Paragraaf 4.1. Persoonsgebonden beëindigingsgronden bij een vast dienstverband
Artikel 4:1. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging van het dienstverband door
opzegging
Als het dienstverband is beëindigd op grond van artikel 3.5 van de CAO PO, beëindiging
van het dienstverband op verzoek van de werknemer, dan komt de werkgever voor toewijzing
van het vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in
artikel 4:1:1 heeft voldaan en de in dit artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:1:1. Meedelen reden ontslag
Artikel 4:2. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging van het dienstverband vanwege
dringende reden
Als het dienstverband is beëindigd wegens dringende reden (ontslag op staande voet)
kan geen vergoedingsverzoek worden ingediend. De werkgever wordt geadviseerd om, in
geval van beëindiging vanwege dringende reden, het UWV daarover te informeren en van
die melding aan het UWV het Participatiefonds weer in kennis te stellen.
Artikel 4:3. Grondslag vergoedingsverzoek: ontbinding arbeidsovereenkomst door Kantonrechter
Als het dienstverband is ontbonden op grond van de artikelen 7:671b dan wel 7:671c BW (uitspraak kantonrechter), dan komt de werkgever voor toewijzing van het vergoedingsverzoeking
in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:3:1 en 4:3:2 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:3:1. ontbinding arbeidsovereenkomst door kantonrechter
-
1. Het dienstverband van de werknemer is beëindigd door een uitspraak van de kantonrechter.
-
2. De werkgever legt daartoe over:
-
3. Uit de stukken, genoemd in het tweede lid, blijkt:
-
a. dat het dienstverband wordt ontbonden op grond van één van de gronden genoemd in artikel
3.6, eerste lid, sub a tot en met i van de CAO PO;
-
b. dat aan de ontbinding een inhoudelijke behandeling op tegenspraak bij de rechtbank
ten grondslag heeft gelegen, in die zin dat de uitspraak een samenvatting van de gronden
van het ontslagverzoek bevat, een samenvatting van het verweer en de overwegingen
van de rechter op grond waarvan tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt gekomen;
-
c. dat de ontbinding niet in overwegende mate aan de werkgever te wijten is.
Artikel 4:3:2. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven
voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die
door de werkgever en de werknemer, voor de einddatum van het dienstverband is ondertekend.
Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer
te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van
de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
-
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband van 10 jaar of korter;
-
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
-
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
-
3. Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden
ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan
verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag
van de werknemer.
-
4. De werkgever legt daartoe over:
-
a. een afschrift van de – voor de ontslagdatum ondertekende – modelbrief ‘verlengd aanbod
ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te
ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, voor
de ontslagdatum heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
-
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning
extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste
WW-dag.
-
5. Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen,
dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander
werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten
minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:4. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging met wederzijds goedvinden vanwege
onbekwaamheid of ongeschiktheid
Als het dienstverband is beëindigd op grond artikel 3.5, vierde lid, van de CAO PO,
te weten met wederzijds goedvinden met als reden dat er naar het oordeel van de werkgever
sprake is van onbekwaamheid of ongeschiktheid van de werknemer voor de door hem uitgeoefende
functie, zoals bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder d, van de CAO PO, dan komt
de werkgever voor toewijzing van het vergoedingsverzoek in aanmerking indien de werkgever
aan de voorwaarden van artikel 4:4:1 tot en met 4:4:4 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:4:1. Meedelen reden beëindiging van het dienstverband aan werknemer
Artikel 4:4:2. Inspanning behoud werknemer voor eigen functie
-
1. Voorafgaand aan de beëindiging van het dienstverband heeft de werkgever zich ingespannen
om de werknemer voor zijn eigen functie te behouden. Uiteindelijk heeft hij geconcludeerd
dat dit niet mogelijk is.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘gesprekkencyclus’, die door de
werkgever en de werknemer is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat gesprekken
tussen de werkgever en de werknemer hebben plaatsgevonden en dat de werkgever tijdens
die gesprekken heeft benoemd:
-
a. de door de werkgever geconstateerde knelpunten in het functioneren van de werknemer;
-
b. de door de werkgever noodzakelijk geachte verbetering in het functioneren van de werknemer;
-
c. de wijze waarop de werknemer met interne of externe ondersteuning deze verbetering
moest bereiken en de periode waarbinnen de werknemer dat moest realiseren;
-
d. de conclusie van de werkgever dat het verbetertraject niet of onvoldoende tot de noodzakelijke
verbetering heeft geleid.
-
3. Weigert de werknemer de verklaring te ondertekenen, dan overlegt de werkgever andere
ter zake overtuigende documenten zoals:
-
a. één of meer schriftelijke uitnodigingen aan werknemer voor gesprekken; of
-
b. één of meer offertes van aanbieders voor begeleiding van werknemer; of
-
c. één of meer facturen van aanbieders voor begeleiding van werknemer; of
-
d. andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat, en wanneer de gesprekken
en/of de begeleiding van de werknemer hebben plaatsgevonden.
Artikel 4:4:3. Inspanning behoud werknemer voor eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat het niet mogelijk is om de werknemer voor
zijn eigen functie te behouden, heeft de werkgever zich ingespannen om de werknemer
in een andere functie voor de eigen organisatie te behouden.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘herplaatsingsonderzoek’, die door
de werkgever en de werknemer is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat de werkgever
met de werknemer de herplaatsingsmogelijkheden binnen de eigen organisatie heeft besproken.
Tevens blijkt daar uit dat de werkgever heeft geconcludeerd dat die mogelijkheden
ontbreken of redelijkerwijs niet te realiseren zijn.
-
3. Weigert de werknemer de verklaring te ondertekenen, dan overlegt de werkgever andere
ter zake overtuigende documenten zoals een brief aan de werknemer waarin de werkgever
gemotiveerd meedeelt dat, en waarom, er geen herplaatsingsmogelijkheden zijn.
Artikel 4:4:4. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven
voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die
door de werkgever en de werknemer, voor de einddatum van het dienstverband is ondertekend.
Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer
te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van
de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
-
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband van 10 jaar of korter;
-
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
-
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
-
3. Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden
ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan
verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag
van de werknemer.
-
4. De werkgever legt daartoe over:
-
a. een afschrift van de – voor de ontslagdatum ondertekende – modelbrief ‘verlengd aanbod
ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te
ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft
verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
-
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning
extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste
WW-dag.
-
5. Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen
dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander
werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten
minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:5. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging met wederzijds goedvinden vanwege
ziekte/arbeidsongeschiktheid
Als het dienstverband van de werknemer die minder dan 35% arbeidsongeschikt is verklaard
door het UWV in het kader van de WIA is beëindigd op grond van artikel 3.5, vierde lid, van de CAO PO, te weten met wederzijds
goedvinden met als reden dat er naar het oordeel van de werkgever sprake is van ziekte
of arbeidsongeschiktheid, zoals bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder b, van de
CAO PO, dan komt de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking
indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:5:1 tot en met 4:5:4 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:5:1. Meedelen reden beëindiging dienstverband aan werknemer
-
1. De werkgever heeft de reden voor de beëindiging van het dienstverband aan de werknemer
meegedeeld.
-
2. De werkgever legt daartoe over een afschrift van de beëindigingsovereenkomst.
-
3. Tevens overlegt de werkgever een afschrift van de WIA-beschikking waaruit blijkt dat
de werknemer minder dan 35% arbeidsongeschikt is verklaard door het UWV.
Artikel 4:5:2. Inspanning behoud werknemer voor eigen functie
-
1. Voorafgaand aan de beëindiging dienstverband heeft de werkgever zich ingespannen om
de werknemer voor de eigen functie te behouden. Uiteindelijk heeft hij geconcludeerd
dat dit niet mogelijk is.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘gesprekkencyclus ziekte en arbeidsongeschiktheid’,
die door de werkgever en de werknemer is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat
gesprekken tussen de werkgever en de werknemer hebben plaatsgevonden en dat de werkgever
tijdens die gesprekken heeft benoemd:
-
a. welke beperkingen de werknemer heeft voor het uitoefenen van zijn eigen functie;
-
b. welke mogelijkheden zijn onderzocht om zijn eigen functie aan te passen;
-
c. de conclusie dat het niet mogelijk is de eigen functie van de werknemer aan te passen.
-
3. Weigert de werknemer de verklaring te ondertekenen, dan overlegt de werkgever andere
ter zake overtuigende documenten zoals:
-
a. één of meer schriftelijke uitnodigingen aan werknemer voor gesprekken; of
-
b. één of meer offertes van aanbieders voor begeleiding van werknemer; of
-
c. één of meer facturen van aanbieders voor begeleiding van werknemer; of
-
d. andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat, en wanneer de gesprekken
en/of de begeleiding van de werknemer hebben plaatsgevonden.
Artikel 4:5:3. Inspanning behoud werknemer voor eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat het niet mogelijk is om de werknemer voor
zijn eigen functie te behouden, heeft de werkgever zich ingespannen om hem in een
andere functie voor de eigen organisatie te behouden.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘herplaatsingsonderzoek ziekte en
arbeidsongeschiktheid’, die door beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring
blijkt dat de werkgever met de werknemer de herplaatsingsmogelijkheden binnen de eigen
organisatie heeft besproken. Tevens blijkt daar uit dat de werkgever heeft geconcludeerd
dat die mogelijkheden ontbreken of redelijkerwijs niet te realiseren zijn.
-
3. Weigert de werknemer de verklaring te ondertekenen, dan overlegt de werkgever andere
ter zake overtuigende documenten zoals een brief aan de werknemer waarin de werkgever
gemotiveerd meedeelt dat, en waarom, er geen herplaatsingsmogelijkheden zijn.
Artikel 4:5:4. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven
voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die
door beide partijen, voor de einddatum van het dienstverband is ondertekend. Uit de
verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer
te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van
de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
-
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband van 10 jaar of korter;
-
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
-
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
-
3. Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden
ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan
verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag
van de werknemer.
-
4. De werkgever legt daartoe over:
-
a. een afschrift van de – voor de ontslagdatum ondertekende – modelbrief ‘verlengd aanbod
ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te
ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft
verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
-
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning
extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste
WW-dag.
-
5. Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen
dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander
werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten
minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:6. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging met wederzijds goedvindenvanwege
gewichtige omstandigheden te weten kwalitatieve fricties
Als het dienstverband is beëindigd op grond van artikel 3.5, vierde lid, van de CAO
PO, met als reden dat er naar het oordeel van de werkgever sprake is gewichtige omstandigheden,
zoals bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder h, van de CAO PO, vanwege kwalitatieve
fricties omdat het naar het oordeel van de werkgever anders onmogelijk wordt het gevraagde
onderwijs te verzorgen of de verlangde taken uit te voeren, dan komt de werkgever
voor toewijzing van het vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden
genoemd in artikel 4:6:1 tot en met 4:6:6 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:6:1. Meedelen reden beëindiging dienstverband aan werknemer
-
1. De werkgever heeft de reden voor de beëindiging van het dienstverband aan de werknemer
meegedeeld.
-
2. De werkgever legt daartoe over de beëindigingsovereenkomst.
-
3. Tevens overlegt de werkgever terzake overtuigende documenten waaruit blijkt dat conform
artikel 2.1 van de CAO PO de PGMR voor 1 mei van het voorafgaande schooljaar heeft
ingestemd met het meerjarenformatiebeleid/bestuursformatieplan.
Artikel 4:6:2. Daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden
volgens vergelijking
-
1. De werkgever toont aan dat het bedrag dat gemoeid gaat met de totale rijksbekostiging
van personeel en financiële bijdragen van derden, direct voorafgaand aan het ontslag,
vergeleken met het bedrag dat gemoeid gaat met de totale rijksbekostiging van personeel
en financiële bijdragen van derden per de datum van het ontslag, is gedaald.
-
2. De werkgever legt daartoe over de vergelijking van de rijksbekostiging en financiële
bijdragen van derden. Deze vergelijking voldoet aan de volgende voorwaarden:
-
a. alle door de werkgever op bestuursniveau ontvangen bedragen rijksbekostiging van personeel
en financiële bijdragen van derden, worden in de vergelijking opgenomen, tenzij in
de volgende leden van dit artikel anders wordt vermeld;
-
b. de bedragen die gemoeid gaan met het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid
worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2020–2021 en schooljaar 2021–2022
opgenomen;
-
c. de bedragen die gemoeid gaan met de Regeling prestatiebox primair onderwijs worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2020–2021 en schooljaar 2021–2022
opgenomen.
-
d. Het bedrag dat gemoeid is met de omvang van het natuurlijk verloop en de andere niet
voortgezette/beëindigde dienstverbanden in de periode van zes maanden voorafgaand
aan de en per de datum waarop het dienstverband met wederzijds goedvinden is beëindigd,
wordt op het bedrag dat gemoeid is met de daling rijksbekostiging van personeel en
financiële bijdragen van derden in mindering gebracht.
-
3. Tevens overlegt de werkgever een afschrift van de passage van het ondersteuningsplan
als bedoeld in artikel 18a, achtste lid, onder b van de WPO, over de inzet van de bekostiging van de zorgvoorzieningen in de periode tot en per
de datum van de beëindiging van het dienstverband.
-
4. Als de werkgever is aangesloten bij een samenwerkingsverband waarvan de aangesloten
werkgevers hebben besloten dat zij zich gedragen als ware het samenwerkingsverband
één werkgever voor wat betreft de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen
van derden, dan neemt de werkgever de bedragen rijksbekostiging van personeel en financiële
bijdragen van derden op het niveau van het samenwerkingsverband in de vergelijking
op.
-
5. Indien er sprake is van een fusie of overdacht van instellingen dan wel besturen,
houdt de werkgever hier rekening mee, zodat de verschillende jaren vergelijkbaar blijven.
Dit betekent dat als in het schooljaar 2021–2022 een extra instelling onder het bevoegd
gezag ressorteert, deze instelling in het schooljaar 2020–2021 (herkenbaar) bij de
vergelijking betrokken wordt.
Artikel 4:6:3. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
-
1. De werkgever toont aan dat het totale bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van
de werknemer of werknemers, bedoeld in artikel 4:6:2 op jaarbasis, gelijk of lager is dan het bedrag dat gemoeid is met de daling genoemd
in artikel 4:6:3.
-
2. De werkgever berekent daartoe het bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer
of werknemers, bedoeld in artikel 4:6:2 aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
-
3. Bij de berekening van de totale loonkosten van meerdere werknemers brengt de werkgever
de volgende rangorde aan:
-
a. de werkgever neemt eerst de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het
tijdelijk dienstverband niet is voortgezet, bij de berekening in aanmerking. De werkgever
mag de volgorde van melden zelf bepalen.
-
b. de werkgever neemt vervolgens de loonkosten van de werknemer of de werknemers van
wie het dienstverband op grond van een beëindigingsovereenkomst is beëindigd bij de
berekening in aanmerking. De werkgever neemt daarbij eerst het dienstverband in aanmerking
met de vroegste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst en als laatste
dienstverband met de laatste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst.
-
c. de werkgever neemt ten slotte de loonkosten van de werknemer of de werknemers van
wie het vast dienstverband door middel van ontslag is beëindigd bij de berekening
in aanmerking.
Hierbij zijn voor personeel in vaste dienst de geldende regels ten aanzien van de
afvloeiingsvolgorde van de CAO PO van kracht.
Artikel 4:6:4. Toetsingsdatum
-
1. Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een beëindiging per 1 augustus,
waarbij de laatste contractdag van de arbeidsovereenkomst op 31 juli is, wordt getoetst
op basis van het Reglement Participatiefonds 2021–2022.
-
2. Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een beëindigd dienstverband per
een andere datum dan genoemd in het eerste lid van dit artikel, wordt per deze andere
datum getoetst, indien de daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële
bijdragen van derden zich heeft voorgedaan direct voorafgaand aan de datum van het
niet voortzetten of beëindigen van het dienstverband.
-
3. Een vergoedingsverzoek van een beëindigd dienstverband op grond van dit artikel per
1 augustus van het volgend schooljaar, terwijl de daling van de rijksbekostiging van
personeel en financiële bijdragen van derden zich eerder heeft voorgedaan maar de
werkgever door het bepaalde van artikel 2.1 en 10.1 van de CAO PO en 10.4a, zevende
lid, van de CAO PO 2018–2019 niet eerder tot beëindiging van het dienstverband kon
overgaan, wordt getoetst op basis van het Reglement 2021–2022.
Artikel 4:6:5. Afvloeiingsvolgorde
Een vergoedingsverzoek wordt afgewezen als het een werknemer of werknemers betreft
die in een vast dienstverband was of waren benoemd, terwijl het tijdelijke dienstverband
in dezelfde functie van één of meer werknemers niet wordt beëindigd.
Artikel 4:6:6. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven
voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die
door beide partijen, voor de einddatum van het dienstverband is ondertekend. Uit de
verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer
te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van
de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
-
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband van 10 jaar of korter;
-
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
-
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
-
3. Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden
ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan
verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag
van de werknemer.
-
4. De werkgever legt daartoe over:
-
a. een afschrift van de – voor de ontslagdatum ondertekende – modelbrief ‘verlengd aanbod
ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te
ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft
verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
-
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning
extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste
WW-dag.
-
5. Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen
dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander
werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten
minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:7. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging met wederzijds goedvinden vanwege
gewichtige omstandigheden
Als het dienstverband is beëindigd op grond van artikel 3.5, vierde lid van de CAO
PO, te weten met wederzijds goedvinden met als reden dat er naar het oordeel van de
werkgever sprake is gewichtige omstandigheden als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid,
onder h van de CAO PO, dan komt de werkgever voor toewijzing van het vergoedingsverzoek
in aanmerking indien de werkgever aan de voorwaarden van artikel 4:7:1 tot en met 4:7:4 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:7:1. Meedelen reden beëindiging van het dienstverbandaan werknemer
Artikel 4:7:2. Inspanning behoud werknemer voor eigen functie
-
1. Voorafgaand aan de beëindiging van het dienstverband heeft de werkgever zich ingespannen
om de werknemer voor de eigen functie te behouden. Uiteindelijk heeft de werkgever
geconcludeerd dat dit niet mogelijk is.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘gesprekkencyclus’, die door de
werkgever en de werknemer is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat gesprekken
tussen de werkgever en de werknemer hebben plaatsgevonden en dat de werkgever tijdens
die gesprekken heeft benoemd:
-
a. de door de werkgever geconstateerde knelpunten in het functioneren van de werknemer;
-
b. de door de werkgever noodzakelijk geachte verbetering in het functioneren van de werknemer;
-
c. de wijze waarop de werknemer met interne of externe ondersteuning deze verbetering
moest bereiken en de periode waarbinnen de werknemer dat moest realiseren;
-
d. de conclusie van de werkgever dat het verbetertraject niet of onvoldoende tot de noodzakelijke
verbetering heeft geleid.
-
3. Weigert de werknemer de verklaring te ondertekenen, dan overlegt de werkgever andere
ter zake overtuigende documenten zoals:
-
a. één of meer schriftelijke uitnodigingen aan werknemer voor gesprekken; of
-
b. één of meer offertes van aanbieders voor begeleiding van werknemer; of
-
c. één of meer facturen van aanbieders voor begeleiding van werknemer; of
-
d. andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat, en wanneer de gesprekken
en/of de begeleiding van de werknemer hebben plaatsgevonden.
Artikel 4:7:3. Inspanning behoud werknemer voor eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat het niet mogelijk is om de werknemer voor
de eigen functie te behouden, heeft de werkgever zich ingespannen om de werknemer
in een andere functie voor de eigen organisatie te behouden.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘herplaatsingsonderzoek’, die door
de werkgever en de werknemer is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat de werkgever
met de werknemer de herplaatsingsmogelijkheden binnen de eigen organisatie heeft besproken.
Tevens blijkt daar uit dat de werkgever heeft geconcludeerd dat die mogelijkheden
ontbreken of redelijkerwijs niet te realiseren zijn.
-
3. Weigert de werknemer de verklaring te ondertekenen, dan overlegt de werkgever andere
ter zake overtuigende documenten zoals een brief aan de werknemer waarin de werkgever
gemotiveerd meedeelt dat, en waarom, er geen herplaatsingsmogelijkheden zijn.
Artikel 4:7:4. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven
voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die
door beide partijen, voor de einddatum van het dienstverband is ondertekend. Uit de
verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer
te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van
de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
-
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband van 10 jaar of korter;
-
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
-
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
-
3. Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden
ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan
verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag
van de werknemer.
-
4. De werkgever legt daartoe over:
-
a. een afschrift van de – voor de ontslagdatum ondertekende – modelbrief ‘verlengd aanbod
ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te
ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft
verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
-
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning
extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste
WW-dag.
-
5. Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen
dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander
werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten
minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:8. Grondslag vergoedingsverzoek: plichtsverzuim
Als ontslag is verleend op grond van artikel 3.5, tweede lid, van de CAO PO, te weten
op grond van plichtsverzuim als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder h van de
CAO PO, dan komt de werkgever voor toewijzing van het vergoedingsverzoek in aanmerking
indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:8:1 heeft voldaan en de in het artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:8:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
-
1. De werkgever heeft de reden voor het ontslag aan de werknemer meegedeeld.
-
2. De werkgever legt daartoe over het ontslagbesluit waaruit onderbouwd blijkt dat de
werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim.
Artikel 4:9. Grondslag vergoedingsverzoek: onbekwaamheid/ongeschiktheid
Als ontslag is verleend op grond van artikel 3.6, eerste lid, onder d van de CAO PO,
te weten op grond van onbekwaamheid of ongeschiktheid van de werknemer voor de door
hem uitgeoefende functie, anders dan ten gevolge van ziekte of arbeidsongeschiktheid
als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder b van de CAO PO, dan komt de werkgever
voor toewijzing van het vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden
genoemd in artikel 4:9:1 tot en met 4:9:4 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:9:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
Artikel 4:9:2. Inspanning behoud werknemer voor eigen functie
-
1. Voorafgaand aan het ontslag heeft de werkgever zich ingespannen om de werknemer voor
zijn eigen functie te behouden. Uiteindelijk heeft hij geconcludeerd dat dit niet
mogelijk is.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘gesprekkencyclus’, die door beide
partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat gesprekken tussen de werkgever
en de werknemer hebben plaatsgevonden en dat de werkgever tijdens die gesprekken heeft
benoemd:
-
a. de door hem geconstateerde knelpunten in het functioneren van de werknemer;
-
b. de door hem noodzakelijk geachte verbetering in het functioneren van de werknemer;
-
c. de wijze waarop de werknemer met interne of externe ondersteuning deze verbetering
moest bereiken en de periode waarbinnen hij dat moest realiseren;
-
d. de conclusie dat het verbetertraject niet of onvoldoende tot de noodzakelijke verbetering
heeft geleid.
-
3. Weigert de werknemer de verklaring te ondertekenen, dan overlegt de werkgever andere
ter zake overtuigende documenten zoals:
-
a. één of meer schriftelijke uitnodigingen aan werknemer voor gesprekken; of
-
b. één of meer offertes van aanbieders voor begeleiding van werknemer; of
-
c. één of meer facturen van aanbieders voor begeleiding van werknemer; of
-
d. andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat, en wanneer de gesprekken
met en/of de begeleiding van de werknemer hebben plaatsgevonden.
Artikel 4:9:3. Inspanning behoud werknemer voor eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat het niet mogelijk is om de werknemer voor
zijn eigen functie te behouden, heeft de werkgever zich ingespannen om hem in een
andere functie voor de eigen organisatie te behouden.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘herplaatsingsonderzoek’, die door
beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat de werkgever met de
werknemer de herplaatsingsmogelijkheden binnen de eigen organisatie heeft besproken.
Tevens blijkt daar uit dat de werkgever heeft geconcludeerd dat die mogelijkheden
ontbreken of redelijkerwijs niet te realiseren zijn.
-
3. Weigert de werknemer de verklaring te ondertekenen, dan overlegt de werkgever andere
ter zake overtuigende documenten zoals een brief aan de werknemer waarin de werkgever
gemotiveerd meedeelt dat, en waarom, er geen herplaatsingsmogelijkheden zijn.
Artikel 4:9:4. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven
voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die
door beide partijen, voor de einddatum van het dienstverband is ondertekend. Uit de
verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer
te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van
de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
-
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband van 10 jaar of korter;
-
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
-
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
-
3. Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden
ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan
verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag
van de werknemer.
-
4. De werkgever legt daartoe over:
-
a. een afschrift van de – voor de ontslagdatum ondertekende – modelbrief ‘verlengd aanbod
ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te
ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft
verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
-
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning
extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste
WW-dag.
-
5. Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen
dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander
werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten
minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:10. Grondslag vergoedingsverzoek: geen vacature na afloop lang buitengewoon
verlof
Als ontslag is verleend op grond van artikel 3.5 van de CAO PO, omdat na afloop van
het lang buitengewoon verlof de werknemer bij gebrek aan een vacature niet in actieve
dienst binnen de instelling dan wel bij de werkgever kan worden geplaatst, komt de
werkgever voor toewijzing van het vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan
de voorwaarden genoemd in artikel 4:10:1 heeft voldaan en de in het artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:10:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
-
1. De werkgever heeft de reden voor het ontslag aan de werknemer meegedeeld.
-
2. De werkgever legt daartoe over het ontslagbesluit waaruit onderbouwd blijkt dat de
werknemer na afloop van buitengewoon lang verlof niet geplaatst kan worden in een
vacature.
Artikel 4:11. Grondslag vergoedingsverzoek: ziekte/arbeidsongeschiktheid
Als aan de werknemer, die minder dan 35% arbeidsongeschikt is verklaard in het kader
van de WIA, ontslag is verleend op grond van artikel 3.6, eerste lid, onder b van de CAO PO,
te weten op grond van ziekte of arbeidsongeschiktheid, dan komt de werkgever voor
toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden
genoemd in artikel 4:11:1 tot en met 4:11:4 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:11:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
-
1. De werkgever heeft de reden voor het ontslag aan de werknemer meegedeeld.
-
2. De werkgever legt daartoe over een afschrift van het ontslagbesluit
-
3. Tevens overlegt de werkgever een afschrift van de WIA-beschikking waaruit blijkt dat
de werknemer minder dan 35% arbeidsongeschikt is verklaard door het UWV in het kader
van de WIA.
Artikel 4:11:2. Inspanning behoud werknemer voor eigen functie
-
1. Voorafgaand aan het ontslag heeft de werkgever zich ingespannen om de werknemer voor
zijn eigen functie te behouden. Uiteindelijk heeft hij geconcludeerd dat dit niet
mogelijk is.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘gesprekkencyclus ziekte en arbeidsongeschiktheid’,
die door beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat gesprekken
tussen de werkgever en de werknemer hebben plaatsgevonden en dat de werkgever tijdens
die gesprekken heeft benoemd:
-
a. welke beperkingen de werknemer heeft voor het uitoefenen van zijn eigen functie;
-
b. welke mogelijkheden zijn onderzocht om zijn eigen functie aan te passen;
-
c. de conclusie dat het niet mogelijk is de eigen functie van de werknemer aan te passen
-
3. Weigert de werknemer de verklaring te ondertekenen, dan overlegt de werkgever afschriften
van andere ter zake overtuigende documenten zoals:
-
a. één of meer schriftelijke uitnodigingen aan werknemer voor gesprekken; of
-
b. één of meer offertes van aanbieders voor begeleiding van werknemer; of
-
c. één of meer facturen van aanbieders voor begeleiding van werknemer; of
-
d. andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat, en wanneer de gesprekken
met en/of de begeleiding van de werknemer hebben plaatsgevonden.
