BESLUIT van 25 November 1953, houdende regelen ter uitvoering van artikel 13, vierde
lid, van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag
WIJ JULIANA, BIJ DE GRATIE GODS, KONINGIN DER NEDERLANDEN, PRINSES VAN ORANJE-NASSAU,
ENZ., ENZ., ENZ.
Op de voordracht van Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie van 28
Juli 1953, No. U 3496, Afdeling Openbare Orde en Veiligheid (Bureau Algemene en Juridische
Zaken);
Gelet op artikel 13, vierde lid, van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag (Stb. 1952, 361);
De Raad van State gehoord (advies van 1 September 1953, No. 15a);
Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Ministers van Binnenlandse Zaken en van
Justitie van 13 October 1953, No. 3802, Afdeling Openbare Orde en Veiligheid (Bureau
Algemene en Juridische Zaken);
Hebben goedgevonden en verstaan: