitkering heeft ontvangen als
bedoeld in het vierde lid, volledig, en
-
b. vanaf de leeftijd van 6 jaar doch beneden de leeftijd van 12 jaar verzorgt, zonder
dat deze persoon in dienstbetrekking van 8 of meer uren per week werkzaam is geweest
of een uitkering heeft ontvangen als bedoeld in het vierde lid, voor de helft in aanmerking
genomen.
-
7 Indien er in een gezamenlijke huishouding meer verzorgende personen zijn als bedoeld
in het vijfde lid, wordt voor de toepassing van dat lid als verzorgende persoon van
het kind beschouwd, degene van deze personen die zij als zodanig hebben aangewezen.
Ingeval geen verzorgende persoon wordt aangewezen, is Onze Minister bevoegd een van
hen die naar zijn oordeel als verzorgende persoon moet worden beschouwd, als zodanig
aan te wijzen.
Artikel 8a
[Regeling vervallen per 09-10-2014]
-
1 In afwijking van artikel 8, eerste en tweede lid, wordt voor de betrokkene, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, indien dit leidt tot een langere uitkeringsduur, waarin tevens voor zover van toepassing
de bijzondere verlenging bedoeld in het vierde lid is begrepen, de duur van de uitkering
vastgesteld overeenkomstig de volgende leden.
Artikel 8b. Vervolguitkering
[Regeling vervallen per 09-10-2014]
-
1 De betrokkene, die het einde van de uitkeringsduur, bedoeld in artikel 8, tweede lid, heeft bereikt, heeft in aansluiting op die uitkering recht op een vervolguitkering.
-
2 De betrokkene die
-
a. het einde van de uitkeringsduur bedoeld in artikel 8, eerste lid, heeft bereikt, en
-
b. voldoet aan de voorwaarde bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a of b, doch uitsluitend wegens zijn arbeidsverleden geen recht heeft op verlenging van
de uitkeringsduur, heeft recht op een vervolguitkering.
-
5 De betrokkene aan wie ingevolge artikel 8a een uitkering is toegekend, heeft aansluitend recht op een vervolguitkering indien
de toegekende uitkering eindigt op een tijdstip gelegen binnen een jaar na de datum
waarop zijn uitkering zou zijn beëindigd, wanneer deze zou zijn toegekend ingevolge
artikel 8. De vervolguitkering eindigt op het tijdstip gelegen een jaar na de in de vorige
volzin bedoelde datum.
-
6 De betrokkene die op de dag van zijn ontslag 57,5 jaar of ouder is en aan wie ingevolge
artikel 8a een uitkering is toegekend, heeft aansluitend recht op een vervolguitkering indien
de toegekende uitkering eindigt op een tijdstip gelegen binnen drie en een half jaar
na de datum waarop zijn uitkering zou zijn beëindigd, wanneer deze zou zijn toegekend
ingevolge artikel 8. De vervolguitkering eindigt op het tijdstip gelegen drie en een half jaar na de
in de vorige volzin bedoelde datum.
Artikel 8c
[Regeling vervallen per 09-10-2014]
-
1 Het bedrag van de uitkering is voor de betrokkene, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, gedurende de eerste twaalf maanden gelijk aan 80% van de bezoldiging, gedurende
de volgende zes maanden gelijk aan 75% van de bezoldiging en vervolgens gelijk aan
70% van de bezoldiging.
Artikel 8d. Bedrag van de vervolguitkering
[Regeling vervallen per 09-10-2014]
-
2 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder minimumloon verstaan het maandbedrag
van het minimumloon bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, of, indien het een betrokkene jonger dan 23 jaar betreft, het voor zijn leeftijd
geldende minimumloon bedoeld in artikel 7, derde lid, en artikel 8, derde lid, van genoemde wet, beide vermeerderd met de daarvoor berekende vakantiebijslag bedoeld
in artikel 15 van die wet.
