Aanwijzing prioritering DNA-onderzoeken

[Regeling vervallen per 01-04-2012.]
Geraadpleegd op 18-04-2024.
Geldend van 01-10-2008 t/m 31-03-2012

Aanwijzing prioritering DNA-onderzoeken

Samenvatting

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

De aanwijzing prioritering DNA-onderzoeken geeft regels voor het stellen van prioriteiten bij het uitvoeren van DNA-onderzoek in strafzaken. Het stellen van prioriteiten is nodig zolang het aantal aanvragen voor DNA-onderzoek de capaciteit van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) overtreft. De productieprocessen van het NFI sluiten grotendeels aan bij de prioriteitscategorieën.

De criteria voor het stellen van prioriteiten zijn als volgt:

Zaken met strafbare feiten waarop 12 jaar gevangenisstraf of meer is gesteld, en waarbij

  • de verdachte zich feitelijk in voorlopige hechtenis bevindt: prioriteit 1;

  • de verdachte zich niet in voorlopige hechtenis bevindt, alsmede oude zaken die binnen twee jaar zullen verjaren: prioriteit 2.

Zaken met strafbare feiten waarop meer dan zes, maar minder dan 12 jaar gevangenisstraf is gesteld, en waarbij

  • de verdachte zich feitelijk in voorlopige hechtenis bevindt: prioriteit 3;

  • de verdachte zich niet in voorlopige hechtenis bevindt, alsmede oude zaken die binnen twee jaar zullen verjaren: prioriteit 4.

Zaken met overige strafbare feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en waarop 6 jaar of minder gevangenisstraf is gesteld, en waarbij

  • de verdachte zich feitelijk in voorlopige hechtenis bevindt: prioriteit 5;

  • de verdachte zich niet in voorlopige hechtenis bevindt, alsmede oude zaken die binnen twee jaar zullen verjaren: prioriteit 6.

Bij een aanvraag voor DNA-onderzoek wordt de prioriteit aangegeven volgens bovenomschreven criteria. Een spoedonderzoek of voorrangonderzoek wordt alleen uitgevoerd als de zaak aan een aantal criteria voldoet. Deze acceptatiecriteria zijn afgestemd met het landelijk overleg van de forensische officieren van justitie.

Achtergrond

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

De regeling van het DNA-onderzoek in strafzaken in het Wetboek van Strafvordering heeft geleid tot een stijging van het aantal DNA-onderzoeken. De toenemende technische mogelijkheden, de voortgaande intensivering van het rechercheren op biologische sporen, en de per 1 februari 2005 ingevoerde Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden, hebben het aantal aanvragen voor DNA-onderzoek alleen maar doen toenemen. Daardoor moet er rekening mee worden gehouden dat het aantal aanvragen voor DNA-onderzoek, de capaciteit van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) kan overtreffen. Er zullen daarom prioriteiten gesteld moeten worden.

Deze aanwijzing dient ertoe alle betrokkenen (politie, officieren van justitie, rechters-commissarissen, NFI) duidelijkheid te verschaffen over welke DNA-onderzoeken met voorrang dienen te worden verricht.

Opsporing

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

1. Algemene uitgangspunten

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Het NFI voert in beginsel alle onderzoeken uit die door een (forensisch) officier van justitie of een rechter-commissaris noodzakelijk worden geacht. De onderhavige aanwijzing ziet op situaties dat er vanwege capaciteitsgebrek keuzes gemaakt moeten worden, in de zin dat bepaalde onderzoeksaanvragen langer zullen blijven liggen.

Vanzelfsprekend maakt het NFI de uitkomsten van de keuzes zichtbaar: in eerste instantie zal de officier van justitie respectievelijk de rechter-commissaris dienen te worden geïnformeerd. Hiernaast zal het NFI op geaggregeerd niveau zichtbaar maken hoe de toepassing van de criteria uitwerkt op (een afwijking van de standaard) levertijden van de verschillende categorieën zaken.

2. Typen zaken en DNA-onderzoek

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

DNA-onderzoek vindt plaats in het kader van actuele strafrechtelijke onderzoeken; de verdachte kan zich in voorlopige hechtenis bevinden, het kan echter ook gaan om sporenonderzoek in een zaak met een (nog) onbekende verdachte. Daarnaast kan het nuttig worden bevonden ‘oude sporen’ te onderzoeken. Op grond van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden, wordt DNA-onderzoek verricht bij personen die veroordeeld zijn voor een (gewelds- of zeden)misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.

Het NFI onderscheidt bij het DNA-onderzoek vier typen productieprocessen:

  • 1. Onderzoek aan referentiemonsters. Dat zijn wattenstaafjes met wangslijm van een persoon. Het onderzoek vindt ‘batchgewijs’plaats, grotendeels geautomatiseerd. Hier gaat het bijvoorbeeld om DNA van veroordeelden, dat seriematig en op een gestandaardiseerde manier verwerkt wordt. Echter ook referentiemonsters van verdachten vallen in deze categorie.

  • 2. High Volume Crime (HVC): woninginbraak, autokraak e.d. Ook dit onderzoek vindt geautomatiseerd plaats. Hierbij zijn afspraken gemaakt over het aantal per politieregio aan te leveren sporen.

  • 3. Maatwerk-onderzoek. Dit betreft veel voorkomende typen sporen waarvan het te onderzoeken celmateriaal wordt veilig gesteld door de politie. Het DNA-onderzoek vindt plaats met een op het type spoor toegesneden methode (dit in tegenstelling tot HVC-onderzoek, waarbij alle typen monsters op één standaard manier onderzocht worden).

  • 4. Maatwerk-plus. Hier zijn meer of herhaalde handelingen nodig om tot resultaat te komen. Bijvoorbeeld omdat er arbeidsintensieve sporen zijn (contactsporen e.d.), omdat de sporen lastig te vinden zijn, of er bijzondere analyses nodig zijn (bv. bloedspooranalyse, speciaal haaronderzoek, criminalistische analyse). Met name in deze categorie DNA-onderzoeken doet een eventueel capaciteitsgebrek van het NFI zich voelen.

Voor de eerste drie hierbovengenoemde typen onderzoek gelden standaard levertijden1.

3. Criteria

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Indien er schaarste is, dienen bij de toepassing van DNA-onderzoek prioriteiten te worden gesteld. Aangezien eventuele schaarste bij het NFI zich met name doet voelen bij het maatwerk- en maatwerk-plusonderzoek hebben onderstaande criteria alleen daarop betrekking. Voor de goede orde: onderzoek aan referentiemonsters (wattenstaafjes), ook van verdachten, valt dus buiten de prioritering.

Zaken waarin de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt en zeker die zaken waarin een zittingsrechter de zaak terug verwijst naar de rechter-commissaris om een DNA-onderzoek te laten verrichten terwijl de voorlopige hechtenis voortduurt, genieten binnen iedere categorie voorrang boven zaken met een onbekende verdachte of ‘oude zaken’.

De criteria voor het stellen van prioriteiten zijn dan als volgt:

Zaken met strafbare feiten waarop 12 jaar gevangenisstraf of meer is gesteld, en waarbij

  • de verdachte zich feitelijk in voorlopige hechtenis bevindt: prioriteit 1;

  • de verdachte zich niet in voorlopige hechtenis bevindt, alsmede oude zaken die binnen twee jaar zullen verjaren: prioriteit 2.

Zaken met strafbare feiten waarop meer dan zes, maar minder dan 12 jaar gevangenisstraf is gesteld, en waarbij

  • de verdachte zich feitelijk in voorlopige hechtenis bevindt: prioriteit 3;

  • de verdachte zich niet in voorlopige hechtenis bevindt, alsmede oude zaken die binnen twee jaar zullen verjaren: prioriteit 4.

Zaken met overige strafbare feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en waarop 6 jaar of minder gevangenisstraf is gesteld, en waarbij

  • de verdachte zich feitelijk in voorlopige hechtenis bevindt: prioriteit 5;

  • de verdachte zich niet in voorlopige hechtenis bevindt, alsmede oude zaken die binnen twee jaar zullen verjaren: prioriteit 6.

In schema:

strafbedreiging:

verdachte zit feitelijk in voorlopige hechtenis

1. verdachte zit niet in voorl.hechtenis

2. oude zaken die binnen 2 jaar verjaren

≥12 jaar: 12 jaar of meer

prioriteit 1

prioriteit 2

> 6 jaar en < 12 jaar

prioriteit 3

prioriteit 4

≤6: 6 jaar of minder,

voorlopige hechtenis

toegestaan

prioriteit 5

prioriteit 6

Maatwerk-plusonderzoek wordt voornamelijk uitgevoerd in zaken met prioriteiten 1 en 2; maatwerk-onderzoek bij de prioriteitscategorieën 3 en 4; high volume crime valt over het algemeen in de categorieën 5 en 6.