Artikel 4:11:3. Inspanning behoud werknemer voor eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat het niet mogelijk is om de werknemer voor
zijn eigen functie te behouden, heeft de werkgever zich ingespannen om hem in een
andere functie voor de eigen organisatie te behouden.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘herplaatsingsonderzoek ziekte en
arbeidsongeschiktheid’, die door beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring
blijkt dat de werkgever met de werknemer de herplaatsingsmogelijkheden binnen de eigen
organisatie heeft besproken. Tevens blijkt daar uit dat de werkgever heeft geconcludeerd
dat die mogelijkheden ontbreken of redelijkerwijs niet te realiseren zijn.
-
3. Weigert de werknemer de verklaring te ondertekenen, dan overlegt de werkgever afschriften
van andere ter zake overtuigende documenten zoals een brief aan de werknemer waarin
de werkgever gemotiveerd meedeelt dat, en waarom, er geen herplaatsingsmogelijkheden
zijn.
Artikel 4:11:4. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven
voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die
door beide partijen, voor de einddatum van het dienstverband is ondertekend. Uit de
verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer
te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van
de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
-
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband van 10 jaar of korter;
-
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
-
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
-
3. Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden
ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan
verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag
van de werknemer.
-
4. De werkgever legt daartoe over:
-
a. een afschrift van de – voor de ontslagdatum ondertekende – modelbrief ‘verlengd aanbod
ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te
ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft
verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
-
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning
extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste
WW-dag.
-
5. Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen
dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander
werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten
minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:12. Grondslag vergoedingsverzoek: gewichtige omstandigheden te weten kwalitatieve
fricties
Als ontslag is verleend op grond van artikel 3.6, eerste lid, onder h van de CAO PO,
met als reden dat er naar het oordeel van de werkgever sprake is gewichtige omstandigheden,
vanwege kwalitatieve fricties omdat het naar het oordeel van de werkgever anders onmogelijk
wordt het gevraagde onderwijs te verzorgen of de verlangde taken uit te voeren, dan
komt de werkgever voor toewijzing van het vergoedingsverzoek in aanmerking indien
hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:12:1 tot en met 4:12:6 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:12:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
-
1. De werkgever heeft de reden voor ontslag aan de werknemer meegedeeld.
-
2. De werkgever legt daartoe over het ontslagbesluit.
-
3. Tevens overlegt de werkgever terzake overtuigende documenten waaruit blijkt dat conform
artikel 2.1 CAO PO de PGMR voor 1 mei van het voorafgaande schooljaar heeft ingestemd
met het meerjarenformatiebeleid/bestuursformatieplan.
Artikel 4:12:2. Daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van
derden volgens vergelijking
-
1. De werkgever toont aan dat het bedrag dat gemoeid gaat met de totale rijksbekostiging
van personeel en financiële bijdragen van derden, direct voorafgaand aan het ontslag,
vergeleken met het bedrag dat gemoeid gaat met de totale rijksbekostiging van personeel
en financiële bijdragen van derden per de datum van het ontslag, is gedaald.
-
2. De werkgever legt daartoe over de vergelijking van de rijksbekostiging en financiële
bijdragen van derden. Deze vergelijking voldoet aan de volgende voorwaarden:
-
a. alle door de werkgever op bestuursniveau ontvangen bedragen rijksbekostiging van personeel
en financiële bijdragen van derden, worden in de vergelijking opgenomen, tenzij in
de volgende leden van dit artikel anders wordt vermeld;
-
b. de bedragen die gemoeid gaan met het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid
worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2020–2021 en schooljaar 2021–2022
opgenomen;
-
c. de bedragen die gemoeid gaan met de Regeling prestatiebox primair onderwijs worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2020–2021 en schooljaar 2021–2022
opgenomen.
-
d. Het bedrag dat gemoeid is met de omvang van het natuurlijk verloop en de andere niet
voortgezette/beëindigde dienstverbanden in de periode van zes maanden voorafgaand
aan en per de datum waarop het dienstverband met wederzijds goedvinden is beëindigd,
wordt op het bedrag dat gemoeid is met de daling rijksbekostiging van personeel en
financiële bijdragen van derden in mindering gebracht.
-
3. Tevens overlegt de werkgever een afschrift van de passage van het ondersteuningsplan
als bedoeld in artikel 18a, achtste lid, onder b van de WPO, over de inzet van de bekostiging van de zorgvoorzieningen in de periode tot en per
de datum van de beëindiging van het dienstverband.
-
4. Als de werkgever is aangesloten bij een samenwerkingsverband waarvan de aangesloten
werkgevers hebben besloten dat zij zich gedragen als ware het samenwerkingsverband
één werkgever voor wat betreft de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen
van derden, dan neemt de werkgever de bedragen rijksbekostiging van personeel en financiële
bijdragen van derden op het niveau van het samenwerkingsverband in de vergelijking
op.
-
5. Indien er sprake is van een fusie en/of overdacht van instellingen dan wel besturen,
houdt de werkgever hier rekening mee, zodat de verschillende jaren vergelijkbaar blijven.
Dit betekent dat als in het schooljaar 2021–2022 een extra instelling onder het bevoegd
gezag ressorteert, deze instelling in het schooljaar 2020–2021 (herkenbaar) bij de
vergelijking betrokken wordt.
Artikel 4:12:3. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
-
1. De werkgever toont aan dat het totale bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van
de werknemer of werknemers, bedoeld in artikel 4:12:1 op jaarbasis, gelijk of lager is dan het bedrag dat gemoeid is met de daling genoemd
in artikel 4:12:2.
-
2. De werkgever berekent daartoe het bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer
of werknemers, bedoeld in artikel 4:12:2 aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
-
3. Bij de berekening van de totale loonkosten van meerdere werknemers brengt de werkgever
de volgende rangorde aan:
-
a. De werkgever neemt eerst de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het
tijdelijk dienstverband niet is voortgezet, bij de berekening in aanmerking. De werkgever
mag de volgorde van melden zelf bepalen.
-
b. De werkgever neemt vervolgens de loonkosten van de werknemer of de werknemers van
wie het dienstverband op grond van een beëindigingsovereenkomst is beëindigd bij de
berekening in aanmerking. De werkgever neemt daarbij eerst het dienstverband in aanmerking
met de vroegste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst en als laatste
dienstverband met de laatste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst.
-
c. De werkgever neemt tenslotte de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie
het vast dienstverband door middel van ontslag is beëindigd bij de berekening in aanmerking.
Hierbij zijn voor personeel in vaste dienst de geldende regels t.a.v. de afvloeiingsvolgorde
van de CAO PO van kracht.
Artikel 4:12:4. Toetsingsdatum
-
1. Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een beëindiging per 1 augustus,
waarbij de laatste contractdag van de arbeidsovereenkomst op 31 juli is, wordt getoetst
op basis van het Reglement Participatiefonds 2021–2022.
-
2. Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een niet voortgezet of beëindigd
dienstverband per een andere datum dan genoemd in het eerste lid van dit artikel,
wordt per deze andere datum getoetst, indien de daling van de rijksbekostiging van
personeel en financiële bijdragen van derden zich heeft voorgedaan direct voorafgaand
aan de datum van het niet voortzetten of beëindigen van het dienstverband.
-
3. Een vergoedingsverzoek van een beëindigd dienstverband op grond van dit artikel per
1 augustus van het volgend schooljaar, terwijl de daling van de rijksbekostiging van
personeel en financiële bijdragen van derden zich eerder heeft voorgedaan maar de
werkgever door het bepaalde van artikel 2.1 en 10.1 van de CAO PO en 10.4a, zevende
lid, van de CAO PO 2018–2019 niet eerder tot beëindiging van het dienstverband kon
overgaan, wordt getoetst op basis van het Reglement 2021–2022.
Artikel 4:12:5. Afvloeiingsvolgorde
Een vergoedingsverzoek wordt afgewezen als het een werknemer of werknemers betreft
die in een vast dienstverband was of waren benoemd, terwijl het tijdelijke dienstverband
in dezelfde functie van één of meer werknemers niet wordt beëindigd.
Artikel 4:12:6. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven
voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die
door beide partijen, voor de einddatum van het dienstverband is ondertekend. Uit de
verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer
te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van
de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
-
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband van 10 jaar of korter;
-
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
-
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
-
3. Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden
ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan
verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag
van de werknemer.
-
4. De werkgever legt daartoe over:
-
a. een afschrift van de – voor de ontslagdatum ondertekende – modelbrief ‘verlengd aanbod
ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te
ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft
verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
-
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning
extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste
WW-dag.
-
5. Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen
dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander
werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten
minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:13. Grondslag vergoedingsverzoek: gewichtige omstandigheden
Als ontslag is verleend op grond van artikel 3.6, eerste lid, onder h van de CAO PO,
te weten op grond van gewichtige omstandigheden, dan komt de werkgever voor toewijzing
van het vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in
artikel 4:13:1 tot en met 4:13:4 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:13:1. Meedelen ontslagaan werknemer
-
1. De werkgever heeft de reden voor ontslag aan de werknemer meegedeeld.
-
2. De werkgever legt daartoe over het ontslagbesluit waaruit onderbouwd blijkt dat er
sprake is van gewichtige omstandigheden op grond waarvan de werkgever van oordeel
is dat redelijkerwijs niet gevergd kan worden dat het dienstverband van werknemer
nog langer wordt voortgezet.
Artikel 4:13:2. Inspanning behoud werknemer voor eigen functie
-
1. Voorafgaand aan het ontslag heeft de werkgever zich ingespannen om de werknemer voor
zijn eigen functie te behouden. Uiteindelijk heeft hij geconcludeerd dat dit niet
mogelijk is.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘gesprekkencyclus’, die door beide
partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat gesprekken tussen de werkgever
en de werknemer hebben plaatsgevonden en dat de werkgever tijdens die gesprekken heeft
benoemd:
-
a. de door hem geconstateerde knelpunten in het functioneren van de werknemer;
-
b. de door hem noodzakelijk geachte verbetering in het functioneren van de werknemer;
-
c. de wijze waarop de werknemer met interne of externe ondersteuning deze verbetering
moest bereiken en de periode waarbinnen hij dat moest realiseren;
-
d. de conclusie dat het verbetertraject niet of onvoldoende tot de noodzakelijke verbetering
heeft geleid.
-
3. Weigert de werknemer de verklaring te ondertekenen, dan overlegt de werkgever andere
ter zake overtuigende documenten zoals:
-
a. één of meer schriftelijke uitnodigingen aan werknemer voor gesprekken; of
-
b. één of meer offertes van aanbieders voor begeleiding van werknemer; of
-
c. één of meer facturen van aanbieders voor begeleiding van werknemer; of
-
d. andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat, en wanneer de gesprekken
met en/of de begeleiding van de werknemer hebben plaatsgevonden.
Artikel 4:13:3. Inspanning behoud werknemer voor eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat het niet mogelijk is om de werknemer voor
zijn eigen functie te behouden, heeft de werkgever zich ingespannen om hem in een
andere functie voor de eigen organisatie te behouden.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘herplaatsingsonderzoek’, die door
beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat de werkgever met de
werknemer de herplaatsingsmogelijkheden binnen de eigen organisatie heeft besproken.
Tevens blijkt daar uit dat de werkgever heeft geconcludeerd dat die mogelijkheden
ontbreken of redelijkerwijs niet te realiseren zijn.
-
3. Weigert de werknemer de verklaring te ondertekenen, dan overlegt de werkgever andere
ter zake overtuigende documenten zoals een brief aan de werknemer waarin de werkgever
gemotiveerd meedeelt dat, en waarom, er geen herplaatsingsmogelijkheden zijn.
Artikel 4:13:4. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven
voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die
door beide partijen, voor de einddatum van het dienstverband is ondertekend. Uit de
verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer
te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van
de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
-
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband van 10 jaar of korter;
-
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
-
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
-
3. Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden
ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan
verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag
van de werknemer.
-
4. De werkgever legt daartoe over:
-
a. een afschrift van de – voor de ontslagdatum ondertekende – modelbrief ‘verlengd aanbod
ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te
ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft
verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
-
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning
extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste
WW-dag.
-
5. Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen
dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander
werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten
minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:14. Grondslag vergoedingsverzoek: tussentijdse beëindiging van een leerarbeidsovereenkomst
van een leraar in opleiding
Vervallen.
Artikel 4:15. Grondslag vergoedingsverzoek: het niet meewerken aan re-integratie als
bedoeld in artikel 21 ZAPO
Als ontslag is verleend op grond van artikel 21 ZAPO vanwege het niet meewerken aan
re-integratie, komt de werkgever voor toewijzing van het vergoedingsverzoek in aanmerking
indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:15:1 heeft voldaan en de in het artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:15:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
-
1. De werkgever heeft de reden voor het ontslag aan de werknemer meegedeeld.
-
2. De werkgever legt daartoe over het ontslagbesluit waaruit onderbouwd blijkt dat de
werknemer zonder deugdelijke grond niet heeft meegewerkt aan zijn re-integratie
-
3. Tevens overlegt de werkgever een afschrift van het advies van het UWV als bedoeld
in artikel 21, tweede lid, ZAPO.
Artikel 4:15a. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging dienstverband tijdens proeftijd
Als het dienstverband is beëindigd op grond van artikel 7:676 BW (beëindiging dienstverband tijdens proeftijd), dan komt de werkgever voor toewijzing
van het vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij documenten overlegt waaruit blijkt,
dat hij het dienstverband tijdens de proeftijd heeft opgezegd.
Paragraaf 4.2. persoonsgebonden beëindigingsgronden bij tijdelijke dienstverband
Artikel 4:16. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband
waarbij werknemer dienstverband niet wil voortzetten
Als het tijdelijk dienstverband na het verstrijken van het tijdvak waarvoor het is
aangegaan niet wordt voortgezet omdat de werknemer geen voortzetting van het dienstverband
wenst, dan komt de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking
indien de werkgever aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:16:1 heeft voldaan en de in het artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:16:1. Meedelen reden niet voortzetten dienstverband aan werknemer
-
1. De werkgever overlegt ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werknemer
geen voortzetting van het dienstverband wenst; of
-
2. De werkgever overlegt documenten waaruit blijkt dat hij, voorafgaand aan de einddatum
van het tijdelijk dienstverband, een passende reguliere betrekking heeft aangeboden
met tenminste een gelijke omvang als de voorafgaande betrekking.
Artikel 4:17. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband
vanwege dringende redenen
Als het dienstverband is beëindigd wegens dringende reden als bedoeld in artikel 3.5,
derde lid, van de CAO PO (ontslag op staande voet) dan kan geen vergoedingsverzoek
worden ingediend. De werkgever wordt geadviseerd om, in geval van beëindiging vanwege
dringende reden, UWV daarover te informeren en van die melding aan UWV het Participatiefonds
weer in kennis te stellen.
Artikel 4:18. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband
vanwege plichtsverzuim
Als het tijdelijk dienstverband na het verstrijken van het tijdvak waarvoor het is
aangegaan niet wordt voortgezet omdat de werkgever van oordeel is dat sprake is van
plichtsverzuim zoals bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder h van de CAO PO, komt
de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien de werkgever
aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:18:1 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:18:1. Meedelen reden niet voortzetten dienstverband aan werknemer
-
1. De werkgever heeft de reden voor het niet voortzetten van het dienstverband aan de
werknemer meegedeeld.
-
2. De werkgever legt daartoe over een afschrift van de brief waarin de werkgever aan
de werknemer heeft medegedeeld waarom hij het tijdelijk dienstverband niet wil voortzetten.
Artikel 4:19. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband
vanwege onbekwaamheid/ongeschiktheid
Als het tijdelijk dienstverband na het verstrijken van het tijdvak waarvoor het is
aangegaan niet wordt voortgezet omdat de werkgever van oordeel is dat sprake is van
onbekwaamheid of ongeschiktheid van de werknemer voor de door hem uitgeoefende functie
zoals bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder d van de CAO PO, dan komt de werkgever
voor toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien de werkgever aan de
voorwaarden genoemd in artikel 4:19:1 tot en met 4:19:3 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:19:1. Meedelen reden niet voortzetten dienstverband aan werknemer
-
1. De werkgever heeft de reden voor het niet voortzetten van het dienstverband aan de
werknemer meegedeeld.
-
2. De werkgever legt daartoe over een afschrift van de brief waarin de werkgever aan
de werknemer heeft medegedeeld waarom hij het tijdelijk dienstverband niet wil voortzetten.
Artikel 4:19:2. Inspanning behoud werknemer voor eigen functie
-
1. Voordat het tijdelijke dienstverband is verstreken, heeft de werkgever zich ingespannen
om de werknemer voor zijn eigen functie te behouden. Uiteindelijk heeft hij geconcludeerd
dat dit niet mogelijk is.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘gesprekkencyclus’, die door beide
partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat gesprekken tussen de werkgever
en de werknemer hebben plaatsgevonden en dat de werkgever tijdens die gesprekken heeft
benoemd:
-
a. de door hem geconstateerde knelpunten in het functioneren van de werknemer;
-
b. de door hem noodzakelijk geachte verbetering in het functioneren van de werknemer;
-
c. de wijze waarop de werknemer met interne of externe ondersteuning deze verbetering
moest bereiken en de periode waarbinnen hij dat moest realiseren;
-
d. de conclusie dat het verbetertraject niet of onvoldoende tot de noodzakelijke verbetering
heeft geleid.
-
3. Weigert de werknemer de verklaring te ondertekenen, dan overlegt de werkgever andere
ter zake overtuigende documenten zoals:
-
a. één of meer schriftelijke uitnodigingen aan werknemer voor gesprekken; of
-
b. één of meer offertes van aanbieders voor begeleiding van werknemer; of
-
c. één of meer facturen van aanbieders voor begeleiding van werknemer; of
-
d. andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat, en wanneer de gesprekken
met en/of de begeleiding van de werknemer hebben plaatsgevonden.
Artikel 4:19:3. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven
voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die
door beide partijen, voor de einddatum van het dienstverband is ondertekend. Uit de
verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer
te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van
de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
-
a. minstens € 500,– bij een dienstverband van minder dan 6 maanden;
-
b. minstens € 1.000,– bij een dienstverband van 6 maanden of langer.
-
3. Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden
ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan
verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag
van de werknemer.
-
4. De werkgever legt daartoe over:
-
a. een afschrift van de – voor de ontslagdatum ondertekende – modelbrief ‘verlengd aanbod
ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te
ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft
verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
-
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning
extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste
WW-dag.
-
5. Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen
dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander
werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten
minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:20. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband
vanwege ziekte/arbeidsongeschiktheid
Als het tijdelijk dienstverband na het verstrijken van de het tijdvak waarvoor het
is aangegaan niet wordt voortgezet omdat er naar het oordeel van de werkgever sprake
is van ziekte of arbeidsongeschiktheid zoals bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder
b van de CAO PO, dan komt de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek
in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:20:1 tot en met 4:20:3 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:20:1. Meedelen reden niet voortzetten dienstverband aan werknemer
-
1. De werkgever heeft de reden voor het niet voortzetten van het dienstverband aan de
werknemer meegedeeld.
-
2. De werkgever legt daartoe over een afschrift van de brief waarin de werkgever aan
de werknemer heeft medegedeeld waarom hij het tijdelijk dienstverband niet wil voortzetten
alsmede een afschrift van de brief van een onafhankelijke deskundige waaruit blijkt
dat de werknemer op de einddatum van het dienstverband ziek was.
Artikel 4:20:2. Inspanning behoud werknemer voor eigen functie
-
1. Voordat het tijdelijke dienstverband is verstreken, heeft de werkgever zich ingespannen
om de werknemer voor zijn eigen functie te behouden. Uiteindelijk heeft hij geconcludeerd
dat dit niet mogelijk is.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘Gesprekkencyclus ziekte en arbeidsongeschiktheid’,
die door beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat gesprekken
tussen de werkgever en de werknemer hebben plaatsgevonden en dat de werkgever tijdens
die gesprekken heeft benoemd:
-
a. welke beperkingen de werknemer heeft voor het uitoefenen van zijn eigen functie;
-
b. welke mogelijkheden zijn onderzocht om zijn eigen functie aan te passen;
-
c. de conclusie dat het niet mogelijk is de eigen functie van de werknemer aan te passen.
-
3. Weigert de werknemer de verklaring te ondertekenen, dan overlegt de werkgever andere
ter zake overtuigende documenten zoals:
-
a. één of meer schriftelijke uitnodigingen aan werknemer voor gesprekken; of
-
b. één of meer offertes van aanbieders voor begeleiding van werknemer; of
-
c. één of meer facturen van aanbieders voor begeleiding van werknemer; of
-
d. andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat, en wanneer de gesprekken
met en/of de begeleiding van de werknemer hebben plaatsgevonden.
Artikel 4:20:3. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven
voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die
door beide partijen, voor de einddatum van het dienstverband is ondertekend. Uit de
verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer
te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van
de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
-
a. minstens € 500,– bij een dienstverband van minder dan 6 maanden;
-
b. minstens € 1.000,– bij een dienstverband van 6 maanden of langer.
-
3. Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden
ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan
verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag
van de werknemer.
-
4. De werkgever legt daartoe over:
-
a. een afschrift van de – voor de ontslagdatum ondertekende – modelbrief ‘verlengd aanbod
ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te
ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft
verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
-
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning
extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste
WW-dag.
-
5. Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen
dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander
werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten
minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:21. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband
vanwege gewichtige omstandigheden, te weten kwalitatieve fricties
Als het tijdelijk dienstverband na het verstrijken van het tijdvak waarvoor het is
aangegaan niet wordt voortgezet omdat de werkgever van oordeel is dat er sprake is
gewichtige omstandigheden zoals bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder h van de
CAO PO, vanwege kwalitatieve fricties omdat naar het oordeel van de werkgever het
anders onmogelijk wordt het gevraagde onderwijs te verzorgen of de verlangde taken
uit te voeren, dan komt de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek in
aanmerking indien de werkgever aan de voorwaarden genoemd in artikelen 4:21:1 tot en met 4:21:5 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:21:1. Meedelen reden niet voortzetten dienstverband aan werknemer
-
1. De werkgever heeft de reden voor het niet voortzetten van het dienstverband aan de
werknemer meegedeeld.
-
2. De werkgever legt daartoe over een afschrift van de brief waarin de werkgever aan
de werknemer heeft medegedeeld waarom hij het tijdelijk dienstverband niet wil voortzetten.
-
3. Tevens overlegt de werkgever terzake overtuigende documenten waaruit blijkt dat conform
artikel 2.1 van de CAO PO de PGMR voor 1 mei van het voorafgaande schooljaar heeft
ingestemd met het meerjarenformatiebeleid/bestuursformatieplan.
Artikel 4:21:2. Daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van
derden volgens vergelijking
-
1. De werkgever toont aan dat het bedrag dat gemoeid gaat met de totale rijksbekostiging
van personeel en financiële bijdragen van derden, direct voorafgaand aan het ontslag,
vergeleken met het bedrag dat gemoeid gaat met de totale rijksbekostiging van personeel
en financiële bijdragen van derden per de datum van het ontslag, is gedaald.
-
2. De werkgever legt daartoe over de vergelijking van de rijksbekostiging en financiële
bijdragen van derden. Deze vergelijking voldoet aan de volgende voorwaarden:
-
a. alle door de werkgever op bestuursniveau ontvangen bedragen rijksbekostiging van personeel
en financiële bijdragen van derden, worden in de vergelijking opgenomen, tenzij in
de volgende leden van dit artikel anders wordt vermeld;
-
b. de bedragen die gemoeid gaan met het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid
worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2020 – 2021 en schooljaar 2021 –
2022 opgenomen;
-
c. de bedragen die gemoeid gaan met de Regeling prestatiebox primair onderwijs worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2020 – 2021 en schooljaar 2021
– 2022 opgenomen.
-
3. Tevens overlegt de werkgever een afschrift van de passage van het ondersteuningsplan
als bedoeld in artikel 18a, achtste lid, onder b van de WPO, over de inzet van de bekostiging van de zorgvoorzieningen in de periode tot en per
de datum van de beëindiging van het dienstverband.
-
4. Als de werkgever is aangesloten bij een samenwerkingsverband waarvan de aangesloten
werkgevers hebben besloten dat zij zich gedragen als ware het samenwerkingsverband
één werkgever voor wat betreft de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen
van derden, dan neemt de werkgever de bedragen rijksbekostiging van personeel en financiële
bijdragen van derden op het niveau van het samenwerkingsverband in de vergelijking
op.
-
5. Indien er sprake is van een fusie en/of overdacht van instellingen dan wel besturen,
houdt de werkgever hier rekening mee, zodat de verschillende jaren vergelijkbaar blijven.
Dit betekent dat als in het schooljaar 2021 – 2022 een extra instelling onder het
bevoegd gezag ressorteert, deze instelling in het schooljaar 2020 – 2021 (herkenbaar)
bij de vergelijking betrokken wordt.
Artikel 4:21:3. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
-
1. De werkgever toont aan dat het totale bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van
de werknemer of werknemers, bedoeld in artikel 4:21:1 op jaarbasis, gelijk of lager is dan het bedrag dat gemoeid is met de daling genoemd
in artikel 4:21:2.
-
2. De werkgever berekent daartoe het bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer
of werknemers, bedoeld in artikel 4:21:2 aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
-
3. Bij de berekening van de totale loonkosten van meerdere werknemers brengt de werkgever
de volgende rangorde aan:
Artikel 4:21:4. Toetsingsdatum
-
1. Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een tijdelijk dienstverband dat
eindigt per of na de laatste schooldag van een schooljaar en dat na 1 augustus van
dat jaar niet wordt voortgezet, wordt getoetst als zijnde een niet voortgezet dienstverband
per 1 augustus van het volgend schooljaar en getoetst op basis van het Reglement.
-
2. Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een beëindiging per 1 augustus,
waarbij de laatste contractdag van de arbeidsovereenkomst op 31 juli is, wordt getoetst
op basis van het Reglement Participatiefonds 2021–2022.
-
3. Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een niet voortgezet of beëindigd
dienstverband per een andere datum dan genoemd in het eerste of tweede lid van dit
artikel, wordt per deze andere datum getoetst, indien de daling van de rijksbekostiging
van personeel en financiële bijdragen van derden zich heeft voorgedaan direct voorafgaand
aan de datum van het niet voortzetten of beëindigen van het dienstverband.
-
4. Een vergoedingsverzoek van een beëindigd dienstverband op grond van dit artikel per
1 augustus van het volgend schooljaar, terwijl de daling van de rijksbekostiging van
personeel en financiële bijdragen van derden zich eerder heeft voorgedaan maar de
werkgever door het bepaalde van artikel 2.1 van de CAO PO en 10.4a, zevende lid van
de CAO PO 2018–2019 niet eerder tot beëindiging van het dienstverband kon overgaan,
wordt getoetst op basis van het Reglement 2021–2022.