Artikel 9. Samenloop van uitkering met inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf
[Regeling vervallen per 09-10-2014]
-
1 Behoudens het bepaalde in artikel 25 worden de inkomsten die de betrokkene, aan wie een uitkering is toegekend, geniet
of gaat genieten uit of in verband met arbeid of bedrijf, ter hand genomen met ingang
van of na de dag waarop het ontslag, ter zake waarvan de uitkering is toegekend, hem
is aangezegd of door hem is aangevraagd, worden met de uitkering verrekend over de
maand waarop deze inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te
hebben. Deze verrekening geschiedt aldus:
-
a. indien de inkomsten uit enige overheidskas worden genoten, wordt de uitkering verminderd
met het bedrag waarmede de uitkering, vermeerderd met die inkomsten, de bezoldiging
overschrijdt;
-
b. indien de inkomsten uit anderen hoofde worden genoten, wordt de uitkering verminderd
met het bedrag waarmede de uitkering, vermeerderd met die inkomsten, de bezoldiging
met meer dan 20% overschrijdt;
-
c. bij gelijktijdig genot van inkomsten, als bedoeld onder a. en b., wordt de uitkering eerst verminderd met het bedrag waarmede de onder a. bedoelde inkomsten en uitkering samen de bezoldiging te boven gaan; vervolgens worden
de onder a. en b. bedoelde inkomsten bij de eventueel verminderde uitkering opgeteld en wordt een
tweede vermindering bepaald op het bedrag waarmede de verkregen som 120% van de bezoldiging
te boven gaat.
Voor de bepaling van het bedrag waarmede de uitkering vermeerderd met inkomsten zoals
bedoeld in de eerste volzin de bezoldiging overschrijdt, wordt een vermindering van
de uitkering ingevolge artikel 22 niet in aanmerking genomen.
-
2 Ten aanzien van de betrokkene aan wie een uitkering is toegekend en die wegens ongeschiktheid
tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte ontslag is verleend uit de betrekking
die hij gedurende de met recht op uitkering doorgebrachte tijd bekleedde en waarin
hij deelnemer was in de zin van het pensioenreglement, worden inkomsten bedoeld in
het eerste lid als volgt verrekend. De inkomsten die betrokkene geniet of gaat genieten
uit of in verband met arbeid of bedrijf, ter hand genomen met ingang van of na de
dag waarop het ontslag plaatsvond uit de betrekking die door betrokkene gedurende
de met recht op uitkering doorgebrachte tijd werd bekleed, worden verrekend over de
maand waarop zij betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben. In
afwijking van het gestelde in het eerste lid, geschiedt deze verrekening op zodanige
wijze dat de oorspronkelijk toegekende uitkering wordt verminderd met het bedrag waarmee
het pensioen al dan niet aangevuld met een wachtgeld of uitkering, vermeerderd met
de inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf met inbegrip van de oorspronkelijk
toegekende uitkering de oorspronkelijke bezoldiging overschrijdt. Indien na die vermindering
een bedrag aan overschrijding van de bezoldiging resteert, wordt het aanvullende wachtgeld
of de aanvullende uitkering verminderd met het resterende bedrag aan overschrijding.
-
3 Het voorgaande lid vindt overeenkomstige toepassing ten aanzien van inkomsten uit
of in verband met arbeid of bedrijf ter hand genomen gedurende non-activiteit, vakantie
of verlof onmiddellijk voorafgaande aan het ontslag, ter zake waarvan de uitkering
is toegekend.
-
4 Wanneer de betrokkene arbeid of bedrijf ter hand heeft genomen vóór de dag van het
ontslag, anders dan bedoeld in het eerste en derde lid, en na die dag uit die arbeid
of dat bedrijf inkomsten of meer inkomsten gaat genieten, is het eerste lid van toepassing,
tenzij de betrokkene aannemelijk maakt, dat die inkomsten of vermeerdering van inkomsten
of een gedeelte daarvan noch het gevolg zijn van een verhoogde werkzaamheid noch verband
houden met het ontslag, in welk geval die inkomsten, die meerdere inkomsten of dat
gedeelte daarvan niet in aanmerking worden genomen voor de toepassing van het eerste
lid.
-
5 Met inkomsten, die genoten worden uit enige overheidskas, worden alle inkomsten gelijkgesteld,
die zijn genoten als deelnemer in de zin van het pensioenreglement.
Artikel 10
[Regeling vervallen per 09-10-2014]
Onze Minister kan bepalen, dat inkomsten, die zijn genoten uit hoofde van overwerk,
bij wijze van gratificatie, ter zake van een vrijwillige verbintenis bij het Korps
Nationale Reserve, als vrijwillige ambtenaar bij de politie of bij andere door Onze
Minister aan te wijzen reserve-organen, geheel of ten dele niet worden aangemerkt
als inkomsten.