Spoed en voorrang

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Spoedonderzoek wordt binnen één dag of uiterlijk enkele dagen uitgevoerd. Spoedopdrachten verstoren de gang van zaken in hoge mate, omdat de normale productieprocessen stilgezet moeten worden om voorrang te geven aan die ene zaak. Dat levert vertraging voor alle andere zaken, en moet alleen al om die reden zoveel mogelijk voorkómen worden. Spoedonderzoek (ook aan een referentiemonster) is in beginsel altijd maatwerk-plus onderzoek.

Bij voorrangsonderzoek wordt de desbetreffende zaak vooraan geplaatst in de rij van nog uit te voeren onderzoeken. De levertijd is meestal drie tot vier weken. Ook voorrangsonderzoek is maatwerk-plus onderzoek.

In samenwerking met het landelijk overleg van forensisch officieren, zijn er criteria vastgesteld voor het aanvragen van spoed- en voorrangsonderzoeken2. Een spoedaanvraag kan alleen gedaan worden door een officier van justitie of een rechter-commissaris in een zaak met prioriteit 1 of 2 in combinatie met een van de volgende criteria:

  • het verstrijken van een juridische termijn waarbij de verdachte niet langer kan worden vastgehouden als er geen resultaten van DNA-onderzoek komen;

  • datum rechtszitting: pro forma zitting waarbij de verdachte niet langer kan worden vastgehouden als er geen resultaten van DNA-onderzoek komen;

  • inhoudelijke zitting, indien de datum tijdig is doorgegeven;

  • dringend opsporingsbelang: serie-dader waarbij verwacht wordt dat de dader op korte termijn weer zal toeslaan;

  • dringend opsporingsbelang: vluchtgevaar.

Een identificatie-onderzoek kan bij het vermoeden van de identiteit van het ongeïdentificeerde slachtoffer, met vorrang worden uitgevoerd.

In alle andere gevallen (bijvoorbeeld bij een TGO of een ‘high profile’ zaak die grote politieke druk of maatschappelijke onrust met zich meebrengt), is overleg met de Landelijk Officier Forensische Research noodzakelijk.

Wanneer om welke reden dan ook het spoedeisende karakter van een onderzoek vervalt, dient dit onverwijld aan het NFI gemeld te worden.

4. Procedure

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Bij een aanvraag voor DNA-onderzoek wordt de prioriteit aangegeven volgens bovenomschreven categorieën. Hierbij is het volgende van belang. Als in één zaak zowel sporen ingediend worden als referentiemonsters van verdachten, moeten deze apart aangeleverd worden, met een aparte opdracht. Referentiemonsters van verdachten vallen immers buiten de prioritering (deze worden altijd zo snel mogelijk en geautomatiseerd onderzocht), terwijl voor het onderzoek aan de sporen over het algemeen wél de prioriteitscategorie moet worden aangegeven.

Indien een officier, om welke reden dan ook, wil afwijken van de onder 3. genoemde criteria, dient hij of zij daarover contact op te nemen met de Landelijk Officier Forensische Research.

Het NFI houdt aantekening van de verzoeken tot DNA-onderzoek en of deze, met inachtneming van de gestelde criteria, worden uitgevoerd, uitbesteed, of (tijdelijk) terzijde worden gelegd. Indien het onderzoek wordt uitgesteld, of wanneer het er naar uitziet dat dit binnen drie maanden niet zal zijn afgerond, gaat er aanstonds een bericht hiervan – met de termijn waarbinnen het onderzoek wél verricht kan worden – naar de behandelend rechter-commissaris of officier van justitie.

Uitbesteding

[Regeling vervallen per 01-04-2012]

Schaarste kan mede tegemoet worden getreden door DNA-onderzoeken uit te besteden aan onderzoeksinstellingen in binnen- of buitenland. Indien DNA-onderzoek om capaciteitsredenen niet (tijdig) kan worden verricht, zal het NFI bezien of dit onderzoek uitbesteed kan worden aan andere – geaccrediteerde – onderzoeksinstellingen. Indien DNA-onderzoek wordt uitbesteed in opdracht van de officier van justitie en kosten met zich meebrengt, moet de forensisch officier hier van te voren toestemming voor geven. De eventuele extra kosten kunnen als gerechtskosten in rekening worden gebracht bij het OM.

  1. Zie de producten- en dienstencatalogus van het NFI. ^ [1]
  2. NFI: Criteria en procedures spoedonderzoek en voorrangonderzoek van biologische sporen en DNA-onderzoek. ^ [2]
Naar boven