De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Italiaanse Republiek,
In het verlangen tot een definitieve vriendschappelijke regeling te geraken van kwesties
welke nog hangende zijn tussen de beide landen en voortvloeien uit de economische
bepalingen van het Vredesverdrag tussen de Geallieerde en Geassocieerde Mogendheden
en Italië, hetwelk, wat Nederland betreft, 17 Februari 1949 in werking is getreden,
verklaren:
de Nederlandse Regering, dat zij, met het oog op de hartelijke betrekkingen welke
bestaan tussen Nederland en Italië, bereid is afstand te doen van bepaalde rechten,
welke haar zijn verleend bij de artikelen 74 en 79 van het Vredesverdrag;
de Italiaanse Regering, dat zij zo spoedig mogelijk, wat Nederland en de Nederlandse
onderdanen betreft, zal zorgdragen voor de tenuitvoerlegging van de artikel 75 en
78 alsmede van de bijlagen XIV, XV, XVI en XVII van het Vredesverdrag;
en dat zij het volgende overeenkomen:
De Italiaanse Regering verbindt zich, vóór 31 December 1951 de vorderingen, welke
zijn ingediend door de Nederlandse Regering of door Nederlandse onderdanen, ingevolge
de artikelen 75, 76, lid 2, tweede zin, en 78 van het Vredesverdrag, te onderzoeken
en de Nederlandse Regering, binnen dezelfde termijn, kennis te geven van de vorderingen
welke zijn aanvaard, en van die, welke geheel of gedeeltelijk door de Italiaanse Regering
zijn afgewezen; in de laatste gevallen brengen de Italiaanse autoriteiten, door tussenkomst
van het Gezantschap der Nederlanden te Rome, alle redenen, waarop haar beslissing
is gegrond, ter kennis van belanghebbenden.
Wat betreft de vorderingen, welke ingevolge art. 78 van het Vredesverdrag zullen worden
ingediend na de ondertekening van deze Overeenkomst, zal de in het eerste lid van
dit artikel bedoelde termijn op 31 Mei 1952 aflopen, met dien verstande, dat de Italiaanse
Regering niet verplicht is, vorderingen te onderzoeken welke na 31 Augustus 1951 zijn
ingediend.
Wanneer het gaat om een schadevergoedingseis, ingediend ingevolge de artikelen 76,
lid 2, of 78 van het Vredesverdrag, kunnen de belanghebbende Nederlandse onderdanen
zich, hetzij persoonlijk, hetzij door tussenkomst van een gemachtigde, wenden tot
het bevoegde bureau van het Italiaanse Ministerie van Financiën om hun schadevergoedingseisen
te steunen, de documenten en andere bewijsstukken tot ondersteuning van hun verzoek
over te leggen en de betaling te verzoeken van het bedrag van de schade, dat hun wordt
toegekend.
Met betrekking tot alle andere kwesties zal de Nederlandse Regering zich wenden tot
het Italiaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken.
De Italiaanse Regering zal geen vordering als bedoeld in artikel 1 afwijzen om de
enkele reden, dat deze niet vergezeld is van voldoende bewijsstukken, zonder aan de
belanghebbende, door tussenkomst van het Gezantschap der Nederlanden te Rome, de mogelijkheid
te hebben gegeven het bewijsmateriaal aan te vullen binnen drie maanden.
Nederlandse onderdanen zullen gelegenheid hebben stukken over te leggen welke betrekking
hebben op het bewijs van het bestaan van de eigendommen, van de eigendomstitel en
van de geleden schade, onder de voorwaarden, welke de Italiaanse Regering voor de
onderdanen van de meestbegunstigde natie voorbehoudt.
Ingeval van onvoldoende bewijs kunnen de vertegenwoordigers der beide Regeringen bij
de Verzoeningscommissie het beginsel der schadevergoeding volgens een vooraf vastgesteld
bedrag aannemen.
De beslissingen bedoeld in artikel 1 worden door het Italiaanse Ministerie van Financiën
aan de eiser medegedeeld, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomst van het Gezantschap
der Nederlanden te Rome.
Indien de eiser deze beslissing aanvaardt, verbindt de Italiaanse Regering zich deze
beslissing terstond ten uitvoer te leggen en, wanneer het gaat om een schadevergoeding,
binnen ten hoogste 60 dagen het vastgestelde bedrag te betalen. De betaling geschiedt
in Italië aan de persoon of de Bank, die door de eiser wordt aangewezen. Wanneer ingevolge
Bijlage XVII B een Nederlands onderdaan recht heeft op een vergoeding, zal de Italiaanse
Regering zorg dragen, dat deze vergoeding hem wordt uitbetaald binnen een redelijke
termijn na de herziening van het vonnis.
