De Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie,
Bijeengeroepen te Genève door de Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau,
en aldaar bijeengekomen in haar tweeënzestigste zitting op 13 oktober 1976,
Besloten hebbende tot het aannemen van bepaalde voorstellen met betrekking tot de
herziening van het Verdrag betreffende vakantie met behoud van loon van zeelieden
(herzien), 1949 (Nr. 91), gezien in het licht van, doch niet noodzakelijkerwijs beperkt
tot het Verdrag betreffende vakantie met behoud van loon (herzien), 1970 (Nr. 132),
welk onderwerp als tweede punt op de agenda van de Zitting voorkomt,
Besloten hebbende, dat deze voorstellen de vorm van een internationaal Verdrag dienen
te krijgen,
aanvaardt lieden, de negenentwintigste oktober negentienhonderdzesenzeventig, het
volgende Verdrag, dat kan worden aangehaald als Verdrag betreffende jaarlijks verlof
met behoud van loon van zeevarenden, 1976.
De bepalingen van dit Verdrag moeten worden uitgevoerd krachtens nationale wetten
of regelingen, voor zover hieraan niet op andere wijze uitvoering is gegeven door
collectieve arbeidsovereenkomsten, scheidsrechterlijke of rechterlijke uitspraken,
wettelijk voorgeschreven procedures voor de vaststelling van het loon, of op zodanige
andere wijze als verenigbaar is met nationale gebruiken of dienstig is in verband
met nationale omstandigheden.
-
2 In dit Verdrag wordt met „zeevarende” bedoeld, een ieder die in enigerlei functie
werkzaam is aan boord van een zeeschip dat is teboekgesteld in een gebied ten aanzien
waarvan dit Verdrag van kracht is, behalve:
-
3 In nationale wetten of regelingen wordt, na raadpleging van de betrokken organisaties
van reders en zeevarenden, voorzover deze bestaan, bepaald welke schepen moeten worden
beschouwd als zeeschepen in de zin van dit Verdrag.
-
4 Elk Lid dat dit Verdrag bekrachtigt, kan na raadpleging van de betrokken werkgevers-
en werknemersorganisaties, voorzover deze bestaan, de werkingssfeer - met de wijzigingen
die noodzakelijk zijn als gevolg van omstandigheden in de bedrijfstak - uitbreiden
tot personen die van de definitie van zeevarende in het tweede lid, letter b), van
dit artikel zijn uitgezonderd, of tot bepaalde categorieën daarvan.
-
5 Elk Lid dat de werkingssfeer van dit Verdrag krachtens het vierde lid van dit artikel
op het tijdstip van de bekrachtiging uitbreidt, geeft in een verklaring, die bij de
akte van bekrachtiging wordt gevoegd, aan op welke categorieën het van toepassing
wordt verklaard en van de eventueel noodzakelijke wijzigingen daarop.
-
6 Elk Lid dat dit Verdrag heeft bekrachtigd, kan voorts nadien de Directeur-Generaal
van het Internationaal Arbeidsbureau door middel van een verklaring mededelen, dat
het Verdrag van toepassing wordt verklaard op meer categorieën dan waarop het op het
tijdstip van bekrachtiging van toepassing werd verklaard.
-
7 Voorzover nodig, kunnen door het bevoegde gezag of de daartoe aangewezen organen in
elk land, na raadpleging van de betrokken organisaties van reders en zeevarenden,
voorzover deze bestaan, maatregelen worden genomen om beperkte categorieën van werknemers,
die werkzaam zijn aan boord van zeeschepen, van de toepassing van dit Verdrag uit
te sluiten.
-
8 Elk Lid dat dit Verdrag bekrachtigd, is gehouden in het eerste verslag over de toepassing
van dit Verdrag, ingediend volgens artikel 22 van het Statuut van de Internationale Arbeidsorganisatie, alle categorieën te vermelden welke eventueel zijn uitgesloten krachtens het derde
en zevende lid van dit artikel, en wel met redenen omkleed, en dient in volgende verslagen
een stand van zaken te geven van de wetten en gebruiken ten aanzien van de uitgesloten
categorieën, en de mate waarin uitvoering is gegeven of zal worden gegeven aan het
Verdrag ten aanzien van deze categorieën.
