Besluit bodemkwaliteit

Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025.
Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2022.
Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 10-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 27-05-2024 en zichtdatum 27-05-2024.
Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Besluit van 22 november 2007, houdende regels inzake de kwaliteit van de bodem (Besluit bodemkwaliteit)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 2 juli 2007, nr. DJZ2007057947, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op richtlijn nr. 89/106/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de voor de bouw bestemde produkten (PbEG L 40), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 93/68/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 22 juli 1993 (PbEG L 220);

Gelet op richtlijn nr. 06/12/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 5 april 2006 betreffende afvalstoffen (PbEG, L 114), ter vervanging van richtlijn nr. 75/442/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen (PbEG L 194), zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij verordening nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschap van 29 september 2003 (PbEU L 284);

Gelet op de artikelen 1.1, zevende lid, 8.1, tweede lid, 8.5, 8.40, 8.45, 8.49, vijfde lid,10.2, tweede lid, 10.15, eerste lid, 10.17, eerste lid, 10.52, 11.1, 11.2 en 11.3 van de Wet milieubeheer, de artikelen 6, 7, 8, 12a, 12b, 15, 16a, 17, 36, 38, 39b, 70, 71, 72, 76o en 91 van de Wet bodembescherming, de artikelen 1 derde lid, 2a, eerste en tweede lid, 2b en 2c van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen, artikel 12, tweede lid van de Wet belastingen op milieugrondslag en artikel 40a van de Woningwet;

De Raad van State gehoord (advies van 10 september 2007, nr. W08.07.0189/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 19 november 2007, nr. DJZ2007113029, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder:

    • accreditatie: bewijs waarmee de Raad voor Accreditatie kenbaar maakt dat gedurende een bepaalde periode een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat de hierin genoemde persoon of instelling competent is voor het uitvoeren van de desbetreffende werkzaamheid;

    • afleverbon: begeleidend document bij een partij van een bouwstof of een partij grond of baggerspecie dat bij de afgifte van een milieuverklaring bodemkwaliteit wordt verstrekt en dat tot doel heeft de partij te identificeren als partij waarop de verklaring betrekking heeft;

    • baggerspecie: materiaal dat is vrijgekomen uit de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam en dat bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2 millimeter en organische stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetroffen, alsmede van nature in de bodem voorkomende schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 tot 63 millimeter;

    • bodem: bodem als bedoeld in de bijlage bij de Omgevingswet;

    • bodemfunctie: bodemfunctie als bedoeld in artikel 5.89p van het Besluit kwaliteit leefomgeving, zoals aangegeven in het omgevingsplan;

    • bodemfunctieklasse: bodemfunctieklasse als bedoeld in artikel 5.89p van het Besluit kwaliteit leefomgeving waarin de ontvangende landbodem in het omgevingsplan is ingedeeld;

    • bodemkwaliteitskaart: kaart als bedoeld in artikel 25c, derde lid;

    • bouwstof: materiaal dat is bestemd om te worden toegepast, waarin de totaalgehalten aan silicium, calcium en aluminium tezamen meer dan 10 gewichtsprocent van dat materiaal bedragen, met uitzondering van vlakglas, metallisch aluminium, grond of baggerspecie;

    • certificaat: verklaring waarmee een door Onze Minister erkende certificeringsinstelling kenbaar maakt dat gedurende een bepaalde periode een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat de hierin genoemde persoon voldoet aan het voor de certificering geldende normdocument;

    • erkenning bodemkwaliteit: op grond van artikel 9, eerste lid, gegeven beschikking waarbij wordt vastgesteld dat een persoon of een instelling voor een werkzaamheid voldoet aan de bij of krachtens dit besluit geldende voorwaarden;

    • grond: vast materiaal dat bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2 millimeter en organische stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetroffen, alsmede van nature in de bodem voorkomende schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 tot 63 millimeter, niet zijnde baggerspecie;

    • instelling: certificeringsinstelling, inspectie-instelling, laboratorium of andere instelling, die beoordeelt of een persoon, stof, product, installatie, voorziening of ander object overeenstemt met een normdocument;

    • landbodem: bodem, niet zijnde waterbodem;

    • mijnsteen: bouwstof, in hoofdzaak bestaande uit gebroken schalie en zandsteen met bijmengingen van kolengruis, die als nevengesteente is vrijgekomen bij de winning van steenkool;