Artikel 4:21:5. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven
voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die
door beide partijen, voor de einddatum van het dienstverband is ondertekend. Uit de
verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer
te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van
de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
-
a. minstens € 500,– bij een dienstverband van minder dan 6 maanden;
-
b. minstens € 1.000,– bij een dienstverband van 6 maanden of langer.
-
3. Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden
ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan
verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag
van de werknemer.
-
4. De werkgever legt daartoe over:
-
a. een afschrift van de – voor de ontslagdatum ondertekende – modelbrief ‘verlengd aanbod
ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te
ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft
verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
-
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning
extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste
WW-dag.
-
5. Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen
dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander
werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten
minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:22. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband
vanwege gewichtige omstandigheden
Als het tijdelijk dienstverband na het verstrijken van het tijdvak waarvoor het is
aangegaan niet wordt voortgezet omdat de werkgever van oordeel is dat sprake is gewichtige
omstandigheden zoals bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder h van de CAO PO, dan
komt de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien
de werkgever aan de voorwaarden genoemd in artikelen 4:22:1 tot en met 4:22:4 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:22:1. Meedelen reden niet voortzetten dienstverbandaan werknemer
-
1. De werkgever heeft de reden voor beëindiging van het dienstverband aan de werknemer
meegedeeld.
-
2. De werkgever legt daartoe over ter zake doende documenten waaruit onderbouwd blijkt
dat er sprake is van gewichtige omstandigheden op grond waarvan de werkgever van oordeel
is dat redelijkerwijs niet verlangd kan worden dat het dienstverband van werknemer
nog langer wordt voortgezet.
Artikel 4:22:2. Inspanning behoud werknemer voor eigen functie
-
1. Voordat het tijdelijke dienstverband is verstreken heeft de werkgever zich ingespannen
om de werknemer voor zijn eigen functie te behouden. Uiteindelijk heeft hij geconcludeerd
dat dit niet mogelijk is.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘Gesprekkencyclus’, die door beide
partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat gesprekken tussen de werkgever
en de werknemer hebben plaatsgevonden en dat de werkgever tijdens die gesprekken heeft
benoemd:
-
a. de door hem geconstateerde knelpunten in het functioneren van de werknemer;
-
b. de door hem noodzakelijk geachte verbetering in het functioneren van de werknemer;
-
c. de wijze waarop de werknemer met interne of externe ondersteuning deze verbetering
moest bereiken en de periode waarbinnen hij dat moest realiseren;
-
d. de conclusie dat het verbetertraject niet of onvoldoende tot de noodzakelijke verbetering
heeft geleid.
-
3. Weigert de werknemer de verklaring te ondertekenen, dan overlegt de werkgever andere
ter zake overtuigende documenten zoals:
-
a. één of meer schriftelijke uitnodigingen aan werknemer voor gesprekken; of
-
b. één of meer offertes van aanbieders voor begeleiding van werknemer; of
-
c. één of meer facturen van aanbieders voor begeleiding van werknemer; of
-
d. andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat, en wanneer de gesprekken
met en/of de begeleiding van de werknemer hebben plaatsgevonden.
Artikel 4:22:3. Inspanning behoud werknemer voor eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat het niet mogelijk is om de werknemer voor
zijn eigen functie te behouden, heeft de werkgever zich ingespannen om hem in een
andere functie voor de eigen organisatie te behouden.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘Herplaatsingsonderzoek’, die door
beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat de werkgever met de
werknemer de herplaatsingsmogelijkheden binnen de eigen organisatie heeft besproken.
Tevens blijkt daar uit dat de werkgever heeft geconcludeerd dat die mogelijkheden
ontbreken of redelijkerwijs niet te realiseren zijn.
-
3. Als de werknemer de verklaring weigert te ondertekenen, dan overlegt de werkgever
afschriften van andere ter zake overtuigende documenten zoals een brief aan de werknemer
waarin de werkgever gemotiveerd meedeelt dat, en waarom, er geen herplaatsingsmogelijkheden
zijn.
Artikel 4:22:4. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven
voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die
door beide partijen, voor de einddatum van het dienstverband is ondertekend. Uit de
verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer
te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van
de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
-
a. minstens € 500,– bij een dienstverband van minder dan 6 maanden;
-
b. minstens € 1.000,– bij een dienstverband van 6 maanden of langer.
-
3. Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden
ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan
verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag
van de werknemer.
-
4. De werkgever legt daartoe over:
-
a. een afschrift van de – voor de ontslagdatum ondertekende – modelbrief ‘verlengd aanbod
ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te
ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft
verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
-
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning
extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste
WW-dag.
-
5. Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen
dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander
werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten
minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:23. Grondslag vergoedingsverzoek: einde van rechtswege van een leerarbeidsovereenkomst
van een leraar in opleiding
Als het tijdelijk dienstverband van een werknemer die als LIO als bedoeld in artikel
3.19 van de CAO PO is benoemd, na het verstrijken van het tijdvak waarvoor het is
aangegaan niet wordt voortgezet, dan komt de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek
in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:23:1 heeft voldaan en de in dat artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:23:1. Meedelen reden niet voortzetten dienstverband aan werknemer
-
1. De werkgever heeft de reden voor het niet voortzetten van het dienstverband aan de
werknemer meegedeeld.
-
2. De werkgever legt daartoe over een afschrift van de leerarbeidsovereenkomst waaruit
blijkt dat de einddatum van het tijdelijk dienstverband overeenkomt met de datum van
beëindiging van het tijdelijk dienstverband zoals deze door de werkgever bij het vergoedingsverzoek
is opgegeven.
Artikel 4:24. Grondslag vergoedingsverzoek: einde van rechtswege van een leerarbeidsovereenkomst
van een onderwijsassistent in opleiding
Als het tijdelijk dienstverband van een werknemer die als onderwijsassistent in opleiding
als bedoeld in artikel 3.24 van de CAO PO is benoemd, na het verstrijken van het tijdvak
waarvoor het is aangegaan niet wordt voortgezet, dan komt de werkgever voor toewijzing
van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in
artikel 4:24:1 heeft voldaan en de in dat artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:24:1. Meedelen reden niet voortzetten dienstverband aan werknemer
-
1. De werkgever heeft de reden voor het niet voortzetten van het dienstverband aan de
werknemer meegedeeld.
-
2. De werkgever legt daartoe over een afschrift van de leerarbeidsovereenkomst waaruit
blijkt dat de einddatum van het tijdelijk dienstverband overeenkomt met de datum van
beëindiging van het tijdelijk dienstverband zoals deze door de werkgever bij het vergoedingsverzoek
is opgegeven.
Artikel 4:25. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband
vanwege ontbreken onderwijsbevoegdheid dan wel omdat enige wettelijke bepaling zich
daartegen verzet
Als het tijdelijk dienstverband na het verstrijken van het tijdvak waarvoor het is
aangegaan niet wordt voortgezet, omdat de werknemer niet de bij wet voorgeschreven
onderwijsbevoegdheid bezit of indien enige andere wettelijke bepaling zich tegen voortzetting
van het dienstverband verzet, dan komt de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek
in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:25:1 heeft voldaan en de in dat artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:25:1. Meedelen reden niet voortzetten dienstverband aan werknemer
-
1. De werkgever heeft de reden voor het niet voortzetten van het dienstverband aan de
werknemer meegedeeld.
-
2. Indien de reden voor het niet voortzetten van een tijdelijk dienstverband ligt in
het feit dat de werknemer de bij wet voorgeschreven onderwijsbevoegdheid niet bezit,
dan overlegt de werkgever een afschrift van een document waaruit blijkt wat de gemaakte
afspraken zijn omtrent de onderwijsbevoegdheid bij aanvang van het dienstverband alsmede
een afschrift van een document waaruit blijkt dat deze afspraken niet zijn nagekomen.
-
3. Indien de reden voor het niet voortzetten van een tijdelijk dienstverband ligt in
het feit dat enige wettelijke bepaling zich daar tegen verzet, overlegt de werkgever
ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat:
-
a. wettelijke bepalingen zich verzetten tegen het voortzetten van het tijdelijk dienstverband
van de werknemer; en
-
b. de werkgever de werknemer heeft meegedeeld dat het tijdelijk dienstverband niet wordt
voortgezet vanwege het feit dat wettelijke bepalingen zich daar tegen verzetten.
Artikel 4:26. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband
vanwege het niet meewerken aan re-integratie als bedoeld in artikel 21 ZAPO
Als het tijdelijk dienstverband na het verstrijken van het tijdvak waarvoor het is
aangegaan niet wordt voortgezet omdat de werkgever van oordeel is dat sprake is van
het niet meewerken aan re-integratie als bedoeld in artikel 21 ZAPO, dan komt de werkgever
voor toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien de werkgever aan de
voorwaarden genoemd in artikel 4:26:1 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:26:1. Meedelen reden niet voortzetten dienstverband aan werknemer
-
1. De werkgever heeft de reden voor het niet voortzetten van het dienstverband aan de
werknemer meegedeeld.
-
2. De werkgever legt daartoe over een afschrift van de brief waarin de werkgever aan
de werknemer heeft medegedeeld waarom hij het tijdelijk dienstverband niet wil voortzetten.
-
3. Tevens overlegt de werkgever een afschrift van het advies van het UWV als bedoeld
in artikel 21, tweede lid, ZAPO.
Artikel 4:27. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband
vanwege vervanging afwezige met ziekteverlof op grond van ZAPO
Als het tijdelijk dienstverband dat is aangegaan op grond van artikel 3.1, vierde
lid van de CAO PO niet wordt voortgezet, dan komt de werkgever voor toewijzing van
een vergoedingsverzoek in aanmerking indien de werkgever aan de voorwaarden genoemd
in artikel 4:27:1 heeft voldaan en de in dat artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:27:1. Aantonen vervanging wegens ziekte
-
1. De werkgever toont aan dat de werknemer was benoemd in een tijdelijk dienstverband
wegens vervanging van een afwezige werknemer die ziekteverlof op grond van het ZAPO
genoot.
-
2. De werkgever legt daartoe over een arbeidsovereenkomst van de werknemer die de afwezige
werknemer heeft vervangen, waarin is opgenomen:
-
a. de naam van de afwezige; en
-
b. de reden van de afwezigheid; en
-
c. de periode waarvoor de arbeidsovereenkomst is aangegaan.
-
3. Indien de reden van de afwezigheid niet is opgenomen in de arbeidsovereenkomst dan
overlegt de werkgever naast de arbeidsovereenkomst:
-
a. een afschrift of afschriften afkomstig uit zijn salarissysteem waaruit blijkt dat
de werknemer de wegens ziekte afwezige werknemer heeft vervangen; of
-
b. andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werknemer de wegens
ziekte afwezige werknemer heeft vervangen.
Artikel 4:28. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband
vanwege vervanging afwezige wegens schorsing
Als het tijdelijk dienstverband dat is aangegaan op grond van artikel 3.1, vierde
lid van de CAO PO, in verband met vervanging wegens schorsing als bedoeld in artikel
3.10 tot en met 3.14 van de CAO PO, niet wordt voortgezet, dan komt de werkgever voor
toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien de werkgever aan de voorwaarden
genoemd in artikel 4:28:1 heeft voldaan en de in dat artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:28:1. Aantonen vervanging wegens schorsing
-
1. De werkgever toont aan dat de werknemer was benoemd in een tijdelijk dienstverband
wegens vervanging van een afwezige werknemer die is geschorst op grond van artikel
3.10 tot en met 3.14 van de CAO PO.
-
2. De werkgever legt daartoe over een afschrift van de arbeidsovereenkomst van de werknemer
die de afwezige werknemer heeft vervangen, waarin is opgenomen:
-
3. Tevens overlegt de werkgever een afschrift van het schorsingsbesluit.
Artikel 4:29. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband
vanwege vervanging afwezige wegens gecompenseerd vakantieverlof, vanwege eerder genoten
zwangerschaps-bevallingsverlof op grond van de Wet arbeid en zorg en verleend en verlof indien werknemer door ziekte minder dan 20 dagen vakantieverlof
heeft genoten
Als het tijdelijk dienstverband dat is aangegaan op grond van artikel 3.1, vierde
lid van de CAO PO, in verband met vanwege vervanging afwezige wegens gecompenseerd
vakantieverlof, vanwege eerder genoten zwangerschaps-bevallingsverlof op grond van
de Wet arbeid en zorg en verleend en verlof indien werknemer door ziekte minder dan 20 dagen vakantieverlof
heeft genoten als bedoeld in artikel 8.1, vierde lid, van de CAO PO niet wordt voortgezet,
dan komt de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien
de werkgever aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:29:1 heeft voldaan en de in dat artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:29:1. Aantonen vervanging wegens gecompenseerd vakantieverlof
-
1. De werkgever toont aan dat de werknemer was benoemd in een tijdelijk dienstverband
wegens vervanging van een afwezige werknemer die gecompenseerd vakantieverlof genoot
vanwege eerder genoten zwangerschaps-bevallingsverlof op grond van de Wet arbeid en zorg, of artikel 8.1, vierde lid, van de CAO PO.
-
2. De werkgever legt daartoe over een afschrift van de arbeidsovereenkomst van de werknemer
die de afwezige werknemer heeft vervangen, waarin is opgenomen:
-
a. de naam van de afwezige; en
-
b. de reden van de afwezigheid; en
-
c. de periode waarvoor de arbeidsovereenkomst is aangegaan.
-
3. Indien de reden van de afwezigheid niet is opgenomen in de arbeidsovereenkomst dan
overlegt de werkgever naast de arbeidsovereenkomst:
-
a. een afschrift van andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de afwezige
werknemer gecompenseerd vakantieverlof heeft genoten; en
-
b. een afschrift van ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werknemer
de afwezige werknemer die gecompenseerd vakantieverlof genoot, heeft vervangen.
Artikel 4:30. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband
vanwege vervanging afwezige wegens opnieuw verleend verlof
Als het tijdelijk dienstverband dat is aangegaan op grond van artikel 3.1, vierde
lid, van de CAO PO, in verband met vervanging wegens opnieuw verleend verlof als bedoeld
in artikel 8.2 van de CAO PO, niet wordt voortgezet, dan komt de werkgever voor toewijzing
van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien de werkgever aan de voorwaarden genoemd
in artikel 4:30:1 heeft voldaan en de in dat artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:30:1. Aantonen vervanging wegens opnieuw verleend verlof
-
1. De werkgever toont aan dat de werknemer was benoemd in een tijdelijk dienstverband
wegens vervanging van een afwezige werknemer die opnieuw verleend verlof genoot op
grond van artikel 8.2 van de CAO PO.
-
2. De werkgever legt daartoe over een afschrift van de arbeidsovereenkomst van de werknemer
die de afwezige werknemer heeft vervangen, waarin is opgenomen:
-
a. de naam van de afwezige; en
-
b. de reden van de afwezigheid; en
-
c. de periode waarvoor de arbeidsovereenkomst is aangegaan.
-
3. Indien de reden van de afwezigheid niet is opgenomen in de arbeidsovereenkomst dan
overlegt de werkgever naast de arbeidsovereenkomst:
-
a. een afschrift van andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de afwezige
werknemer opnieuw verleend verlof heeft genoten; en
-
b. een afschrift van ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werknemer
de afwezige werknemer die opnieuw verleend verlof genoot, heeft vervangen
Artikel 4:31. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband
vanwege vervanging afwezig wegens buitengewoon verlof
Als het tijdelijk dienstverband dat is aangegaan op grond van artikel 3.1, vierde
lid van de CAO PO, in verband met vervanging wegens buitengewoon verlof als bedoeld
in artikel 8.6 tot en met 8.11, artikel 8.13 of artikel 8.16 van de CAO PO, niet wordt
voortgezet, dan komt de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking
indien de werkgever aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:31:1 heeft voldaan en de in dat artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:31:1. Aantonen vervanging wegens buitengewoon verlof
-
1. De werkgever toont aan dat de werknemer was benoemd in een tijdelijk dienstverband
wegens vervanging van een afwezige werknemer die buitengewoon verlof genoot op grond
van artikel 8.6 dan wel 8.7, 8.8, 8.9, 8.10, 8.11, 8.13 of 8.16 van de CAO PO.
-
2. De werkgever legt daartoe over een afschrift van de arbeidsovereenkomst van de werknemer
die de afwezige werknemer heeft vervangen, waarin is opgenomen:
-
a. de naam van de afwezige; en
-
b. de reden van de afwezigheid; en
-
c. de periode waarvoor de arbeidsovereenkomst is aangegaan.
-
3. Indien de reden van de afwezigheid niet is opgenomen in de arbeidsovereenkomst dan
overlegt de werkgever naast de arbeidsovereenkomst:
-
a. een afschrift van andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de afwezige
werknemer buitengewoon verlof heeft genoten op grond van artikel 8.6 dan wel 8.7,
8.8, 8.9, 8.10, 8.11, 8.13 of 8.16 van de CAO PO; en
-
b. een afschrift van ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werknemer
de afwezige werknemer die buitengewoon verlof op grond van artikel 8.6 dan wel 8.7,
8.8, 8.9, 8.10, 8.11, 8.13 of 8.16 van de CAO PO genoot, heeft vervangen.
Artikel 4:32. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband
vanwege vervanging afwezige wegens zwangerschaps- en bevallingsverlof op grond van
de Wet Arbeid en Zorg (WAZO)
Als het tijdelijk dienstverband dat is aangegaan op grond van artikel 3.1, vierde
lid van de CAO PO, in verband met vervanging wegens zwangerschaps- en bevallingsverlof
op grond van de Wet Arbeid en Zorg, niet wordt voortgezet, dan komt de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek
in aanmerking indien de werkgever aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:32:1 heeft voldaan en de in dat artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:32:1. Aantonen vervanging wegens zwangerschaps- en bevallingsverlof
-
1. De werkgever toont aan dat de werknemer was benoemd in een tijdelijk dienstverband
wegens vervanging van een afwezige werknemer die zwangerschaps- en bevallingsverlof
genoot op grond van de WAZO.
-
2. De werkgever legt daartoe over een afschrift van de arbeidsovereenkomst van de werknemer
die de afwezig werknemer heeft vervangen, waarin is opgenomen:
-
a. de naam van de afwezige; en
-
b. de reden van de afwezigheid; en
-
c. de periode waarvoor de arbeidsovereenkomst is aangegaan.
-
3. Indien de reden van de afwezigheid niet is opgenomen in de arbeidsovereenkomst dan
overlegt de werkgever naast de arbeidsovereenkomst:
-
a. een afschrift van andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de afwezige
werknemer zwangerschaps- en bevallingsverlof heeft genoten; en
-
b. een afschrift van ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werknemer
de afwezige werknemer die zwangerschaps- en bevallingsverlof genoot, heeft vervangen.
Artikel 4:33. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband
vanwege vervanging afwezige wegens ouderschapsverlof
Als het tijdelijk dienstverband dat is aangegaan op grond van artikel 3.1, vierde
lid van de CAO PO, in verband met afwezigheid wegens ouderschapsverlof als bedoeld
in artikel 8.17 van de CAO PO, niet wordt voortgezet, dan komt de werkgever voor toewijzing
van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien de werkgever aan de voorwaarden genoemd
in artikel 4:33:1 heeft voldaan en de in dat artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:33:1. Aantonen vervanging wegens ouderschapsverlof
-
1. De werkgever toont aan dat de werknemer was benoemd in een tijdelijk dienstverband
wegens vervanging van een afwezige werknemer die ouderschapsverlof genoot op grond
van artikel 8.17 van de CAO PO.
-
2. De werkgever legt daartoe over een afschrift van de arbeidsovereenkomst van de werknemer
die de afwezige werknemer heeft vervangen, waarin is opgenomen:
-
a. de naam van de afwezige; en
-
b. de reden van de afwezigheid; en
-
c. de periode waarvoor de arbeidsovereenkomst is aangegaan.
-
3. Indien de reden van de afwezigheid niet is opgenomen in de arbeidsovereenkomst dan
overlegt de werkgever naast de arbeidsovereenkomst:
-
a. een afschrift van andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de afwezige
werknemer ouderschapsverlof heeft genoten; en
-
b. een afschrift van ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werknemer
de afwezige werknemer die ouderschapsverlof genoot, heeft vervangen.
Artikel 4:34. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband
vanwege vervanging afwezige wegens spaarverlof
Als het tijdelijk dienstverband dat is aangegaan op grond van artikel 3.1, vierde
lid van de CAO PO, in verband met vervanging wegens spaarverlof als bedoeld in artikel
8.20 van de CAO PO, niet wordt voortgezet, dan komt de werkgever voor toewijzing van
een vergoedingsverzoek in aanmerking indien de werkgever aan de voorwaarden genoemd
in artikel 4:34:1 en 4:34:2 heeft voldaan en de in dat artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:34:1. Aantonen vervanging wegens spaarverlof
-
1. De werkgever toont aan dat de werknemer was benoemd in een tijdelijk dienstverband
wegens vervanging van een afwezige werknemer die spaarverlof genoot op grond van artikel
8.20 van de CAO PO.
-
2. De werkgever legt daartoe over een afschrift van de arbeidsovereenkomst van de werknemer
die de afwezige werknemer heeft vervangen, waarin is opgenomen:
-
a. de naam van de afwezige; en
-
b. de reden van de afwezigheid; en
-
c. de periode waarvoor de arbeidsovereenkomst is aangegaan.
-
3. Indien de reden van de afwezigheid niet is opgenomen in de arbeidsovereenkomst dan
overlegt de werkgever naast de arbeidsovereenkomst:
-
a. een afschrift van andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de afwezige
werknemer spaarverlof heeft genoten; en
-
b. een afschrift van ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werknemer
de afwezige werknemer die spaarverlof genoot, heeft vervangen.
Artikel 4:34:2. Inspanning behoud werknemer voor eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat het niet mogelijk is om de werknemer voor
zijn eigen functie te behouden, heeft de werkgever zich ingespannen om hem in een
andere functie voor de eigen organisatie te behouden.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘Herplaatsingsonderzoek’, die door
beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat de werkgever met de
werknemer de herplaatsingsmogelijkheden binnen de eigen organisatie heeft besproken.
Tevens blijkt daar uit dat de werkgever heeft geconcludeerd dat die mogelijkheden
ontbreken of redelijkerwijs niet te realiseren zijn.
-
3. Als de werknemer de verklaring weigert te ondertekenen, overlegt de werkgever afschriften
van andere ter zake overtuigende documenten met betrekking tot het herplaatsingsonderzoek
zoals een brief aan de werknemer waarin de werkgever gemotiveerd meedeelt dat, en
waarom, er geen herplaatsingsmogelijkheden zijn.
Artikel 4:35. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband
vanwege vervanging afwezige wegens levensloopverlof
Als het tijdelijk dienstverband dat is aangegaan op grond van artikel 3.1, vierde
lid van de CAO PO, in verband met vervanging wegens levensloopverlof als bedoeld in
artikel 8.21 van de CAO PO, niet wordt voortgezet, komt de werkgever voor toewijzing
van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien de werkgever aan de voorwaarden genoemd
in artikel 4:35:1 en 4:35:2 heeft voldaan en de in dat artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:35:1. Aantonen vervanging wegens levensloopverlof
-
1. De werkgever toont aan dat de werknemer was benoemd in een tijdelijk dienstverband
wegens vervanging van een afwezige werknemer die levensloopverlof genoot op grond
van artikel 8.21 van de CAO PO.
-
2. De werkgever legt daartoe over een afschrift van de arbeidsovereenkomst van de werknemer
die de afwezige werknemer heeft vervangen, waarin is opgenomen:
-
a. de naam van de afwezige; en
-
b. de reden van de afwezigheid; en
-
c. de periode waarvoor de arbeidsovereenkomst is aangegaan.
-
3. Indien de reden van de afwezigheid niet is opgenomen in de arbeidsovereenkomst overlegt
de werkgever naast de arbeidsovereenkomst:
-
a. een afschrift van andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de afwezige
werknemer levensloopverlof heeft genoten; en
-
b. een afschrift van ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werknemer
de afwezige werknemer die levensloopverlof genoot, heeft vervangen.
Artikel 4:35:2. Inspanning behoud werknemer voor eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat het niet mogelijk is om de werknemer voor
de eigen functie te behouden, heeft de werkgever zich ingespannen om hem in een andere
functie voor de eigen organisatie te behouden.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘herplaatsingsonderzoek’, die door
beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat de werkgever met de
werknemer de herplaatsingsmogelijkheden binnen de eigen organisatie heeft besproken.
Tevens blijkt daar uit dat de werkgever heeft geconcludeerd dat die mogelijkheden
ontbreken of redelijkerwijs niet te realiseren zijn.
-
3. Als de werknemer de verklaring weigert te ondertekenen, dan overlegt de werkgever
afschriften van andere ter zake overtuigende documenten met betrekking tot het herplaatsingsonderzoek
zoals een brief aan de werknemer waarin de werkgever gemotiveerd meedeelt dat, en
waarom, er geen herplaatsingsmogelijkheden zijn
Artikel 4:36. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband
vanwege vervanging afwezige wegens studieverlof op grond van het Scholingsfonds als
bedoeld in het ‘Definitief akkoord Convenant Leerkracht van Nederland’ van 1 juli
2008
Als het tijdelijk dienstverband dat is aangegaan op grond van artikel 3.1, vierde
lid van de CAO PO, in verband met vervanging wegens studieverlof op grond van het
Scholingsfonds als bedoeld in het ‘Definitief akkoord Convenant Leerkracht van Nederland’
van 1 juli 2008, niet wordt voortgezet, dan komt de werkgever voor toewijzing van
een vergoedingsverzoek in aanmerking indien de werkgever aan de voorwaarden genoemd
in artikel 4:36:1 heeft voldaan en de in dat artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:36:1. Aantonen vervanging wegens studieverlof op grond van het Scholingsfonds
als bedoeld in het ‘Definitief akkoord Convenant Leerkracht van Nederland’ van 1 juli
2008
-
1. De werkgever toont aan dat de werknemer was benoemd in een tijdelijk dienstverband
wegens vervanging van een afwezige werknemer die studieverlof genoot op grond van
het Scholingsfonds als bedoeld in het ‘Definitief akkoord Convenant Leerkracht van
Nederland’ van 1 juli 2008.
-
2. De werkgever legt daartoe over een afschrift van de arbeidsovereenkomst van de werknemer
die de afwezige werknemer heeft vervangen, waarin is opgenomen:
-
a. de naam van de afwezige; en
-
b. de reden van de afwezigheid; en
-
c. de periode waarvoor de arbeidsovereenkomst is aangegaan.
-
3. Indien de reden van de afwezigheid niet is opgenomen in de arbeidsovereenkomst dan
overlegt de werkgever naast de arbeidsovereenkomst:
-
a. een afschrift van andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de afwezige
werknemer studieverlof heeft genoten op grond van het Scholingsfonds als bedoeld in
het ‘Definitief akkoord Convenant Leerkracht van Nederland’ van 1 juli 2008; en
-
b. een afschrift van ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werknemer
de afwezige werknemer die studieverlof op grond van het Scholingsfonds als bedoeld
in het ‘Definitief akkoord Convenant Leerkracht van Nederland’ van 1 juli 2008 genoot,
heeft vervangen.