-
4 Elk Lid dat dit Verdrag heeft bekrachtigd, kan nadien door een volgende verklaring
de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau mededelen, dat het een
langer jaarlijks verlof heeft vastgesteld dan op het tijdstip van de bekrachtiging
werd vermeld.
-
2 Op voorwaarden vast te stellen door het bevoegde gezag of door de daartoe aangewezen
organen in elk land, dient de dienst verricht zonder dat is gemonsterd, te worden
gerekend als deel uitmakend van de diensttijd.
-
3 Op voorwaarden vast te stellen door het bevoegde gezag of door de daartoe aangewezen
organen in elk land, dient werkverzuim vanwege het bijwonen van een goedgekeurde beroepsopleidingscursus
op zeevaartgebied of om redenen die buiten de macht van de betrokken zeevarende liggen
zoals ziekte, ongeval of zwangerschap, te worden gerekend als deel uitmakend van de
diensttijd.
Niet als deel uitmakend van het minimum jaarlijks verlof met behoud van loon als voorgeschreven
in artikel 3, derde lid, van dit Verdrag woeden gerekend:
-
a) officieel erkende en gebruikelijke vakantiedagen als zodanig erkend in de vlaggestaat,
al of niet vallend in het jaarlijks verlof met behoud van loon;
-
b) arbeidsongeschiktheid als gevolg van ziekte, ongeval of zwangerschap, op voorwaarden
vast te stellen door het bevoegde gezag of door de daartoe aangewezen organen in elk
land;
-
c) tijdelijk verlof om aan wal te gaan, verleend aan een zeevarende die is gemonsterd;
-
d) enigerlei verlof ter compensatie, op voorwaarden vast te stellen door het bevoegde
gezag of door de daartoe aangewezen organen in elk land.
-
1 Elke zeevarende die het verlof als bedoeld in dit Verdrag opneemt, dient over de gehele
periode van dat verlof ten minste zijn normale loon te ontvangen (inclusief de waarde
in baar geld van enig deel van dat loon dat in natura wordt uitgekeerd) berekend op
een wijze vast te stellen door het bevoegde gezag of door de daartoe aangewezen organen
in elk land.
-
2 Onverminderd het bepaalde in het eerste lid van dit artikel en tenzij anders bepaald
in een overeenkomst die van toepassing is op de betrokken werkgever en zeevarende,
dient het jaarlijks verlof met behoud van loon, zoals in dit Verdrag omschreven, uit
een ononderbroken tijdvak te bestaan.
In uitzonderingsgevallen kunnen het bevoegde gezag of de daartoe aangewezen organen
in elk land bepalen dat het jaarlijks verlof, waarop krachtens dit Verdrag aanspraak
kan worden gemaakt, kan worden vervangen door een bedrag in baar geld dat op zijn
minst gelijk is aan het loon als bedoeld in artikel 7.
-
1 Het tijdvak waarin het verlof moet worden opgenomen dient, tenzij dit is vastgelegd
in een voorschrift, collectieve arbeidsovereenkomst, scheidsrechterlijke uitspraak
of op enigerlei andere wijze in overeenstemming met het nationale gebruik, te worden
bepaald door de werkgever na raadpleging van en voorzover mogelijk in overeenstemming
met de betrokken zeevarende of diens vertegenwoordigers.
-
3 Indien een zeevarende genoodzaakt is zijn jaarlijks verlof aan te vangen in een andere
plaats dan die toegestaan in het tweede lid van dit artikel, heeft hij recht op kosteloos
vervoer naar de plaats waar hij is aangemonsterd of werd aangeworven - naar gelang
welke plaats het dichtst bij zijn woonplaats ligt -; verblijfs- en andere kosten die
rechtstreeks verband houden met zijn terugkeer daarheen komen voor rekening van de
werkgever; de reistijd wordt niet afgetrokken van het jaarlijks verlof met behoud
van loon, waarop de zeevarende recht heeft.