    • normdocument: op grond van artikel 25 aangewezen beoordelingsrichtlijn, protocol of andere richtlijn, code, aanbeveling of norm waarin eisen zijn opgenomen ter bevordering van de kwaliteit van werkzaamheden of de uitvoering daarvan;

    • persoon: natuurlijk persoon of rechtspersoon;

    • Raad voor Accreditatie: Raad voor Accreditatie als bedoeld in artikel 1 van de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie;

    • tarragrond: aanhangende grond die vrijkomt bij het behandelen van het gewas na de oogst;

    • vermengde mijnsteen: bouwstof, bestaande uit mijnsteen die met ten hoogste 80 gewichtsprocent grond of baggerspecie is vermengd;

    • waterbodem: bodem van een oppervlaktewaterlichaam waarvan het beheer van de waterkwaliteit bij het Rijk of het waterschap berust;

    • werkzaamheid: op grond van artikel 8a aangewezen werkzaamheid.

  • 2 Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt een hoeveelheid bouwstoffen als een partij aangemerkt als de bouwstoffen een vergelijkbare aard en samenstelling en dezelfde herkomst of producent hebben en als eenheid worden verhandeld of toegepast.

  • 3 Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt een hoeveelheid grond, baggerspecie, mijnsteen of vermengde mijnsteen als een partij aangemerkt als dat materiaal een vergelijkbare aard en samenstelling heeft en een eenheid vormt die is ontstaan door:

    • a. het ontgraven van een hoeveelheid van het materiaal, die van oorsprong in de bodem:

      • 1°. fysiek aaneengesloten is; of

      • 2°. gedeeltelijk onderbroken is en waarbij de onderlinge afstand tussen de niet aaneengesloten hoeveelheden niet meer dan 25 m bedraagt;

    • b. het ontgraven van een van oorsprong in de bodem niet fysiek aaneengesloten hoeveelheid van dat materiaal die niet meer dan 25 m3 bedraagt;

    • c. het bewerken van het materiaal; of

    • d. het samenvoegen of splitsen van partijen van het materiaal.

  • 4 Een milieuverklaring bodemkwaliteit kan de vorm hebben van een verklaring op grond van een partijkeuring, erkende kwaliteitsverklaring, fabrikant-eigenverklaring, verklaring op grond van een bodemonderzoek of verklaring op grond van een bodemkwaliteitskaart.

Hoofdstuk 2. Kwaliteit van de uitvoering van een werkzaamheid

Afdeling 1. Erkenning van personen en instellingen

Artikel 8a

Bij ministeriële regeling worden met betrekking tot bouwstoffen, grond, baggerspecie, de bodem of bodemenergiesystemen werkzaamheden aangewezen als bedoeld in artikel 11a.2, tweede lid, van de Wet milieubeheer.

Artikel 9

  • 1 Onze Minister kan op aanvraag voor een werkzaamheid een erkenning bodemkwaliteit verlenen aan een persoon of een instelling.

  • 2 De beschikking vermeldt ten minste de naam van de persoon of instelling, de werkzaamheid, de vestigingsplaats en, indien van toepassing, de naam van de natuurlijk persoon die werkzaam is voor de erkende persoon of instelling en die een van de bij regeling van Onze Minister aangewezen handelingen uitvoert.

  • 3 Een erkenning bodemkwaliteit wordt voor onbepaalde tijd verleend.

  • 4 Onze Minister stelt lijsten met erkende personen en instellingen beschikbaar via een door Onze Minister aangewezen website. Het besluit tot aanwijzing van de website wordt in de Staatscourant geplaatst.

  • 5 Een erkenning bodemkwaliteit is niet overdraagbaar.

Artikel 10

  • 1 Een aanvraag voor een erkenning bodemkwaliteit wordt door middel van een door Onze Minister vastgesteld formulier, ingediend bij Onze Minister.

  • 2 Bij de aanvraag worden ten minste de volgende gegevens verstrekt:

    • a. de naam en het adres van de aanvrager;

    • b. de werkzaamheid waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • c. het certificaat of de accreditatie voor de werkzaamheid;

    • d. de vestigingsplaats van de persoon of instelling;

    • e. indien van toepassing, de naam en een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, die niet ouder is dan zes maanden, van de natuurlijk persoon als bedoeld in artikel 9, tweede lid.

  • 3 Onze Minister kan nadere regels stellen met betrekking tot de in het tweede lid bedoelde gegevens.