Paragraaf 4.3. Formatieve beëindigingsgronden bij een vast dienstverband
Artikel 4:37. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging met wederzijds goedvinden
vanwege opheffing betrekking vanwege de daling of beëindiging van de gemeentelijke
bijdrage voor in- en doorstroombanen (ID-banen) voor werkgevers met ontslagbeleid
Als de werkgever, die de regeling ontslagbeleid als bedoeld in artikel 10.4a van de
CAO PO 2018–2019 voert het dienstverband beëindigt met wederzijds goedvinden op grond
van artikel 3.10, vierde lid, van de CAO PO met als reden dat er sprake is van opheffing
betrekking, zoals bedoeld in artikel 3.11, eerste lid, onder a van de CAO PO, vanwege
daling of beëindiging van een gemeentelijke bijdrage voor in- en doorstroombanen,
dan komt de werkgever voor toewijzing van het vergoedingsverzoek in aanmerking indien
hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:37:1 tot en met 4:37:3 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:37:1. Meedelen reden beëindiging dienstverbandaan werknemer
Artikel 4:37:2. Daling of beëindiging van de gemeentelijke bijdrage voor ID-banen
-
1. De werkgever toont aan dat de gemeentelijke bijdrage voor ID-banen is gedaald of beëindigd.
-
2. De werkgever legt daartoe over ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de gemeente de bijdragen voor ID-banen heeft verminderd of beëindigd.
Artikel 4:37:3. Inspanning behoud werknemer voor eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat het niet mogelijk is om de werknemer voor
zijn eigen functie te behouden, heeft de werkgever zich ingespannen om hem in een
andere functie voor de eigen organisatie te behouden.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘Herplaatsingsonderzoek’, die door
beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat de werkgever met de
werknemer de herplaatsingsmogelijkheden binnen de eigen organisatie heeft besproken.
Tevens blijkt daar uit dat de werkgever heeft geconcludeerd dat die mogelijkheden
ontbreken of redelijkerwijs niet te realiseren zijn.
Artikel 4:38. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging met wederzijds goedvinden
vanwege opheffing betrekking voor werkgevers met ontslagbeleid
Als de werkgever, die de regeling ontslagbeleid als bedoeld in artikel 10.4a van de
CAO PO voert het dienstverband eindigt met wederzijds goedvinden op grond van artikel
3.10, vierde lid van de CAO PO, met als reden dat er sprake is van opheffing betrekking,
zoals bedoeld in artikel 3.11, eerste lid, onder a CAO PO wegens daling van de rijksbekostiging
van personeel en financiële bijdragen van derden, dan komt de werkgever voor toewijzing
van het vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in
artikel 4:38:1 tot en met 4:38:9 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten
heeft overgelegd.
Artikel 4:38:1. Meedelen reden beëindiging dienstverbandaan werknemer
Artikel 4:38:2. Daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van
derden volgens vergelijking
-
1. De werkgever toont aan dat het bedrag dat gemoeid gaat met de totale rijksbekostiging
van personeel en financiële bijdragen van derden, direct voorafgaand aan het ontslag,
vergeleken met het bedrag dat gemoeid gaat met de totale rijksbekostiging van personeel
en financiële bijdragen van derden per de datum van het ontslag, is gedaald.
-
2. De werkgever legt daartoe over de vergelijking van de rijksbekostiging en financiële
bijdragen van derden. Deze vergelijking voldoet aan de volgende voorwaarden:
-
a. alle door de werkgever op bestuursniveau ontvangen bedragen rijksbekostiging van personeel
en financiële bijdragen van derden, worden in de vergelijking opgenomen, tenzij in
de volgende leden van dit artikel anders wordt vermeld;
-
b. de bedragen die gemoeid gaan met het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid
worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2020 – 2021 en schooljaar 2021 –
2022 opgenomen;
-
c. de bedragen die gemoeid gaan met de Regeling prestatiebox primair onderwijs worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2020 – 2021 en schooljaar 2021
– 2022 opgenomen;
-
d. het bedrag dat gemoeid is met de omvang van het natuurlijk verloop en de andere niet
voortgezette/beëindigde dienstverbanden in de periode van zes maanden voorafgaand
aan en per de datum waarop het dienstverband met wederzijds goedvinden is beëindigd,
wordt op het bedrag dat gemoeid is met de daling rijksbekostiging van personeel en
financiële bijdragen van derden in mindering gebracht.
-
3. Tevens overlegt de werkgever een afschrift van de passage van het ondersteuningsplan
als bedoeld in artikel 18a, achtste lid, onder b van de WPO, over de inzet van de bekostiging van de zorgvoorzieningen in de periode tot en per
de datum van de beëindiging van het dienstverband.
-
4. Als de werkgever is aangesloten bij een samenwerkingsverband waarvan de aangesloten
werkgevers hebben besloten dat zij zich gedragen als ware het samenwerkingsverband
één werkgever voor wat betreft de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen
van derden, dan neemt de werkgever de bedragen rijksbekostiging van personeel en financiële
bijdragen van derden op het niveau van het samenwerkingsverband in de vergelijking
op.
-
5. Indien er sprake is van een fusie en/of overdacht van instellingen dan wel besturen,
houdt de werkgever hier rekening mee, zodat de verschillende jaren vergelijkbaar blijven.
Dit betekent dat als in het schooljaar 2021–2022 een extra instelling onder het bevoegd
gezag ressorteert, deze instelling in het schooljaar 2020–2021 (herkenbaar) bij de
vergelijking betrokken wordt.
Artikel 4:38:3. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
-
1. De werkgever toont aan dat het totale bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van
de werknemer of werknemers, bedoeld in artikel 4:38:1 op jaarbasis, gelijk of lager is dan het bedrag dat gemoeid is met de daling genoemd
in artikel 4:38:2.
-
2. De werkgever berekent daartoe het bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer
of werknemers, bedoeld in artikel 4:38:2 aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
-
3. Bij de berekening van de totale loonkosten van meerdere werknemers brengt de werkgever
de volgende rangorde aan:
-
a. De werkgever neemt eerst de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het
tijdelijk dienstverband niet is voortgezet, bij de berekening in aanmerking. De werkgever
mag de volgorde van melden zelf bepalen.
-
b. De werkgever neemt vervolgens de loonkosten van de werknemer of de werknemers van
wie het dienstverband op grond van een beëindigingsovereenkomst is beëindigd bij de
berekening in aanmerking. De werkgever neemt daarbij eerst het dienstverband in aanmerking
met de vroegste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst en als laatste
dienstverband met de laatste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst.
-
c. De werkgever neemt tenslotte de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie
het vast dienstverband door middel van ontslag is beëindigd bij de berekening in aanmerking.
Hierbij zijn voor personeel in vaste dienst de geldende regels t.a.v. de afvloeiingsvolgorde
van de CAO PO van kracht.
Artikel 4:38:4. Onderbouwing reden dat voor de juiste persoon/personen het vergoedingsverzoek
is ingediend
-
1. Als het dienstverband op grond van een beëindigingsovereenkomst is beëindigd, dan
geeft de werkgever aan of er op de datum van beëindiging van het dienstverband sprake
is van:
-
i. personeel in tijdelijke dienst dat gehandhaafd blijft;
-
ii. personeel in tijdelijke dienst dat, in de periode tussen het sluiten van de beëindigingsovereenkomst
en de datum van beëindiging van het dienstverband, in vaste dienst is benoemd;
-
iii. personeel in vaste of tijdelijke dienst dat, in de periode tussen de datum van het
sluiten van de beëindigingsovereenkomst en de datum van beëindiging van het dienstverband,
een uitbreiding van de betrekking heeft gehad;
-
iv. personeel dat, in de periode tussen de datum van het sluiten van de beëindigingsovereenkomst
en de datum van beëindiging van het dienstverband, in vaste dienst is getreden;
-
v. een vacature op de datum van beëindiging van het dienstverband.
Als van het gestelde onder i., ii., iii., iv. of v. sprake is, in die zin dat het
personeel betreft dat werkzaam is in dezelfde functie als die van de werknemer van
wie het dienstverband op grond van een beëindigingsovereenkomst is beëindigd, dan
wordt het bedrag dat gemoeid is met de daling, genoemd in artikel 4:38:2 verminderd met het bedrag dat gemoeid is met het in dienst houden of nemen van personeel
genoemd in i. t/m. v. respectievelijk met het bedrag dat gemoeid is met de loonkosten
van de werknemer van wie het dienstverband op grond van een beëindigingsovereenkomst
is beëindigd en die niet in de vacature, genoemd onder v. is benoemd.
Artikel 4:38:5. Uitgestelde beëindiging van het dienstverband
Indien er sprake is van uitgestelde beëindiging van een dienstverband, dan wordt de
vergelijking op bestuursniveau over drie schooljaren gemaakt. In de vergelijking wordt
de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden zoals beschreven
in artikel 4:38:2 in de schooljaren 2019 – 2020, 2020 – 2021 en 2021 – 2022 vergeleken. Daarna volgt
een vergelijking van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van
derden tot de datum waarop het dienstverband beëindigd is, ten opzichte van de rijksbekostiging
van personeel en financiële bijdragen van derden per de datum van beëindiging van
het dienstverband.
De daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden per 1 augustus
2020 wordt opgeteld bij de daling, of in mindering gebracht op de rijksbekostiging
van personeel en financiële bijdragen van derden per de datum van beëindiging van
het dienstverband.
Artikel 4:38:6. Afvloeiingsvolgorde
Een vergoedingsverzoek wordt afgewezen als het een werknemer betreft die in een vast
dienstverband was benoemd, terwijl het tijdelijke dienstverband in dezelfde functie
van één of meer werknemers niet wordt beëindigd.
Artikel 4:38:7. Vergelijking per onderwijssoort
Een werkgever die zowel werkgever is in de zin van de WPO als van de WEC en die wordt geconfronteerd met een daling van de rijksbekostiging maakt de vergelijking,
zoals genoemd in artikel 4:38:3 voor de onderwijssoort waar de daling zich heeft voorgedaan. Is er een daling bij
beide schoolsoorten dan maakt de werkgever per schoolsoort een vergelijking.
Artikel 4:38:8. Toetsingsdatum
-
1. Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een beëindiging per 1 augustus,
waarbij de laatste contractdag van de arbeidsovereenkomst op 31 juli is, wordt getoetst
op basis van het Reglement Participatiefonds 2021–2022.
-
2. Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een beëindigd dienstverband per
een andere datum dan genoemd in het eerste lid van dit artikel, wordt per deze andere
datum getoetst, indien de daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële
bijdragen van derden zich heeft voorgedaan direct voorafgaand aan de datum van het
beëindigen van het dienstverband.
-
3. Een vergoedingsverzoek van een beëindigd dienstverband op grond van dit artikel per
1 augustus van het volgend schooljaar, terwijl de daling van de rijksbekostiging van
personeel en financiële bijdragen van derden zich eerder heeft voorgedaan maar de
werkgever door het bepaalde van artikel 2.1 en 10.1 van de CAO PO en 10.4a, zevende
lid van de CAO PO 2018–2019 niet eerder tot beëindiging van het dienstverband kon
overgaan, wordt getoetst op basis van het Reglement 2021–2022.
Artikel 4:38:9. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven
voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die
door beide partijen, voor de beëindigingsdatum is ondertekend. Uit de verklaring blijkt
welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar
ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het
dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
-
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband langer dan 12 maanden maar korter dan 10 jaar;
-
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
-
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
-
3. Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden
ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan
verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag
van de werknemer.
-
4. De werkgever legt daartoe over:
-
a. een afschrift van de – voor de ontslagdatum ondertekende – modelbrief ‘verlengd aanbod
ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te
ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft
verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
-
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning
extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste
WW-dag`
-
5. Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen
dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander
werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten
minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:39. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging met wederzijds goedvinden
vanwege opheffing betrekking voor werkgevers met werkgelegenheidsbeleid
Als de werkgever, die de regeling werkgelegenheidsbeleid als bedoeld in artikel 10.2
van de CAO PO voert, het dienstverband eindigt met wederzijds goedvinden op grond
van artikel 3.10, vierde lid van de CAO PO, met als reden dat er sprake is van opheffing
betrekking, zoals bedoeld in artikel 3.11, eerste lid, onder a van de CAO PO wegens
daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, dan
komt de werkgever voor toewijzing van het vergoedingsverzoek in aanmerking indien
hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:39:1 tot en met 4:39:5 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:39:1. Meedelen reden beëindiging dienstverbandaan werknemer
Artikel 4:39:2. Sociaal Plan in geval daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten
op jaarbasis
-
1. De werkgever toont aan dat hij met de vakcentrales in het DGO het sociaal plan is
overeengekomen omdat hij wegens daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële
bijdragen van derden de werkgelegenheidsgarantie niet meer kon garanderen.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring “Daling bekostiging bij werkgelegenheidsbeleid”
waaruit blijkt dat
-
a. zich in één of meer achterliggende schooljaren, direct voorafgaand aan de beëindiging
van het dienstverband, een daling in de rijksbekostiging van personeel en financiële
bijdragen van derden heeft voorgedaan; en
-
b. de werkgever uitsluitend als gevolg van deze daling in de rijksbekostiging van personeel
en financiële bijdragen van derden, de werkgelegenheidsgarantie niet meer kon handhaven;
en
-
c. er derhalve aan het beëindigen van het dienstverband niet (mede) andere redenen van
financiële aard ten grondslag liggen dan genoemde daling van de rijksbekostiging van
personeel en financiële bijdragen van derden.
Artikel 4:39:3. Sociaal Plan in geval van werknemersvan wie het vaste dienstverband
wordt beëindigd
-
1. De werkgever toont aan dat:
-
a. hij met de bonden overeenstemming heeft bereikt over de omvang van het formatieve
probleem dat zou kunnen leiden tot gedwongen ontslag na afloop van de tweede fase
van het sociaal plan; en
-
b. de beëindiging van het dienstverband met wederzijds goedvinden tijdens de looptijd
van het sociaal plan, conform de in het sociaal plan gemaakte afspraken, is;
-
2. De werkgever legt daartoe over het sociaal plan.
-
3. Tevens overlegt de werkgever ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de
werkgever en de bonden gezamenlijk van oordeel zijn dat het formatieve probleem, nog
niet door middel van reductie van de omvang van het personeelsbestand, volledig was
opgelost op de datum van de beëindiging van het dienstverband.
Artikel 4:39:4. Toetsingsdatum
-
1. Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een beëindiging per 1 augustus,
waarbij de laatste contractdag van de arbeidsovereenkomst op 31 juli is, wordt getoetst
op basis van het Reglement Participatiefonds 2021–2022.
-
2. Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een beëindigd dienstverband per
een andere datum dan genoemd in het eerste lid van dit artikel, wordt per deze andere
datum getoetst.
-
3. Een vergoedingsverzoek van een beëindigd dienstverband op grond van dit artikel per
1 augustus van het volgend schooljaar, terwijl de daling van de rijksbekostiging van
personeel en financiële bijdragen van derden zich eerder heeft voorgedaan maar de
werkgever door het bepaalde van artikel 2.1 en 10.1 van de CAO PO en 10.4a, zevende
lid van de CAO PO niet eerder tot beëindiging van het dienstverband kon overgaan,
wordt getoetst op basis van het Reglement 2021–2022.
Artikel 4:39:5. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven
voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie.
-
2. De werkgever legt daartoe over het sociaal plan waaruit moet blijken dat de werknemer
van minstens één van de in het sociaal plan overeengekomen mobiliteitsbevorderende
maatregelen gebruik heeft kunnen maken.
Artikel 4:40. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging met wederzijds goedvinden
vanwege opheffing betrekking vanwege reorganisatie
Als de werkgever met de centrales in het DGO overleg heeft gevoerd over de rechtspositionele
gevolgen van een reorganisatie als bedoeld in artikel 13.2, vijfde lid, onder a van
de CAO PO en in dat kader een met de bonden overeengekomen sociaal plan, zoals bedoeld
in artikel 10.3 van de CAO PO 2018–2019 uitvoert of heeft uitgevoerd, dan komt een
vergoedingsverzoek, voor het dienstverband dat is beëindigd op grond van artikel 3.5,
vierde lid van de CAO PO, te weten met wederzijds goedvinden met als reden opheffing
van de instelling of de dienst van de instelling of de betrekking, zoals bedoeld in
artikel 3.6, eerste lid, onder a van de CAO PO, voor toewijzing in aanmerking als
de werkgever heeft voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:40:1 tot en met 4:40:3 en de in die artikelen genoemde documenten overgelegd.
Artikel 4:40:1. Meedelen reden beëindiging dienstverbandaan werknemer
Artikel 4:40:2. Sociaal Plan
-
1. De werkgever toont aan dat:
-
a. hij met de bonden overeenstemming heeft bereikt over de omvang van het formatieve
probleem dat zou kunnen leiden tot gedwongen ontslag na afloop van de tweede fase
van het sociaal plan; en
-
b. de beëindiging van het dienstverband met wederzijds goedvinden, tijdens de looptijd
van het sociaal plan conform de in het sociaal plan gemaakte afspraken is; dan wel
-
c. het ontslag meteen na afloop van fase twee conform de in het sociaal plan gemaakte
afspraken is.
-
2. De werkgever legt daartoe over het sociaal plan.
-
3. Tevens overlegt de werkgever ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de
werkgever en de bonden gezamenlijk van oordeel zijn dat het formatieve probleem, nog
niet volledig door middel van reductie van de omvang van het personeelsbestand, was
opgelost op de datum van de beëindiging van het dienstverband.
Artikel 4:40:3. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven
voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie.
-
2. De werkgever legt daartoe over het sociaal plan waaruit blijkt dat de werknemer gebruik
heeft kunnen maken van minstens één van de in het sociaal plan overeengekomen mobiliteitsbevorderende
maatregelen.
Artikel 4:41. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging met wederzijds goedvinden
vanwege opheffing betrekking van schoonmaakpersoneel wegens daling van de materiele
bekostiging
Als de werkgever, die de regeling ontslagbeleid als bedoeld in artikel 10.4a van de
CAO PO 2018–2019 voert en er is sprake van daling van de rijksbekostiging materieel,
dan komt een vergoedingsverzoek voor toewijzing in aanmerking als het dienstverband
voor schoonmaakpersoneel is beëindigd op grond van artikel 3.5, vierde lid van de
CAO PO, te weten met wederzijds goedvinden met als reden opheffing van de betrekking
zoals bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a van de CAO PO, vanwege daling van
de materiele bekostiging en de werkgever heeft aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:41:1 tot en met 4:41:5 voldaan en de in die artikelen genoemde documenten overgelegd.
Artikel 4:41:1. Meedelen reden beëindiging dienstverbandaan werknemer
Artikel 4:41:2. Daling materiele bekostiging per 1 januari 2022
-
1. De werkgever toont aan dat de rijksbekostiging materieel op 1 januari 2022, vergeleken
met de totale rijksbekostiging Materieel per 31 december 2021, zijn gedaald.
-
2. De werkgever legt daartoe over documenten waaruit blijkt dat de rijksbekostiging Materieel
op 1 januari 2022, vergeleken met de totale rijksbekostiging Materieel per 31 december
2021, is gedaald.
Artikel 4:41:3. beëindiging dienstverband
-
1. In geval van een daling van de rijksbekostiging materiele instandhouding kan de werkgever
op drie data het dienstverband van schoonmaakpersoneel beëindigen:
-
A. Het dienstverband wordt beëindigd per 1 augustus 2021, of
-
B. Het dienstverband wordt beëindigd per 1 januari 2022, of
-
C. Het dienstverband wordt beëindigd per 1 augustus 2022.
-
2. De werkgever overlegt, afhankelijk van de ontslagdatum, de vergelijking zoals bepaald
in artikel 4:41:3 onder A, B of C:
-
A. beëindiging dienstverband per 1 augustus 2021
-
1. Indien het dienstverband wordt beëindigd per 1 augustus 2021 dan toont de werkgever
aan dat de daling van de vergoeding per 1 januari 2022 ten opzichte van de vergoeding
per 1 januari 2021, inclusief andere niet voortgezette/beëindigde dienstverbanden
en natuurlijk verloop, minimaal gelijk is aan de omvang van het gemelde ontslag.
-
2. De werkgever legt daartoe over een vergelijking over de jaren 2021 en 2022.
-
3. Tevens overlegt de werkgever een gespecificeerde opgave in loonkosten van de verwachte
omvang van het natuurlijk verloop van schoonmaakpersoneel en de andere niet voortgezette/
beëindigde dienstverbanden van schoonmaakpersoneel in de periode vanaf 1 januari 2021
aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
-
B. beëindiging dienstverband per 1 januari 2022
-
1. Indien het dienstverband wordt beëindigd per 1 januari 2022 dan toont de werkgever
aan dat de daling van de vergoeding per 1 januari 2022 ten opzichte van de vergoeding
per 1 januari 2021, inclusief andere niet voortgezette/beëindigde dienstverbanden
en natuurlijk verloop, minimaal gelijk is aan de omvang van het gemelde ontslag.
-
2. De werkgever legt daartoe over een vergelijking over de jaren 2021 en 2022.
-
3. Tevens overlegt de werkgever een gespecificeerde opgave in loonkosten van de omvang
van het natuurlijk verloop van schoonmaakpersoneel en de andere niet voortgezette/
beëindigde dienstverbanden van schoonmaakpersoneel in de periode vanaf 1 januari 2021
aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
-
C. beëindiging dienstverband per 1 augustus 2022
-
1. Indien het dienstverband wordt beëindigd per 1 augustus 2022 dan toont de werkgever
aan dat de daling van de vergoeding per 1 januari 2022 ten opzichte van de vergoeding
per 1 januari 2021, inclusief andere niet voortgezette/beëindigde dienstverbanden
en natuurlijk verloop, minimaal gelijk is aan de omvang van het gemelde ontslag.
-
2. De werkgever legt daartoe over een vergelijking over de jaren 2021 en 2020.
-
3. Tevens overlegt de werkgever een gespecificeerde opgave in loonkosten van de omvang
van het natuurlijk verloop van schoonmaakpersoneel en de andere niet voortgezette/
beëindigde dienstverbanden van schoonmaakpersoneel in de periode vanaf 1 januari 2022
aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
Artikel 4:41:4. Afvloeiingsvolgorde
Een vergoedingsverzoek wordt afgewezen als het een werknemer betreft die in een vast
dienstverband was benoemd, terwijl het tijdelijke dienstverband in dezelfde functie
van één of meer werknemers niet wordt beëindigd.
Artikel 4:41:5. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven
voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die
door beide partijen, voor de ontslagdatum is ondertekend. Uit de verklaring blijkt
welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar
ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het
dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
-
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband langer dan 12 maanden maar korter dan 10 jaar;
-
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
-
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
-
3. Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden
ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan
verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag
van de werknemer.
-
4. De werkgever legt daartoe over:
-
a. een afschrift van de – voor de ontslagdatum ondertekende – modelbrief ‘verlengd aanbod
ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te
ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft
verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
-
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning
extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste
WW-dag
-
5. Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen
dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander
werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten
minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:42. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging met wederzijds goedvinden
vanwege opheffing betrekking Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband
Als de werkgever, die de regeling ontslagbeleid als bedoeld in artikel 10.4a van de
CAO PO 2018–2019 voert en er is sprake van daling van de bekostiging voor de Centrale
Dienst dan wel Samenwerkingsverband, dan komt een vergoedingsverzoek voor toewijzing
in aanmerking als het dienstverband is beëindigd op grond van artikel 3.5, vierde
lid, van de CAO PO, te weten met wederzijds goedvinden met als reden opheffing van
de instelling of de dienst van de instelling of de betrekking, zoals bedoeld in artikel
3.6, eerste lid, onder a van de CAO PO en de werkgever heeft aan de voorwaarden genoemd
in artikel 4:42:1 tot en met 4:42:8 voldaan en de in die artikelen genoemde documenten overgelegd.
Artikel 4:42:1. Meedelen reden beëindiging dienstverbandaan werknemer
Artikel 4:42:2. Daling bekostiging volgens vergelijking
-
1. De werkgever toont aan dat het bedrag dat gemoeid gaat met de totale bekostiging Centrale
Dienst dan wel Samenwerkingsverband, direct voorafgaand aan de beëindiging van het
dienstverband, vergeleken met het bedrag dat gemoeid gaat met de totale bekostiging
Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband per de datum van de beëindiging van het
dienstverband is gedaald.
-
2. De werkgever legt daartoe over documenten waaruit blijkt dat de totale bekostiging
Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband direct voorafgaand aan de datum van de
beëindiging van het dienstverband, vergeleken met het bedrag dat gemoeid gaat met
de totale bekostiging Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband per de datum van
de datum van de beëindiging van het dienstverband is gedaald.
-
3. Het bedrag dat gemoeid is met de omvang van het natuurlijk verloop en de andere niet
voortgezette/beëindigde dienstverbanden in de periode van zes maanden voorafgaand
aan en per de datum waarop het dienstverband met wederzijds goedvinden is beëindigd,
wordt op het bedrag dat gemoeid is met de daling rijksbekostiging van personeel en
financiële bijdragen van derden in mindering gebracht.
Artikel 4:42:3. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
-
1. De werkgever toont aan dat het totale bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van
de werknemer of werknemers, bedoeld in artikel 4:42:1 op jaarbasis, gelijk of lager is dan het bedrag dat gemoeid is met de daling genoemd
in artikel 4:42:2.
-
2. De werkgever berekent daartoe het bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer
of werknemers, bedoeld in artikel 4.42.2 aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
-
3. Bij de berekening van de totale loonkosten van meerdere werknemers brengt de werkgever
de volgende rangorde aan:
-
a. De werkgever neemt eerst de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het
tijdelijk dienstverband niet is voortgezet, bij de berekening in aanmerking. De werkgever
mag de volgorde van melden zelf bepalen.
-
b. De werkgever neemt vervolgens de loonkosten van de werknemer of de werknemers van
wie het dienstverband op grond van een beëindigingsovereenkomst is beëindigd bij de
berekening in aanmerking. De werkgever neemt daarbij eerst het dienstverband in aanmerking
met de vroegste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst en als laatste
dienstverband met de laatste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst.
-
c. De werkgever neemt tenslotte de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie
het vast dienstverband door middel van ontslag is beëindigd bij de berekening in aanmerking.
Hierbij zijn personeel in vaste dienst de geldende regels ten aanzien van de afvloeiingsvolgorde
van de CAO PO van kracht.