Indien de eiser een beslissing van de Italiaanse Regering niet aanvaardt, kan de Nederlandse
Regering het geschil aanhangig maken bij de Italiaans-Nederlandse Verzoeningscommissie,
bedoeld in artikel 7 van deze Overeenkomst, in de gevallen, waarin de Commissie krachtens
artikel 83 van het Vredesverdrag bevoegd is.
De Italiaanse Regering verklaart, dat zij niet zal weigeren gevolg te geven aan een
eis op grond van het feit, dat deze betrekking heeft op Nederlandse eigendommen in
Italië, welke niet als vijandelijk eigendom aan bepaalde maatregelen onderworpen zijn
geweest.
De beide Regeringen verbinden zich binnen twee maanden na de ondertekening van deze
Overeenkomst een Verzoeningscommissie in te stellen krachtens artikel 83 van het Vredesverdrag.
Vorderingen, welke krachtens het Vredesverdrag door Nederlandse onderdanen worden
ingediend en welke niet vallen binnen het kader van deze Overeenkomst, zullen het
onderwerp vormen van latere onderhandelingen. Deze vorderingen moeten in elk geval
vóór 31 Augustus 1951 worden ingediend.
-
(a) Behoudens de bepaling van lid (d) van dit artikel verbindt de Nederlandse Regering
zich, voor zover zij dit nog niet heeft gedaan, de Italiaanse eigendommen, rechten
en belangen welke zich bevinden in Nederland of zijn Overzeese Rijksdelen, te onttrekken
aan alle bepalingen, welke zijn genomen met betrekking tot deze eigendommen, rechten
en belangen, voor zover dit vijandelijke eigendommen, rechten en belangen zijn.
-
(b) Voor zover de Italiaanse eigendommen, rechten en belangen zich bevinden onder het
daadwerkelijk beheer van de Staat der Nederlanden, krachtens de in het voorgaande
lid genoemde bepalingen, zal de Nederlandse Regering deze aan de belanghebbenden teruggeven.
-
(c) Bovengenoemde eigendommen, rechten en belangen zullen worden teruggegeven in de staat/waarin
zij zich op 15 November 1950 bevonden, behoudens de maatregelen welke nodig waren
voor hun behoud, zonder andere kosten dan die, welke door de Nederlandse Minister
van Justitie zijn vastgesteld (Staatsblad van 18 September 1945, no. 70; van 17 October 1945, no. 91; van 2 Mei 1947, no. 85
en van 17 Juli 1947, no. 136) en onverminderd de door derden op deze eigendommen,
rechten en belangen verkregen rechten en de rechten welke Italiaanse belanghebbenden
jegens derden zouden kunnen doen gelden.
-
(d) De teruggave aan de Italiaanse Regering van het millioen guldens, dat uit hoofde van
de Notawisseling tussen de Italiaanse en de Nederlandse Regering van 6 December 1949
is gestort, zal het onderwerp vormen van latere onderhandelingen.
-
(e) De Nederlandse Regering zal onverwijld overeenkomstig de leden a), b) en c) van dit
artikel de nodige maatregelen nemen ten einde de administratieve autoriteiten in staat
te stellen een aanvang te maken met de daadwerkelijke teruggave van de Italiaanse
eigendommen, rechten en belangen, binnen drie maanden na de ondertekening van deze
Overeenkomst, en deze in elk geval te beëindigen vóór 31 December 1951.
Verzoeken om teruggave moeten bij de bevoegde Nederlandse autoriteiten worden ingediend
door tussenkomst van het Italiaanse Gezantschap te 's-Gravenhage.
Indien de belanghebbenden hun rechten niet hebben opgeëist en teruggave niet binnen
de bovengenoemde termijn kan plaats hebben, zal de Nederlandse Regering hiervan mededeling
doen aan de Italiaanse Regering. De toestand van deze eigendommen zal in gemeen overleg
tussen beide Regeringen worden geregeld.
De Nederlandse Regering zal zich niet verzetten tegen de overdracht van Italiaanse
eigendommen, welke zijn vrijgegeven krachtens deze Overeenkomst, voorzover er sprake
is van bedragen, welke kunnen worden overgemaakt krachtens de Betalingsovereenkomst,
welke tussen beide landen van kracht is.
De beide Regeringen verbinden zich, de overmaking te regelen van de in artikel 81
van het Vredesverdrag bedoelde vorderingen.
Onverminderd de bepalingen van Bijlage XV van het Vredesverdrag verbinden de Italiaanse
en de Nederlandse Regering zich, zo spoedig mogelijk een bijzonder accoord te sluiten
ten einde alle kwesties te regelen, betrekking hebbend op de industriële, letterkundige
en kunsteigendom, welke voortvloeien uit de maatregelen, welke zijn genomen als gevolg
van de staat van oorlog. Genoemd accoord zal gegrond zijn op de beginselen, welke
algemeen worden aangenomen in internationale overeenkomsten inzake industriële, letterkundige
en kunsteigendom.
Deze Overeenkomst zal in werking treden op de dag van ondertekening.