Artikel 11

  • 1 Onze Minister beslist binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 2 Onze Minister verleent de erkenning bodemkwaliteit geheel of gedeeltelijk, indien de desbetreffende persoon of instelling:

    • a. niet in staat van faillissement of surseance van betaling verkeert; en

    • b. heeft voldaan aan artikel 10, tweede lid.

  • 3 Bij regeling van Onze Minister wordt aangegeven of een erkenning bodemkwaliteit voor een werkzaamheid wordt gebaseerd op een certificaat of een accreditatie.

  • 4 Een erkenning bodemkwaliteit kan geheel of gedeeltelijk worden geweigerd, indien de desbetreffende persoon of instelling of een bestuurder van deze persoon of instelling, in de drie jaren voorafgaande aan de aanvraag een overtreding heeft begaan van een wettelijk voorschrift dat is gesteld bij of krachtens dit besluit of de Omgevingswet, een krachtens dit besluit aangewezen normdocument of artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover de overtreding verband houdt met een werkzaamheid.

Artikel 12

  • 1 Op verzoek van de erkende persoon of instelling kan de erkenning bodemkwaliteit worden gewijzigd. Artikel 9, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Het verzoek wordt, door middel van een door Onze Minister vastgesteld formulier, ingediend bij Onze Minister. Artikel 10, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13

  • 1 Met een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder e, wordt gelijkgesteld een verklaring omtrent het gedrag afgegeven door een daartoe bevoegde instantie in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend verdrag dat Nederland bindt, op basis van onderzoekingen of documenten die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het beschermingsniveau dat met de nationale onderzoekingen of documenten wordt geboden, mits die verklaring niet ouder is dan zes maanden.

  • 2 Met een certificaat of accreditatie als bedoeld bij of krachtens dit besluit of in een normdocument wordt gelijkgesteld een certificaat of accreditatie afgegeven door een daartoe bevoegde instelling in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend verdrag dat Nederland bindt, op basis van onderzoekingen of documenten die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het beschermingsniveau dat met de nationale onderzoekingen of de normdocumenten wordt geboden.

  • 3 Met een erkenning bodemkwaliteit wordt gelijkgesteld een erkenning bodemkwaliteit of een vergelijkbare beschikking afgegeven door een daartoe bevoegde instantie in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend verdrag dat Nederland bindt, op basis van voorwaarden die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het beschermingsniveau dat met de voorwaarden, genoemd in artikel 10, tweede lid, wordt geboden. De artikelen 9, vierde lid, en 24 zijn van overeenkomstige toepassing.

Afdeling 2. Verboden en verplichtingen

Artikel 15

  • 1 Het is verboden een werkzaamheid uit te voeren zonder daartoe verleende erkenning bodemkwaliteit.

  • 2 De in artikel 9, tweede lid, bedoelde handelingen kunnen slechts worden uitgevoerd door een natuurlijke persoon die staat vermeld op de erkenning bodemkwaliteit.

  • 3 Het bepaalde in het eerste en tweede lid geldt niet voorzover de werkzaamheid wordt uitgevoerd voor het verkrijgen van een certificaat of een accreditatie.

Artikel 16

Het is een persoon of instelling verboden een resultaat van een werkzaamheid te gebruiken of aan een ander ter beschikking te stellen indien hij weet of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat dit resultaat, gelet op het doel waarvoor dit wordt gebruikt, geen betrouwbaar beeld verschaft van de eigenschappen, aard, hoedanigheid of samenstelling van de bodem, grond, baggerspecie of bouwstof.

Artikel 17

  • 1 Een bij regeling van Onze Minister aangewezen instelling of persoon verricht niet een bij ministeriële regeling aangewezen handeling met betrekking tot bodem, grond, baggerspecie of bouwstof, waarop deze instelling of persoon een persoonlijk of zakelijk recht heeft.

  • 2 Een bij regeling van Onze Minister aangewezen instelling of persoon verricht niet een bij ministeriële regeling aangewezen handeling ten aanzien van een persoon, een stof, een bouwstof, een product, een installatie, een voorziening of ander object, waarmee deze instelling of persoon een organisatorische, financiële of juridische binding heeft, tenzij deze binding alleen voortvloeit uit de overeenkomst tot uitvoering van de werkzaamheid.