Artikel 10a
[Regeling vervallen per 09-10-2014]
Artikel 11. Vermindering van de uitkering
[Regeling vervallen per 09-10-2014]
Indien de betrokkene:
-
a. een hem aangeboden ambt of betrekking, welke hem in verband met zijn persoonlijkheid
en omstandigheden redelijkerwijs kan worden opgedragen, weigert te aanvaarden;
-
b. in de gelegenheid is om op een wijze, die voor hem passend kan worden geacht, inkomsten
te verkrijgen, daarvan geen gebruik maakt;
-
c. inkomsten, als bedoeld in artikel 9, zonder voldoende reden prijs geeft, dan wel door eigen schuld of toedoen verloren
doet gaan;
wordt de uitkering verminderd met het bedrag, waarmede de uitkering vermeerderd met
de verzuimde, dan wel met de prijsgegeven of verloren gegane inkomsten de bezoldiging
zou hebben overschreden.
Artikel 12. Afkoop van het recht op uitkering
[Regeling vervallen per 09-10-2014]
Op verzoek van de betrokkene die voldoet aan de voorwaarde bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a of b, kan het recht op de uitkering geheel of ten dele worden afgekocht.
Artikel 13
[Regeling vervallen per 09-10-2014]
Aan de betrokkene die voldoet aan de voorwaarde bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder a of b, en elders arbeid of bedrijf ter hand gaat nemen, kan ter zake van de kosten, die
voor hem aan een daartoe nodige verhuizing zijn verbonden, een tegemoetkoming worden
toegekend tot ten hoogste het bedrag van een vergoeding volgens de normen van het
Verplaatsingskostenbesluit 1989.
Artikel 14
[Vervallen per 01-04-1991]
Artikel 15
[Vervallen per 01-04-1991]
Artikel 16. Opschorting
[Regeling vervallen per 09-10-2014]
-
1 Ten aanzien van de betrokkene aan wie uitkering is toegekend, en die uit hoofde van
ziekte aanspraak heeft of krijgt op doorbetaling van zijn bezoldiging, wordt de verdere
uitvoering van dit besluit opgeschort tot het einde van het tijdvak waarover die aanspraak
bestaat.
Artikel 17. Andere verplichtingen
[Regeling vervallen per 09-10-2014]
-
1 De betrokkene is verplicht van het ter hand nemen van enige arbeid of bedrijf terstond
mededeling te doen aan Onze Minister onder opgave, voor zover mogelijk, van de inkomsten,
die hij uit die werkzaamheden zal trekken. Zijn de inkomsten niet vooraf op te geven,
dan doet hij tijdig vóór het verschijnen van elke uitkeringstermijn opgave van de
inkomsten, die hij sinds het ter hand nemen van de werkzaamheden of sinds de vorige
opgave heeft genoten. Onze Minister geeft nadere regels aangaande het doen van mededelingen
door de betrokkene met betrekking tot de inkomsten uit of in verband met arbeid of
bedrijf.
-
2 Brengt de aard van de werkzaamheden of van de inkomsten mede, dat de inkomsten over
een langere termijn moeten worden berekend, dan geschiedt de opgave dienovereenkomstig
en wordt op de uitkering een vermindering toegepast van een voorlopig vastgesteld
bedrag onder voorbehoud van verrekening aan het einde van de evenbedoelde termijn.
Ten aanzien van deze verrekening is artikel 9 van toepassing, met dien verstande, dat zij geschiedt over de in de vorige volzin
bedoelde langere termijn in plaats van over iedere maand van die termijn afzonderlijk.
-
6 De betrokkene, aan wie uitkering is toegekend, wordt door het aanvaarden van de uitkering
geacht er in toe te stemmen, dat allen, die daarvoor naar het oordeel van Onze Minister
in aanmerking komen, omtrent zijn omstandigheden alle inlichtingen geven, welke voor
de uitvoering van dit besluit noodzakelijk zijn.
Artikel 18
[Regeling vervallen per 09-10-2014]
Indien de betrokkene ongeschikt is tot het verrichten van arbeid wegens ziekte, kan
hij door Onze Minister worden verplicht zich geneeskundig te doen onderzoeken.