Artikel 4:42:4. Onderbouwing reden dat voor de juiste persoon/personen het vergoedingsverzoek
is ingediend
Wanneer van een werknemer het dienstverband op grond van een beëindigingsovereenkomst
is beëindigd, dan geeft de werkgever aan of er op de datum van beëindiging van het
dienstverband sprake is van:
-
i. personeel in tijdelijke dienst dat gehandhaafd blijft;
-
ii. personeel in tijdelijke dienst dat, in de periode tussen het sluiten van de beëindigingsovereenkomst
en de datum van beëindiging van het dienstverband, in vaste dienst is benoemd;
-
iii. personeel in vaste of tijdelijke dienst dat, in de periode tussen de datum van het
sluiten van de beëindigingsovereenkomst en de datum van beëindiging van het dienstverband,
een uitbreiding van de betrekking heeft gehad;
-
iv. personeel dat, in de periode tussen de datum van het sluiten van de beëindigingsovereenkomst
en de beëindiging van het dienstverband, in vaste dienst is getreden;
-
v. een vacature op de datum van de beëindiging van het dienstverband.
Als van het gestelde onder i., ii., iii., iv. of v. sprake is, in die zin dat het
personeel betreft dat werkzaam is in dezelfde functie als die van werknemer/werknemers
van wie het dienstverband beëindigd is, dan wordt het bedrag dat gemoeid is met de
daling, genoemd in artikel 4:42:2 verminderd met het bedrag dat gemoeid is met het in dienst houden of nemen van personeel
genoemd in i. tot en met iv. respectievelijk met het bedrag dat gemoeid is met de
loonkosten van de werknemer van wie het dienstverband beëindigd is en die niet in
de vacature, genoemd onder v. is benoemd.
Artikel 4:42:5. Afvloeiingsvolgorde
Een vergoedingsverzoek wordt afgewezen als het een werknemer betreft die in een vast
dienstverband was benoemd, terwijl het tijdelijke dienstverband in dezelfde functie
van één of meer werknemers niet wordt beëindigd.
Artikel 4:42:6. Toetsingsdatum
-
1. Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een beëindiging per 1 augustus,
waarbij de laatste contractdag van de arbeidsovereenkomst op 31 juli is, wordt getoetst
op basis van het Reglement Participatiefonds 2021–2022.
-
2. Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een beëindigd dienstverband per
een andere datum dan genoemd in het eerste lid van dit artikel, wordt per deze andere
datum getoetst, indien de daling van de bekostiging van de Centrale Dienst dan wel
Samenwerkingsverband zich heeft voorgedaan direct voorafgaand aan de datum van het
beëindigen van het dienstverband.
-
3. Een vergoedingsverzoek van een beëindigd dienstverband op grond van dit artikel per
1 augustus van het volgend schooljaar, terwijl de daling van bekostiging van personeel
en financiële bijdragen van derden zich eerder heeft voorgedaan maar de werkgever
door het bepaalde van artikel 2.1 en 10.1 van de CAO PO en 10.4a, zevende lid van
de CAO PO 2018–2019 niet eerder tot beëindiging van het dienstverband kon overgaan,
wordt getoetst op basis van het Reglement 2021–2022.
Artikel 4:42:7. Inspanning behoud werknemer voor eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat het niet mogelijk is om de werknemer voor
zijn eigen functie te behouden, heeft de werkgever zich ingespannen om hem in een
andere functie voor de eigen organisatie en/of participerende organisaties binnen
het samenwerkingsverband te behouden.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘Herplaatsingsonderzoek’, die door
beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat de werkgever met de
werknemer de herplaatsingsmogelijkheden binnen de eigen organisatie en/of participerende
organisaties binnen het samenwerkingsverband heeft besproken. Tevens blijkt daar uit
dat de werkgever heeft geconcludeerd dat die mogelijkheden ontbreken of redelijkerwijs
niet te realiseren zijn.
-
3. Als de werknemer de verklaring weigert te ondertekenen, overlegt de werkgever andere
ter zake overtuigende documenten zoals een brief aan de werknemer waarin de werkgever
gemotiveerd meedeelt dat, en waarom, er geen herplaatsingsmogelijkheden zijn.
Artikel 4:42:8. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven
voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die
door beide partijen, voor de ontslagdatum is ondertekend. Uit de verklaring blijkt
welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar
ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het
dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
-
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband langer dan 12 maanden maar korter dan 10 jaar;
-
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
-
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
-
3. Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden
ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan
verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag
van de werknemer.
-
4. De werkgever legt daartoe over:
-
a. een afschrift van de – voor de ontslagdatum ondertekende – modelbrief ‘verlengd aanbod
ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te
ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft
verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
-
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning
extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste
WW-dag
-
5. Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen
dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander
werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten
minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:43. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging met wederzijds goedvinden
vanwege opheffing betrekking vanwege de daling of beëindiging van een landelijke door
de overheid beschikbaar gestelde subsidie voor werkgever met ontslagbeleid
Als de werkgever, die de regeling ontslagbeleid als bedoeld in artikel 10.4a van de
CAO PO 2018–2019 voert en er is sprake van een daling of beëindiging van een landelijke
door de overheid beschikbaar gestelde subsidie, waaronder ook begrepen subsidie voor
een combinatiefunctie als bedoeld in het document ‘bestuurlijke afspraken Impuls brede
scholen’, dan komt een vergoedingsverzoek voor toewijzing in aanmerking als het dienstverband
is beëindigd op grond van artikel 3.5, vierde lid van de CAO PO, te weten met wederzijds
goedvinden met als reden opheffing van de instelling of de dienst van de instelling
of de betrekking, zoals bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a van de CAO PO,
en de werkgever heeft aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:43:1 tot en met 4:43:3 voldaan en de in die artikelen genoemde documenten overgelegd.
Artikel 4:43:1. Meedelen reden beëindiging dienstverbandaan werknemer
Artikel 4:43:2. Daling of beëindiging van een landelijk door de overheid beschikbare
gestelde subsidie
-
1. De werkgever toont aan dat de landelijke subsidie is gedaald of beëindigd.
-
2. De werkgever legt daartoe over ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de landelijk door de overheid beschikbaar gestelde subsidie is gedaald of beëindigd.
Artikel 4:43:3. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven
voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die
door beide partijen, voor de datum van de beëindiging van het dienstverband is ondertekend.
Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer
te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van
de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
-
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband langer dan 12 maanden maar korter dan 10 jaar;
-
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
-
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
-
3. Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden
ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, heeft
de werkgever het ondersteuningsaanbod verlengd tot drie maanden na de eerste WW-dag
van de werknemer.
-
4. De werkgever legt daartoe over:
-
a. een afschrift van de – voor de ontslagdatum ondertekende – modelbrief ‘aanbod externe
ondersteuning’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen
bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot
3 maanden na de eerste WW-dag; of
-
b. indien de werkgever geen gebruik heeft gemaakt van de modelbrief ‘aanbod externe ondersteuning’
andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever het aanbod
aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten
de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag.
-
5. Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen
dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander
werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten
minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:44. Grondslag vergoedingsverzoek: ontslag vanwege opheffing betrekking vanwege
de daling of beëindiging van de gemeentelijke bijdrage voor in- en doorstroombanen
(ID-banen) voor werkgevers met ontslagbeleid
Als de werkgever, die de regeling ontslagbeleid als bedoeld in artikel 10.4a van de
CAO PO 2018–2019 voert en er is sprake van een daling of beëindiging van een gemeentelijke
bijdrage voor in- en doorstroombanen, dan komt de werkgever voor toewijzing van het
vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:44:1 tot en met 4:44:3 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:44:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
Artikel 4:44:2. Daling of beëindiging van de gemeentelijke bijdrage voor ID-banen
-
1. De werkgever toont aan dat de gemeentelijke bijdrage voor ID-banen is gedaald of beëindigd.
-
2. De werkgever legt daartoe over ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de gemeente de bijdragen voor ID-banen heeft verminderd of beëindigd.
Artikel 4:44:3. Inspanning behoud werknemer voor eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat het niet mogelijk is om de werknemer voor
zijn eigen functie te behouden, heeft de werkgever zich ingespannen om hem in een
andere functie voor de eigen organisatie te behouden.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘Herplaatsingsonderzoek’, die door
beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat de werkgever met de
werknemer de herplaatsingsmogelijkheden binnen de eigen organisatie heeft besproken.
Tevens blijkt daar uit dat de werkgever heeft geconcludeerd dat die mogelijkheden
ontbreken of redelijkerwijs niet te realiseren zijn.
-
3. Als de werknemer de verklaring weigert te ondertekenen, overlegt de werkgever andere
ter zake overtuigende documenten zoals een brief aan de werknemer waarin de werkgever
gemotiveerd meedeelt dat, en waarom, er geen herplaatsingsmogelijkheden zijn.
Artikel 4:45. Grondslag vergoedingsverzoek: ontslag vanwege opheffing betrekking voor
werkgevers met ontslagbeleid
Als de werkgever, die de regeling ontslagbeleid als bedoeld in artikel 10.4a van de
CAO PO 2018–2019 en er is ontslag verleend op grond van artikel 3.6, eerste lid, onder
a van de CAO PO, te weten op grond van opheffing van de instelling of de dienst van
de instelling of de betrekking wegens daling van de rijksbekostiging van personeel
en financiële bijdragen van derden, dan komt de werkgever voor toewijzing van het
vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:45:1 tot en met 4:45:9 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:45:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
Artikel 4:45:2. Daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van
derden volgens vergelijking
-
1. De werkgever toont aan dat het bedrag dat gemoeid is met de totale rijksbekostiging
van personeel en financiële bijdragen van derden, direct voorafgaand aan het ontslag,
vergeleken met het bedrag dat gemoeid is met de totale rijksbekostiging van personeel
en financiële bijdragen van derden per de datum van het ontslag, is gedaald.
-
2. De werkgever legt daartoe over de vergelijking van de rijksbekostiging en financiële
bijdragen van derden. Deze vergelijking voldoet aan de volgende voorwaarden:
-
a. alle door de werkgever op bestuursniveau ontvangen bedragen rijksbekostiging van personeel
en financiële bijdragen van derden, worden in de vergelijking opgenomen, tenzij in
de volgende leden van dit artikel anders wordt vermeld;
-
b. de bedragen die gemoeid gaan met het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid
worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2020–2021 en schooljaar 2021–2022
opgenomen;
-
c. de bedragen die gemoeid gaan met de Regeling prestatiebox primair onderwijs worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2020 – 2021 en schooljaar 2021–2022
opgenomen;
-
d. het bedrag dat gemoeid is met de omvang van het natuurlijk verloop en de andere niet
voortgezette/beëindigde dienstverbanden in de periode van zes maanden voorafgaand
aan en per de datum van het ontslag wordt op het bedrag dat gemoeid is met de daling
rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden in mindering gebracht.
-
3. Tevens overlegt de werkgever een afschrift van de passage van het ondersteuningsplan
als bedoeld in artikel 18a, achtste lid, onder b van de WPO, over de inzet van de bekostiging van de zorgvoorzieningen in de periode tot en per
de datum van de beëindiging van het dienstverband.
-
4. Als de werkgever is aangesloten bij een samenwerkingsverband waarvan de aangesloten
werkgevers hebben besloten dat zij zich gedragen als ware het samenwerkingsverband
één werkgever voor wat betreft de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen
van derden, dan neemt de werkgever de bedragen rijksbekostiging van personeel en financiële
bijdragen van derden op het niveau van het samenwerkingsverband in de vergelijking
op.
-
5. Indien er sprake is van een fusie en/of overdacht van instellingen dan wel besturen,
houdt de werkgever hier rekening mee, zodat de verschillende jaren vergelijkbaar blijven.
Dit betekent dat als in het schooljaar 2021–2022 een extra instelling onder het bevoegd
gezag ressorteert, deze instelling in het schooljaar 2020–2021 (herkenbaar) bij de
vergelijking betrokken wordt.
Artikel 4:45:3. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
-
1. De werkgever toont aan dat het totale bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van
de werknemer of werknemers, bedoeld in artikel 4:45:1 op jaarbasis, gelijk of lager is dan het bedrag dat gemoeid is met de daling genoemd
in artikel 4:45:2.
-
2. De werkgever berekent daartoe het bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer
of werknemers, bedoeld in artikel 4:45:2 aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
-
3. Bij de berekening van de totale loonkosten van meerdere werknemers brengt de werkgever
de volgende rangorde aan:
-
a. De werkgever neemt eerst de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het
tijdelijk dienstverband niet is voortgezet, bij de berekening in aanmerking. De werkgever
mag de volgorde van melden zelf bepalen.
-
b. De werkgever neemt vervolgens de loonkosten van de werknemer of de werknemers van
wie het dienstverband op grond van een beëindigingsovereenkomst is beëindigd bij de
berekening in aanmerking. De werkgever neemt daarbij eerst het dienstverband in aanmerking
met de vroegste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst en als laatste
dienstverband met de laatste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst.
-
c. De werkgever neemt tenslotte de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie
het vast dienstverband door middel van ontslag is beëindigd bij de berekening in aanmerking.
Hierbij zijn voor personeel in vaste dienst de geldende regels ten aanzien van de
afvloeiingsvolgorde van de CAO PO van kracht.
Artikel 4:45:4. Onderbouwing reden dat voor de juiste persoon/personen het vergoedingsverzoek
is ingediend
-
1. Indien de werkgever een werknemer in vaste dienst heeft ontslagen dan geeft de werkgever
aan of er op de datum van beëindiging van het dienstverband sprake is van:
-
i. personeel in tijdelijke dienst dat gehandhaafd blijft;
-
ii. personeel in tijdelijke dienst dat, in de periode tussen de ontslagaanzegging en de
ontslagdatum in vaste dienst is benoemd;
-
iii. personeel in vaste of tijdelijke dienst dat, in de periode tussen ontslagaanzegging
en de ontslagdatum een uitbreiding van de betrekking heeft gehad;
-
iv. personeel dat, in de periode tussen de datum van het sluiten van de ontslagaanzegging
en de ontslagdatum in vaste dienst is getreden;
-
v. een vacature op de datum van ontslag;
Als van het gestelde onder i., ii., iii., iv. of v. sprake is, in die zin dat het
personeel betreft dat werkzaam is in dezelfde functie als die van de ontslagen werknemer/werknemers,
dan wordt het bedrag dat gemoeid is met de daling, genoemd in artikel 4:45:2 verminderd met het bedrag dat gemoeid is met het in dienst houden of nemen van personeel
genoemd in i. tot iv. en met respectievelijk met het bedrag dat gemoeid is met de
loonkosten van de ontslagen werknemer die niet in de vacature, genoemd onder v., is
benoemd.
Artikel 4:45:5. Uitgestelde beëindiging van het dienstverband
-
1. Indien er sprake is van uitgesteld ontslag dan wordt de vergelijking op bestuursniveau
over drie schooljaren gemaakt.
-
2. In de vergelijking wordt de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen
van derden zoals beschreven in artikel 4:45:2 in de schooljaren 2019 – 2020, 2020 – 2021 en 2021 – 2022 vergeleken.
-
3. Daarna volgt een vergelijking van de rijksbekostiging van personeel en financiële
bijdragen van derden tot de datum waarop het dienstverband beëindigd is, ten opzichte
van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden per de datum
van beëindiging van het dienstverband.
-
4. De daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden per 1 augustus
2021 wordt opgeteld bij de daling, of in mindering gebracht op de rijksbekostiging
van personeel en financiële bijdragen van derden per de datum van beëindiging van
het dienstverband.
Artikel 4:45:6. Afvloeiingsvolgorde
Een vergoedingsverzoek wordt afgewezen als het een werknemer betreft die in een vast
dienstverband was benoemd, terwijl het tijdelijke dienstverband in dezelfde functie
van één of meer werknemers niet wordt beëindigd.
Artikel 4:45:7. Vergelijking per onderwijssoort
Een werkgever die zowel werkgever is in de zin van de WPO als van de WEC en die wordt geconfronteerd met een daling van de rijksbekostiging maakt de vergelijking,
zoals genoemd in artikel 4:39:3 voor de onderwijssoort waar de daling zich heeft voorgedaan. Is er een daling bij
beide schoolsoorten dan maakt de werkgever per schoolsoort een vergelijking.
Artikel 4:45:8. Toetsingsdatum
-
1. Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een beëindiging per 1 augustus,
waarbij de laatste contractdag van de arbeidsovereenkomst op 31 juli is, wordt getoetst
op basis van het Reglement Participatiefonds 2021–2022.
-
2. Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een beëindiging per een andere
datum dan genoemd in het eerste lid van dit artikel, wordt per deze andere datum getoetst,
indien de daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van
derden zich heeft voorgedaan direct voorafgaand aan de datum van de beëindiging.
-
3. Een vergoedingsverzoek van een beëindiging op grond van dit artikel per 1 augustus
van het volgend schooljaar, terwijl de daling van de rijksbekostiging van personeel
en financiële bijdragen van derden zich eerder heeft voorgedaan maar de werkgever
door het bepaalde van artikel 2.1 van de CAO PO en 10.4a, zevende lid van de CAO PO
2018–2019 niet eerder tot beëindiging van het dienstverband kon overgaan, wordt getoetst
op basis van het Reglement 2021–2022.
Artikel 4:45:9. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven
voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die
door beide partijen, voor de ontslagdatum is ondertekend. Uit de verklaring blijkt
welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar
ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het
dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
-
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband langer dan 12 maanden maar korter dan 10 jaar;
-
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
-
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
-
3. Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden
ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan
verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag
van de werknemer.
-
4. De werkgever legt daartoe over:
-
a. een afschrift van de – voor de ontslagdatum ondertekende – modelbrief ‘verlengd aanbod
ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te
ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft
verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
-
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning
extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste
WW-dag.
-
5. Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen
dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander
werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten
minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:46. Grondslag vergoedingsverzoek: ontslag vanwege opheffing betrekking voor
werkgevers met werkgelegenheidsbeleid
Als de werkgever, die de regeling werkgelegenheidsbeleid als bedoeld in artikel 10.2
van de CAO PO 2018–2019 en er is ontslag verleend op grond van artikel 3.6, eerste
lid, onder a van de CAO PO, te weten op grond van opheffing van de instelling of de
dienst van de instelling of de betrekking, wegens daling van de rijksbekostiging van
personeel en financiële bijdragen van derden, dan komt de werkgever voor toewijzing
van het vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in
artikel 4:46:1 tot en met 4:46:5 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:46:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
Artikel 4:46:2. Sociaal Plan in geval daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten
op jaarbasis
-
1. De werkgever toont aan dat hij met de vakcentrales in het DGO het sociaal plan is
overeengekomen omdat hij wegens daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële
bijdragen van derden de werkgelegenheidsgarantie niet meer kon garanderen.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring “Daling bekostiging bij werkgelegenheidsbeleid”
waaruit blijkt dat
-
a. zich in één of meer achterliggende schooljaren, direct voorafgaand aan de beëindiging
van het dienstverband, een daling in de rijksbekostiging van personeel en financiële
bijdragen van derden heeft voorgedaan en
-
b. de werkgever uitsluitend als gevolg van deze daling in de rijksbekostiging van personeel
en financiële bijdragen van derden, de werkgelegenheidsgarantie niet meer kon handhaven
en
-
c. er derhalve aan het beëindigen van het dienstverband niet (mede) andere redenen van
financiële aard ten grondslag liggen dan genoemde daling van de rijksbekostiging van
personeel en financiële bijdragen van derden.
Artikel 4:46:3. Sociaal Plan in geval van werknemers van wie het vaste dienstverband
wordt beëindigd
-
1. De werkgever toont aan dat:
-
a. hij met de bonden overeenstemming heeft bereikt over de omvang van het formatieve
probleem dat zou kunnen leiden tot gedwongen ontslag na afloop van de tweede fase
van het sociaal plan, en
-
b. het ontslag meteen na afloop van fase twee conform de in het sociaal plan gemaakte
afspraken is.
-
2. De werkgever legt daartoe over het sociaal plan.
-
3. Tevens overlegt de werkgever ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de
werkgever en de bonden gezamenlijk van oordeel zijn dat het formatieve probleem nog
niet door middel van reductie van de omvang van het personeelsbestand, volledig was
opgelost op de datum van het ontslag.
Artikel 4:46:4. Toetsingsdatum
-
1. Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een beëindiging per 1 augustus,
waarbij de laatste contractdag van de arbeidsovereenkomst op 31 juli is, wordt getoetst
op basis van het Reglement Participatiefonds 2021–2022.
-
2. Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een beëindiging per een andere
datum dan genoemd in het eerste lid van dit artikel, wordt per deze andere datum getoetst.
Artikel 4:46:5. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven
voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie.
-
2. De werkgever legt daartoe over het sociaal plan waaruit moet blijken dat de werknemer
van minstens één van de in het sociaal plan overeengekomen mobiliteitsbevorderende
maatregelen gebruik heeft kunnen maken.
Artikel 4:47. Grondslag vergoedingsverzoek: ontslag vanwege opheffing betrekking vanwege
reorganisatie
Als de werkgever met de centrales in het DGO overleg heeft gevoerd over de rechtspositionele
gevolgen van een reorganisatie als bedoeld in artikel 13.2, vijfde lid, onder a van
de CAO PO en in dat kader een met de bonden overeengekomen sociaal plan, zoals bedoeld
in artikel 10.3 van de CAO PO 2018–2019 uitvoert of heeft uitgevoerd, dan komt een
vergoedingsverzoek voor toewijzing in aanmerking als ontslag is verleend op grond
van artikel 3.6, eerste lid, onder a van de CAO PO, te weten op grond van opheffing
van de instelling of de dienst van de instelling of de betrekking en de werkgever
heeft aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:47:1 tot en met 4:47:3 voldaan en de in die artikelen genoemde documenten overgelegd.
Artikel 4:47:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
Artikel 4:47:2. Sociaal Plan
-
1. De werkgever toont aan dat:
-
a. hij met de bonden overeenstemming heeft bereikt over de omvang van het formatieve
probleem dat zou kunnen leiden tot gedwongen ontslag na afloop van de tweede fase
van het sociaal plan; en
-
b. het ontslag meteen na afloop van fase twee conform de in het sociaal plan gemaakte
afspraken is.
-
2. De werkgever legt daartoe over het sociaal plan.
-
3. Tevens overlegt de werkgever ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de
werkgever en de bonden gezamenlijk van oordeel zijn dat het formatieve probleem, nog
niet volledig door middel van reductie van de omvang van het personeelsbestand, was
opgelost op de datum ontslag.
Artikel 4:47:3. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven
voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie.
-
2. De werkgever legt daartoe over het sociaal plan waaruit moet blijken dat de werknemer
van minstens één van de in het sociaal plan overeengekomen mobiliteitsbevorderende
maatregelen gebruik heeft kunnen maken.
Artikel 4:48. Grondslag vergoedingsverzoek: ontslag vanwege opheffing betrekking van
schoonmaakpersoneel wegens daling van de materiele bekostiging
Als de werkgever, die de regeling ontslagbeleid als bedoeld in artikel 10.4a van de
CAO PO 2018–2019 voert en er is sprake van daling van de rijksbekostiging materieel,
dan komt een vergoedingsverzoek voor toewijzing in aanmerking als het dienstverband
voor schoonmaakpersoneel is beëindigd op grond van artikel 3.6, eerste lid, onder
a van de CAO PO, te weten ontslag vanwege opheffing van de betrekking vanwege daling
van de materiele bekostiging en de werkgever heeft aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:48:1 tot en met 4:48:5 voldaan en de in die artikelen genoemde documenten overgelegd.
Artikel 4:48:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
Artikel 4:48:2. Daling materiele bekostiging per 1 januari 2022
-
1. De werkgever toont aan dat de rijksbekostiging materieel op 1 januari 2022, vergeleken
met de totale rijksbekostiging Materieel per 31 december 2021, zijn gedaald.
-
2. De werkgever legt daartoe over documenten waaruit blijkt dat de rijksbekostiging Materieel
op 1 januari 2022, vergeleken met de totale rijksbekostiging Materieel per 31 december
2021, is gedaald.
Artikel 4:48:3. beëindiging dienstverband
-
1. In geval van een daling van de rijksbekostiging materiele instandhouding kan op drie
data het dienstverband van schoonmaakpersoneel beëindigen:
-
• Het dienstverband wordt beëindigd per 1 augustus 2021, of
-
• Het dienstverband wordt beëindigd per 1 januari 2022, of
-
• Het dienstverband wordt beëindigd per 1 augustus 2022.
-
2. De werkgever overlegt, afhankelijk van de ontslagdatum, de vergelijking zoals bepaald
in artikel 4:48:3 onder A, B of C:
-
A. beëindiging dienstverband per 1 augustus 2021
-
1. Indien het ontslag geeffectueerd wordt per 1 augustus 2021 dan wordt de materiele
instandhouding over de jaren 2021 en 2022 vergeleken. De werkgever toont aan dat de
daling van de vergoeding per 1 januari 2022 ten opzichte van de vergoeding per 1 januari
2021, inclusief andere beëindigde dienstverbanden en natuurlijk verloop, minimaal
gelijk is aan de omvang van het gemelde ontslag.
-
2. De werkgever legt daartoe over een vergelijking over de jaren 2021 en 2022.
-
3. Tevens overlegt de werkgever een gespecificeerde opgave van de loonkosten van de verwachte
omvang van het natuurlijk verloop van schoonmaakpersoneel en de andere beëindigde
dienstverbanden van schoonmaakpersoneel in een periode vanaf 1 januari 2021 aan de
hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
-
B. beëindiging dienstverband per 1 januari 2022
-
1. Indien het ontslag geeffectueerd wordt per 1 januari 2022 dan wordt de materiele instandhouding
over de jaren 2021 en 2022 vergeleken. De werkgever toont aan dat de daling van de
vergoeding per 1 januari 2022 ten opzichte van de vergoeding per 1 januari 2021, inclusief
andere beëindigde dienstverbanden en natuurlijk verloop, minimaal gelijk is aan de
omvang van het gemelde ontslag.
-
2. De werkgever legt daartoe over een vergelijking over de jaren 2021 en 2022.
-
3. Tevens overlegt de werkgever een gespecificeerde opgave van de loonkosten van de omvang
van het natuurlijk verloop van schoonmaakpersoneel en de andere beëindigde dienstverbanden
van schoonmaakpersoneel in een periode vanaf 1 januari 2021 aan de hand van de loonkostentool
van het Participatiefonds.
-
C. beëindiging dienstverband per 1 augustus 2022
-
1. Indien het ontslag geeffectueerd wordt per 1 augustus 2022 dan wordt de materiele
instandhouding over de jaren 2021 en 2022 vergeleken. De werkgever toont aan dat de
daling van de vergoeding per 1 januari 2022 ten opzichte van de vergoeding per 1 januari
2021, inclusief andere beëindigde dienstverbanden en natuurlijk verloop, minimaal
gelijk is aan de omvang van het gemelde ontslag.
-
2. De werkgever legt daartoe over een vergelijking over de jaren 2021 en 2022.
-
3. Tevens overlegt de werkgever een gespecificeerde opgave in loonkosten van de omvang
van het natuurlijk verloop van schoonmaakpersoneel en de andere beëindigde dienstverbanden
van schoonmaakpersoneel vanaf 1 januari 2022 tot en met de datum van ontslag aan de
hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
Artikel 4:48:4. Afvloeiingsvolgorde
Als er meerdere ontslagen gemeld worden, overlegt de werkgever de onderlinge volgorde
van ontslag. Hierbij zijn voor personeel in vaste dienst de geldende regels t.a.v.
de afvloeiingsvolgorde van de CAO PO van kracht. Een vergoedingsverzoek in geval van
ontslag van personeel in vaste dienst, terwijl personeel in tijdelijke dienst gehandhaafd
blijft, is niet mogelijk op grond van dit artikel.