  • 3 Het eerste lid geldt niet voor degene die door middel van organisatorische maatregelen, op aantoonbare, transparante en controleerbare wijze, ervoor zorg heeft gedragen dat de werkzaamheid uitsluitend wordt verricht door een onderdeel van de organisatie dat of een persoon die:

    • a. geen financieel belang heeft bij de uitkomst van de werkzaamheid;

    • b. onder een andere bestuurlijke verantwoordelijkheid valt dan degene die een persoonlijk of zakelijk recht heeft op de bodem, grond, baggerspecie of bouwstof, en

    • c. onder de directe aansturing van een andere leidinggevende valt dan degene die een persoonlijk of zakelijk recht heeft op de bodem, grond, baggerspecie of bouwstof.

  • 4 Indien een normdocument eisen bevat ten aanzien van organisatorische maatregelen als bedoeld in het derde lid voldoet de persoon of instelling die voor de desbetreffende werkzaamheid is erkend aan het derde lid, indien hij aan het normdocument voldoet.

Artikel 18

  • 1 Het is verboden een werkzaamheid uit te voeren in strijd met het daarvoor geldende normdocument.

  • 2 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover het afwijken van het normdocument bij wettelijk voorschrift is toegestaan.

Artikel 19

De houder van een erkenning bodemkwaliteit meldt onverwijld aan een door Onze Minister aangewezen instantie zijn door de rechtbank uitgesproken faillissement of surseance van betaling. De melding geschiedt door middel van een door Onze Minister vastgesteld formulier.

Artikel 20

Een certificeringsinstelling of de Raad voor Accreditatie meldt een schorsing of intrekking van een certificaat, onderscheidenlijk een accreditatie, voor een werkzaamheid onverwijld aan een door Onze Minister aangewezen instantie. De melding geschiedt door middel van een door Onze Minister vastgesteld formulier.

Afdeling 3. Sancties

Artikel 23

  • 1 Onze Minister kan een erkenning bodemkwaliteit geheel of gedeeltelijk intrekken:

    • a. op verzoek van de erkende persoon of instelling;

    • b. indien bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt, en kennis omtrent de juiste en volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • c. indien het bewijs van certificatie of accreditatie voor de desbetreffende werkzaamheid is ingetrokken of niet meer geldig is;

    • d. indien de erkende persoon of instelling in staat van faillissement verkeert of surseance van betaling heeft verkregen, of

    • e. indien de erkende persoon of instelling of de natuurlijk persoon, bedoeld in artikel 9, tweede lid, een overtreding heeft begaan van een wettelijk voorschrift dat is gesteld bij of krachtens dit besluit of de Omgevingswet, een krachtens dit besluit aangewezen normdocument of artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover de overtreding verband houdt met een werkzaamheid.

  • 2 Onze Minister kan een erkenning bodemkwaliteit voor een periode van ten hoogste twee jaren, geheel of gedeeltelijk schorsen, indien:

    • a. het bewijs van certificatie of accreditatie voor de desbetreffende werkzaamheid is geschorst, of

    • b. sprake is van een overtreding als bedoeld in het eerste lid, onder e.

  • 5 Indien een besluit tot intrekking of schorsing betrekking heeft op een certificeringsinstelling blijven de door deze instelling afgegeven certificaten gedurende zes maanden geldig.

  • 6 Ingeval van aanwijzingen dat er sprake is van een overtreding als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, kan Onze Minister de desbetreffende persoon of instelling verzoeken binnen een redelijke termijn een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens over te leggen, die niet ouder is dan twee maanden. Indien de desbetreffende persoon of instelling niet binnen de gestelde termijn aan dit verzoek voldoet of kan voldoen, kan Onze Minister de erkenning bodemkwaliteit voor een periode van ten hoogste twee jaren geheel of gedeeltelijk schorsen.

Artikel 24

Onze Minister verwerkt de schorsing en intrekking van de erkenning bodemkwaliteit in de lijsten, bedoeld in artikel 9, vierde lid.

Artikel 25

  • 1 Onze Minister kan normdocumenten aanwijzen voorzover deze:

    • a. niet in strijd zijn met een wettelijk voorschrift;

    • b. zijn vastgesteld door organen waarin alle betrokken partijen zich konden laten vertegenwoordigen;

    • c. zowel qua inhoud als qua strekking voldoende duidelijk zijn, en

    • d. voldoende draagvlak hebben bij de betrokken partijen.