Artikel 19. Uitkering bij ziekte
[Regeling vervallen per 09-10-2014]
-
1 De betrokkene aan wie een uitkering is toegekend en die, onvrijwillig werkloos zijnde,
binnen de termijn gedurende welke hij daaraan aanspraken kan ontlenen, dan wel binnen
een maand na afloop van deze termijn, langer dan twee dagen aaneensluitend wegens
ziekte verhinderd wordt arbeid te verrichten, ontvangt van de derde dag af gedurende
de tijd van bedoelde verhindering, doch hoogstens gedurende een tijdvak van 52 weken
een uitkering ten bedrage van 80% van de bezoldiging. Het bepaalde in artikel 42, vijfde lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement is voor zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
Artikel 20
[Vervallen per 01-06-1985]
Artikel 21
[Vervallen per 01-01-1980]
Artikel 22
[Regeling vervallen per 09-10-2014]
-
1 Indien de betrokkene ter zake van dezelfde dienstverhouding aanspraak heeft op een
arbeidsongeschiktheidsuitkering, eventueel vermeerderd met een arbeidsongeschiktheidspensioen,
berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van minder dan 80%, wordt het geldende
bedrag van de uitkering met het hierna genoemde percentage verminderd. Deze vermindering
bedraagt bij een mate van arbeidsongeschiktheid van
65% tot 80%:
|
80%;
|
55% tot 65%:
|
60%;
|
45% tot 55%:
|
50%;
|
35% tot 45%:
|
40%;
|
25% tot 35%:
|
30%;
|
15% tot 25%:
|
20%;
|
-
2 De som van de uitkering, bedoeld in het eerste lid, eventueel vermeerderd met het
arbeidsongeschiktheidspensioen, en de verminderde uitkering bedraagt voorts niet meer
dan de onverminderde uitkering dat wordt genoten indien er geen sprake is van samenloop.
Ingeval van overschrijding van bedoelde onverminderde uitkering wordt het overschrijdende
bedrag op de verminderde uitkering in mindering gebracht.
Artikel 23. Betaling
[Regeling vervallen per 09-10-2014]
De uitkering, over een maand berekend, wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald.
Met toestemming van de betrokkene kan de uitbetaling in langere termijnen geschieden.
Artikel 24. Uitkering nagelaten betrekkingen van rechthebbenden op uitkering
[Regeling vervallen per 09-10-2014]
-
1 Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de betrokkene aan wie uitkering is toegekend,
wordt aan de weduwe of weduwnaar, van wie de overledene niet duurzaam gescheiden leefde,
een bedrag uitgekeerd gelijk aan de bezoldiging over een tijdvak van drie maanden.
Wordt op de uitkering een vermindering toegepast krachtens de artikelen 9, 11, 17 of 26, of wordt artikel 25, vierde lid, toegepast, dan is de uitkering gelijk aan het bedrag van de uitkering, dat de betrokkene
op de dag van het overlijden ontving, over een tijdvak van drie maanden. Bij overlijden
in de periode van opschorting van de uitkering krachtens artikel 16, eerste lid, bestaat geen aanspraak op een uitkering als in dit artikel bedoeld.
-
3 Laat de overledene geen weduwe of geen weduwnaar na van wie hij, onderscheidenlijk
zij, niet duurzaam gescheiden leefde, dan geschiedt de uitkering van het in het eerste
lid bedoelde bedrag ten behoeve van de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen
van de overledene, of minderjarige kinderen waarover de overledene ten tijde van het
overlijden de pleegouderlijke zorg droeg. Onder pleegouderlijke zorg wordt verstaan
de zorg voor het onderhoud en de opvoeding van het kind, als was het een eigen kind,
onafhankelijk van enige verplichting daartoe of van het genieten van een vergoeding
daarvoor. Ontbreken ook zodanige kinderen, dan geschiedt de uitkering van het in het
eerste lid bedoelde bedrag, aan degenen die geheel of grotendeels afhankelijk waren
van de inkomsten van de overledene.
