3. Criteria
[Regeling vervallen per 01-04-2012]
Indien er schaarste is, dienen bij de toepassing van DNA-onderzoek prioriteiten te
worden gesteld. Aangezien eventuele schaarste bij het NFI zich met name doet voelen
bij het maatwerk- en maatwerk-plusonderzoek hebben onderstaande criteria alleen daarop
betrekking. Voor de goede orde: onderzoek aan referentiemonsters (wattenstaafjes),
ook van verdachten, valt dus buiten de prioritering.
Zaken waarin de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt en zeker die zaken
waarin een zittingsrechter de zaak terug verwijst naar de rechter-commissaris om een
DNA-onderzoek te laten verrichten terwijl de voorlopige hechtenis voortduurt, genieten
binnen iedere categorie voorrang boven zaken met een onbekende verdachte of ‘oude
zaken’.
De criteria voor het stellen van prioriteiten zijn dan als volgt:
Zaken met strafbare feiten waarop 12 jaar gevangenisstraf of meer is gesteld, en waarbij
-
– de verdachte zich feitelijk in voorlopige hechtenis bevindt: prioriteit 1;
-
– de verdachte zich niet in voorlopige hechtenis bevindt, alsmede oude zaken die binnen
twee jaar zullen verjaren: prioriteit 2.
Zaken met strafbare feiten waarop meer dan zes, maar minder dan 12 jaar gevangenisstraf
is gesteld, en waarbij
-
– de verdachte zich feitelijk in voorlopige hechtenis bevindt: prioriteit 3;
-
– de verdachte zich niet in voorlopige hechtenis bevindt, alsmede oude zaken die binnen
twee jaar zullen verjaren: prioriteit 4.
Zaken met overige strafbare feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en
waarop 6 jaar of minder gevangenisstraf is gesteld, en waarbij
-
– de verdachte zich feitelijk in voorlopige hechtenis bevindt: prioriteit 5;
-
– de verdachte zich niet in voorlopige hechtenis bevindt, alsmede oude zaken die binnen
twee jaar zullen verjaren: prioriteit 6.
In schema:
strafbedreiging:
|
verdachte zit feitelijk in voorlopige hechtenis
|
1. verdachte zit niet in voorl.hechtenis
2. oude zaken die binnen 2 jaar verjaren
|
≥12 jaar: 12 jaar of meer
|
prioriteit 1
|
prioriteit 2
|
> 6 jaar en < 12 jaar
|
prioriteit 3
|
prioriteit 4
|
≤6: 6 jaar of minder,
voorlopige hechtenis
toegestaan
|
prioriteit 5
|
prioriteit 6
|
Maatwerk-plusonderzoek wordt voornamelijk uitgevoerd in zaken met prioriteiten 1 en
2; maatwerk-onderzoek bij de prioriteitscategorieën 3 en 4; high volume crime valt
over het algemeen in de categorieën 5 en 6.
Spoed en voorrang
[Regeling vervallen per 01-04-2012]
Spoedonderzoek wordt binnen één dag of uiterlijk enkele dagen uitgevoerd. Spoedopdrachten
verstoren de gang van zaken in hoge mate, omdat de normale productieprocessen stilgezet
moeten worden om voorrang te geven aan die ene zaak. Dat levert vertraging voor alle
andere zaken, en moet alleen al om die reden zoveel mogelijk voorkómen worden. Spoedonderzoek
(ook aan een referentiemonster) is in beginsel altijd maatwerk-plus onderzoek.
Bij voorrangsonderzoek wordt de desbetreffende zaak vooraan geplaatst in de rij van
nog uit te voeren onderzoeken. De levertijd is meestal drie tot vier weken. Ook voorrangsonderzoek
is maatwerk-plus onderzoek.
In samenwerking met het landelijk overleg van forensisch officieren, zijn er criteria
vastgesteld voor het aanvragen van spoed- en voorrangsonderzoeken. Een spoedaanvraag kan alleen gedaan worden door een officier van justitie of een
rechter-commissaris in een zaak met prioriteit 1 of 2 in combinatie met een van de
volgende criteria:
-
– het verstrijken van een juridische termijn waarbij de verdachte niet langer kan worden
vastgehouden als er geen resultaten van DNA-onderzoek komen;
-
– datum rechtszitting: pro forma zitting waarbij de verdachte niet langer kan worden
vastgehouden als er geen resultaten van DNA-onderzoek komen;
-
– inhoudelijke zitting, indien de datum tijdig is doorgegeven;
-
– dringend opsporingsbelang: serie-dader waarbij verwacht wordt dat de dader op korte
termijn weer zal toeslaan;
-
– dringend opsporingsbelang: vluchtgevaar.
Een identificatie-onderzoek kan bij het vermoeden van de identiteit van het ongeïdentificeerde
slachtoffer, met vorrang worden uitgevoerd.
In alle andere gevallen (bijvoorbeeld bij een TGO of een ‘high profile’ zaak die grote
politieke druk of maatschappelijke onrust met zich meebrengt), is overleg met de Landelijk
Officier Forensische Research noodzakelijk.
Wanneer om welke reden dan ook het spoedeisende karakter van een onderzoek vervalt,
dient dit onverwijld aan het NFI gemeld te worden.