  • 2 Met de normdocumenten worden gelijkgesteld documenten die zijn vastgesteld in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend verdrag dat Nederland bindt, en een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het beschermingsniveau dat met de normdocumenten wordt geboden.

Hoofdstuk 2a. Afgifte van milieuverklaringen bodemkwaliteit

Artikel 25a

Dit hoofdstuk gaat over de afgifte van milieuverklaringen bodemkwaliteit en het daarvoor te verrichten onderzoek voor het uitvoeren van handelingen met bouwstoffen overeenkomstig artikel 25h en het toepassen van bouwstoffen, grond of baggerspecie overeenkomstig het Besluit activiteiten leefomgeving.

Artikel 25b

  • 1 Een verklaring op grond van een partijkeuring heeft betrekking op de kwaliteit van bouwstoffen, grond of baggerspecie en wordt afgegeven voor een partij.

  • 2 Een erkende kwaliteitsverklaring heeft betrekking op de kwaliteit van bouwstoffen, grond of baggerspecie en wordt afgegeven voor een partij of een product.

  • 3 Een fabrikant-eigenverklaring heeft betrekking op de kwaliteit van bouwstoffen of bij ministeriële regeling aangewezen typen grond of baggerspecie en wordt afgegeven voor een product.

  • 4 Een verklaring op grond van een bodemonderzoek heeft betrekking op de kwaliteit van de bodem op een in de verklaring aangegeven locatie of op de kwaliteit van grond, baggerspecie, mijnsteen of vermengde mijnsteen die uit de bodem op die locatie is of wordt ontgraven.

  • 5 Een verklaring op grond van een bodemkwaliteitskaart heeft betrekking op de kwaliteit van de bodem op een in de verklaring aangegeven locatie op de bodemkwaliteitskaart of op de kwaliteit van grond of baggerspecie, die uit de bodem op die locatie is of wordt ontgraven.

Artikel 25c

  • 1 Een verklaring op grond van een partijkeuring, erkende kwaliteitsverklaring of verklaring op grond van een bodemonderzoek wordt afgegeven op grond van een onderzoek dat is verricht door een persoon of instelling die beschikt over een erkenning bodemkwaliteit als die voor het uitvoeren van die werkzaamheid op grond van artikel 15, eerste lid, is vereist.

  • 2 Een fabrikant-eigenverklaring wordt afgegeven door de producent op grond van een onderzoek dat voldoet aan de bij of krachtens dit besluit gestelde eisen.

  • 3 Een verklaring op grond van een bodemkwaliteitskaart wordt afgegeven op grond van een onderzoek dat is verricht met gebruikmaking van een bodemkwaliteitskaart waarop de feitelijke kwaliteit van de bodem in het gebied waarop de kaart betrekking heeft is weergegeven en die voldoet aan de op grond van artikel 25g, zesde lid, gestelde eisen.

Artikel 25d

  • 1 Een milieuverklaring bodemkwaliteit die betrekking heeft op de kwaliteit van bouwstoffen, vermeldt of de bouwstoffen voldoen aan de daarvoor geldende kwaliteitseisen die gelden voor verontreinigende stoffen of andere parameters.

  • 2 Een milieuverklaring bodemkwaliteit die betrekking heeft op de kwaliteit van grond vermeldt ten minste:

    • a. de kwaliteitsklasse waarin de grond is ingedeeld met behulp van de kwaliteitseisen die gelden voor de volgende kwaliteitsklassen van grond: landbouw/natuur, wonen, industrie, matig verontreinigd en sterk verontreinigd;

    • b. de kwaliteitsklasse van baggerspecie waarmee de kwaliteit van de grond overeenkomt, getoetst aan de hand van de kwaliteitseisen die gelden voor de volgende kwaliteitsklassen van baggerspecie: algemeen toepasbaar, licht verontreinigd, matig verontreinigd en sterk verontreinigd; en

    • c. welke concentraties, emissies, gehalten of andere waarden van verontreinigende stoffen die niet bepalend zijn voor de indeling in een kwaliteitsklasse, en andere relevante parameters daarin aangetroffen zijn.