Artikel 4:48:5. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven
voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die
door beide partijen, voor de ontslagdatum is ondertekend. Uit de verklaring blijkt
welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar
ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het
dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
-
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband langer dan 12 maanden maar korter dan 10 jaar;
-
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
-
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
-
3. Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden
ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan
verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag
van de werknemer.
-
4. De werkgever legt daartoe over:
-
a. een afschrift van de – voor de ontslagdatum ondertekende – modelbrief ‘verlengd aanbod
ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te
ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft
verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
-
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning
extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste
WW-dag
-
5. Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen
dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander
werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten
minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:49. Grondslag vergoedingsverzoek: ontslag vanwege opheffing betrekking Centrale
Dienst dan wel Samenwerkingsverband
Als de werkgever, die de regeling ontslagbeleid als bedoeld in artikel 10.4a van de
CAO PO 2018–2019 voert en er is sprake van daling van de bekostiging voor de Centrale
Dienst dan wel Samenwerkingsverband, dan komt een vergoedingsverzoek voor toewijzing
in aanmerking als ontslag is verleend op grond van artikel 3.6, eerste lid, onder
a van de CAO PO, te weten op grond van opheffing van de instelling of de dienst van
de instelling of de betrekking en de werkgever heeft aan de voorwaarden genoemd in
artikel 4:49:1 tot en met 4:49:8 voldaan en de in die artikelen genoemde documenten overgelegd.
Artikel 4:49:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
Artikel 4:49:2. Daling bekostiging volgens vergelijking
-
1. De werkgever toont aan dat het bedrag dat gemoeid gaat met de totale bekostiging voor
de Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband, direct voorafgaand aan het ontslag,
vergeleken met het bedrag dat gemoeid gaat met de totale bekostiging voor de Centrale
Dienst dan wel Samenwerkingsverband per de datum van het ontslag, is gedaald.
-
2. De werkgever legt daartoe over documenten waaruit blijkt dat de totale bekostiging
voor de Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband direct voorafgaand aan het ontslag,
vergeleken met het bedrag dat gemoeid gaat met de totale bekostiging voor de Centrale
Dienst dan wel Samenwerkingsverband per de datum van het ontslag, is gedaald.
-
3. Het bedrag dat gemoeid is met de omvang van het natuurlijk verloop en de andere niet
voortgezette/beëindigde dienstverbanden in de periode van zes maanden voorafgaand
aan en per de datum van het ontslag wordt op het bedrag dat gemoeid is met de daling
bekostiging voor de Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband in mindering gebracht.
Artikel 4:49:3. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
-
1. De werkgever toont aan dat het totale bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van
de werknemer of werknemers, bedoeld in artikel 4:49:1 op jaarbasis, gelijk of lager is dan het bedrag dat gemoeid is met de daling genoemd
in artikel 4:49:2.
-
2. De werkgever berekent daartoe het bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer
of werknemers, bedoeld in artikel 4.49.2 aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
-
3. Bij de berekening van de totale loonkosten van meerdere werknemers brengt de werkgever
de volgende rangorde aan:
-
a. De werkgever neemt eerst de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het
tijdelijk dienstverband niet is voortgezet, bij de berekening in aanmerking. De werkgever
mag de volgorde van melden zelf bepalen.
-
b. De werkgever neemt vervolgens de loonkosten van de werknemer of de werknemers van
wie het dienstverband op grond van een beëindigingsovereenkomst is beëindigd bij de
berekening in aanmerking. De werkgever neemt daarbij eerst het dienstverband in aanmerking
met de vroegste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst en als laatste
dienstverband met de laatste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst.
-
c. De werkgever neemt tenslotte de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie
het vast dienstverband door middel van ontslag is beëindigd bij de berekening in aanmerking.
Hierbij zijn personeel in vaste dienst de geldende regels ten aanzien van de afvloeiingsvolgorde
van de CAO PO van kracht.
Artikel 4:49:4. Onderbouwing reden dat voor de juiste persoon/personen het vergoedingsverzoek
is ingediend
In geval van ontslag geeft de werkgever aan of er op de datum van beëindiging van
het dienstverband sprake is van:
-
i. personeel in tijdelijke dienst dat gehandhaafd blijft;
-
ii. personeel in tijdelijke dienst dat, in de periode tussen de ontslagaanzegging en de
ontslagdatum in vaste dienst is benoemd;
-
iii. personeel in vaste of tijdelijke dienst dat, in de periode tussen de datum van ontslagaanzegging
en de ontslagdatum een uitbreiding van de betrekking heeft gehad;
-
iv. personeel dat, in de periode tussen de datum van ontslagaanzegging en de ontslagdatum
in vaste dienst is getreden;
-
v. een vacature op de datum van ontslag;
Als van het gestelde onder i., ii., iii., iv. of v. sprake is, in die zin dat het
personeel betreft dat werkzaam is in dezelfde functie als die van de ontslagen werknemer/werknemers,
dan wordt het bedrag dat gemoeid is met de daling, genoemd in artikel 4:49:2 verminderd met het bedrag dat gemoeid is met het in dienst houden of nemen van personeel
genoemd in i. tot en met iv. respectievelijk met het bedrag dat gemoeid is met de
loonkosten van de ontslagen werknemer die niet in de vacature, genoemd onder v. is
benoemd.
Artikel 4:49:5. Afvloeiingsvolgorde
Een vergoedingsverzoek wordt afgewezen als het een werknemer betreft die in een vast
dienstverband was benoemd, terwijl het tijdelijke dienstverband in dezelfde functie
van één of meer werknemers niet wordt beëindigd.
Artikel 4:49:6. Toetsingsdatum
-
1. Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een beëindiging per 1 augustus,
waarbij de laatste contractdag van de arbeidsovereenkomst op 31 juli is, wordt getoetst
op basis van het Reglement Participatiefonds 2021–2022.
-
2. Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een beëindiging per een andere
datum dan genoemd in het eerste lid van dit artikel, wordt per deze andere datum getoetst,
indien de daling van bekostiging voor de Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband
zich heeft voorgedaan direct voorafgaand aan de datum van het niet voortzetten of
beëindigen van het dienstverband.
-
3. Een vergoedingsverzoek van een beëindiging op grond van dit artikel per 1 augustus
van het volgend schooljaar, terwijl de daling van de bekostiging voor de Centrale
Dienst dan wel Samenwerkingsverband zich eerder heeft voorgedaan maar de werkgever
door het bepaalde van artikel 2.1 en 10.1 van de CAO PO en 10.4a, zevende lid, van
de CAO PO 2018–2019 niet eerder tot beëindiging van het dienstverband kon overgaan,
wordt getoetst op basis van het Reglement 2021–2022.
Artikel 4:49:7. Inspanning behoud werknemer voor eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat het niet mogelijk is om de werknemer voor
zijn eigen functie te behouden, heeft de werkgever zich ingespannen om hem in een
andere functie voor de eigen organisatie en/of participerende organisaties binnen
het samenwerkingsverband te behouden.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘Herplaatsingsonderzoek’, die door
beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat de werkgever met de
werknemer de herplaatsingsmogelijkheden binnen de eigen organisatie en/of participerende
organisaties binnen het samenwerkingsverband heeft besproken. Tevens blijkt daar uit
dat de werkgever heeft geconcludeerd dat die mogelijkheden ontbreken of redelijkerwijs
niet te realiseren zijn.
-
3. Als de werknemer de verklaring weigert te ondertekenen, overlegt de werkgever andere
ter zake overtuigende documenten zoals een brief aan de werknemer waarin de werkgever
gemotiveerd meedeelt dat, en waarom, er geen herplaatsingsmogelijkheden zijn.
Artikel 4:49:8. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven
voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die
door beide partijen, voor de ontslagdatum is ondertekend. Uit de verklaring blijkt
welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar
ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het
dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
-
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband langer dan 12 maanden maar korter dan 10 jaar;
-
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
-
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
-
3. Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden
ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan
verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag
van de werknemer.
-
4. De werkgever legt daartoe over:
-
a. een afschrift van de – voor de ontslagdatum ondertekende – modelbrief ‘verlengd aanbod
ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te
ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft
verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
-
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning
extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste
WW-dag
-
5. Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen
dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander
werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten
minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:50. Grondslag vergoedingsverzoek: Ontslag vanwege opheffing betrekking vanwege
de daling of beëindiging van een landelijke door de overheid beschikbaar gestelde
subsidie voor werkgever met ontslagbeleid
Als de werkgever, die de regeling ontslagbeleid als bedoeld in artikel 10.4a van de
CAO PO 2018–2019 voert en er is sprake van een daling of beëindiging van een landelijke
door de overheid beschikbaar gestelde subsidie, waaronder ook begrepen subsidie voor
een combinatiefunctie als bedoeld in het document ‘bestuurlijke afspraken Impuls brede
scholen’, dan komen vergoedingsverzoeken voor toewijzing in aanmerking als ontslag
is verleend op grond van artikel 3.6, eerste lid, onder a van de CAO PO, te weten
op grond van opheffing van de instelling of de dienst van de instelling of de betrekking
en de werkgever heeft aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:50:1 tot en met 4:50:3 voldaan en de in die artikelen genoemde documenten overgelegd.
Artikel 4:50:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
Artikel 4:50:2. Daling of beëindiging van een landelijk door de overheid beschikbare
gestelde subsidie
-
1. De werkgever toont aan dat de landelijke subsidie is gedaald of beëindigd.
-
2. De werkgever legt daartoe over ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de landelijk door de overheid beschikbaar gestelde subsidie is gedaald of beëindigd.
Artikel 4:50:3. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven
voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die
door beide partijen, voor de ontslagdatum is ondertekend. Uit de verklaring blijkt
welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar
ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het
dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
-
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband langer dan 12 maanden maar korter dan 10 jaar;
-
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
-
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
-
3. Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden
ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, heeft
de werkgever het ondersteuningsaanbod verlengd tot drie maanden na de eerste WW-dag
van de werknemer.
-
4. De werkgever legt daartoe over:
-
a. een afschrift van de – voor de ontslagdatum ondertekende – modelbrief ‘aanbod externe
ondersteuning’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen
bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot
3 maanden na de eerste WW-dag; of
-
b. indien de werkgever geen gebruik heeft gemaakt van de modelbrief ‘aanbod externe ondersteuning’
andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever het aanbod
aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten
de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag.
-
5. Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen
dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander
werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten
minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Paragraaf 4.4. Formatieve beëindigingsgronden bij een tijdelijk dienstverband
Artikel 4:51. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband
vanwege opheffing van de betrekking vanwege daling of beëindiging van een landelijke
subsidie
Als het tijdelijk dienstverband na het verstrijken van het tijdvak waarvoor het is
aangegaan niet wordt voortgezet vanwege de opheffing van de betrekking zoals bedoeld
in artikel 3.6, eerste lid, onder a van de CAO PO, vanwege daling of beëindiging van
een landelijke subsidie, waaronder ook begrepen subsidie voor een combinatiefunctie
als bedoeld in het document ‘bestuurlijke afspraken Impuls brede scholen’, dan komt
de werkgever die de regeling werkgelegenheidsbeleid of ontslagbeleid, artikel 10.2
en 10.4a van de CAO PO 2018–2019, hanteert voor toewijzing van het vergoedingsverzoek
in aanmerking indien de werkgever aan de voorwaarden van artikel 4:51:1 tot en met 4:51:2 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:51:1. Daling of beëindiging van een landelijk door de overheid beschikbare
gestelde subsidie
-
1. De werkgever toont aan dat de landelijke subsidie is gedaald of beëindigd.
-
2. De werkgever legt daartoe over ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de landelijke door de overheid beschikbaar gestelde subsidie of subsidie voor een
combinatiefunctie als bedoeld in het document ‘bestuurlijke afspraken Impuls brede
scholen’ is gedaald of beëindigd.
Artikel 4:51:2. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven
voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘Aanbod ondersteuning extern’, die
door beide partijen, voor de einddatum van het dienstverband is ondertekend. Uit de
verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer
te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van
de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
-
a. minstens € 500,– bij een dienstverband van minder dan 6 maanden;
-
b. minstens € 1.000,– bij een dienstverband van 6 maanden of langer.
-
3. Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden
ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan
verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag
van de werknemer.
-
4. De werkgever legt daartoe overlegt daartoe over:
-
a. een afschrift van de – voor de ontslagdatum ondertekende – modelbrief ‘verlengd aanbod
ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te
ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft
verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
-
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning
extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste
WW-dag.
-
5. Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen
dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander
werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten
minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:52. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband
vanwege opheffing van de betrekking voor werkgever met ontslagbeleid
Als de werkgever, die de regeling ontslagbeleid als bedoeld in artikel 10.4a van de
CAO PO 2018–2019 hanteert, en er is sprake van daling van de rijksbekostiging van
personeel en financiële bijdragen van derden, dan komt een vergoedingsverzoek voor
toewijzing in aanmerking als het dienstverband dat voor bepaalde tijd is aangegaan
na het verstrijken van de tijd waarvoor deze is aangegaan niet is voortgezet met als
reden, opheffing van de instelling of de dienst van de instelling of de betrekking
als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a van de CAO PO en de werkgever heeft
aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:52:1 tot en met 4:52:7 voldaan en de in die artikelen genoemde documenten overgelegd.
Artikel 4:52:1. Daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van
derden volgens vergelijking
-
1. De werkgever toont aan dat het bedrag dat gemoeid is met de totale rijksbekostiging
van personeel en financiële bijdragen van derden, direct voorafgaand aan het ontslag,
vergeleken met het bedrag dat gemoeid is met de totale rijksbekostiging van personeel
en financiële bijdragen van derden per de datum van het ontslag, is gedaald.
-
2. De werkgever legt daartoe over de vergelijking van de rijksbekostiging en financiële
bijdragen van derden. Deze vergelijking voldoet aan de volgende voorwaarden:
-
a. alle door de werkgever op bestuursniveau ontvangen bedragen rijksbekostiging van personeel
en financiële bijdragen van derden, worden in de vergelijking opgenomen, tenzij in
de volgende leden van dit artikel anders wordt vermeld;
-
b. de bedragen die gemoeid gaan met het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid
worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2020–2021 en schooljaar 2021–2022
opgenomen;
-
c. de bedragen die gemoeid gaan met de Regeling prestatiebox primair onderwijs worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2020–2021 en schooljaar 2021–2022
opgenomen.
-
d. Het bedrag dat gemoeid is met de omvang van het natuurlijk verloop en de andere niet
voortgezette/beëindigde dienstverbanden in de periode van zes maanden voorafgaand
aan en per de datum waarop het tijdelijk dienstverband niet is voortgezet, wordt op
het bedrag dat gemoeid is met de daling rijksbekostiging van personeel en financiële
bijdragen van derden in mindering gebracht.
-
3. Tevens overlegt de werkgever een afschrift van de passage van het ondersteuningsplan
als bedoeld in artikel 18a, achtste lid, onder b van de WPO, over de inzet van de bekostiging van de zorgvoorzieningen in de periode tot en per
de datum van de beëindiging van het dienstverband.
-
4. Als de werkgever is aangesloten bij een samenwerkingsverband waarvan de aangesloten
werkgevers hebben besloten dat zij zich gedragen als ware het samenwerkingsverband
één werkgever voor wat betreft de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen
van derden, dan neemt de werkgever de bedragen rijksbekostiging van personeel en financiële
bijdragen van derden op het niveau van het samenwerkingsverband in de vergelijking
op.
-
5. Indien er sprake is van een fusie en/of overdacht van instellingen dan wel besturen,
houdt de werkgever hier rekening mee, zodat de verschillende jaren vergelijkbaar blijven.
Dit betekent dat als in het schooljaar 2020–2021 een extra instelling onder het bevoegd
gezag ressorteert, deze instelling in het schooljaar 2019–2020 (herkenbaar) bij de
vergelijking betrokken wordt.
Artikel 4:52:2. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
-
1. De werkgever toont aan dat het totale bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van
de werknemer of werknemers, waarvan het tijdelijke dienstverband niet wordt voortgezet,
op jaarbasis gelijk of lager is dan het bedrag dat gemoeid is met de daling genoemd
in artikel 4:52:1.
-
2. De werkgever berekent daartoe het bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer
of werknemers, bedoeld in artikel 4:52:1 aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
-
3. Bij de berekening van de totale loonkosten van meerdere werknemers brengt de werkgever
de volgende rangorde aan:
-
a. De werkgever neemt eerst de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het
tijdelijk dienstverband niet is voortgezet, bij de berekening in aanmerking. De werkgever
mag de volgorde van melden zelf bepalen.
-
b. De werkgever neemt vervolgens de loonkosten van de werknemer of de werknemers van
wie het dienstverband op grond van een beëindigingsovereenkomst is beëindigd bij de
berekening in aanmerking. De werkgever neemt daarbij eerst het dienstverband in aanmerking
met de vroegste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst en als laatste
dienstverband met de laatste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst.
-
c. De werkgever neemt tenslotte de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie
het vast dienstverband door middel van ontslag is beëindigd bij de berekening in aanmerking.
Hierbij zijn voor personeel in vaste dienst de geldende regels ten aanzien van de
afvloeiingsvolgorde van de CAO PO van kracht.
Artikel 4:52:3. Onderbouwing reden dat voor de juiste persoon/personen het vergoedingsverzoek
is ingediend
Indien de werkgever van een werknemer het tijdelijk dienstverband niet heeft voortgezet,
dan geeft hij aan dat er op de datum waarop het dienstverband van rechtswege eindigde,
geen vacature voor de functie van werknemer was waarin de werknemer benoemd had kunnen
worden.
Artikel 4:52:4. Uitgestelde beëindiging van het dienstverband
Indien er sprake is van uitgestelde beëindiging van een dienstverband, dan wordt de
vergelijking op bestuursniveau over drie schooljaren gemaakt. In de vergelijking wordt
de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden zoals beschreven
in artikel 4:52:1 in de schooljaren 2019–2020, 2020–2021 en 2021–2022 vergeleken. Daarna volgt een
vergelijking van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden
tot de datum waarop het dienstverband beëindigd is, ten opzichte van de rijksbekostiging
van personeel en financiële bijdragen van derden per de datum van beëindiging van
het dienstverband.
De daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden per 1 augustus
2020wordt opgeteld bij de daling, of in mindering gebracht op de rijksbekostiging
van personeel en financiële bijdragen van derden per de datum van beëindiging van
het dienstverband.
Artikel 4:52:5. Vergelijking per onderwijssoort
Een werkgever die zowel werkgever is in de zin van de WPO als van de WEC en die wordt geconfronteerd met een daling van de rijksbekostiging maakt de vergelijking,
zoals genoemd in artikel 4:52:1 voor de onderwijssoort waar de daling zich heeft voorgedaan. Is er een daling bij
beide schoolsoorten dan maakt de werkgever per schoolsoort een vergelijking.
Artikel 4:52:6. Toetsingsdatum
-
1. Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een tijdelijk dienstverband dat
eindigt per of na de laatste schooldag van een schooljaar en dat na 1 augustus van
dat jaar niet wordt voortgezet, wordt getoetst als zijnde een niet voortgezet dienstverband
per 1 augustus van het volgend schooljaar en getoetst op basis van het Reglement 2021–2022.
-
2. Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een niet voortgezet dienstverband
per een andere datum dan genoemd in het eerste lid van dit artikel, wordt per deze
andere datum getoetst, indien de daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële
bijdragen van derden zich heeft voorgedaan direct voorafgaand aan de datum van het
niet voortzetten van het dienstverband.
-
3. Een vergoedingsverzoek van een beëindigd dienstverband op grond van dit artikel per
1 augustus van het volgend schooljaar, terwijl de daling van de rijksbekostiging van
personeel en financiële bijdragen van derden zich eerder heeft voorgedaan maar de
werkgever door het bepaalde van artikel 2.1 en 10.1 van de CAO PO en 10.4a, zevende
lid, van de CAO PO 2018–2019 niet eerder tot beëindiging van het dienstverband kon
overgaan, wordt getoetst op basis van het Reglement 2021–2022.
Artikel 4:52:7. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven
voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die
door beide partijen, voor de ontslagdatum is ondertekend. Uit de verklaring blijkt
welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar
ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het
dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
-
a. minstens € 500,– bij een dienstverband van minder dan 6 maanden;
-
b. minstens € 1.000,– bij een dienstverband van 6 maanden of langer.
-
3. Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden
ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan
verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag
van de werknemer.
-
4. De werkgever legt daartoe over:
-
a. een afschrift van de – voor de ontslagdatum ondertekende – modelbrief ‘verlengd aanbod
ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te
ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft
verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
-
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning
extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste
WW-dag.
-
5. Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen
dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander
werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten
minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:53. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband
vanwege opheffing van de betrekking voor werkgever met werkgelegenheidsbeleid
Als de werkgever, die werkgelegenheidsbeleid als bedoeld in artikel 10.2 van de CAO
PO 2018–2019 voert en er is sprake van daling van de rijksbekostiging van personeel
en financiële bijdragen van derden, dan komt een vergoedingsverzoek voor toewijzing
in aanmerking als het dienstverband dat voor bepaalde tijd is aangegaan op grond van
artikel 3.3, eerste en tweede lid van de CAO PO na het verstrijken van de tijd waarvoor
deze is aangegaan, niet is voortgezet met als reden, opheffing van de instelling of
de dienst van de instelling of de betrekking zoals bedoeld in artikel 3.6, eerste
lid, onder a van de CAO PO en de werkgever heeft aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:53:1 tot en met 4:53:5 voldaan en de in die artikelen genoemde documenten overgelegd.
Artikel 4:53:1. Daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van
derden volgens vergelijking in geval van werknemers van wie het tijdelijk dienstverband
niet wordt voortgezet
-
1. De werkgever toont ten aanzien van een werknemer wiens tijdelijke dienstverband niet
wordt voortgezet aan dat het bedrag dat gemoeid gaat met de totale rijksbekostiging
van personeel en financiële bijdragen van derden, direct voorafgaand aan het ontslag,
vergeleken met het bedrag dat gemoeid gaat met de totale rijksbekostiging van personeel
en financiële bijdragen van derden per de datum van het ontslag, is gedaald.
-
2. De werkgever legt daartoe over de vergelijking van de rijksbekostiging en financiële
bijdragen van derden. Deze vergelijking voldoet aan de volgende voorwaarden:
-
a. alle door de werkgever op bestuursniveau ontvangen bedragen rijksbekostiging van personeel
en financiële bijdragen van derden, worden in de vergelijking opgenomen, tenzij in
de volgende leden van dit artikel anders wordt vermeld;
-
b. de bedragen die gemoeid gaan met het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid
worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2020–2021 en schooljaar 2021–2022
opgenomen;
-
c. de bedragen die gemoeid gaan met de Regeling prestatiebox primair onderwijs worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2020–2021 en schooljaar 2021–2022
opgenomen.
-
d. het bedrag dat gemoeid is met de omvang van het natuurlijk verloop en de andere niet
voortgezette/beëindigde dienstverbanden in de periode van zes maanden voorafgaand
aan en per de datum van het ontslag wordt op het bedrag dat gemoeid is met de daling
rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden in mindering gebracht.
-
3. Tevens overlegt de werkgever een afschrift van de passage van het ondersteuningsplan
als bedoeld in artikel 18a, achtste lid, onder b van de WPO, over de inzet van de bekostiging van de zorgvoorzieningen in de periode tot en per
de datum van de beëindiging van het dienstverband.
-
4. Als de werkgever is aangesloten bij een samenwerkingsverband waarvan de aangesloten
werkgevers hebben besloten dat zij zich gedragen als ware het samenwerkingsverband
één werkgever voor wat betreft de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen
van derden, dan neemt de werkgever de bedragen rijksbekostiging van personeel en financiële
bijdragen van derden op het niveau van het samenwerkingsverband in de vergelijking
op.
-
5. Indien er sprake is van een fusie en/of overdacht van instellingen dan wel besturen,
houdt de werkgever hier rekening mee, zodat de verschillende jaren vergelijkbaar blijven.
Dit betekent dat als in het schooljaar 2021–2022 een extra instelling onder het bevoegd
gezag ressorteert, deze instelling in het schooljaar 2020–2021 (herkenbaar) bij de
vergelijking betrokken wordt.
Artikel 4:53:2. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis in
geval van werknemers van wie het tijdelijke dienstverband niet wordt voortgezet
-
1. De werkgever toont aan dat het totale bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van
de werknemer of werknemers van wie het tijdelijke dienstverband niet wordt voortgezet,
op jaarbasis gelijk of lager is dan het bedrag dat gemoeid is met de daling genoemd
in artikel 4:53:1;
-
2. De werkgever berekent daartoe het bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer
of werknemers, van wie het tijdelijke dienstverband niet wordt voortgezet, bedoeld
in artikel 4:53:2 aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
Artikel 4:53:3. Uitgestelde beëindiging van het dienstverband
Indien er sprake is van uitgestelde beëindiging van een dienstverband, dan wordt de
vergelijking op bestuursniveau over drie schooljaren gemaakt. In de vergelijking wordt
de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden zoals beschreven
in artikel 4:53:1 in de schooljaren 2019–2020, 2020–2021 en 2021–2022 vergeleken. Daarna volgt een
vergelijking van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden
tot de datum waarop het dienstverband beëindigd is, ten opzichte van de rijksbekostiging
van personeel en financiële bijdragen van derden per de datum van beëindiging van
het dienstverband.
De daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden per 1 augustus
2020 wordt opgeteld bij de daling, of in mindering gebracht op de rijksbekostiging
van personeel en financiële bijdragen van derden per de datum van beëindiging van
het dienstverband.
Artikel 4:53:4. Toetsingsdatum
-
1. Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een tijdelijk dienstverband dat
eindigt per of na de laatste schooldag van een schooljaar en dat na 1 augustus van
dat jaar niet wordt voortgezet, wordt getoetst als zijnde een niet voortgezet dienstverband
per 1 augustus van het volgend schooljaar en getoetst op basis van het Reglement 2021–2022.
-
2. Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een niet voortgezet dienstverband
per een andere datum dan genoemd in het eerste lid van dit artikel, wordt per deze
andere datum getoetst, indien de daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële
bijdragen van derden zich heeft voorgedaan direct voorafgaand aan de datum van het
niet voortzetten van het dienstverband.
Artikel 4:53:5. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven
voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie.
-
2. De werkgever legt daartoe over het sociaal plan waaruit moet blijken dat de werknemer
van minstens één van de in het sociaal plan overeengekomen mobiliteitsbevorderende
maatregelen gebruik heeft kunnen maken.
-
3. Indien de werkgever niet over een sociaal plan beschikt, overlegt hij de modelverklaring
‘aanbod ondersteuning extern’, die door beide partijen, voor de ontslagdatum is ondertekend.
Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer
te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van
de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
-
a. minstens € 500,– bij een dienstverband van minder dan 6 maanden;
-
b. minstens € 1.000,– bij een dienstverband van 6 maanden of langer.
-
3. Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden
ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan
verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag
van de werknemer.