Elke overeenkomst om afstand te doen van het recht op het minimum jaarlijks verlof
met behoud van loon als voorgeschreven in artikel 3, derde lid, of - behalve in de
uitzonderingsgevallen bedoeld in artikel 9 van dit Verdrag - het niet opnemen van
een dergelijk verlof, is nietig.
Een zeevarende die zijn jaarlijks verlof geniet, wordt slechts in gevallen van uiterste
noodzaak teruggeroepen, en wel na tijdige kennisgeving.
Er moeten doeltreffende maatregelen worden genomen, aangepast aan de wijze waarop
uitvoering wordt gegeven aan de bepalingen van dit Verdrag, om een juiste toepassing
en handhaving van de voorschriften of bepalingen betreffende jaarlijks verlof met
behoud van loon, door voldoende controle of anderszins, te waarborgen.
Dit Verdrag herziet het Verdrag betreffende de vakantie met behoud van loon van zeelieden
(herzien) 1949.
De officiële bekrachtigingen van dit Verdrag worden medegedeeld aan de Directeur-Generaal
van het Internationaal Arbeidsbureau en door hem geregistreerd.
-
1 Ieder Lid dat dit Verdrag heeft bekrachtigd, kan het opzeggen na afloop van een termijn
van tien jaren na de datum van zijn inwerkingtreding door middel van een aan de Directeur-Generaal
van het Internationaal Arbeidsbureau gerichte en door deze geregistreerde verklaring.
De opzegging wordt eerst van kracht een jaar nadat zij is geregistreerd.
-
2 Ieder Lid dat dit Verdrag heeft bekrachtigd en binnen een jaar na afloop van de termijn
van tien jaren, bedoeld in het vorige lid, geen gebruik maakt van de bevoegdheid tot
opzegging, voorzien in dit artikel, is voor een nieuwe termijn van tien jaren gebonden
en kan daarna dit Verdrag opzeggen na afloop van elke termijn van tien jaren onder
de voorwaarden voorzien in dit artikel.
De Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau doet aan de Secretaris-Generaal
van de Verenigde Naties mededeling ter registratie overeenkomstig het bepaalde in
artikel 102 van het Handvest der Verenigde Naties, van de volledige bijzonderheden omtrent alle bekrachtigingen en opzeggingen die
hij overeenkomstig de bepalingen van de voorgaande artikelen heeft geregistreerd.
De Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau brengt, telkens wanneer deze
dit noodzakelijk acht, aan de Algemene Conferentie verslag uit over de toepassing
van dit Verdrag en onderzoekt of het wenselijk is een gehele of gedeeltelijke herziening
van dit Verdrag op de agenda van de Conferentie te plaatsen.
-
1 Indien de Conferentie een nieuw Verdrag aanneemt, houdende gehele of gedeeltelijke
herziening van dit Verdrag, zal, tenzij het nieuwe Verdrag anders bepaalt:
-
a) de bekrachtiging door een Lid van het nieuwe Verdrag, houdende herziening, ipso jure onmiddellijk opzegging van het onderhavige Verdrag ten gevolge hebben, niettegenstaande
het bepaalde in artikel 17, onder voorbehoud evenwel, dat het nieuwe Verdrag, houdende
herziening, in werking is getreden;
-
b) met ingang van de datum, waarop het nieuwe Verdrag, houdende herziening, in werking
is getreden, het onderhavige Verdrag niet langer door de Leden kunnen worden bekrachtigd.
-
2 Het onderhavige Verdrag blijft in elk geval naar vorm en inhoud van kracht voor de
Leden, die het hebben bekrachtigd en die het nieuwe Verdrag, houdende herziening,
niet bekrachtigen.
De Engelse en de Franse tekst van dit Verdrag zijn gelijkelijk gezaghebbend.