  • 3 Een milieuverklaring bodemkwaliteit die betrekking heeft op de kwaliteit van baggerspecie vermeldt ten minste:

    • a. de kwaliteitsklasse waarin de baggerspecie is ingedeeld met behulp van de kwaliteitseisen die gelden voor de volgende kwaliteitsklassen van baggerspecie: algemeen toepasbaar, licht verontreinigd, matig verontreinigd en sterk verontreinigd;

    • b. de kwaliteitsklasse van grond waarmee de kwaliteit van de baggerspecie overeenkomt, getoetst aan de hand van de kwaliteitseisen die gelden voor de volgende kwaliteitsklassen van grond: landbouw/natuur, wonen en industrie, matig verontreinigd en sterk verontreinigd; en

    • c. welke concentraties, emissies, gehalten of andere waarden van verontreinigende stoffen die niet bepalend zijn voor de indeling in een kwaliteitsklasse, en andere relevante parameters daarin aangetroffen zijn.

  • 4 Een milieuverklaring bodemkwaliteit die betrekking heeft op de kwaliteit van de bodem vermeldt ten minste de kwaliteitsklasse waarin de bodem is ingedeeld met behulp van de kwaliteitseisen die gelden voor de volgende kwaliteitsklassen van de bodem:

    • a. voor de landbodem de volgende kwaliteitsklassen: landbouw/natuur, wonen en industrie; en

    • b. voor de waterbodem de volgende kwaliteitsklassen: niet verontreinigd, licht verontreinigd en matig verontreinigd.

  • 5 Een milieuverklaring bodemkwaliteit die betrekking heeft op de kwaliteit van grond of baggerspecie kan vermelden of de grond of baggerspecie voldoet aan de kwaliteitseisen die gelden voor de volgende kwaliteiten van grond en baggerspecie:

    • a. emissiearme grond of emissiearme baggerspecie;

    • b. voor verspreiden op de landbodem geschikte baggerspecie;

    • c. voor verspreiden in zoet oppervlaktewater geschikte baggerspecie;

    • d. voor verspreiden in zout oppervlaktewater geschikte baggerspecie;

    • e. voor toepassen in een diepe plas geschikte grond;

    • f. voor toepassen in een diepe plas geschikte baggerspecie;

    • g. voor toepassen als afdeklaag in een diepe plas geschikte grond;

    • h. voor toepassen als afdeklaag in een diepe plas geschikte baggerspecie; of

    • i. tarragrond.

  • 6 Een milieuverklaring bodemkwaliteit die betrekking heeft op de kwaliteit van mijnsteen of vermengde mijnsteen kan vermelden of de mijnsteen of vermengde mijnsteen voldoet aan de kwaliteitseisen die gelden voor de kwaliteit emissiearme mijnsteen of vermengde mijnsteen.

  • 7 De kwaliteitseisen, bedoeld in dit artikel, zijn de kwaliteitseisen, vastgesteld op grond van artikel 25g, eerste lid.

Artikel 25e

  • 1 Een milieuverklaring bodemkwaliteit bevat voor elke relevante kwaliteitseis de gegevens waarop de verklaring is gebaseerd of een verwijzing naar een rapport waarin deze gegevens zijn opgenomen.

  • 2 Een milieuverklaring bodemkwaliteit vermeldt:

    • a. welk type milieuverklaring bodemkwaliteit het betreft;

    • b. de naam van degene die de verklaring heeft afgegeven;

    • c. de herkomst van de bouwstoffen, grond of baggerspecie waarop de verklaring betrekking heeft; en

    • d. de hoeveelheid bouwstoffen, grond of baggerspecie waarop de verklaring betrekking heeft, uitgedrukt in ton.

Artikel 25f

  • 1 Als er op grond van de activiteiten die op de locatie van het ontgraven hebben plaatsgevonden, de ontstaansgeschiedenis van een partij of anderszins aanleiding bestaat om te veronderstellen dat in grond, baggerspecie, mijnsteen of vermengde mijnsteen stoffen of andere parameters aanwezig zijn waardoor dat materiaal niet geschikt is om op of in de bodem of in een oppervlaktewaterlichaam te worden toegepast, wordt daarnaar het nodige onderzoek verricht voordat met betrekking tot het materiaal een milieuverklaring bodemkwaliteit wordt afgegeven.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing als er aanleiding bestaat om te veronderstellen dat in grond, baggerspecie, mijnsteen of vermengde mijnsteen bodemvreemd materiaal voorkomt dat daarin al voor het ontgraven of bewerken aanwezig was.

