2. Beschrijving van de drager
De Ariane draagraket is een drietrapsraket. Hij is 47,6 meter hoog en weegt bij de
lancering 202 metrieke ton.
De eerste trap. „L 140”, met een middellijn van 3,8 meter, bevat 140 metrieke ton voortstuwingsbrandstoffen
(N2O4 en UDMH - asymmetrisch dimethylhidrazine), opgeslagen in twee gescheiden identieke
tanks, onder druk gebracht door middel van uit de motoren afkomstige hete gassen.
Zij zijn van staal, terwijl de verbindingsstukken zijn vervaardigd uit een lichte
alliage. De trap wordt voortgestuwd door vier „Viking-2” motoren, voorzien van turbinepompen
en een filmgekoelde enkelwandige straalbuis. De totale stuwkracht bij lancering is
240 metrieke ton en de verbrandingstijd 150 seconden.
De tweede trap, „L 33”, met een middellijn van 2,6 meter, vervoert 33 metrieke ton van dezelfde voortstuwingsbrandstoffen
in twee tanks van een lichte alliage met een gemeenschappelijk tussenschot. De voortstuwingsbrandstoffen
worden onder druk gebracht door middel van onder hoge druk opgeslagen helium. De trap
is uitgerust met een „Viking-4” motor, die is afgeleid van het „Viking-2” model door
de straalbuis geschikt te maken voor het functioneren in het luchtledige.
De derde trap, „H 8”, met dezelfde middellijn als de „L 33”, vervoert 8 metrieke ton vloeibare waterstof
en vloeibare zuurstof in twee tanks met een gemeenschappelijk tussenschot, die tegen
hitte beschermd zijn door aan de buitenzijde aangebracht isolatiemateriaal. Deze tanks
zijn van een lichte alliage, speciaal gekozen om haar gedraging tijdens lage temperaturen.
Hetzelfde materiaal werd gekozen voor de „L 33”, waarvan de tanks nagenoeg dezelfde
afmetingen hebben.
Deze tanks staan onder druk. De trap wordt voortgestuwd door een „HM7” motor met een
stuwkracht van 6 metrieke ton.
De scheiding van de trappen geschiedt door middel van explosieve slagkoorden en de trappen worden van elkaar
gedrukt door remraketten (laagste trap) en versnellingsraketten (hoogste trap).
Het boven de derde trap aangebrachte instrumentarium verricht, met behulp van een computer, de centrale functies van zelfbesturing, richtingbepaling
en fasering.
Daar bevindt zich ook het instrumentarium voor de verremeting, de afstandsbesturing,
de baanbeschrijving en de zelfvernietiging, alsmede het traagheidsgeleidingsmechanisme.
De beschermkap is bolvormig om ruimte te kunnen bieden aan de te verwachten satellieten. Hij laat
een nuttige lading met een middellijn van 3 meter en een hoogte van 4 meter toe.
Het in een baan om de aarde brengen geschiedt rechtstreeks, dus zonder een voorafgaande
kogelbaan, op een hoogte van 200 km.