-
4 Op de uitkering, bedoeld in het eerste of tweede lid, wordt in mindering gebracht
het bedrag van de uitkering waarop de nagelaten betrekkingen van de betrokkene ter
zake van diens overlijden aanspraak kunnen maken krachtens artikel 102a, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, of artikel 32c, zevende lid, van het Arbeidsovereenkomstenbesluit, indien op de dag van overlijden
artikel 22 van toepassing is.
-
5 Laat de overledene geen betrekkingen als bedoeld in het eerste en tweede lid na,
dan kan het aldaar bedoelde bedrag geheel of ten dele worden uitgekeerd voor de betaling
van de kosten van de laatste ziekte en van de lijkbezorging indien zijn nalatenschap
voor de betaling van die kosten ontoereikend is.
Artikel 25. Verval en opnieuw toekennen van het recht op uitkering
[Regeling vervallen per 09-10-2014]
-
1 Het recht op uitkering dat in verband met het niet voldoen aan de voorwaarde bedoeld
in artikel 8, tweede lid, onderdeel a of b, uitsluitend wordt vastgesteld ingevolge artikel 8, eerste lid, vervalt met ingang van de dag waarop de werkloosheid eindigt en wordt bij weer intredende
onvrijwillige werkloosheid opnieuw toegekend voor de resterende duur met ingang van
de dag waarop de laatstbedoelde werkloosheid ingaat, tenzij de betrokkene ter zake
van deze laatstelijk opgetreden werkloosheid aanspraak heeft op een uitkering krachtens
de Werkloosheidswet of krachtens enige publiekrechtelijke regeling inzake wachtgeld of uitkering.
-
3 Een betrokkene die bij afloop van de opnieuw toegekende uitkering bedoeld in het
eerste lid, nog onvrijwillig werkloos is, heeft opnieuw recht op een uitkering, mits
de betrokkene:
-
6 Onze Minister beslist over het opnieuw toekennen van de uitkering bedoeld in het
eerste lid, en op toekenning van een uitkering bedoeld in het derde lid, op schriftelijke
aanvraag door de betrokkene. De stukken die Onze Minister nodig acht voor de behandeling
van de aanvraag dienen door of vanwege de betrokkene te worden overgelegd.
-
7 Het recht op uitkering vervalt wanneer de daartoe strekkende aanvraag, bedoeld in
het zesde lid en in artikel 7, negende lid, niet binnen een termijn van twee jaren
na het ontstaan of het opnieuw ontstaan van dat recht bij Onze Minister is ingekomen.
Artikel 25a. Vervallenverklaring van het recht op uitkering
[Regeling vervallen per 09-10-2014]
-
2 Het voorgaande lid is, voor zover nodig, van overeenkomstige toepassing op een uitkering,
bedoeld in artikel 19, eerste lid.
Artikel 25b. Einde van het recht op uitkering
[Regeling vervallen per 09-10-2014]
-
2 Het recht op uitkering eindigt met ingang van de dag waarop betrokkene recht verkrijgt
op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van
80% of meer. Artikel 7, achtste lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat van deze uitkering de
duur, voor zover deze wordt bepaald aan de hand van artikel 8a, en de hoogte worden vastgesteld te rekenen van de datum van ontslag.
Artikel 26. Niet-uitbetaling van de uitkering
[Regeling vervallen per 09-10-2014]
Artikel 27
[Regeling vervallen per 09-10-2014]
Artikel 28. Overgangs- en slotbepalingen
[Regeling vervallen per 09-10-2014]
De Algemene Termijnenwet (Stb. 1964, 314) is niet van toepassing op de termijnen gesteld in artikel 3, eerste lid, onder c, artikel 8, eerste en tweede lid, artikel 8a, tweede tot en met vierde lid, artikel 8b, derde tot en met zesde lid, artikel 8c, eerste lid, artikel 19, eerste lid, en artikel 25.
Artikel 29
[Vervallen per 01-04-1991]
Artikel 30
[Vervallen per 01-04-1991]
Artikel 31
[Vervallen per 01-04-1991]
Artikel 32
[Vervallen per 01-04-1991]
Artikel 33
[Vervallen per 01-04-1991]
Artikel 34
[Regeling vervallen per 09-10-2014]
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad, waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot 1 januari 1966.
Artikel 35
[Regeling vervallen per 09-10-2014]
Dit besluit kan worden aangehaald als "Uitkeringsregeling 1966".