  • 3 Als uit een onderzoek als bedoeld in het eerste of tweede lid blijkt dat de aanwezigheid van verontreinigende stoffen, andere relevante parameters of bodemvreemd materiaal grond, baggerspecie, mijnsteen of vermengde mijnsteen ongeschikt kan maken voor het toepassen op of in de bodem of in een oppervlaktewaterlichaam, wordt de aanwezigheid van de stoffen, andere relevante parameters of bodemvreemd materiaal in de milieuverklaring bodemkwaliteit die betrekking heeft op de kwaliteit van de grond, baggerspecie, mijnsteen of vermengde mijnsteen aangegeven, waarbij bovendien de concentraties, emissies, gehalten of andere waarden van de verontreinigende stoffen of andere parameters en het gewichtspercentage van het bodemvreemde materiaal worden vermeld.

Artikel 25g

  • 1 Bij ministeriële regeling worden de kwaliteitseisen, bedoeld in artikel 25d, vastgesteld.

  • 2 Kwaliteitseisen kunnen betrekking hebben op verontreinigende stoffen of andere relevante parameters en kunnen de vorm hebben van emissiewaarden, concentratiewaarden, gehalten of andere waarden.

  • 3 Kwaliteitseisen kunnen strekken ter begrenzing van een kwaliteitsklasse waarin grond, baggerspecie, mijnsteen, vermengde mijnsteen of de bodem worden ingedeeld, of ter bepaling van de kwaliteit van bouwstoffen, grond of baggerspecie, bedoeld in artikel 25d, tweede lid, onder c, of derde lid, onder c, of een kwaliteit grond of baggerspecie als vermeld in artikel 25d, vijfde lid.

  • 4 De kwaliteitsklassen waarin grond, baggerspecie, mijnsteen en vermengde mijnsteen worden ingedeeld ten behoeve van het toepassen daarvan op of in de landbodem, komen naar benaming en begrenzing overeen met de kwaliteitsklassen en bodemfunctieklassen waarin de ontvangende landbodem is ingedeeld.

  • 5 De kwaliteitsklassen waarin grond, baggerspecie, mijnsteen en vermengde mijnsteen worden ingedeeld ten behoeve van het toepassen daarvan in een oppervlaktewaterlichaam, komen naar benaming en begrenzing overeen met de kwaliteitsklassen waarin de ontvangende waterbodem is ingedeeld.

  • 6 Bij ministeriële regeling worden eisen gesteld waaraan een bodemkwaliteitskaart als bedoeld in artikel 28, derde lid, moet voldoen om als grondslag voor de afgifte van een verklaring op grond van een bodemkwaliteitskaart te kunnen worden gebruikt.

  • 7 Bij ministeriële regeling kunnen gevallen worden aangewezen waarin in afwijking van artikel 25d, tweede of derde lid, daarbij aangegeven informatie voor een partij grond of baggerspecie niet in een milieuverklaring bodemkwaliteit hoeft te worden vermeld.

  • 8 Bij ministeriële regeling kunnen gevallen worden aangewezen waarin bij de afgifte van een milieuverklaring bodemkwaliteit aan de afnemer van een partij van een bouwstof of een partij grond of baggerspecie een afleverbon moet worden verstrekt.

  • 9 Bij ministeriële regeling kunnen voor de goede uitvoering van dit hoofdstuk regels worden gesteld over:

    • a. de vaststelling wanneer materiaal als bouwstof, grond of baggerspecie wordt aangemerkt;

    • b. de vaststelling wanneer sprake is van vormgegeven bouwstoffen;

    • c. de vaststelling wanneer bouwstoffen, grond of baggerspecie de daarbij aangegeven eigenschappen of samenstelling bezitten;

    • d. de vaststelling van de concentraties van daarbij aangegeven verontreinigende stoffen in bouwstoffen, grond of baggerspecie of de bodem;

    • e. de vaststelling van de gehalten of andere waarden van andere relevante parameters dan verontreinigende stoffen in bouwstoffen, grond of baggerspecie;

    • f. de vaststelling van de emissies van daarbij aangegeven verontreinigende stoffen uit bouwstoffen, grond of baggerspecie;

    • g. het onderzoek, bedoeld in artikel 28, derde lid;

    • h. de splitsing en samenvoeging van partijen bouwstoffen, grond of baggerspecie;

    • i. de indeling van grond, baggerspecie, mijnsteen en vermengde mijnsteen of de bodem in een kwaliteitsklasse;

    • j. de vaststelling of de kwaliteit van bouwstoffen, grond of baggerspecie of de bodem voldoet aan de bij of krachtens dit besluit gestelde kwaliteitseisen;