-
4. De werkgever legt daartoe over:
-
a. een afschrift van de – voor de ontslagdatum ondertekende – modelbrief ‘verlengd aanbod
ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te
ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft
verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
-
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning
extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste
WW-dag.
-
5. Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen
dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander
werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten
minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:54. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband
vanwege reorganisatie
Als de werkgever met de centrales in het DGO overleg heeft gevoerd over de rechtspositionele
gevolgen van een reorganisatie als bedoeld in artikel 13.2, vijfde lid, onder a van
de CAO PO en in dat kader een met de bonden overeengekomen sociaal plan, zoals bedoeld
in artikel 10.3 van de CAO PO 2018–2019 uitvoert of heeft uitgevoerd, dan komt een
vergoedingsverzoek voor toewijzing in aanmerking als het dienstverband dat voor bepaalde
tijd is aangegaan na het verstrijken van de tijd waarvoor deze is aangegaan, niet
is voortgezet met als reden, opheffing van de instelling of de dienst van de instelling
of de betrekking zoals bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a van de CAO PO wegens
reorganisatie en de werkgever heeft aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:54:1 tot en met 4:54:3 voldaan en de in die artikelen genoemde documenten overgelegd.
Artikel 4:54:1. Reden niet voortzetten dienstverbandaan werknemer meedelen
-
1. De werkgever heeft de reden voor het niet voortzetten van het dienstverband aan de
werknemer meegedeeld.
-
2. De werkgever legt daartoe over een afschrift van een brief waarin de werkgever aan
de werknemer heeft medegedeeld waarom hij het tijdelijk dienstverband niet wil voortzetten.
Artikel 4:54:2. Sociaal Plan
-
1. De werkgever toont aan dat
-
a. hij met de bonden overeenstemming heeft bereikt over de omvang van het formatieve
probleem dat zou kunnen leiden tot gedwongen ontslag na afloop van de tweede fase
van het sociaal plan, en
-
b. het niet voortzetten van het tijdelijk dienstverband tijdens de looptijd van het sociaal
plan conform de in het sociaal plan gemaakte afspraken is.
-
2. De werkgever legt daartoe over het sociaal plan.
-
3. Tevens overlegt de werkgever ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de
werkgever en de bonden gezamenlijk van oordeel zijn dat het formatieve probleem, nog
niet volledig door middel van reductie van de omvang van het personeelsbestand, was
opgelost op de datum van het niet voortzetten van het tijdelijk dienstverband.
Artikel 4:54:3. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven
voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie.
-
2. De werkgever legt daartoe over het sociaal plan waaruit moet blijken dat de werknemer
van minstens één van de in het sociaal plan overeengekomen mobiliteitsbevorderende
maatregelen gebruik heeft kunnen maken.
Artikel 4:55. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband
van schoonmaakpersoneel wegens daling van de materiele bekostiging
Als de werkgever, die de regeling ontslagbeleid als bedoeld in artikel 10.4a van de
CAO PO 2018–2019 voert en er is sprake van daling van de materiele bekostiging dan
komt een vergoedingsverzoek voor toewijzing in aanmerking als het dienstverband voor
schoonmaakpersoneel dat voor bepaalde tijd is aangegaan na het verstrijken van de
tijd waarvoor deze is aangegaan, niet is voortgezet met als reden, opheffing van de
instelling of de dienst van de instelling of de betrekking zoals bedoeld in artikel
3.6, eerste lid, onder a van de CAO PO vanwege daling van de materiele bekostiging
en de werkgever heeft aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:55:1 tot en met 4:55:3 voldaan en de in die artikelen genoemde documenten overgelegd.
Artikel 4:55:1. Daling materiele bekostiging per 1 januari 2022
-
1. De werkgever toont aan dat de rijksbekostiging materieel op 1 januari 2022, vergeleken
met de totale rijksbekostiging Materieel per 31 december 2021, zijn gedaald.
-
2. De werkgever legt daartoe over documenten waaruit blijkt dat de rijksbekostiging Materieel
per 1 januari 2022, vergeleken met de totale rijksbekostiging Materieel per 31 december
2021, is gedaald.
Artikel 4:55:2. Beëindiging dienstverband
-
1. In geval van een daling van de rijksbekostiging materiele instandhouding kan op drie
data het dienstverband van schoonmaakpersoneel beëindigen:
-
• Het dienstverband wordt niet voortgezet per 1 augustus 2021, of
-
• Het dienstverband wordt niet voortgezet per 1 januari 2022, of
-
• Het dienstverband wordt niet voortgezet per 1 augustus 2022
-
2. De werkgever overlegt, afhankelijk van de datum waarop het tijdelijk dienstverband
niet wordt voortgezet, de vergelijking zoals bepaald in artikel 4:55:3 onder A, B
of C:
-
A. dienstverband wordt niet voortgezet per 1 augustus 2021
-
1. Indien het dienstverband niet wordt voortgezet per 1 augustus 2021 dan wordt de materiele
instandhouding over de jaren 2021 en 2022 vergeleken. De werkgever toont aan dat de
daling van de vergoeding per 1 januari 2022 ten opzichte van de vergoeding per 1 januari
2021, inclusief andere dienstverbanden die niet worden voortgezet/beëindigd van schoonmaakpersoneel
en natuurlijk verloop, minimaal gelijk is aan de omvang van het dienstverband dat
niet wordt voortgezet.
-
2. De werkgever legt daartoe over een vergelijking over de jaren 2021 en 2022.
-
3. Tevens overlegt de werkgever een gespecificeerde opgave van de loonkosten van de verwachte
omvang van het natuurlijk verloop van schoonmaakpersoneel en de andere dienstverbanden
die niet worden voortgezet/beëindigd van schoonmaakpersoneel in een periode vanaf
1 januari 2021 aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
-
B. dienstverband wordt niet voortgezet per 1 januari 2022
-
1. Indien het dienstverband niet wordt voortgezet per 1 januari 2022 dan wordt de materiele
instandhouding over de jaren 2021 en 2022 vergeleken. De werkgever toont aan dat de
daling van de vergoeding per 1 januari 2022 ten opzichte van de vergoeding per 1 januari
2021, inclusief andere dienstverbanden die niet worden voortgezet/beëindigd van schoonmaakpersoneel
en natuurlijk verloop, minimaal gelijk is aan de omvang van het dienstverband dat
niet wordt voortgezet.
-
2. De werkgever legt daartoe over een vergelijking over de jaren 2021 en 2022.
-
3. Tevens overlegt de werkgever een gespecificeerde opgave van de loonkosten van de omvang
van het natuurlijk verloop van schoonmaakpersoneel en de andere dienstverbanden die
niet worden voortgezet/beëindigd van schoonmaakpersoneel in een periode vanaf 1 januari
2021 aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
-
C. beëindiging dienstverband per 1 augustus 2022
-
1. Indien het dienstverband niet wordt voortgezet per 1 augustus 2022 dan wordt de materiele
instandhouding over de jaren 2021 en 2022 vergeleken. De werkgever toont aan dat de
daling van de vergoeding per 1 januari 2022 ten opzichte van de vergoeding per 1 januari
2021, inclusief andere dienstverbanden die niet worden voortgezet/beëindigd van schoonmaakpersoneel
en natuurlijk verloop, minimaal gelijk is aan de omvang van het dienstverband dat
niet wordt voortgezet.
-
2. De werkgever legt daartoe over een vergelijking over de jaren 2021 en 2022.
-
3. Tevens overlegt de werkgever een gespecificeerde opgave van de loonkosten van de omvang
van het natuurlijk verloop van schoonmaakpersoneel en de andere dienstverbanden die
niet worden voortgezet/beëindigd van schoonmaakpersoneel in een periode vanaf 1 januari
2022 aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
Artikel 4:55:3. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven
voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die
door beide partijen, voor de ontslagdatum is ondertekend. Uit de verklaring blijkt
welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar
ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het
dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
-
a. minstens € 500,– bij een dienstverband van minder dan 6 maanden;
-
b. minstens € 1.000,– bij een dienstverband langer dan 6 maanden maar korter dan 12 maanden
-
3. Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden
ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan
verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag
van de werknemer.
-
4. De werkgever legt daartoe over:
-
a. een afschrift van de – voor de ontslagdatum ondertekende – modelbrief ‘verlengd aanbod
ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te
ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft
verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
-
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning
extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste
WW-dag
-
5. Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen
dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander
werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten
minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:56. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband
vanwege opheffing betrekking Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband
Als de werkgever, die de regeling ontslagbeleid als bedoeld in artikel 10.4a van de
CAO PO 2018–2019 voert en er is sprake van daling van de bekostiging voor de Centrale
Dienst dan wel Samenwerkingsverband, dan komen vergoedingsverzoeken voor toewijzing
in aanmerking als het dienstverband dat voor bepaalde tijd is aangegaan na het verstrijken
van de tijd waarvoor deze is aangegaan, niet is voortgezet met als reden, opheffing
van de instelling of de dienst van de instelling of de betrekking zoals bedoeld in
artikel 3.6, eerste lid, onder a van de CAO PO en de werkgever heeft aan de voorwaarden
genoemd in artikel 4:56:1 tot en met 4:56:6 voldaan en de in die artikelen genoemde documenten overgelegd.
Artikel 4:56:1. Daling bekostiging volgens vergelijking
-
1. De werkgever toont aan dat het bedrag dat gemoeid gaat met de totale bekostiging voor
de Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband, direct voorafgaand aan de datum van
het niet voortzetten van het tijdelijk dienstverband, vergeleken met het bedrag dat
gemoeid gaat met de totale bekostiging voor de Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband
per de datum van het ontslag, is gedaald.
-
2. De werkgever legt daartoe over documenten waaruit blijkt dat de totale bekostiging
Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband direct voorafgaand aan de datum van het
niet voortzetten van het tijdelijk dienstverband vergeleken met het bedrag dat gemoeid
gaat met de totale bekostiging Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband per de
datum van het van het niet voortzetten van het tijdelijk dienstverband is gedaald.
-
3. Het bedrag dat gemoeid is met de omvang van het natuurlijk verloop en de andere niet
voortgezette/beëindigde dienstverbanden in de periode van zes maanden voorafgaand
aan en per de datum waarop het tijdelijk dienstverband niet is voortgezet, wordt op
het bedrag dat gemoeid is met de daling bekostiging voor de Centrale Dienst dan wel
Samenwerkingsverband.
Artikel 4:56:2. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
-
1. De werkgever toont aan dat het totale bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van
de werknemer of werknemers, waarvan het tijdelijke dienstverband niet wordt voortgezet,
op jaarbasis gelijk of lager is dan het bedrag dat gemoeid is met de daling genoemd
in artikel 4:56:1.
-
2. De werkgever berekent daartoe het bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer
of werknemers, bedoeld in artikel 4:56:1 aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
-
3. Bij de berekening van de totale loonkosten van meerdere werknemers brengt de werkgever
de volgende rangorde aan:
-
a. De werkgever neemt eerst de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het
tijdelijk dienstverband niet is voortgezet, bij de berekening in aanmerking. De werkgever
mag de volgorde van melden zelf bepalen.
-
b. De werkgever neemt vervolgens de loonkosten van de werknemer of de werknemers van
wie het dienstverband op grond van een beëindigingsovereenkomst is beëindigd bij de
berekening in aanmerking. De werkgever neemt daarbij eerst het dienstverband in aanmerking
met de vroegste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst en als laatste
dienstverband met de laatste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst.
-
c. De werkgever neemt tenslotte de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie
het vast dienstverband door middel van ontslag is beëindigd bij de berekening in aanmerking.
Hierbij zijn personeel in vaste dienst de geldende regels t.a.v. de afvloeiingsvolgorde
van de CAO PO van kracht.
Artikel 4:56:3. Onderbouwing reden dat voor de juiste persoon/personen het vergoedingsverzoek
is ingediend
Indien de werkgever van een werknemer het tijdelijk dienstverband niet heeft voortgezet,
dan geeft hij aan dat er op de datum waarop het dienstverband van rechtswege eindigde,
geen vacature voor de functie van werknemer was waarin de werknemer benoemd had kunnen
worden.
Artikel 4:56:4. Toetsingsdatum
-
1. Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een tijdelijk dienstverband dat
eindigt per of na de laatste schooldag van een schooljaar en dat na 1 augustus van
dat jaar niet wordt voortgezet, wordt getoetst als zijnde een niet voortgezet dienstverband
per 1 augustus van het volgend schooljaar en getoetst op basis van het Reglement 2021–2022.
-
2. Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een niet voortgezet dienstverband
per een andere datum dan genoemd in het eerste lid van dit artikel, wordt per deze
andere datum getoetst, indien de daling van de bekostiging voor de Centrale Dienst
dan wel Samenwerkingsverband zich heeft voorgedaan direct voorafgaand aan de datum
van het niet voortzetten van het dienstverband.
-
3. Een vergoedingsverzoek van een niet voortgezet dienstverband op grond van dit artikel
per 1 augustus van het volgend schooljaar, terwijl de daling van de bekostiging voor
de Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband zich eerder heeft voorgedaan maar
de werkgever door het bepaalde van artikel 2.1 en 10.1 van de CAO PO en 10.4a, zevende
lid van de CAO PO 2018–2019 niet eerder tot niet voortzetten van het dienstverband
kon overgaan, wordt getoetst op basis van het Reglement 2021–2022.
Artikel 4:56:5. Inspanning behoud werknemer voor eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat het niet mogelijk is om de werknemer voor
zijn eigen functie te behouden, heeft de werkgever zich ingespannen om hem in een
andere functie voor de eigen organisatie en/of participerende organisaties binnen
het samenwerkingsverband te behouden.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘Herplaatsingsonderzoek’, die door
beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat de werkgever met de
werknemer de herplaatsingsmogelijkheden binnen de eigen organisatie en/of participerende
organisaties binnen het samenwerkingsverband heeft besproken. Tevens blijkt daar uit
dat de werkgever heeft geconcludeerd dat die mogelijkheden ontbreken of redelijkerwijs
niet te realiseren zijn.
-
3. Als de werknemer de verklaring weigert te ondertekenen, overlegt de werkgever andere
ter zake overtuigende documenten zoals een brief aan de werknemer waarin de werkgever
gemotiveerd meedeelt dat, en waarom, er geen herplaatsingsmogelijkheden zijn.
Artikel 4:56:6. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven
voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die
door beide partijen, voor de ontslagdatum is ondertekend. Uit de verklaring blijkt
welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar
ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het
dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
-
a. minstens € 500,– bij een dienstverband van minder dan 6 maanden;
-
b. minstens € 1.000,– bij een dienstverband langer dan 6 maanden maar korter dan 12 maanden;
-
3. Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden
ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan
verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag
van de werknemer.
-
4. De werkgever legt daartoe over:
-
a. een afschrift van de – voor de ontslagdatum ondertekende – modelbrief ‘verlengd aanbod
ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te
ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft
verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
-
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning
extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste
WW-dag
-
5. Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen
dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander
werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten
minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Paragraaf 4.5. Beëindigingsgronden passend onderwijs bij een vast dienstverband
Artikel 4:57. Grondslag vergoedingsverzoek: ontslag vanwege opheffing betrekking voor
werkgevers met ontslagbeleid wegens daling van de rijksbekostiging van personeel en
financiële bijdragen van derden, als gevolg van de invoering van passend onderwijs
Als de werkgever, die de regeling ontslagbeleid als bedoeld in artikel 10.4a van de
CAO PO 2018–2019 en er is ontslag verleend op grond van artikel 3.6, eerste lid, onder
a van de CAO PO, te weten op grond van opheffing van de instelling of de dienst van
de instelling of de betrekking wegens daling van de rijksbekostiging van personeel
en financiële bijdragen van derden als gevolg van de invoering van passend onderwijs,
dan komt de werkgever voor toewijzing van het vergoedingsverzoek in aanmerking indien
hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:57:1 tot en met 4:57:9 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:57:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
Artikel 4:57:2. Overleg, gericht op overeenstemming conform vigerende regel overlegprotocol
-
1. De werkgever toont aan met ter zake overtuigende documenten dat hij volgens de strekking
van het tripartiet convenant over de personele gevolgen overleg heeft gevoerd met
het samenwerkingsverband, de betrokken besturen en de vakorganisaties, gericht op
overeenstemming conform de vigerende regels van het overlegprotocol.
Artikel 4:57:3. Daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van
derden volgens vergelijking
-
1. De werkgever toont aan dat het bedrag dat gemoeid is met de totale rijksbekostiging
van personeel en financiële bijdragen van derden, direct voorafgaand aan het ontslag,
vergeleken met het bedrag dat gemoeid is met de totale rijksbekostiging van personeel
en financiële bijdragen van derden per de datum van het ontslag, is gedaald.
-
2. De werkgever legt daartoe over de vergelijking van de rijksbekostiging en financiële
bijdragen van derden. Deze vergelijking voldoet aan de volgende voorwaarden:
-
a. alle door de werkgever op bestuursniveau ontvangen bedragen rijksbekostiging van personeel
en financiële bijdragen van derden, worden in de vergelijking opgenomen, tenzij in
de volgende leden van dit artikel anders wordt vermeld;
-
b. de bedragen die gemoeid gaan met het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid
worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2020–2021 en schooljaar 2021–2022
opgenomen;
-
c. de bedragen die gemoeid gaan met de Regeling prestatiebox primair onderwijs worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2020–2021 en schooljaar 2021–2022
opgenomen;
-
d. het bedrag dat gemoeid is met de omvang van het natuurlijk verloop en de andere niet
voortgezette/beëindigde dienstverbanden in de periode van zes maanden voorafgaand
aan en per de datum van het ontslag wordt op het bedrag dat gemoeid is met de daling
rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden in mindering gebracht.
-
3. Tevens overlegt de werkgever een afschrift van de passage van het ondersteuningsplan
als bedoeld in artikel 18a, achtste lid, onder b van de WPO, over de inzet van de bekostiging van de zorgvoorzieningen in de periode tot en per
de datum van de beëindiging van het dienstverband.
-
4. Als de werkgever is aangesloten bij een samenwerkingsverband waarvan de aangesloten
werkgevers hebben besloten dat zij zich gedragen als ware het samenwerkingsverband
één werkgever voor wat betreft de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen
van derden, dan neemt de werkgever de bedragen rijksbekostiging van personeel en financiële
bijdragen van derden op het niveau van het samenwerkingsverband in de vergelijking
op.
-
5. Indien er sprake is van een fusie en/of overdacht van instellingen dan wel besturen,
houdt de werkgever hier rekening mee, zodat de verschillende jaren vergelijkbaar blijven.
Dit betekent dat als in het schooljaar 2021–2022 een extra instelling onder het bevoegd
gezag ressorteert, deze instelling in het schooljaar 2020–2021 (herkenbaar) bij de
vergelijking betrokken wordt.
Artikel 4:57:4. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
-
1. De werkgever toont aan dat het totale bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van
de werknemer of werknemers, bedoeld in artikel 4:57:1 op jaarbasis, gelijk of lager is dan het bedrag dat gemoeid is met de daling genoemd
in artikel 4:57:3.
-
2. De werkgever berekent daartoe het bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer
of werknemers, bedoeld in artikel 4:57:3 aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
-
3. Bij de berekening van de totale loonkosten van meerdere werknemers brengt de werkgever
de volgende rangorde aan:
-
a. De werkgever neemt eerst de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het
tijdelijk dienstverband niet is voortgezet, bij de berekening in aanmerking. De werkgever
mag de volgorde van melden zelf bepalen.
-
b. De werkgever neemt vervolgens de loonkosten van de werknemer of de werknemers van
wie het dienstverband op grond van een beëindigingsovereenkomst is beëindigd bij de
berekening in aanmerking. De werkgever neemt daarbij eerst het dienstverband in aanmerking
met de vroegste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst en als laatste
dienstverband met de laatste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst.
-
c. De werkgever neemt tenslotte de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie
het vast dienstverband door middel van ontslag is beëindigd bij de berekening in aanmerking.
Hierbij zijn voor personeel in vaste dienst de geldende regels ten aanzien van de
afvloeiingsvolgorde van de CAO PO van kracht.
Artikel 4:57:5. Onderbouwing reden dat voor de juiste persoon/personen het vergoedingsverzoek
is ingediend
-
1. Indien de werkgever een werknemer in vaste dienst heeft ontslagen dan geeft de werkgever
aan of er op de datum van beëindiging van het dienstverband sprake is van:
-
i. personeel in tijdelijke dienst dat gehandhaafd blijft;
-
ii. personeel in tijdelijke dienst dat, in de periode tussen de ontslagaanzegging en de
ontslagdatum in vaste dienst is benoemd;
-
iii. personeel in vaste of tijdelijke dienst dat, in de periode tussen ontslagaanzegging
en de ontslagdatum een uitbreiding van de betrekking heeft gehad;
-
iv. personeel dat, in de periode tussen de datum van het sluiten van de ontslagaanzegging
en de ontslagdatum in vaste dienst is getreden;
-
v. een vacature op de datum van ontslag;
Als van het gestelde onder i., ii., iii., iv. of v. sprake is, in die zin dat het
personeel betreft dat werkzaam is in dezelfde functie als die van de ontslagen werknemer/werknemers,
dan wordt het bedrag dat gemoeid is met de daling, genoemd in artikel 4:57:3 verminderd met het bedrag dat gemoeid is met het in dienst houden of nemen van personeel
genoemd in i. tot en met iv. respectievelijk met het bedrag dat gemoeid is met de
loonkosten van de ontslagen werknemer die niet in de vacature, genoemd onder v., is
benoemd.
Artikel 4:57:6. Afvloeiingsvolgorde
Een vergoedingsverzoek wordt afgewezen als het een werknemer betreft die in een vast
dienstverband was benoemd, terwijl het tijdelijke dienstverband in dezelfde functie
van één of meer werknemers niet wordt beëindigd.
Artikel 4:57:7. Vergelijking per onderwijssoort
Een werkgever die zowel werkgever is in de zin van de WPO als van de WEC en die wordt geconfronteerd met een daling van de rijksbekostiging maakt de vergelijking,
zoals genoemd in artikel 4:57:3 voor de onderwijssoort waar de daling zich heeft voorgedaan. Is er een daling bij
beide schoolsoorten dan maakt de werkgever per schoolsoort een vergelijking.
Artikel 4:57:8. Toetsingsdatum
-
1. Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een beëindiging per 1 augustus,
waarbij de laatste contractdag van de arbeidsovereenkomst op 31 juli is, wordt getoetst
op basis van het Reglement Participatiefonds 2021–2022.
-
2. Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een beëindiging per een andere
datum dan genoemd in het eerste lid van dit artikel, wordt per deze andere datum getoetst,
indien de daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van
derden zich heeft voorgedaan direct voorafgaand aan de datum van de beëindiging.
-
3. Een vergoedingsverzoek van een beëindiging op grond van dit artikel per 1 augustus
van het volgend schooljaar, terwijl de daling van de rijksbekostiging van personeel
en financiële bijdragen van derden zich eerder heeft voorgedaan maar de werkgever
door het bepaalde van artikel 2.1 en 10.1 van de CAO PO en 10.4a, zevende lid van
de CAO PO 2018–2019 niet eerder tot beëindiging van het dienstverband kon overgaan,
wordt getoetst op basis van het Reglement 2021–2022.
Artikel 4:57:9. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven
voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die
door beide partijen, voor de ontslagdatum is ondertekend. Uit de verklaring blijkt
welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar
ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het
dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
-
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband langer dan 12 maanden maar korter dan 10 jaar;
-
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
-
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
-
3. Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden
ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan
verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag
van de werknemer.
-
4. De werkgever legt daartoe over:
-
a. een afschrift van de – voor de ontslagdatum ondertekende – modelbrief ‘verlengd aanbod
ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te
ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft
verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
-
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning
extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste
WW-dag.
-
5. Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen
dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander
werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten
minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:58. Grondslag vergoedingsverzoek: ontslag vanwege opheffing betrekking voor
werkgevers die ten behoeve van de personele gevolgen passend onderwijs een sociaal
plan met de vakbonden overeengekomen zijn
Als de werkgever ontslag verleend op grond van artikel 3.6, eerste lid, onder a van
de CAO PO, te weten op grond van opheffing van de instelling of de dienst van de instelling
of de betrekking, wegens daling van de financiële bijdragen van derden als gevolg
van de invoering passend onderwijs, een sociaal plan is overeengekomen met de vakcentrales,
dan komt de werkgever voor toewijzing van het vergoedingsverzoek in aanmerking indien
hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:58:1 tot en met 4:58:5 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:58:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
Artikel 4:58:2. Sociaal Plan in geval daling bekostiging als gevolg van de invoering
passend onderwijs
-
1. De werkgever toont aan dat hij met de vakcentrales in het DGO het sociaal plan is
overeengekomen omdat hij wegens daling van de financiële bijdragen van derden als
gevolg van de invoering passend onderwijs de werkgelegenheidsgarantie niet meer kon
garanderen.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring “Daling financiële bijdragen van
derden als gevolg van de invoering passend onderwijs” waaruit blijkt dat
-
i. de werkgever uitsluitend als gevolg van deze daling van de financiële bijdragen van
derden, de werkgelegenheidsgarantie niet meer kon handhaven en
-
ii. er derhalve aan het beëindigen van het dienstverband niet (mede) andere redenen van
financiële aard ten grondslag liggen dan genoemde daling van de financiële bijdragen
van derden.
Artikel 4:58:3. Sociaal Plan in geval van werknemers van wie het vaste dienstverband
wordt beëindigd
-
1. De werkgever toont aan dat:
-
a. hij met de bonden overeenstemming heeft bereikt over de omvang van het formatieve
probleem dat zou kunnen leiden tot gedwongen ontslag na afloop van de tweede fase
van het sociaal plan, en
-
b. het ontslag meteen na afloop van fase twee conform de in het sociaal plan gemaakte
afspraken is.
-
2. De werkgever legt daartoe over het sociaal plan.
-
3. Tevens overlegt de werkgever ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de
werkgever en de bonden gezamenlijk van oordeel zijn dat het formatieve probleem nog
niet door middel van reductie van de omvang van het personeelsbestand, volledig was
opgelost op de datum van het ontslag.
Artikel 4:58:4. Toetsingsdatum
-
1. Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een beëindiging per 1 augustus,
waarbij de laatste contractdag van de arbeidsovereenkomst op 31 juli is, wordt getoetst
op basis van het Reglement Participatiefonds 2021–2022.
-
2. Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een beëindiging per een andere
datum dan genoemd in het eerste lid van dit artikel, wordt per deze andere datum getoetst.
Artikel 4:58:5. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven
voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie.
-
2. De werkgever legt daartoe over het sociaal plan waaruit moet blijken dat de werknemer
van minstens één van de in het sociaal plan overeengekomen mobiliteitsbevorderende
maatregelen gebruik heeft kunnen maken.
Artikel 4:59. Grondslag vergoedingsverzoek: gewichtige omstandigheden, te weten kwalitatieve
fricties als gevolg van de invoering van passend onderwijs
Als ontslag is verleend op grond van artikel 3.6, eerste lid, onder h van de CAO PO,
met als reden dat er naar het oordeel van de werkgever sprake is gewichtige omstandigheden,
te weten kwalitatieve fricties als gevolg van de invoering van passend onderwijs,
omdat het naar het oordeel van de werkgever anders onmogelijk wordt het gevraagde
onderwijs te verzorgen of de verlangde taken uit te voeren, dan komt de werkgever
voor toewijzing van het vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden
genoemd in artikel 4:59:1 tot en met 4:59:9 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:59:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
Artikel 4:59:2. Overleg, gericht op overeenstemming conform vigerende regel overlegprotocol
De werkgever toont aan met ter zake overtuigende documenten dat hij volgens de strekking
van het tripartiet convenant over de personele gevolgen overleg heeft gevoerd met
het samenwerkingsverband, de betrokken besturen en de vakorganisaties, gericht op
overeenstemming conform de vigerende regels van het overlegprotocol.
Artikel 4:59:3. Daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van
derden volgens vergelijking
-
1. De werkgever toont aan dat het bedrag dat gemoeid is met de totale rijksbekostiging
van personeel en financiële bijdragen van derden, direct voorafgaand aan het ontslag,
vergeleken met het bedrag dat gemoeid is met de totale rijksbekostiging van personeel
en financiële bijdragen van derden per de datum van het ontslag, is gedaald.
-
2. De werkgever overlegt daartoe de vergelijking van de rijksbekostiging en financiële
bijdragen van derden. Deze vergelijking voldoet aan de volgende voorwaarden:
-
a. alle door de werkgever op bestuursniveau ontvangen bedragen rijksbekostiging van personeel
en financiële bijdragen van derden, worden in de vergelijking opgenomen, tenzij in
de volgende leden van dit artikel anders wordt vermeld;
-
b. de bedragen die gemoeid gaan met het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid
worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2020–2021 en schooljaar 2021–2022
opgenomen;
-
c. de bedragen die gemoeid gaan met de Regeling prestatiebox primair onderwijs worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2020–2021 en schooljaar 2021–2022
opgenomen;
-
d. het bedrag dat gemoeid is met de omvang van het natuurlijk verloop en de andere niet
voortgezette/beëindigde dienstverbanden in de periode van zes maanden voorafgaand
aan en per de datum van het ontslag wordt op het bedrag dat gemoeid is met de daling
rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden in mindering gebracht.
-
3. Als de werkgever is aangesloten bij een samenwerkingsverband waarvan de aangesloten
werkgevers hebben besloten dat zij zich gedragen als ware het samenwerkingsverband
één werkgever voor wat betreft de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen
van derden, dan neemt de werkgever de bedragen rijksbekostiging van personeel en financiële
bijdragen van derden op het niveau van het samenwerkingsverband in de vergelijking
op.
-
4. Indien er sprake is van een fusie en/of overdacht van instellingen dan wel besturen,
houdt de werkgever hier rekening mee, zodat de verschillende jaren vergelijkbaar blijven.
Dit betekent dat als in het schooljaar 2021–2022 een extra instelling onder het bevoegd
gezag ressorteert, deze instelling in het schooljaar 2020–2021 (herkenbaar) bij de
vergelijking betrokken wordt.
Artikel 4:59:4. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
-
1. De werkgever toont aan dat het totale bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van
de werknemer of werknemers, bedoeld in artikel 4:59:1 op jaarbasis, gelijk of lager is dan het bedrag dat gemoeid is met de daling genoemd
in artikel 4:59:3.
-
2. De werkgever berekent daartoe het bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer
of werknemers, bedoeld in artikel 4:59:3 aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
-
3. Bij de berekening van de totale loonkosten van meerdere werknemers brengt de werkgever
de volgende rangorde aan:
-
a. De werkgever neemt eerst de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het
tijdelijk dienstverband niet is voortgezet, bij de berekening in aanmerking. De werkgever
mag de volgorde van melden zelf bepalen.
-
b. De werkgever neemt vervolgens de loonkosten van de werknemer of de werknemers van
wie het dienstverband op grond van een beëindigingsovereenkomst is beëindigd bij de
berekening in aanmerking. De werkgever neemt daarbij eerst het dienstverband in aanmerking
met de vroegste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst en als laatste
dienstverband met de laatste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst.
-
c. De werkgever neemt tenslotte de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie
het vast dienstverband door middel van ontslag is beëindigd bij de berekening in aanmerking.
Hierbij zijn voor personeel in vaste dienst de geldende regels ten aanzien van de
afvloeiingsvolgorde van de CAO PO van kracht.
Artikel 4:59:5. Onderbouwing reden dat voor de juiste persoon/personen het vergoedingsverzoek
is ingediend
-
1. Indien de werkgever een werknemer in vaste dienst heeft ontslagen dan geeft de werkgever
aan of er op de datum van beëindiging van het dienstverband sprake is van:
-
i. personeel in tijdelijke dienst dat gehandhaafd blijft;
-
ii. personeel in tijdelijke dienst dat, in de periode tussen de ontslagaanzegging en de
ontslagdatum in vaste dienst is benoemd;
-
iii. personeel in vaste of tijdelijke dienst dat, in de periode tussen ontslagaanzegging
en de ontslagdatum een uitbreiding van de betrekking heeft gehad;
-
iv. personeel dat, in de periode tussen de datum van het sluiten van de ontslagaanzegging
en de ontslagdatum in vaste dienst is getreden;
-
v. een vacature op de datum van ontslag;
Als van het gestelde onder i., ii., iii., iv. of v. sprake is, in die zin dat het
personeel betreft dat werkzaam is in dezelfde functie als die van de ontslagen werknemer/werknemers,
dan wordt het bedrag dat gemoeid is met de daling, genoemd in artikel 4:59:3 verminderd met het bedrag dat gemoeid is met het in dienst houden of nemen van personeel
genoemd in i. tot en met iv. respectievelijk met het bedrag dat gemoeid is met de
loonkosten van de ontslagen werknemer die niet in de vacature, genoemd onder v., is
benoemd.
Artikel 4:59:6. Afvloeiingsvolgorde
Een vergoedingsverzoek wordt afgewezen als het een werknemer betreft die in een vast
dienstverband was benoemd, terwijl het tijdelijke dienstverband in dezelfde functie
van één of meer werknemers niet wordt beëindigd.
Artikel 4:59:7. Vergelijking per onderwijssoort
Een werkgever die zowel werkgever is in de zin van de WPO als van de WEC en die wordt geconfronteerd met een daling van de rijksbekostiging maakt de vergelijking,
zoals genoemd in artikel 4:59:3 voor de onderwijssoort waar de daling zich heeft voorgedaan. Is er een daling bij
beide schoolsoorten dan maakt de werkgever per schoolsoort een vergelijking.
Artikel 4:59:8. Toetsingsdatum
-
1. Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een beëindiging per 1 augustus,
waarbij de laatste contractdag van de arbeidsovereenkomst op 31 juli is, wordt getoetst
op basis van het Reglement Participatiefonds 2021–2022.
Artikel 4:59:9. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven
voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie.
-
2. De werkgever overlegt daartoe de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die
door beide partijen, voor de ontslagdatum is ondertekend. Uit de verklaring blijkt
welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar
ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het
dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
-
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband langer dan 12 maanden maar korter dan 10 jaar;
-
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
-
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
-
3. Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden
ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan
verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag
van de werknemer.
-
4. De werkgever overlegt daartoe:
-
a. een afschrift van de – voor de ontslagdatum ondertekende – modelbrief ‘verlengd aanbod
ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te
ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft
verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
-
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning
extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste
WW-dag.
-
5. Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen
dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander
werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten
minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Paragraaf 4.6. beëindigingsgronden passend onderwijs bij tijdelijk dienstverband
Artikel 4:60. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband
vanwege opheffing betrekking wegens daling van de rijksbekostiging van personeel en
financiële bijdragen van derden, als gevolg van de invoering van passend onderwijs
Als de werkgever, die de regeling ontslagbeleid als bedoeld in artikel 10.4a van de
CAO PO 2018–2019 hanteert, en er is sprake van daling van de rijksbekostiging van
personeel en financiële bijdragen van derden als gevolg van de invoering van passend
onderwijs, dan komt een vergoedingsverzoek voor toewijzing in aanmerking als het dienstverband
dat voor bepaalde tijd is aangegaan na het verstrijken van de tijd waarvoor deze is
aangegaan niet is voortgezet met als reden, opheffing van de instelling of de dienst
van de instelling of de betrekking zoals bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder
a van de CAO PO en de werkgever heeft aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:60:1 tot en met 4:60:8 voldaan en de in die artikelen genoemde documenten overgelegd.
Artikel 4:60:1. Overleg, gericht op overeenstemming conform vigerende regel overlegprotocol
-
1. De werkgever toont aan met ter zake overtuigende documenten dat hij volgens de strekking
van het tripartiet convenant over de personele gevolgen overleg heeft gevoerd met
het samenwerkingsverband, de betrokken besturen en de vakorganisaties, gericht op
overeenstemming conform de vigerende regels van het overlegprotocol.
Artikel 4:60:2. Daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van
derden volgens vergelijking
-
1. De werkgever toont aan dat het bedrag dat gemoeid is met de totale rijksbekostiging
van personeel en financiële bijdragen van derden, direct voorafgaand aan het ontslag,
vergeleken met het bedrag dat gemoeid is met de totale rijksbekostiging van personeel
en financiële bijdragen van derden per de datum van het ontslag, is gedaald.
-
2. De werkgever legt daartoe over de vergelijking van de rijksbekostiging en financiële
bijdragen van derden. Deze vergelijking voldoet aan de volgende voorwaarden:
-
a. alle door de werkgever op bestuursniveau ontvangen bedragen rijksbekostiging van personeel
en financiële bijdragen van derden, worden in de vergelijking opgenomen, tenzij in
de volgende leden van dit artikel anders wordt vermeld;
-
b. de bedragen die gemoeid gaan met het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid
worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2020–2021 en schooljaar 2021–2022
opgenomen;
-
c. de bedragen die gemoeid gaan met de Regeling prestatiebox primair onderwijs worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2020–2021 en schooljaar 2021–2022
opgenomen;
-
d. het bedrag dat gemoeid is met de omvang van het natuurlijk verloop en de andere niet
voortgezette/beëindigde dienstverbanden in de periode van zes maanden voorafgaand
aan en per de datum van het ontslag wordt op het bedrag dat gemoeid is met de daling
rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden in mindering gebracht.
-
3. Tevens overlegt de werkgever een afschrift van de passage van het ondersteuningsplan
als bedoeld in artikel 18a, achtste lid, onder b van de WPO, over de inzet van de bekostiging van de zorgvoorzieningen in de periode tot en per
de datum van de beëindiging van het dienstverband.
-
4. Als de werkgever is aangesloten bij een samenwerkingsverband waarvan de aangesloten
werkgevers hebben besloten dat zij zich gedragen als ware het samenwerkingsverband
één werkgever voor wat betreft de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen
van derden, dan neemt de werkgever de bedragen rijksbekostiging van personeel en financiële
bijdragen van derden op het niveau van het samenwerkingsverband in de vergelijking
op.
-
5. Indien er sprake is van een fusie en/of overdacht van instellingen dan wel besturen,
houdt de werkgever hier rekening mee, zodat de verschillende jaren vergelijkbaar blijven.
Dit betekent dat als in het schooljaar 2021–2022 een extra instelling onder het bevoegd
gezag ressorteert, deze instelling in het schooljaar 2020–2021 (herkenbaar) bij de
vergelijking betrokken wordt.
Artikel 4:60:3. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
-
1. De werkgever toont aan dat het totale bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van
de werknemer of werknemers, waarvan het tijdelijke dienstverband niet wordt voortgezet,
op jaarbasis gelijk of lager is dan het bedrag dat gemoeid is met de daling genoemd
in artikel 4:60:1.
-
2. De werkgever berekent daartoe het bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer
of werknemers, bedoeld in artikel 4:60:1 aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
-
3. Bij de berekening van de totale loonkosten van meerdere werknemers brengt de werkgever
de volgende rangorde aan:
-
a. De werkgever neemt eerst de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het
tijdelijk dienstverband niet is voortgezet, bij de berekening in aanmerking. De werkgever
mag de volgorde van melden zelf bepalen.
-
b. De werkgever neemt vervolgens de loonkosten van de werknemer of de werknemers van
wie het dienstverband op grond van een beëindigingsovereenkomst is beëindigd bij de
berekening in aanmerking. De werkgever neemt daarbij eerst het dienstverband in aanmerking
met de vroegste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst en als laatste
dienstverband met de laatste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst.
-
c. De werkgever neemt tenslotte de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie
het vast dienstverband door middel van ontslag is beëindigd bij de berekening in aanmerking.
Hierbij zijn voor personeel in vaste dienst de geldende regels ten aanzien van de
afvloeiingsvolgorde van de CAO PO van kracht.
Artikel 4:60:4. Onderbouwing reden dat voor de juiste persoon/personen het vergoedingsverzoek
is ingediend
Indien de werkgever van een werknemer het tijdelijk dienstverband niet heeft voortgezet,
dan geeft hij aan dat er op de datum waarop het dienstverband van rechtswege eindigde,
geen vacature voor de functie van werknemer was waarin de werknemer benoemd had kunnen
worden.
Artikel 4:60:5. Afvloeiingsvolgorde
Een vergoedingsverzoek wordt afgewezen als het een werknemer betreft die in een vast
dienstverband was benoemd, terwijl het tijdelijke dienstverband in dezelfde functie
van één of meer werknemers niet wordt beëindigd.
Artikel 4:60:6. Vergelijking per onderwijssoort
Een werkgever die zowel werkgever is in de zin van de WPO als van de WEC en die wordt geconfronteerd met een daling van de rijksbekostiging maakt de vergelijking,
zoals genoemd in artikel 4:60:2 voor de onderwijssoort waar de daling zich heeft voorgedaan. Is er een daling bij
beide schoolsoorten dan maakt de werkgever per schoolsoort een vergelijking.
Artikel 4:60:7. Toetsingsdatum
-
1. Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een tijdelijk dienstverband dat
eindigt per of na de laatste schooldag van een schooljaar en dat na 1 augustus van
dat jaar niet wordt voortgezet, wordt getoetst als zijnde een niet voortgezet dienstverband
per 1 augustus van het volgend schooljaar en getoetst op basis van het Reglement 2021–2022.
-
2. Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een niet voortgezet dienstverband
per een andere datum dan genoemd in het eerste lid van dit artikel, wordt per deze
andere datum getoetst, indien de daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële
bijdragen van derden zich heeft voorgedaan direct voorafgaand aan de datum van het
niet voortzetten van het dienstverband.
-
3. Een vergoedingsverzoek van een beëindigd dienstverband op grond van dit artikel per
1 augustus van het volgend schooljaar, terwijl de daling van de rijksbekostiging van
personeel en financiële bijdragen van derden zich eerder heeft voorgedaan maar de
werkgever door het bepaalde van artikel 2.1 en 10.1 van de CAO PO en 10.4a, zevende
lid van de CAO PO 2018–2019 niet eerder tot beëindiging van het dienstverband kon
overgaan, wordt getoetst op basis van het Reglement 2021–2022.
Artikel 4:60:8. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven
voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die
door beide partijen, voor de ontslagdatum is ondertekend. Uit de verklaring blijkt
welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar
ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het
dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
-
a. minstens € 500,– bij een dienstverband van minder dan 6 maanden;
-
b. minstens € 1.000,– bij een dienstverband van 6 maanden of langer.
-
3. Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden
ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan
verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag
van de werknemer.
-
4. De werkgever legt daartoe over:
-
a. een afschrift van de – voor de ontslagdatum ondertekende – modelbrief ‘verlengd aanbod
ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te
ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft
verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
-
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning
extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste
WW-dag.
-
5. Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen
dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander
werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten
minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:61. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband
vanwege opheffing betrekking wegens daling van de rijksbekostiging van personeel en
financiële bijdragen van derden, voor werkgevers die ten behoeve van de personele
gevolgen passend onderwijs een sociaal plan met de vakbonden overeengekomen zijn
Als de werkgever met de centrales in het DGO overleg heeft gevoerd over de rechtspositionele
gevolgen van de invoering van passend onderwijs, dan komt een vergoedingsverzoek voor
toewijzing in aanmerking als het dienstverband dat voor bepaalde tijd is aangegaan
na het verstrijken van de tijd waarvoor deze is aangegaan, niet is voortgezet met
als reden, opheffing van de instelling of de dienst van de instelling of de betrekking
zoals bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a van de CAO PO wegens de invoering
van passend onderwijs en de werkgever heeft aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:61:1 tot en met 4:61:3 voldaan en de in die artikelen genoemde documenten overgelegd.
Artikel 4:61:1. Sociaal Plan in geval daling bekostiging als gevolg van de invoering
passend onderwijs
-
1. De werkgever toont aan dat hij met de vakcentrales in het DGO het sociaal plan is
overeengekomen omdat hij wegens daling van de financiële bijdragen van derden als
gevolg van de invoering passend onderwijs de werkgelegenheidsgarantie niet meer kon
garanderen.
-
2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring “Daling financiële bijdragen van
derden als gevolg van de invoering passend onderwijs” waaruit blijkt dat
-
I. de werkgever uitsluitend als gevolg van deze daling van de financiële bijdragen van
derden, de werkgelegenheidsgarantie niet meer kon handhaven en
-
II. er derhalve aan het beëindigen van het dienstverband niet (mede) andere redenen van
financiële aard ten grondslag liggen dan genoemde daling van de financiële bijdragen
van derden.
Artikel 4:61:2. Sociaal Plan
-
1. De werkgever toont aan dat:
-
a. hij met de bonden overeenstemming heeft bereikt over de omvang van het formatieve
probleem dat zou kunnen leiden tot gedwongen ontslag na afloop van de tweede fase
van het sociaal plan, en
-
b. het niet voortzetten van het tijdelijk dienstverband tijdens de looptijd van het sociaal
plan conform de in het sociaal plan gemaakte afspraken is.
-
2. De werkgever legt daartoe over het sociaal plan.
-
3. Tevens overlegt de werkgever ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de
werkgever en de bonden gezamenlijk van oordeel zijn dat het formatieve probleem nog
niet door middel van reductie van de omvang van het personeelsbestand, volledig was
opgelost op de datum van het ontslag.
Artikel 4:61:3. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven
voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie.
-
2. De werkgever legt daartoe over het sociaal plan waaruit moet blijken dat de werknemer
van minstens één van de in het sociaal plan overeengekomen mobiliteitsbevorderende
maatregelen gebruik heeft kunnen maken.
Artikel 4:62. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband
vanwege gewichtige omstandigheden, te weten kwalitatieve fricties als gevolg van de
invoering van passend onderwijs
Als het tijdelijk dienstverband na het verstrijken van het tijdvak waarvoor het is
aangegaan niet wordt voortgezet omdat de werkgever van oordeel is dat er sprake is
gewichtige omstandigheden zoals bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder h van de
CAO PO, vanwege kwalitatieve fricties, als gevolg van de invoering van passend onderwijs,
omdat naar het oordeel van de werkgever het anders onmogelijk wordt het gevraagde
onderwijs te verzorgen of de verlangde taken uit te voeren, dan komt de werkgever
voor toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien de werkgever aan de
voorwaarden genoemd in artikel 4:62:1 tot en met 4:62:9 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:62:1. Meedelen reden niet voortzetten aan werknemer
-
1. De werkgever heeft de reden voor het niet voortzetten van het dienstverband aan de
werknemer meegedeeld.
-
2. De werkgever legt daartoe over een afschrift van de brief waarin de werkgever aan
de werknemer heeft medegedeeld waarom hij het tijdelijk dienstverband niet wil voortzetten.
Artikel 4:62:2. Overleg, gericht op overeenstemming conform vigerende regel overlegprotocol
De werkgever toont aan met ter zake overtuigende documenten dat hij volgens de strekking
van het tripartiet convenant over de personele gevolgen overleg heeft gevoerd met
het samenwerkingsverband, de betrokken besturen en de vakorganisaties, gericht op
overeenstemming conform de vigerende regels van het overlegprotocol.
Artikel 4:62:3. Daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van
derden volgens vergelijking
-
1. De werkgever toont aan dat het bedrag dat gemoeid is met de totale rijksbekostiging
van personeel en financiële bijdragen van derden, direct voorafgaand aan het ontslag,
vergeleken met het bedrag dat gemoeid is met de totale rijksbekostiging van personeel
en financiële bijdragen van derden per de datum van het ontslag, is gedaald.
-
2. De werkgever overlegt daartoe de vergelijking van de rijksbekostiging en financiële
bijdragen van derden. Deze vergelijking voldoet aan de volgende voorwaarden:
-
a. alle door de werkgever op bestuursniveau ontvangen bedragen rijksbekostiging van personeel
en financiële bijdragen van derden, worden in de vergelijking opgenomen, tenzij in
de volgende leden van dit artikel anders wordt vermeld;
-
b. de bedragen die gemoeid gaan met het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid
worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2020–2021 en schooljaar 2021–2022
opgenomen;
-
c. de bedragen die gemoeid gaan met de Regeling prestatiebox primair onderwijs worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2020–2021 en schooljaar 2021–2022
opgenomen;
-
d. het bedrag dat gemoeid is met de omvang van het natuurlijk verloop en de andere niet
voortgezette/beëindigde dienstverbanden in de periode van zes maanden voorafgaand
aan en per de datum van het ontslag wordt op het bedrag dat gemoeid is met de daling
rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden in mindering gebracht.
-
3. Als de werkgever is aangesloten bij een samenwerkingsverband waarvan de aangesloten
werkgevers hebben besloten dat zij zich gedragen als ware het samenwerkingsverband
één werkgever voor wat betreft de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen
van derden, dan neemt de werkgever de bedragen rijksbekostiging van personeel en financiële
bijdragen van derden op het niveau van het samenwerkingsverband in de vergelijking
op.
-
4. Indien er sprake is van een fusie en/of overdacht van instellingen dan wel besturen,
houdt de werkgever hier rekening mee, zodat de verschillende jaren vergelijkbaar blijven.
Dit betekent dat als in het schooljaar 2021–2022 een extra instelling onder het bevoegd
gezag ressorteert, deze instelling in het schooljaar 2020–2021 (herkenbaar) bij de
vergelijking betrokken wordt.
-
5. Indien er sprake is van een fusie en/of overdacht van instellingen dan wel besturen,
houdt de werkgever hier rekening mee, zodat de verschillende jaren vergelijkbaar blijven.
Dit betekent dat als in het schooljaar 2021–2022 een extra instelling onder het bevoegd
gezag ressorteert, deze instelling in het schooljaar 2020–2021 (herkenbaar) bij de
vergelijking betrokken wordt.
Artikel 4:62:4. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
-
1. De werkgever toont aan dat het totale bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van
de werknemer of werknemers, bedoeld in artikel 4:62:1 op jaarbasis, gelijk of lager is dan het bedrag dat gemoeid is met de daling genoemd
in artikel 4:62:3.
-
2. De werkgever berekent daartoe het bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer
of werknemers, bedoeld in artikel 4:62:3 aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
-
3. Bij de berekening van de totale loonkosten van meerdere werknemers brengt de werkgever
de volgende rangorde aan:
-
a. De werkgever neemt eerst de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het
tijdelijk dienstverband niet is voortgezet, bij de berekening in aanmerking. De werkgever
mag de volgorde van melden zelf bepalen.
-
b. De werkgever neemt vervolgens de loonkosten van de werknemer of de werknemers van
wie het dienstverband op grond van een beëindigingsovereenkomst is beëindigd bij de
berekening in aanmerking. De werkgever neemt daarbij eerst het dienstverband in aanmerking
met de vroegste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst en als laatste
dienstverband met de laatste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst.
-
c. De werkgever neemt tenslotte de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie
het vast dienstverband door middel van ontslag is beëindigd bij de berekening in aanmerking.
Hierbij zijn voor personeel in vaste dienst de geldende regels ten aanzien van de
afvloeiingsvolgorde van de CAO PO van kracht.
Artikel 4:62:5. Onderbouwing reden dat voor de juiste persoon/personen het vergoedingsverzoek
is ingediend
-
1. Indien de werkgever een werknemer in vaste dienst heeft ontslagen dan geeft de werkgever
aan of er op de datum van beëindiging van het dienstverband sprake is van:
-
i. personeel in tijdelijke dienst dat gehandhaafd blijft;
-
ii. personeel in tijdelijke dienst dat, in de periode tussen de ontslagaanzegging en de
ontslagdatum in vaste dienst is benoemd;
-
iii. personeel in vaste of tijdelijke dienst dat, in de periode tussen ontslagaanzegging
en de ontslagdatum een uitbreiding van de betrekking heeft gehad;
-
iv. personeel dat, in de periode tussen de datum van het sluiten van de ontslagaanzegging
en de ontslagdatum in vaste dienst is getreden;
-
v. een vacature op de datum van ontslag;
Als van het gestelde onder i., ii., iii., iv. of v. sprake is, in die zin dat het
personeel betreft dat werkzaam is in dezelfde functie als die van de ontslagen werknemer/werknemers,
dan wordt het bedrag dat gemoeid is met de daling, genoemd in artikel 4:62:3 verminderd met het bedrag dat gemoeid is met het in dienst houden of nemen van personeel
genoemd in i. tot iv. en met respectievelijk met het bedrag dat gemoeid is met de
loonkosten van de ontslagen werknemer die niet in de vacature, genoemd onder v., is
benoemd.
Artikel 4:62:6. Afvloeiingsvolgorde
Een vergoedingsverzoek wordt afgewezen als het een werknemer betreft die in een vast
dienstverband was benoemd, terwijl het tijdelijke dienstverband in dezelfde functie
van één of meer werknemers niet wordt beëindigd.
Artikel 4:62:7. Vergelijking per onderwijssoort
Een werkgever die zowel werkgever is in de zin van de WPO als van de WEC en die wordt geconfronteerd met een daling van de rijksbekostiging maakt de vergelijking,
zoals genoemd in artikel 4:62:3 voor de onderwijssoort waar de daling zich heeft voorgedaan. Is er een daling bij
beide schoolsoorten dan maakt de werkgever per schoolsoort een vergelijking.
Artikel 4:62:8. Toetsingsdatum
-
1. Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een beëindiging per 1 augustus,
waarbij de laatste contractdag van de arbeidsovereenkomst op 31 juli is, wordt getoetst
op basis van het Reglement Participatiefonds 2021–2022.
Artikel 4:62:9. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
-
1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven
voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie.
-
2. De werkgever overlegt daartoe de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die
door beide partijen, voor de ontslagdatum is ondertekend. Uit de verklaring blijkt
welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar
ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het
dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
-
a. minstens € 500,– bij een dienstverband van minder dan 6 maanden;
-
b. minstens € 1.000,– bij een dienstverband van 6 maanden of langer.
-
3. Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden
ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan
verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag
van de werknemer.
-
4. De werkgever overlegt daartoe:
-
a. een afschrift van de – voor de ontslagdatum ondertekende – modelbrief ‘verlengd aanbod
ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te
ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft
verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
-
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning
extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven
van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste
WW-dag.
-
5. Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen
dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat
de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander
werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten
minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.