    • k. het onderzoek voor de afgifte van een milieuverklaring bodemkwaliteit, waaronder de monsterneming, de behandeling en analyse van monsters en de rapportage over de resultaten van het onderzoek;

    • l. de vaststelling of in de bouwstoffen, grond of baggerspecie stoffen of andere parameters aanwezig zijn waardoor dat materiaal niet geschikt is om op of in de bodem of in een oppervlaktewaterlichaam te worden toegepast, waarbij onderscheid naar de wijze van toepassing kan worden gemaakt;

    • m. de afgifte van milieuverklaringen bodemkwaliteit;

    • n. het vooronderzoek voor de afgifte van milieuverklaringen bodemkwaliteit;

    • o. het toelatingsonderzoek voor en de kwaliteitsbewaking bij de vervaardiging van bouwstoffen, grond of baggerspecie met het oog op het afgeven van milieuverklaringen bodemkwaliteit;

    • p. de afgifte en het gebruik van milieuverklaringen bodemkwaliteit;

    • q. de vaststelling wanneer een hoeveelheid bouwstoffen, grond of baggerspecie na splitsing of samenvoeging van partijen als verschillende partijen wordt aangemerkt;

    • r. de inhoud en vormgeving van milieuverklaringen bodemkwaliteit; en

    • s. de inhoud en vormgeving van afleverbonnen.

Hoofdstuk 3a. Handelingen met bouwstoffen

Artikel 25h

  • 1 Het vervaardigen, invoeren, voor toepassing in Nederland of voor handelsdoeleinden voor de Nederlandse markt voorhanden hebben, vervoeren of aan een ander ter beschikking stellen van bouwstoffen is verboden, tenzij:

    • a. de bouwstoffen voldoen aan de voor bouwstoffen geldende kwaliteitseisen, bedoeld in artikel 25d, eerste lid;

    • b. een milieuverklaring bodemkwaliteit beschikbaar is waarmee kan worden aangetoond dat de bouwstoffen voldoen aan de voor bouwstoffen geldende kwaliteitseisen, bedoeld in artikel 25d, eerste lid; en

    • c. een afleverbon voorhanden is in gevallen waarin deze op grond van het tweede lid bij de afgifte van de milieuverklaring bodemkwaliteit moet worden verstrekt.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen gevallen worden aangewezen waarin bij de afgifte van de milieuverklaring bodemkwaliteit aan de afnemer van een partij van een bouwstof een afleverbon moet worden verstrekt en kunnen regels worden gesteld over de inhoud en vormgeving van afleverbonnen.

Hoofdstuk 3. Bouwstoffen

[Vervallen per 01-01-2024]

Afdeling 1. Algemeen

[Vervallen per 01-01-2024]

Hoofdstuk 4. Grond en baggerspecie

[Vervallen per 01-01-2024]

Afdeling 1. Algemene bepalingen

[Vervallen per 01-01-2024]

Afdeling 2. Toetsingskaders voor het toepassen van grond en baggerspecie

[Vervallen per 01-01-2024]

Paragraaf 1. Gebiedsspecifiek toetsingskader voor de algemene toepassing

[Vervallen per 01-01-2024]

Paragraaf 2. Generiek toetsingskader voor de algemene toepassing

[Vervallen per 01-01-2024]

Hoofdstuk 5. Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 66

[Vervalt op nader te bepalen datum; bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

Hoofdstuk 2 van dit besluit is niet van toepassing op:

  • a. een werkzaamheid die voor inwerkingtreding van het Besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer is aangevangen;

  • b. een werkzaamheid die wordt verricht ter uitvoering van een wettelijke taak door of in opdracht van een bestuursorgaan, of

  • c. de opsporing en vervolging van strafbare feiten.

Artikel 80

Een kaart van de bodemfunctieklassen van het gebied binnen een gemeente die is vastgesteld op grond van artikel 55, eerste lid, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van artikel XI, onderdeel I, van het Verzamelbesluit Omgevingswet 2022, geldt als een bodemfunctieklassenkaart op grond van artikel 55, eerste lid, zoals dat luidt na de inwerkingtreding van artikel XI, onderdeel I, van het Verzamelbesluit Omgevingswet 2022.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 22 november 2007

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. C. Huizinga-Heringa

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

Uitgegeven de derde december 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin