|
|
|
Bestuurlijke strafbeschikking milieu
|
|
|
|
|
|
Categorie-indeling F:
|
|
|
|
|
|
1- Natuurlijk persoon;
|
|
|
|
|
|
2- Rechtspersoon.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 001 – BM 010 en BM 612 – BM 613: Wet Milieubeheer
|
|
|
|
|
|
zich niet houden aan de voorschriften bij de inzamelvergunning
|
|
|
BM
|
001
|
a
|
zich hebben ontdaan van afvalstoffen, door die afvalstoffen – al dan niet in verpakking
– buiten een inrichting te storten en/of anderszins op of in de bodem te brengen en/of
te verbranden: 1-5 m3
|
10.2 Wet milieubeheer
|
1/2
|
BM
|
001
|
b
|
zich hebben ontdaan van afvalstoffen, door die afvalstoffen – al dan niet in verpakking
– buiten een inrichting te storten en/of anderszins op of in de bodem te brengen en/of
te verbranden: 5-10 m3
|
10.2 Wet milieubeheer
|
1/2
|
BM
|
003
|
|
zich door afgifte aan een ander hebben ontdaan van bedrijfsafvalstoffen; max. 10 m3
|
10.37 lid 1 Wm
|
1/2
|
BM
|
004
|
|
niet registreren van één of meer gegevens als bedoeld in artikel 10.38 lid 1 Wet milieubeheer bij afgifte van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen
|
10.38 lid 1 Wm
|
1/2
|
BM
|
005
|
|
geen melding maken met betrekking tot afgifte van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke
afvalstoffen aan het bevoegd gezag
|
10.38 lid 3 Wm
|
1/2
|
BM
|
006
|
|
niet verstrekken van een begeleidingsbrief, welke ten minste de gegevens bevat die
zijn genoemd in art. 10.39 lid 1 onder a en 10.38 lid 1 van de Wet milieubeheer bij afgifte van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke
stoffen aan een persoon als bedoeld in art. 10.37 lid 2 onder a tot en met e Wet milieubeheer
|
10.39 lid 2 Wm
|
1/2
|
BM
|
007
|
|
niet melden van afgifte van bedrijfsafvalstoffen aan het bevoegd gezag door een persoon
als bedoeld in art. 10.37 lid 2 onder a of b van de Wet milieubeheer
|
10.40 lid 1 Wm
|
1/2
|
BM
|
008
|
|
in ontvangst nemen van bedrijfsafvalstoffen door een persoon als bedoeld in art. 10.40
lid 1 Wet milieubeheer zonder dat daarbij een omschrijving en een begeleidingsbrief
als bedoeld in art. 10.39 lid 1 onder a en b Wet milieubeheer worden verstrekt
|
10.40 lid 2 Wm
|
1/2
|
BM
|
009
|
|
tijdens het vervoer van bedrijfsafvalstoffen geen begeleidingsbrief als bedoeld in
art. 10.39 Wet milieubeheer aanwezig hebben, zolang degene die afvalstoffen onder
zich heeft
|
10.44 lid 1 Wm
|
1/2
|
BM
|
010
|
|
bedrijfsafvalstoffen inzamelen zonder vermelding op een lijst van inzamelaars
|
10.45 lid 1 onder a Wm
|
1/2
|
BM
|
612
|
|
zich niet houden aan de voorschriften bij de inzamelvergunning
|
18.18 Wm jo 10.49 lid 2 Wm
|
1/2
|
BM
|
613
|
|
zonder vermelding als vervoerder en/of handelaar en/of bemiddelaar op de lijst van
vervoerders, handelaars en bemiddelaars, tegen vergoeding vervoeren voor anderen en/of
verhandelen en/of bemiddelen bij het beheer van bedrijfsafvalstoffen
|
10.55 lid 1 Wm
|
1/2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 029 – BM 042 en BM 636 – BM 642: Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen
(EVOA)
|
|
|
BM
|
029
|
a
|
overbrengen van afvalstoffen in strijd met de voorwaarden verbonden aan de toestemming
voor een aangemelde overbrenging
|
10.60 lid 6 onder a Wm ivm. 10 lid 1 EVOA
|
1/2
|
BM
|
029
|
b
|
overbrenging van afvalstoffen in strijd met de vervoersvoorwaarden verbonden aan de
kennisgeving
|
10.60 lid 6 onder a Wm ivm. 10 lid 2 EVOA
|
1/2
|
BM
|
030
|
|
overbrengen van afvalstoffen zonder de betrokken bevoegde autoriteiten zo spoedig
mogelijk op de hoogte te brengen van een – wegens onvoorziene omstandigheden benodigde
– routewijziging bij een algemene kennisgeving
|
10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. 13 lid 2 EVOA
|
1/2
|
BM
|
031
|
|
overbrengen van afvalstoffen in strijd met de voorwaarde dat naderhand aanvullende
informatie en documentatie wordt verstrekt aan de betrokken bevoegde autoriteiten
in geval van een algemene kennisgeving
|
10.60 lid 6 onder a Wm i.v.m. 13 lid 3 EVOA
|
1/2
|
BM
|
034
|
|
overbrengen van afvalstoffen terwijl het vervoersdocument niet volledig of onjuist
is ingevuld of niet is ondertekend door de kennisgever
|
10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. 16 onder a EVOA
|
1/2
|
BM
|
036
|
|
overbrengen van afvalstoffen waarbij het transport van afvalstoffen op een andere
dan de opgegeven transportdatum plaatsvindt
|
10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. 16 onder b EVOA
|
1/2
|
BM
|
037
|
|
overbrengen van afvalstoffen waarbij het vervoer niet vergezeld gaat van de juiste
documenten (vervoersdocument, de afschriften van het kennisgevingsdocument met de
schriftelijke toestemmingen en de voorwaarden die door de betrokken bevoegde autoriteiten
resp. zijn verleend en gesteld)
|
10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. 16 onder c, tweede volzin EVOA
|
1/2
|
BM
|
042
|
|
niet gedurende ten minste 5 jaar door de kennisgever en/of de ontvanger en/of de inrichting
die de afvalstoffen heeft ontvangen, bewaren van aan of door de bevoegde autoriteiten
verzonden documenten inzake de overbrenging van afvalstoffen
|
10.56 Wm i.v.m. 5 Regeling EG-verordening overbrenging van afvalstoffen
|
1/2
|
BM
|
636
|
|
niet gedurende drie jaar door de kennisgever, de ontvanger, de inrichting die de afvalstoffen
heeft ontvangen, bewaren van aan of door de bevoegde autoriteiten verzonden documenten
inzake de kennisgeving van een transport
|
10.60 lid 7 onder a Wm ivm art. 20 lid 1 EVOA
|
1/2
|
BM
|
637
|
|
niet gedurende drie jaar bewaren van de uit hoofde van artikel 18 lid 1 EVOA verstrekte
informatie door de opdrachtgever, de ontvanger en de inrichting die de afvalstoffen
ontvangt
|
10.60 lid 7 onder a Wm ivm art. 20 lid 2 EVOA
|
1/2
|
BM
|
638
|
|
overbrengen van groene lijst afvalstoffen voor nuttige toepassing zonder of met onvolledige
bijlage VII informatie
|
10.60 lid 2 Wm ivm 2 lid 35 sub g onder iii EVOA
|
1/2
|
BM
|
639
|
|
overbrengen van afvalstoffen zonder kennisgeving
|
10.60 lid 2 Wm ivm 2 lid 35 a en b EVOA
|
1
|
BM
|
640
|
|
overbrengen van afvalstoffen met kennisgeving maar zonder toestemming van de betrokken
bevoegde autoriteiten
|
10.60 lid 2 Wm ivm 2 lid 35 b EVOA
|
1
|
BM
|
641
|
|
overbrengen van afvalstoffen waarbij verwijdering en/of nuttige toepassing in strijd
is met communautaire en/of internationale regelgeving
|
10.60 lid 2 Wm ivm 2 lid 35 e EVOA
|
1
|
BM
|
642
|
|
afvalstoffen overbrengen in strijd met een verbod zoals genoemd in artikel 34 en/of
36 en/of 39 en/of 40 en/of 41 en/of 43 EVOA
|
10.60 lid 2 Wm ivm 2 lid 35 f EVOA
|
1
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummer BM 011: Besluit inzamelen afvalstoffen
|
|
|
BM
|
011
|
|
als inzamelaar tijdens het inzamelen geen gewaarmerkte kopie van het certificaat waaruit
blijkt dat hij op de lijst van inzamelaars staat vermeld, zichtbaar ten behoeve van
de handhaving aanwezig hebben
|
6 Besluit inzamelen afvalstoffen
|
1/2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 012 – BM 015: Besluit beheer autowrakken
|
|
|
BM
|
012
|
a
|
als producent en/of importeur van voertuigen die onder zijn verantwoordelijkheid in
Nederland aan een ander ter beschikking zijn gesteld geen zorg dragen voor: een landelijk
dekkend innamesysteem voor autowrakken
|
8 sub a Besluit beheer autowrakken
|
1/2
|
BM
|
012
|
b
|
als producent en/of importeur van voertuigen die onder zijn verantwoordelijkheid in
Nederland aan een ander ter beschikking zijn gesteld geen zorg dragen voor: het om
niet kunnen afgeven van autowrakken
|
8 sub b Besluit beheer autowrakken
|
1/2
|
BM
|
012
|
c
|
als producent en/of importeur van voertuigen die onder zijn verantwoordelijkheid in
Nederland aan een ander ter beschikking zijn gesteld geen zorg dragen voor: het opzetten
van een verwerkingssysteem voor autowrakken
|
8 sub c Besluit beheer autowrakken
|
1/2
|
BM
|
013
|
|
als producent en/of importeur van voertuigen niet binnen dertien weken nadat dit besluit
op hem van toepassing is geworden, aan Onze Minister mededeling doen over de wijze
waarop uitvoering zal worden gegeven aan de verplichtingen
|
12 lid 1 Besluit beheer autowrakken
|
1/2
|
BM
|
014
|
|
als producent en/of importeur van voertuigen niet de verplichtingen uitvoeren overeenkomstig
de mededeling, zoals onze minister daarmee heeft ingestemd
|
14 Besluit beheer autowrakken
|
1/2
|
BM
|
015
|
|
als producent en/of importeur van voertuigen niet voor 1 augustus van elk jaar aan
Onze Minister een verslag zenden over de uitvoering van de verplichtingen in het voorafgaande
kalenderjaar
|
15 lid 1 Besluit beheer autowrakken
|
1/2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummer BM 016: Besluit beheer batterijen en accu's 2008
|
|
|
BM
|
016
|
|
als producent en/of fabrikant van batterijen en/of accu’s niet binnen dertien weken
nadat de Regeling beheer batterijen en accu’s 2008 op hem van toepassing is geworden,
mededeling doen aan Onze Minister
|
2 lid 1 Besluit beheer batterijen en accu’s 2008
|
1/2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 017 – BM 021: Regeling beheer batterijen en accu's 2008
|
|
|
BM
|
017
|
|
als producent van draagbare batterijen en/of accu’s geen zorg dragen voor een inzamelingssysteem
dat de eindgebruikers in staat stelt om zich in hun nabijheid kosteloos op een in
voldoende mate toegankelijk inzamelpunt in Nederland van die draagbare batterijen
en accu’s te ontdoen
|
5 lid 1 Regeling beheer batterijen en accu’s 2008
|
1/2
|
BM
|
018
|
|
als producent van draagbare batterijen en/of accu’s geen zorg dragen voor een systeem
voor de verwerking en de recycling als materiaal van afgedankte batterijen en accu’s
|
7 lid 1 sub a Regeling beheer batterijen en accu’s 2008
|
1/2
|
BM
|
019
|
|
als producent van draagbare batterijen en/of accu's niet zorgen dat die batterijen
en/of accu’s en/of batterijpakken zijn voorzien van het symbool, bedoeld in bijlage
II, van richtlijn 2006/66/EG (afvalcontainer met kruis)
|
9 lid 1 sub a Regeling beheer batterijen en accu’s 2008
|
1/2
|
BM
|
020
|
|
als producent van draagbare batterijen en/of accu’s zich niet laten registreren bij
de Minister van Infrastructuur en Milieu
|
12 Regeling beheer batterijen en accu’s 2008
|
1/2
|
BM
|
021
|
|
als fabrikant en/of producent van draagbare batterijen en/of accu’s niet voor 1 augustus
van elk jaar aan de Minister van Infrastructuur en Milieu een verslag zenden
|
13 lid 1 Regeling beheer batterijen en accu’s 2008
|
1/2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 025, BM 500 en BM 619 – BM 621: Regeling afgedankte elektrische en elektronische
apparatuur
|
|
|
BM
|
025
|
a
|
als producent van elektrische/elektronische apparatuur de door hem geproduceerde elektrische/elektronische
apparatuur niet voorzien van: een symbool zoals opgenomen is in bijlage IV bij richtlijn
nr. 2002/96/EG (afvalcontainer met kruis)
|
15 lid 1 Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur
|
1/2
|
BM
|
025
|
c
|
als producent van elektrische/elektronische apparatuur de door hem geproduceerde elektrische/elektronische
apparatuur niet voorzien van: een aanduiding waaruit blijkt dat het apparaat na 13
augustus 2005 op de markt is gebracht
|
16 lid 4 Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur
|
1/2
|
BM
|
500
|
|
als distributeur bij het ter beschikking stellen van een nieuw product, een soortgelijk
na gebruik vrijgekomen product – zijnde afgedankte elektrische en elektronische apparatuur
– van particuliere huishoudens, dat hem wordt aangeboden niet ten minste om niet innemen
|
4 Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur
|
1/2
|
BM
|
619
|
|
als producent van elektrische en/of elektronische apparatuur zich niet melden bij
het register
|
19 lid 1 Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur
|
1/2
|
BM
|
620
|
|
als producent en/of zijn gemachtigde niet de in deel A van bijlage X bij de richtlijn
nr. 2012/19/EU genoemde informatie verstrekken bij de registratie en/of niet actueel
houden van de informatie
|
19 lid 2 Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur
|
1/2
|
BM
|
621
|
|
als producent en/of zijn gemachtigde niet de in deel B van bijlage X bij de richtlijn
nr. 2012/19/EU genoemde informatie voor 1 mei over het voorafgaande kalenderjaar verstrekken
aan het register
|
19 lid 3 Regeling afgedankte elektrische en elektronsiche apparatuur
|
1/2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummer BM 622 – BM 627: Regeling gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische
apparatuur
|
|
|
BM
|
622
|
|
het in de handel brengen van elektrische en/of elektronische apparatuur, met inbegrip
van kabels en/of reserveonderdelen voor het repareren en/of hergebruiken en/of het
aanpassen van de functionele aspecten en/of het verbeteren van de capaciteit ervan,
indien deze in bijlage II van richtlijn nr. 2011/65/EU opgenomen stoffen bevat, waarbij
in een homogeen materiaal de in bedoelde bijlage II genoemde maximale concentratiewaarden
worden overschreden
|
3 lid 1 Regeling gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur
|
1/2
|
BM
|
623
|
|
als fabrikant die elektrische en/of elektronische apparatuur in de handel brengt geen
EU-conformiteitsverklaring opstellen als bedoeld in artikel 10 Regeling gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur, wanneer met de onder artikel 4 lid b bedoelde procedures is aangetoond dat de elektrische
en elektronische apparatuur voldoet aan de toepasselijke eisen
|
4 lid 1 c Regeling gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur
|
1/2
|
BM
|
624
|
|
als fabrikant niet tenminste 10 jaar nadat apparatuur in de handel is gebracht de
technische documentatie en de EU-conformiteitsverklaring van elektrische en elektronische
apparatuur bewaren
|
4 lid 3 Regeling gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur
|
1/2
|
BM
|
625
|
|
als importeur elektrische en/of elektronische apparatuur in de handel brengen zonder
CE-markering en/of zonder de vereiste documenten
|
6 lid 1 c Regeling gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur
|
1/2
|
BM
|
626
|
|
als importeur niet 10 jaar na het in de handel brengen van elektrische en/of elektronische
apparatuur bewaren van een kopie van de EU-conformiteitsverklaring
|
6 lid 7 Regeling gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur
|
1/2
|
BM
|
627
|
|
als distributeur niet uit de handel nemen of terugroepen van door hem in de handel
gebrachte elektrische en/of elektronische apparatuur welke niet aan deze regeling
voldoet
|
7 lid 3 b Regeling gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur
|
1/2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 043 – BM 044, BM 530 en BM 643 – BM 648: Asbestverwijderingsbesluit 2005
(Avb)
|
|
|
BM
|
530
|
|
als opdrachtgever niet verstrekken van het asbestinventarisatie rapport aan degene
die het werk uitvoert
|
5 Avb
|
1/2
|
BM
|
043
|
|
bij het gehele of gedeeltelijk slopen van een gebouw of object, niet beschikken over
een asbestinventarisatierapport
|
3.1 Avb
|
1
|
BM
|
044
|
|
bij het verwijderen van asbest uit een gebouw of object, niet beschikken over een
asbestinventarisatierapport
|
3.2 Avb
|
1
|
BM
|
643
|
|
het asbest niet verwijderen voordat het bouwwerk of object wordt afgebroken of uit
elkaar wordt genomen
|
7 sub a Avb
|
1
|
BM
|
644
|
|
niet scheiden, niet gescheiden houden en niet gescheiden verzamelen van asbest of
asbesthoudende producten
|
7 sub b Avb
|
1
|
BM
|
645
|
|
niet op de juiste wijze verpakken van asbest of asbesthoudende producten
|
7 sub c Avb
|
1
|
BM
|
646
|
|
niet op juiste wijze opslaan van verpakt asbesthoudend materiaal
|
7 sub d en sub e Avb
|
1
|
BM
|
647
|
|
niet op de juiste wijze aangeven dat de verpakking asbesthoudend materiaal bevat
|
7 sub f Avb
|
1
|
BM
|
648
|
|
asbesthoudend materiaal is niet binnen 2 weken na het vrijkomen afgevoerd naar een
daarvoor erkende inrichting
|
7 sub g Avb
|
1
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummer BM 531 en BM 649: Besluit asbestwegen milieubeheer
|
|
|
BM
|
531
|
|
als degene die een asbestbevattende weg voorhanden heeft de aanwezigheid hiervan niet
melden
|
5 lid 1 Besluit asbestwegen milieubeheer
|
1/2
|
BM
|
649
|
|
het voorhanden hebben van een asbesthoudende weg
|
2 lid 1 Besluit asbestwegen milieubeheer
|
1/2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummer BM 532 – BM 533, BM 575 – BM 589 en BM 650 – BM 656: Bouwbesluit
|
|
|
BM
|
532
|
|
zonder sloopmelding slopen, terwijl daarbij asbest is of zal worden verwijderd
|
1.26 lid 1 Bouwbesluit
|
1/2
|
BM
|
533
|
a
|
door degene die sloopt c.q. degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet binnen
wettelijke termijnen voorafgaande aan de feitelijke aanvang van de sloop of sanering
aan het bevoegd gezag de datum of het tijdstip van de feitelijke aanvang van de sloop-
en/of saneringswerkzaamheden melden
|
1.33 Bouwbesluit jo 120 lid 2 Woningwet
|
1/2
|
BM
|
533
|
b
|
door degene die de werkzaamheden heeft uitgevoerd, niet schriftelijk melden van de
datum van voltooiing van de sloop c.q. sanering binnen de wettelijke termijnen na
beëindiging van de sloop- of saneringswerkzaamheden aan het bevoegd gezag
|
1.33 Bouwbesluit jo 120 lid 2 Woningwet
|
1/2
|
BM
|
575
|
|
zonder gebruiksmelding een bouwwerk in gebruik nemen
|
1.18 lid 1 onder a Bb
|
1/2
|
BM
|
576
|
|
niet hebben van noodverlichting in een verblijfsruimte voor meer dan 75 personen en
een besloten ruimte waardoor een vluchtroute uit die verblijfsruimte voert
|
6.3 lid 1 Bb
|
1/2
|
BM
|
577
|
|
niet hebben van een brandmeldinstallatie conform NEN 2535
|
6.20 lid 1 Bb
|
1/2
|
BM
|
578
|
|
niet hebben van een geldig inspectiecertificaat voor een voorgeschreven brandmeldinstallatie
|
6.20 lid 1 onder 6 Bb
|
1/2
|
BM
|
579
|
|
niet hebben van rookmelders conform NEN 2555
|
6.21 jo art. 1.16 Bb
|
1/2
|
BM
|
580
|
|
niet hebben van een ontruimingsalarminstallatie conform NEN 2575
|
6.23 lid 1 Bb
|
1/2
|
BM
|
581
|
|
niet hebben van een geldig inspectiecertificaat voor een voorgeschreven ontruimingsalarminstallatie
|
6.23 lid 4 Bb
|
1/2
|
BM
|
582
|
|
niet hebben van een ontruimingsplan
|
6.23 lid 6 Bb
|
1/2
|
BM
|
583
|
a
|
niet hebben van vluchtrouteaanduiding(en), te weten 1 tot 3 ontbrekende aanduidingen
|
6.24 Bb
|
1/2
|
BM
|
583
|
b
|
niet hebben van vluchtrouteaanduidingen, te weten 4 tot 6 ontbrekende aanduidingen
|
6.24 Bb
|
1/2
|
BM
|
583
|
c
|
niet hebben van vluchtrouteaanduidingen, te weten meer dan 6 ontbrekende aanduidingen
|
6.24 Bb
|
1/2
|
BM
|
584
|
|
in een vluchtroute hebben van deuren die bij het openen tegen de vluchtroute indraaien
|
6.25 Lid 5 Bb
|
1/2
|
BM
|
585
|
|
niet hebben van een brandslanghaspel
|
6.28 Bb
|
1/2
|
BM
|
586
|
a
|
niet aanwezig hebben van voldoende draagbare of verrijdbare blustoestellen, te weten
1 tot 3 ontbrekende blustoestellen
|
6.31 Bb
|
1/2
|
BM
|
586
|
b
|
niet aanwezig hebben van voldoende draagbare of verrijdbare blustoestellen, te weten
4 tot 6 ontbrekende blustoestellen
|
6.31 Bb
|
1/2
|
BM
|
586
|
c
|
niet aanwezig hebben van voldoende draagbare of verrijdbare blustoestellen, te weten
meer dan 6 ontbrekende blustoestellen
|
6.31 Bb
|
1/2
|
BM
|
587
|
|
niet hebben van een geldig inspectiecertificaat voor een voorgeschreven automatische
brandblusinstallatie
|
6.32 Bb
|
1/2
|
BM
|
588
|
|
in geopende stand vastzetten van een zelfsluitend constructieonderdeel (tenzij automatisch
losgelaten)
|
7.3 Bb
|
1/2
|
BM
|
589
|
|
opslaan van brandbare goederen in een ruimte met een of meer verbrandingstoestellen
(stookruimte)
|
7.8 Bb
|
1/2
|
BM
|
650
|
|
een gebruiksmelding niet ten minste vier weken voor de voorgenomen aanvang van het
gebruik schriftelijk hebben ingediend
|
1.19 lid 1 Bb
|
1/2
|
BM
|
651
|
|
het niet hebben van bescheiden tijdens het bouwen
|
1.23 Bb
|
1/2
|
BM
|
652
|
|
het niet hebben van bescheiden tijdens het slopen
|
1.32 Bb
|
1/2
|
BM
|
653
|
|
aankleding in een besloten ruimte levert brandgevaar op
|
7.4 Bb
|
1/2
|
BM
|
654
|
|
het niet nemen van maatregelen tijdens uitvoeren van bouw- of sloopwerkzaamheden
|
8.2 Bb
|
1/2
|
BM
|
655
|
|
tijdens bedrijfsmatige bouw- of sloopwerkzaamheden niet houden aan de geluidseisen
|
8.3 Bb
|
1/2
|
BM
|
656
|
|
tijdens bedrijfsmatige bouw- of sloopwerkzaamheden geen maatregelen getroffen tegen
visueel waarneembare stofverspreiding
|
8.5 Bb
|
1/2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 045 – BM 066: Besluit gebruik meststoffen (BGM)
|
|
|
BM
|
045
|
|
gebruiken van meststoffen
|
1a lid 1 BGM
|
1/2
|
BM
|
046
|
|
gebruiken van zuiveringsslib en overige organische meststoffen
|
1b lid 1 BGM
|
1/2
|
BM
|
047
|
|
gebruiken van zuiveringsslib op weideland gedurende de periode van beweiding
|
1d onderdeel a BGM
|
1/2
|
BM
|
048
|
|
gebruiken van zuiveringsslib op grond die wordt gebruikt voor de teelt van voedergewassen,
minder dan drie weken voor de oogst
|
1d onderdeel b BGM
|
1/2
|
BM
|
049
|
|
gebruiken van zuiveringsslib op grond die wordt gebruikt voor groente- of fruitaanplant,
met uitzondering van fruitbomen, gedurende de groeiperiode van de groente onderscheidenlijk
het fruit
|
1d onderdeel c BGM
|
1/2
|
BM
|
050
|
|
gebruiken van zuiveringsslib op grond die is bestemd voor de teelt van groenten of
vruchten, die gewoonlijk in rechtstreeks contact met de bodem staan en rauw worden
geconsumeerd, minder dan tien maanden voor de oogst alsmede tijdens de oogst
|
1d onderdeel d BGM
|
1/2
|
BM
|
051
|
a
|
gebruiken van dierlijke meststoffen of compost: op natuurterrein
|
2 lid 1 BGM
|
1/2
|
BM
|
051
|
b
|
gebruiken van dierlijke meststoffen of compost: op overige grond
|
2 lid 1 BGM
|
1/2
|
BM
|
052
|
|
gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, of een mengsel
met deze meststoffen, terwijl de bodem geheel of gedeeltelijk is bevroren of geheel
of gedeeltelijk is bedekt met sneeuw
|
3 lid 1 BGM
|
1/2
|
BM
|
053
|
|
gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, compost, overige
organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen, terwijl de bovenste bodemlaag
met water is verzadigd
|
3a BGM
|
1/2
|
BM
|
054
|
|
gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, compost, overige
organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen in de periode van 1 september
tot en met 31 januari, terwijl de bodem tegelijkertijd wordt bevloeid, beregend of
geïnfiltreerd
|
3b lid 1 BGM
|
1/2
|
BM
|
055
|
|
gebruiken van vaste dierlijke meststoffen of steekvast zuiveringsslib in de periode
van 1 september tot en met 31 januari
|
4 lid 1 BGM
|
1/2
|
BM
|
056
|
|
gebruiken van drijfmest of vloeibaar zuiveringsslib in de periode van 1 augustus tot
en met 15 februari
|
4 lid 3 BGM
|
1/2
|
BM
|
057
|
|
gebruiken van stikstofkunstmest op bouwland of grasland in de periode van 16 september
tot en met 31 januari
|
4a lid 1 BGM
|
1/2
|
BM
|
058
|
|
vernietigen van de graszode op grasland
|
4b lid 1 BGM
|
1/2
|
BM
|
059
|
|
niet emissiearm aanwenden van dierlijke meststoffen, zuiveringsslib of een mengsel
met deze meststoffen op bouwland of grasland of niet beteelde grond
|
5 BGM
|
1/2
|
BM
|
060
|
|
gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, compost, overige
organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen anders dan door een zo
gelijkmatig mogelijke verspreiding over het perceel waarop de meststoffen worden gebruikt
|
6 BGM
|
1/2
|
BM
|
061
|
|
gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, compost, overige
organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen op grond met een hellingspercentage
van 7 of meer indien de desbetreffende grond is aangetast door geulenerosie
|
6a lid 1 BGM
|
1/2
|
BM
|
062
|
|
gebruiken van dierlijke meststoffen, zuiveringsslib, compost, overige organische meststoffen
of een mengsel met deze meststoffen op niet-beteelde grond met een hellingspercentage
van 7 of meer
|
6b lid 1 BGM
|
1/2
|
BM
|
063
|
|
gebruiken van stikstofkunstmest op niet-beteelde grond met een hellingspercentage
van 7 of meer
|
6c BGM
|
1/2
|
BM
|
064
|
|
gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, compost, overige
organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen op bouwland met een hellingspercentage
van 18 of meer
|
6d BGM
|
1/2
|
BM
|
065
|
|
niet direct aansluitend na de teelt van maïs op zand- en lössgronden telen van een
bij ministeriële regeling aangewezen gewas
|
8a lid 1 BGM
|
1/2
|
BM
|
066
|
|
vernietigen van gewassen die na maïs worden geteeld, bedoeld in het eerste lid, voor
1 februari van het daarop volgende jaar
|
8a lid 2 BGM jo 8a lid 1 BGM
|
1/2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 067 – BM 078 en BM 668: Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en
zwemgelegenheden (Bhvbz)
|
|
|
BM
|
067
|
|
door de houder van een badinrichting geen zorg dragen dat voorafgaand aan de ingebruikneming
van de badinrichting een analyse wordt uitgevoerd met betrekking tot het risico dat
niet wordt voldaan aan het eerste lid van artikel 2a Bhvbz
|
2a lid 2 Bhvbz jo 2a lid 1 Bhvbz
|
1/2
|
BM
|
068
|
|
door de houder van een badinrichting niet binnen drie maanden na het gereedkomen van
de risicoanalyse bedoeld in artikel 2a Bhvbz een beheersplan opstellen voor het zwem-
of badwatersysteem van de badinrichting of niet binnen drie maanden een bestaand beheersplan
herzien, terwijl uit risicoanalyse blijkt dat sprake is van het in artikel 2a, tweede
lid, Bhvbz bedoelde risico
|
2b lid 1 Bhvbz jo 2a Bhvbz
|
1/2
|
BM
|
069
|
|
door de houder van een badinrichting de in het beheersplan, bedoeld in artikel 2b,
eerste lid, Bhvbz, vermelde risicopunten niet ten minste halfjaarlijks op de aanwezigheid
van Legionella laten onderzoeken door een laboratorium als bedoeld in artikel 10 Bhvbz
|
2c lid 1 jo 10 Bhvbz
|
1/2
|
BM
|
070
|
|
door de houder van een badinrichting niet onmiddellijk na de vaststelling van een
concentratie van legionellabacteriën van 100 of meer kolonievormende eenheden per
liter op de in artikel 2a, vierde lid, onder d, Bhvbz bedoelde risicopunten, gedeputeerde
staten hiervan in kennis stellen
|
2d lid 1 Bhvbz
|
1/2
|
BM
|
071
|
|
ontbreken in de toevoer naar of afvoer van de filters, die deel uitmaken van de waterzuiveringsinstallatie
van een badinrichting, van een voorziening waarmee de hoeveelheid water kan worden
bepaald, die in een bepaalde tijdseenheid wordt toegevoerd, onderscheidenlijk afgevoerd
|
6 lid 1 Bhvbz
|
1/2
|
BM
|
072
|
|
ontbreken bij gesloten zandfilters, die deel uitmaken van de waterzuiveringsinstallatie
van een badinrichting, waarbij het filtermateriaal in fluïdisatie geraakt, van een
voorziening waardoor dit in fluïdisatie geraken waargenomen kan worden
|
7 lid 2 Bhvbz
|
1/2
|
BM
|
073
|
|
door de houder van een badinrichting de parameters die zijn aangegeven in bijlage
I van Bhvbz, niet ten minste zo vaak als in die bijlage is aangegeven, onderzoeken
|
9 lid 1 Bhvbz jo bijlage I Bhvbz
|
1/2
|
BM
|
074
|
|
door de houder van een badinrichting de parameters die zijn aangegeven in de bij dit
besluit behorende bijlage I van Bhvbz niet ten minste zo vaak als in die bijlage is
aangegeven, op de in de bijlage IV van Bhvbz aangegeven wijze, laten onderzoeken door
een laboratorium dat voldoet aan de in artikel 10, eerste lid, Bhvbz gestelde eisen
|
10 lid 1 Bhvbz
|
1/2
|
BM
|
075
|
|
door de houder van een badinrichting de uitkomsten van een onderzoek als bedoeld in
artikel 10 lid 1 Bhvbz, niet laten noteren in een aan hem uit te brengen rapport
|
10 lid 2 Bhvbz jo 10 lid 1 Bhvbz
|
1/2
|
BM
|
076
|
|
vloeren van badinrichtingen die bestemd zijn om met blote voeten te worden betreden,
zijn niet zodanig aangelegd dat het afvloeien van schrobwater of regenwater in het
bassin niet mogelijk is
|
15 lid 1 onder c Bhvbz
|
1/2
|
BM
|
077
|
|
diepte van het zwem- en badwater van een badinrichting is voor de zwemmers en baders
niet duidelijk zichtbaar aangegeven op alle punten waar dit met het oog op hun veiligheid
van belang is
|
21 Bhvbz
|
1/2
|
BM
|
078
|
|
in de badinrichting wordt gedurende de openstelling niet in voldoende mate toezicht
uitgeoefend
|
25 Bhvbz
|
1/2
|
BM
|
668
|
|
het niet hebben van een volledig legionellabeheersplan
|
2b lid 4 jo. 2b lid 1 Bhvbz
|
1/2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 079 – BM 081: Ontgrondingenwet (Ogw)
|
|
|
BM
|
079
|
a
|
ontgronden zonder vergunning: als degene die ontgrondt
|
3 Ogw
|
1/2
|
BM
|
079
|
b
|
ontgronden zonder vergunning: als zakelijk gerechtigde of als gebruiker van enig onroerende
zaak
|
3 Ogw
|
1/2
|
BM
|
080
|
|
niet melden van een van de vergunningplicht vrijgestelde ontgronding
|
7 Ogw
|
1/2
|
BM
|
081
|
|
starten met een ontgronding zonder machtiging verleend door bevoegd gezag na verstrijken
termijn als bedoeld in artikel 3:16 Awb
|
12 Ogw
|
1/2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 082 – BM 089 en BM 590 – BM 593: Wet bodembescherming (WBB)
|
|
|
BM
|
082
|
a
|
niet melden van (voorschriften opgenomen in de beschikking, provinciale of gemeentelijke
verordening): start sanering overeenkomstig vastgestelde termijn of voorafgaand aan
de feitelijke sanering
|
39a WBB / Provinciale Milieu Verordening (PMV)
|
1/2
|
BM
|
082
|
b
|
niet melden van (voorschriften opgenomen in de beschikking, provinciale of gemeentelijke
verordening): het bereiken van de einddiepte van een grondsanering vóór het aanbrengen
van aanvulgrond of deklaag
|
39a WBB / Provinciale Milieu Verordening (PMV)
|
1/2
|
BM
|
083
|
|
door degene die voornemens is te saneren dan wel handelingen te verrichten ten gevolge
waarvan de verontreiniging van de bodem wordt verminderd en/of verplaatst overeenkomstig
de regels gesteld krachtens het eerste lid van artikel 39 a, eerste lid WBB, dat voornemen
niet vijf werkdagen voor de start van de bussanering melden aan gedeputeerde staten
van de betrokken provincie
|
39b lid3 WBB (jo 2.1 RUS)
|
1/2
|
BM
|
084
|
a
|
door degene die op en/of in de bodem handelingen verricht met betrekking tot niet
gevaarlijk afval, terwijl hij of zij wist of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat
door die handelingen de bodem kan worden verontreinigd en/of aangetast, niet nemen
van alle maatregelen die redelijkerwijs van hem/haar kunnen worden gevergd, teneinde
die verontreiniging en/of aantasting te voorkomen, dan wel te beperken en/of verminderen:
0 t/m 5 m3
|
13 WBB
|
1/2
|
BM
|
084
|
b
|
door degene die op en/of in de bodem handelingen verricht met betrekking tot niet
gevaarlijk afval, terwijl hij of zij wist of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat
door die handelingen de bodem kan worden verontreinigd en/of aangetast, niet nemen
van alle maatregelen die redelijkerwijs van hem/haar kunnen worden gevergd, teneinde
die verontreiniging en/of aantasting te voorkomen, dan wel te beperken en/of verminderen:
6 t/m 10 m3
|
13 WBB
|
1/2
|
BM
|
085
|
|
door degene die voornemens is de bodem te saneren, bij de melding daarvan bij Gedeputeerde
Staten van de betrokken provincie niet verstrekken van de juiste gegevens
|
28 WBB
|
1/2
|
BM
|
086
|
|
door degene die de bodem saneert of degene die de sanering feitelijk uitvoert, hebben
van een depot langer dan de duur van de sanering of langer dan 6 maanden
|
39a WBB en 2.1. Wabo
|
1/2
|
BM
|
087
|
a
|
door degene die bouw- en sloopafval bewerkt met een mobiele puinbreker niet (tijdig)
melden van dat bewerken aan burgemeester en wethouders
|
4 lid 1 Besluit mobiel breken bouw- en sloopafval
|
1/2
|
BM
|
088
|
|
door degene die de bodem heeft gesaneerd, dan wel een fase van de sanering heeft uitgevoerd,
daarvan niet zo spoedig mogelijk een verslag indienen bij Gedeputeerde Staten of in
dat verslag niet de vereiste gegevens verstrekken
|
39c WBB
|
1/2
|
BM
|
089
|
|
door degene die de bodem heeft gesaneerd, dan wel een fase van de sanering heeft uitgevoerd,
het nazorgplan niet tegelijk, dan wel niet zo spoedig mogelijk na de toezending van
het saneringsverslag indienen
|
39d WBB
|
1/2
|
BM
|
590
|
|
niet melden van (voorschriften opgenomen in de beschikking, provinciale of gemeentelijke
verordening): wijzigingen op het saneringsplan
|
39a Wbb/PMV
|
1/2
|
BM
|
591
|
|
niet melden van (voorschriften opgenomen in de beschikking, provinciale of gemeentelijke
verordening): einde sanering
|
39a Wbb/PMV
|
1/2
|
BM
|
592
|
|
zonder milieukundige begeleiding uitvoeren van de sanering
|
39a Wbb/PMV
|
1/2
|
BM
|
593
|
|
niet melden bij het bevoegd gezag van het voornemen de bodem te saneren, dan wel handelingen
te verrichten ten gevolge waarvan de verontreiniging van de bodem wordt verminderd
of verplaatst
|
28 lid 1 Wbb
|
1/2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 090 – BM 104 en BM 594 – BM 595: Besluit uniforme saneringen (BUS) en Regeling
uniforme saneringen (RUS)
|
|
|
BM
|
090
|
|
door degene die de bodem saneert of degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet
afdoende afsluiten en/of omgeven van de saneringslocatie en/of depots met een hekwerk
|
2 lid 2 BUS (jo 2.2 lid 3 RUS)
|
1/2
|
BM
|
091
|
|
door de milieukundig begeleider van de sanering niet bijhouden van een logboek
|
2 lid 2 BUS (jo 2.3, derde lid RUS)
|
1/2
|
BM
|
092
|
|
door degene die de bodem saneert of degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet
(tijdig) melden van wijzigingen o.b.v. het Besluit uniforme saneringen en de daarbij
behorende Regeling uniforme saneringen
|
10 lid 1 en 2 bus en art. 1.4 lid 1 en 2 RUS
|
1/2
|
BM
|
093
|
|
door degene die de bodem saneert of door degene die de sanering feitelijk uitvoert,
niet deugdelijk afdekken van opgeslagen bij de sanering vrijkomende verontreinigde
grond en/of bodemvreemd materiaal
|
2 lid 2 BUS (jo 2.4 RUS) 8.1 Wm
|
1/2
|
BM
|
094
|
|
door degene die de bodem saneert, of degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet
deugdelijk afdekken van containers voor tijdelijke opslag van bij de sanering vrijkomende
verontreinigde grond en/of bodemvreemd materiaal
|
2 lid 2 BUS (jo 2.4 RUS) 8.1 Wm
|
1/2
|
BM
|
095
|
|
door degene die de bodem saneert, of degene die de sanering feitelijk uitvoert, tijdelijke
depots met bij de sanering vrijkomende verontreinigde grond of bodemvreemd materiaal
na afronding van de grondsanering of langer dan 6 maanden in werking hebben
|
2 lid 2 BUS (jo 2.4 RUS) 8.1 Wm
|
1/2
|
BM
|
096
|
|
door degene die de bodem saneert, of degene die de sanering feitelijk uitvoert, vrijgekomen
asbesthoudende grond of bodemmateriaal niet uiterlijk binnen vier weken na het vrijkomen
ervan afvoeren
|
2 lid 2 BUS (jo 2.5 RUS)
|
1/2
|
BM
|
097
|
|
door degene die de bodem saneert, of degene die de sanering feitelijk uitvoert, de
verontreinigingssituatie onder de isolatielaag niet beschrijven in het evaluatieverslag
m.b.t. kleinschalige immobiele verontreinigingen
|
2 lid 2 BUS (jo 3.1.9 RUS)
|
1/2
|
BM
|
098
|
a
|
door degene die de bodem saneert, of degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet
afvoeren van de ontgraven verontreinigde grond m.b.t. kleinschalige immobiele verontreinigingen:
t/m 10 m3
|
2 lid 2 en 3 BUS (jo 3.1.2 RUS, jo 3.2.2 onder b)
|
1/2
|
BM
|
098
|
b
|
door degene die de bodem saneert, of degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet
afvoeren van de ontgraven verontreinigde grond m.b.t. kleinschalige immobiele verontreinigingen:
van 11 m3 tot 40 m3
|
2 lid 2 en 3 BUS (jo 3.1.2 RUS, jo 3.2.2 onder b)
|
1/2
|
BM
|
099
|
|
door degene die de bodem saneert, of degene die de sanering feitelijk uitvoert, langer
dan 3 werkdagen opslaan van verontreinigde grond op de saneringslocatie ter bepaling
van de afvoerbestemming m.b.t. kleinschalige mobiele verontreinigingen
|
2 lid 2 BUS (jo 3.2.7 RUS)
|
1/2
|
BM
|
100
|
|
door degene die de bodem saneert, of degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet
melden van de datum waarop de einddiepte van de ontgraving zal worden bereikt uiterlijk
één werkdag voorafgaande aan het bereiken van dat punt aan het bevoegd gezag gemeld
m.b.t. kleinschalige mobiele verontreinigingen
|
2 lid 2 BUS (jo 3.2.6 RUS)
|
1/2
|
BM
|
101
|
|
door degene die de bodem saneert, of degene die de sanering feitelijk uitvoert m.b.t.
tijdelijk uitplaatsen van verontreinigde grond de grond niet terugplaatsen in de ontgraving
|
2 lid 2 en en 3 en 7 BUS (jo 3.3.2 RUS)
|
1/2
|
BM
|
102
|
|
niet schriftelijk melden van de datum van voltooiing van de sanering binnen twee weken
na beëindiging van de saneringswerkzaamheden aan het bevoegd gezag
|
11 BUS (jo 4.1 RUS)
|
1/2
|
BM
|
103
|
|
door degene die de landbodem of waterbodem heeft gesaneerd, niet na de uitvoering
van de sanering daarvan binnen acht weken na beëindiging van de saneringswerkzaamheden
schriftelijk verslag doen aan het bevoegd gezag of niet de juiste gegevens verstrekken
in het verslag
|
13 BUS
|
1/2
|
BM
|
104
|
|
door degene die saneert, niet uiterlijk vijf werkdagen voorafgaande aan de aanvang
van de sanering aan het bevoegd gezag schriftelijk de datum of het tijdstip van de
feitelijke aanvang van de saneringswerkzaamheden melden
|
39b lid3 Wbb, 2, lid 2 BUS jo 2.1 RUS
|
1/2
|
BM
|
594
|
|
het laten uitvoeren van de sanering door een persoon of instelling zonder erkenning
op grond van het Besluit bodemkwaliteit
|
2 lid 2 BUS jo 2.2 lid 1 RUS
|
1/2
|
BM
|
595
|
|
het laten uitvoeren van de werkzaamheden, zonder milieukundige begeleiding
|
2 lid 2 BUS jo 2.3 lid 1 RUS
|
1/2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 105 – BM 112 en BM 541 – BM 542: Besluit bodemkwaliteit (Bbk)
|
|
|
BM
|
105
|
a
|
vervaardigen en/of invoeren en/of voor toepassing in Nederland en/of voor handelsdoeleinden
voor de Nederlandse markt voorhanden hebben en/of vervoeren en/of aan een ander ter
beschikking stellen en/of toepassen van bouwstoffen terwijl niet: de samenstellings-
en emissiewaarden van de bouwstof zijn bepaald overeenkomstig de bij ministeriele
regeling gestelde methoden door of onder toezicht van een persoon of instelling die
daartoe beschikt over een erkenning
|
28 lid 1 onder a Bbk
|
1/2
|
BM
|
105
|
b
|
vervaardigen en/of invoeren en/of voor toepassing in Nederland en/of voor handelsdoeleinden
voor de Nederlandse markt voorhanden hebben en/of vervoeren en/of aan een ander ter
beschikking stellen en/of toepassen van bouwstoffen terwijl niet: een bij ministeriele
regeling aangewezen persoon of instelling op een bij ministeriele regeling voorgeschreven
wijze heeft vastgesteld dat de vastgestelde maximale samenstellings- en emissiewaarden
niet zijn overschreden
|
28 lid 1 onder b Bbk
|
1/2
|
BM
|
105
|
c
|
vervaardigen en/of invoeren en/of voor toepassing in Nederland en/of voor handelsdoeleinden
voor de Nederlandse markt voorhanden hebben en/of vervoeren en/of aan een ander ter
beschikking stellen en/of toepassen van bouwstoffen terwijl niet: uit een milieuhygiënische
verklaring blijkt dat wordt voldaan aan het bepaalde in onderdeel a en b
|
28 lid 1 onder c Bbk
|
1/2
|
BM
|
105
|
d
|
vervaardigen en/of invoeren en/of voor toepassing in Nederland en/of voor handelsdoeleinden
voor de Nederlandse markt voorhanden hebben en/of vervoeren en/of aan een ander ter
beschikking stellen en/of toepassen van bouwstoffen terwijl niet: een afleveringsbon
bij de desbetreffende partij aanwezig is die de bij ministeriele regeling vastgestelde
gegevens bevat
|
28 lid 1 onder d Bbk
|
1/2
|
BM
|
106
|
|
door degene die voornemens is een bouwstof toe te passen, dit voornemen niet ten minste
vijf werkdagen voor het toepassen aan de minister van Infrastructuur en Milieu melden
|
32 lid 1 Bbk
|
1/2
|
BM
|
107
|
|
door degene die voornemens is een IBC-bouwstof toe te passen als bedoeld in artikel
30, dat voornemen niet ten minste vier weken voor het toepassen aan de minister van
Infrastructuur en Milieu melden
|
32 lid 2 Bbk
|
1/2
|
BM
|
108
|
|
door degene die voornemens is grond en/of baggerspecie toe te passen, niet overeenkomstig
de bij ministeriele regeling bepaalde methoden door een persoon of instelling die
daartoe beschikt over een erkenning, de kwaliteit van de grond of baggerspecie laten
vaststellen
|
38 lid 1 Bbk
|
1/2
|
BM
|
109
|
|
geen milieuhygiënische verklaring aanwezig hebben bij een partij grond en/of baggerspecie
|
38 lid 2 Bbk
|
1/2
|
BM
|
110
|
|
de kwaliteit van de bodem waarop of waarin de grond en/of baggerspecie wordt toegepast,
niet laten vaststellen overeenkomstig de bij regeling van onze ministers bepaalde
methoden door een persoon of instelling die daartoe beschikt over een erkenning
|
40 lid 1 jo 9 lid 1 Bbk
|
1/2
|
BM
|
111
|
|
niet aanwezig hebben van een milieuhygiënische verklaring waaruit de kwaliteit van
de bodem blijkt
|
40, lid 2 Bbk
|
1/2
|
BM
|
112
|
|
door degene die voornemens is grond en/of baggerspecie toe te passen, dat voornemen
niet ten minste vijf werkdagen van tevoren aan de minister van Infrastructuur en Milieu
melden
|
42 jo 35 Bbk
|
1/2
|
BM
|
541
|
|
een werkzaamheid uitvoeren in strijd met het daarvoor geldende normdocument
|
18 lid 1 Bbk
|
1/2
|
BM
|
542
|
|
door degene die de bouwstoffen toepast niet bewaren van de bijbehorende milieuhygiënische
verklaring en de afleveringsbon gedurende vijf jaar na het tijdstip waarop de bouwstoffen
zijn toegepast
|
28 lid 3 Bbk
|
1/2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 119 – BM 123: Besluit detectie radioactief besmet schroot
|
|
|
BM
|
119
|
a
|
een inrichting drijven en niet onverwijld de ioniserende straling van het schroot
dat binnen de inrichting wordt gebracht meten: meetapparatuur wel aanwezig
|
3 Besluit detectie radioactief besmet schroot
|
1/2
|
BM
|
120
|
|
een inrichting drijven zonder een register van de metingen, bedoeld in art. 3 Besluit
detectie radioactief besmet schroot, bij te houden
|
5 Besluit detectie radioactief besmet schroot jo 3 Besluit detectie radioactief besmet schroot
|
1/2
|
BM
|
121
|
|
metingen als bedoeld in artikel 3 Besluit detectie radioactief besmet schroot niet
door deskundige laten verrichten
|
6 jo 3 Besluit detectie radioactief besmet schroot
|
2
|
BM
|
122
|
|
de registratie van de gegevens als bedoeld in artikel 5 Besluit detectie radioactief
besmet schroot niet door deskundige laten verrichten
|
6 jo 5 Besluit detectie radioactief besmet schroot
|
2
|
BM
|
123
|
|
het niet stellen van financiële zekerheid ter dekking van de kosten die voortvloeien
uit verwijderen van radioactief besmet schroot
|
7/8/9 Besluit detectie radioactief besmet schroot
|
2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 124 – BM 126 Besluit stralingsbescherming
|
|
|
BM
|
124
|
|
het niet stellen van financiële zekerheid ter dekking van de kosten die voortvloeien
uit het afvoeren van afgedankte hoogactieve bron
|
20d Besluit stralingsbescherming
|
2
|
BM
|
125
|
a
|
voor het verwerven van een hoogactieve bron niet aan de minister verstrekken van:
informatie over volume van de bron en bronhouder en vaste afscherming
|
20f Besluit stralingsbescherming
|
1/2
|
BM
|
125
|
b
|
voor het verwerven van een hoogactieve bron niet aan de minister van EL&I verstrekken
van: schriftelijk bewijs dat fin. zekerheid is gesteld
|
20f Besluit stralingsbescherming
|
1/2
|
BM
|
126
|
|
als ondernemer die handelingen als bedoeld in art. 120 van het Besluit stralingsbescherming verricht geen administratie bij houden van die handelingen
|
120 Besluit stralingsbescherming
|
1/2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 127 – BM 135 en BM 515 – BM 526: Scheepsafvalstoffenbesluit (SAB)
|
|
|
BM
|
127
|
|
als schipper er geen zorg voor dragen dat bilgewater en overige olie- en vethoudende
scheepsafvalstoffen aan boord in de bilge van de machinekamer, onderscheidenlijk gescheiden
in de daarvoor bestemde verzamelreservoirs, worden verzameld en bewaard
|
11 SAB
|
1/2
|
BM
|
128
|
|
als schipper voor de opslag van afgewerkte olie los aan dek staande verzamelreservoirs
gebruiken
|
12 lid 2 SAB
|
1/2
|
BM
|
129
|
|
als schipper er niet zorg voor dragen dat een geldig olie-afgifteboekje aan boord
aanwezig is
|
14 lid 1 SAB
|
1/2
|
BM
|
130
|
|
als schipper, na verkrijging van een nieuw olie-afgifteboekje, niet het voorgaande
olie-afgifteboekje ten minste zes maanden na de datum van de laatste daarin opgenomen
vermelding van een afgifte aan boord bewaren
|
14 lid 4 SAB
|
1/2
|
BM
|
131
|
a
|
als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van
een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: het schip bij het laden
vrij van overslagresten of het verwijderen van overslagresten na het laden
|
33 jo 41 SAB
|
2
|
BM
|
131
|
b
|
als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van
een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: aansluitend aan het lossen
van droge lading van of uit het laadruim van een schip de in het laadruim achtergebleven
restlading en/of verpakkings-en stuwingsmateriaal verwijderen en zoveel mogelijk toevoegen
aan geloste lading
|
33 jo 42 SAB
|
2
|
BM
|
131
|
c
|
als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van
een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: aansluitend aan het lossen
van vloeibare lading uit een ladingtank van een schip met behulp van een leiding,
aangesloten op het nalenssysteem van het schip, de restlading uit de ladingtank verwijderen,
zodanig dat de losstandaard nagelensde ladingtank wordt bereikt
|
33 jo 43 SAB
|
2
|
BM
|
131
|
d
|
als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van
een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: bij het lossen uit een
laadruim of een ladingtank van een schip het laadruim of die ladingtank wassen en
het afvalwater met ladingrestanten innemen
|
33 jo 45 SAB
|
2
|
BM
|
131
|
g
|
als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van
een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: voorleggen van de losverklaring
in drievoud aan de schipper dan wel, als het schip niet onder gezag van de schipper
staat, aan de exploitant van het schip
|
33 jo 53, vierde lid SAB
|
2
|
BM
|
131
|
h
|
als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van
een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: het bewaren van het ingevolge
artikel 54 SAB ontvangen exemplaar van de losverklaring in de bedrijfsadministratie
|
33 SAB
|
2
|
BM
|
132
|
|
de schipper draagt er geen zorg voor dat de losverklaringen, ontvangen overeenkomstig
art 53 SAB, het transport begeleiden
|
56 SAB
|
1/2
|
BM
|
133
|
|
als schipper met het schip na het laden de laadplaats verlaten zonder zich ervan te
vergewissen dat de overslagresten zijn verwijderd
|
55 lid 1 SAB
|
1/2
|
BM
|
134
|
a
|
als schipper met het schip na het lossen de losplaats verlaten zonder zich ervan te
vergewissen dat: de overslagresten zijn verwijderd
|
55, lid 2, onderdeel a SAB
|
1/2
|
BM
|
134
|
b
|
als schipper met het schip na het lossen de losplaats verlaten zonder zich ervan te
vergewissen dat: alle geloste laadruimen zijn nagelost en/of ladingtanks nagelensd
|
55, lid 2, onderdeel a SAB
|
1/2
|
BM
|
134
|
c
|
als schipper met het schip na het lossen de losplaats verlaten zonder zich ervan te
vergewissen dat: voldaan is aan de wasverplichting indien die van toepassing is dan
wel hem daartoe volgens de bepalingen uit art 47 SAB een voorziening is toegewezen
|
55, lid 2, onderdeel a SAB
|
1/2
|
BM
|
134
|
d
|
als schipper met het schip na het lossen de losplaats verlaten zonder zich ervan te
vergewissen dat: het afvalwater dat ladingresten bevat, is ingenomen, dan wel hem
daartoe een ontvangstvoorziening is toegewezen, in een geval als bedoeld in artikel
45 SAB
|
55, lid 2, onderdeel a SAB
|
1/2
|
BM
|
135
|
|
als schipper met het schip na het lossen de losplaats verlaten zonder te voldoen aan
de bepalingen ten aanzien van de losverklaring uit artikel 54 SAB
|
55, lid 2, onderdeel a SAB
|
1/2
|
BM
|
515
|
|
door de schipper niet onverwijld waarschuwen van de dichtstbijzijnde bevoegde autoriteit,
terwijl vanaf een schip scheepsafvalstoffen dan wel delen van de lading in een oppervlaktewaterlichaam
zijn geraakt of dreigen te geraken
|
6 SAB
|
1/2
|
BM
|
516
|
|
aan boord van een schip verbranden van scheepsafvalstoffen
|
7 SAB
|
1/2
|
BM
|
517
|
|
reinigingsmiddelen die olie of vet oplossen dan wel emulgerend zijn in de bilge van
de machinekamer dan wel in het bilgewater doen geraken
|
13 lid 1 SAB
|
1/2
|
BM
|
518
|
|
door degene die een inrichting voor het inzamelen van scheepsafvalstoffen drijft niet
of niet juist invullen of ondertekenen van het olie-afgifteboekje
|
17 SAB
|
2
|
BM
|
519
|
|
door de schipper niet of niet juist invullen of ondertekenen van het olie-afgifteboekje
|
18 SAB
|
1/2
|
BM
|
520
|
|
als degene die feitelijk lost, met betrekking tot het lossen van een schip, niet bewaren
in de bedrijfsadministratie van het ingevolge artikel 54, tweede lid, terug ontvangen exemplaar van de losverklaring
|
57 SAB
|
2
|
BM
|
521
|
|
als schipper, bij het afgeven van afvalwater dat ladingrestanten bevat aan een ontvangstvoorziening,
niet in tweevoud de door hem ondertekende losverklaring voorleggen aan degene die
de ontvangstvoorziening drijft of een door deze aangewezen persoon
|
66 SAB
|
1/2
|
BM
|
522
|
|
door degene die een inrichting voor het inzamelen van scheepsafvalstoffen drijft,
na ondertekening niet terugbezorgen van een exemplaar van de ondertekende losverklaring
aan de schipper
|
68, lid 1, SAB
|
1/2
|
BM
|
523
|
|
als schipper niet gedurende zes maanden aan boord bewaren van de terugontvangen ondertekende
losverklaring
|
68, lid 3, SAB
|
1/2
|
BM
|
524
|
|
als exploitant van het schip niet bewaren in de bedrijfsadministratie van de terugontvangen
ondertekende losverklaring
|
68, lid 4, SAB
|
1/2
|
BM
|
525
|
|
als schipper er geen zorg voor dragen dat huisvuil, slops, zuiveringsslib en klein
gevaarlijk afval aan boord naar categorie gescheiden worden gehouden en gescheiden
worden aangeboden bij een ontvangstvoorziening
|
73, lid 1 SAB
|
1/2
|
BM
|
526
|
|
als exploitant van een passagiersschip, dat is uitgerust met een boordzuiveringsinstallatie
voor afvalwater, niet aanbieden van het zuiveringsslib van die installatie bij een
ontvangstvoorziening
|
74 SAB
|
1/2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 136 – BM 165, BM 502 en BM 560 – BM 569:
Vuurwerkbesluit (Vwb)
|
|
|
BM
|
136
|
|
als ondernemer consumentenvuurwerk aan een particulier afleveren buiten de verkoopruimte
|
2.3.4 Vwb
|
1/2
|
BM
|
137
|
a
|
andere werkzaamheden in de bufferbewaarplaats verrichten dan volgens vs. 3.2 van Bijlage I Vuurwerkbesluit is toegestaan: inrichtingen t/m 10.000 kg
|
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.2
|
1/2
|
BM
|
137
|
b
|
andere werkzaamheden in de bufferbewaarplaats verrichten dan volgens vs. 3.2 van Bijlage
I Vuurwerkbesluit is toegestaan: inrichtingen vanaf 10.000 kg
|
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.2
|
2
|
BM
|
138
|
a
|
in de bewaarplaats andere werkzaamheden verrichten dan het inbrengen/uitnemen van
verpakt vuurwerk: inrichtingen t/m 10.000 kg
|
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.3
|
1/2
|
BM
|
138
|
b
|
in de bewaarplaats andere werkzaamheden verrichten dan het inbrengen/uitnemen van
verpakt vuurwerk: inrichtingen vanaf 10.000 kg
|
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.3
|
2
|
BM
|
139
|
a
|
de deur van de (buffer)bewaarplaats niet gesloten houden anders dan ten tijde van
het inbrengen of uitnemen van consumentenvuurwerk: inrichtingen t/m 10.000 kg
|
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.4
|
1/2
|
BM
|
139
|
b
|
de deur van de (buffer)bewaarplaats niet gesloten houden anders dan ten tijde van
het inbrengen of uitnemen van consumentenvuurwerk: inrichtingen vanaf 10.000 kg
|
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.4
|
2
|
BM
|
140
|
a
|
niet voldoen aan inrichting (buffer)bewaarplaats volgens voorschrift 3.6 van Bijlage
1 Vuurwerkbesluit: inrichtingen t/m 10.000 kg
|
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.6
|
1/2
|
BM
|
140
|
b
|
niet voldoen aan inrichting (buffer)bewaarplaats volgens voorschrift 3.6 van Bijlage
1 Vuurwerkbesluit: inrichtingen vanaf 10.000 kg
|
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.6
|
2
|
BM
|
141
|
a
|
tijdens de toegestane verkoopdagen voor de verkoop van consumentenvuurwerk meer dan
500 kg consumentenvuurwerk aanwezig hebben in de verkoopruimte: inrichtingen t/m 10.000
kg
|
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.1
|
1/2
|
BM
|
141
|
b
|
tijdens de toegestane verkoopdagen voor de verkoop van consumentenvuurwerk meer dan
500 kg consumentenvuurwerk aanwezig hebben in de verkoopruimte: inrichtingen vanaf
10.000 kg
|
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.1
|
2
|
BM
|
142
|
a
|
buiten de openingstijden van de winkel tijdens de toegestane verkoopdagen voor de
verkoop van consumentenvuurwerk anders dan 200 kg fop- en schertsvuurwerk in de verkoopruimte
aanwezig hebben: inrichtingen t/m 10.000 kg
|
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.1
|
1/2
|
BM
|
142
|
b
|
buiten de openingstijden van de winkel tijdens de toegestane verkoopdagen voor de
verkoop van consumentenvuurwerk anders dan 200 kg fop- en schertsvuurwerk in de verkoopruimte
aanwezig hebben: inrichtingen vanaf 10.000 kg
|
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.1
|
2
|
BM
|
502
|
|
ander vuurwerk dan consumentenvuurwerk dat voldoet aan de wettelijk eisen hiervoor,
aanprijzen of aanbevelen als consumentenvuurwerk
|
1.2.6 lid 1a Vwb
|
1/2
|
BM
|
567
|
a
|
het in de verkoopruimte aanwezige vuurwerk hebben opgeslagen buiten het bereik van
de sprinklerinstallatie: inrichtingen t/m 10.000 kg
|
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.2
|
1/2
|
BM
|
567
|
b
|
het in de verkoopruimte aanwezige vuurwerk hebben opgeslagen buiten het bereik van
de sprinklerinstallatie: inrichtingen vanaf 10.000 kg
|
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.2
|
2
|
BM
|
568
|
a
|
het in de verkoopruimte aanwezige vuurwerk hebben opgeslagen binnen het bereik van
de sprinklerinstallatie, maar niet buiten het bereik van het publiek: inrichtingen
t/m 10.000 kg
|
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.2
|
1/2
|
BM
|
568
|
b
|
het in de verkoopruimte aanwezige vuurwerk hebben opgeslagen binnen het bereik van
de sprinklerinstallatie, maar niet buiten het bereik van het publiek: inrichtingen
vanaf 10.000 kg
|
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.2
|
2
|
BM
|
569
|
|
ander vuurwerk dan consumentenvuurwerk dat voldoet aan de wettelijk eisen hiervoor,
aanprijzen of aanbevelen, wetend of vermoedend dat het voor een ander doel zal worden
aangewend dan waarvoor het geschikt is
|
1.2.6 lid 1b Vwb
|
1/2
|
BM
|
146
|
a
|
het niet voldoen aan de constructie-eisen terwijl vuurwerk aanwezig is: inrichtingen
t/m 10.000 kg
|
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb paragraaf 2
|
1/2
|
BM
|
146
|
b
|
het niet voldoen aan de constructie-eisen terwijl vuurwerk aanwezig is: inrichtingen
vanaf 10.000 kg
|
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb paragraaf 2
|
2
|
BM
|
148
|
a
|
het niet voldoen aan de voorschriften m.b.t. brandveiligheidsinstallatie terwijl vuurwerk
aanwezig is: inrichtingen t/m 10.000 kg
|
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb paragraaf 5
|
1/2
|
BM
|
148
|
b
|
het niet voldoen aan de voorschriften m.b.t. brandveiligheidsinstallatie terwijl vuurwerk
aanwezig is: inrichtingen vanaf 10.000 kg
|
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb paragraaf 5
|
2
|
BM
|
149
|
a
|
in gebruik nemen van een (buffer)bewaarplaats en een verkoopruimte zonder een, door
een inspectie-instelling afgegeven inspectierapport, waaruit blijkt dat de brandbeveiligingsinstallatie
voldoet aan het goedgekeurde uitgangspuntendocument: inrichtingen t/m 10.000 kg
|
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 5.3
|
1/2
|
BM
|
149
|
b
|
in gebruik nemen van een (buffer)bewaarplaats en een verkoopruimte zonder een, door
een inspectie-instelling afgegeven inspectierapport, waaruit blijkt dat de brandbeveiligingsinstallatie
voldoet aan het goedgekeurde uitgangspuntendocument: inrichtingen vanaf 10.000 kg
|
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 5.3
|
2
|
BM
|
150
|
|
het niet registreren van hetgeen onder artikel 1.4.2 lid 1 onder a en b Vuurwerkbesluit staat genoemd, indien men vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik
vervaardigt, binnen het grondgebied van Nederland brengt of voor handelsdoeleinden
voorhanden heeft
|
1.4.2 lid 1 Vwb
|
2
|
BM
|
152
|
|
het niet ten minste 48 uur voorafgaand aan het binnen of buiten Nederland brengen
van vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik, een elektronische melding
indienen bij het bevoegd gezag
|
1.3.2 lid 1 Vwb
|
2
|
BM
|
153
|
|
het niet ten minste 48 uur voorafgaand aan het ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk
aan een groothandelaar of professioneel vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor
theatergebruik aan een ander, een elektronische melding indienen bij het bevoegd gezag
|
1.4.1 lid 1 Vwb
|
2
|
BM
|
156
|
|
vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik in de handel brengen, voorhanden
hebben, aan een ander ter beschikking stellen of gebruiken anders dan met inachtneming
van de voorschriften gesteld bij of krachtens de artikelen 1A.4.1, 2.1.3, 3.1.1 en 3A.1.1 met betrekking tot de aanduiding en het bezigen van vermeldingen
|
1A.2.1 lid 3 Vwb
|
2
|
BM
|
157
|
|
in strijd met artikel 1.2.5 Vuurwerkbesluit niet ononderbroken een vervoermiddel met vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor
theatergebruik beladen en/of daaruit lossen
|
1.2.5 lid 1 onder b Vwb
|
1/2
|
BM
|
159
|
a
|
er geen zorg voor dragen dat de burgemeester en wethouders en de burgemeester van
de gemeente waarin de inrichting is gelegen, en het bestuur van de regionale brandweer,
bij de toegang tot de inrichting direct toegang hebben tot in ieder geval de actuele
gegevens als bedoeld in artikel 1.4.3 van het Vuurwerkbesluit: opslag voor doorvoer
|
1.4.3 jo 1.1.4 Vwb
|
2
|
BM
|
159
|
b
|
er geen zorg voor dragen dat de burgemeester en wethouders en de burgemeester van
de gemeente waarin de inrichting is gelegen, en het bestuur van de regionale brandweer,
bij de toegang tot de inrichting direct toegang hebben tot in ieder geval de actuele
gegevens als bedoeld in artikel 1.4.3 van het Vuurwerkbesluit: opslag consumentenvuurwerk
|
1.4.3 jo 2.2.1 Vwb
|
1/2
|
BM
|
159
|
c
|
er geen zorg voor dragen dat de burgemeester en wethouders en de burgemeester van
de gemeente waarin de inrichting is gelegen, en het bestuur van de regionale brandweer,
bij de toegang tot de inrichting direct toegang hebben tot in ieder geval de actuele
gegevens als bedoeld in artikel 1.4.3 van het Vuurwerkbesluit: opslag professioneel
vuurwerk eventueel met consumentenvuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik
|
1.4.3 jo 3.2.1 Vwb
|
2
|
BM
|
159
|
d
|
er geen zorg voor dragen dat de burgemeester en wethouders en de burgemeester van
de gemeente waarin de inrichting is gelegen, en het bestuur van de regionale brandweer,
bij de toegang tot de inrichting direct toegang hebben tot in ieder geval de actuele
gegevens als bedoeld in artikel 1.4.3 van het Vuurwerkbesluit: opslag pyrotechnische
artikelen voor theatergebruik eventueel met consumentenvuurwerk of professioneel vuurwerk
|
1.4.3 jo 3A.2.1 Vwb
|
2
|
BM
|
160
|
|
zonder daartoe verleende vergunning consumentenvuurwerk, professioneel vuurwerk of
pyrotechnische artikelen voor theatergebruik tot ontbranding brengen, ten behoeve
daarvan opbouwen, installeren, bewerken, dan wel na ontbranding verwijderen
|
3B.1 lid 1 Vwb
|
1/2
|
BM
|
162
|
|
ter dekking van de aansprakelijkheid, geen verzekering of anderszins financiële zekerheid
van ten minste € 2.500.000 per gebeurtenis stellen bij de aanvraag en in stand houden
tot het moment waarop de vergunning vervalt
|
3B.2 lid 3 en 4 Vwb
|
2
|
BM
|
163
|
|
geen melding doen aan het bevoegd gezag voorafgaand aan het tot ontbranding brengen
van ten hoogste 20 kg theatervuurwerk of ten hoogste 200 kg consumentenvuurwerk
|
3B.4 lid 1 Vwb
|
1/2
|
BM
|
164
|
|
niet ten minste 2 weken voordat de artikelen tot ontbranding worden gebracht een melding
als bedoeld in art. 3b.4 lid 1 Vwb doen toekomen aan het bevoegd gezag
|
3B4 lid 4 Vwb
|
1/2
|
BM
|
165
|
|
niet voldoen aan hetgeen in artikel 3B.6 van het Vuurwerkbesluit m.b.t. het bijhouden van een register is opgenomen
|
3B.6 Vwb
|
1/2
|
BM
|
560
|
|
in strijd met artikel 1.2.5 Vuurwerkbesluit het laten staan en het laten liggen van
een vervoermiddel waarin of waarop zich vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor
theatergebruik bevinden
|
1.2.5 lid 1 onder a. Vwb
|
1/2
|
BM
|
561
|
|
ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk aan een particulier buiten de vastgestelde
data genoemd in artikel 2.3.2 lid 2 van het Vuurwerkbesluit door degene die een inrichting drijft waar consumentenvuurwerk
wordt opgeslagen, herverpakt of bewerkt: minder dan 25 kg
|
2.3.2 lid 1 Vwb
|
1/2
|
BM
|
562
|
|
ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk aan een particulier buiten de vastgestelde
data genoemd in artikel 2.3.2 lid 2 van het Vuurwerkbesluit door degene die een inrichting
drijft waar consumentenvuurwerk wordt opgeslagen, herverpakt of bewerkt: 25 kg tot
50 kg
|
2.3.2 lid 1 Vwb
|
1/2
|
BM
|
563
|
|
per levering meer dan 25 kg consumentenvuurwerk aan een particulier ter beschikking
stellen binnen de vastgestelde data genoemd in artikel 2.3.2 lid 2 van het Vuurwerkbesluit
|
2.3.3 Vwb
|
1/2
|
BM
|
564
|
|
verkopen of anderszins ter beschikking stellen aan particulieren jonger dan 12 jaar:
categorie 1 vuurwerk
|
2.3.5 Vwb
|
1/2
|
BM
|
565
|
|
verkopen of anderszins ter beschikking stellen aan particulieren jonger dan 16 jaar:
categorie 2 vuurwerk
|
2.3.5 Vwb
|
1/2
|
BM
|
566
|
|
verkopen of anderszins ter beschikking stellen aan particulieren jonger dan 18 jaar:
categorie 3 vuurwerk
|
2.3.5 Vwb
|
1/2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 166 – BM 168: Wet explosieven voor civiel gebruik (Wecg)
|
|
|
BM
|
166
|
|
als houder van een vergunning of een bewijs van toestemming voor de overbrenging van
explosieven, niet deze explosieven tot aan de plaats waar de overbrenging eindigt
en/of bij het verlaten van het grondgebied van Nederland, doen vergezellen van deze
vergunning of dit bewijs van toestemming
|
14 Wecg
|
1/2
|
BM
|
167
|
|
als degene voor wie de explosieven bestemd zijn en/of als onderneming uit de sector
explosieven niet op verzoek van de autoriteit, die daarom verzoekt als bedoeld in
artikel 16 Wet explosieven civiel gebruik, de gegevens die hem ter beschikking staan, zenden aan deze bevoegde autoriteit
|
16 Wecg
|
1/2
|
BM
|
168
|
|
geen registratie bijhouden die voldoet aan hetgeen in artikel 21 Wet explosieven voor civiel gebruik is gesteld
|
21 Wecg
|
1/2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummer BM 169: en BM 332: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
|
|
|
BM
|
169
|
a
|
een bouwwerk slopen zonder de vereiste vergunning of ontheffing volgens een provinciale
of gemeentelijke verordening: particulier-eigenaar/opdrachtgever
|
2.2 Wabo
|
1
|
BM
|
169
|
b
|
een bouwwerk slopen zonder de vereiste vergunning of ontheffing volgens een provinciale
of gemeentelijke verordening: bedrijfsmatig-eigenaar/opdrachtgever
|
2.2 Wabo
|
2
|
BM
|
169
|
c
|
een bouwwerk slopen zonder de vereiste vergunning of ontheffing volgens een provinciale
of gemeentelijke verordening: particulier-aannemer
|
2.2 Wabo
|
1
|
BM
|
169
|
d
|
een bouwwerk slopen zonder de vereiste vergunning of ontheffing volgens een provinciale
of gemeentelijke verordening: bedrijfsmatig-aannemer
|
2.2 Wabo
|
2
|
BM
|
332
|
|
zonder een omgevingsvergunning oprichten, veranderen of veranderen van de werking,
of in werking hebben van een inrichting
|
2.1 lid 1 onder e Wabo
|
1/2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 170 – BM 172: Wet milieubeheer
|
|
|
BM
|
170
|
|
niet zo spoedig mogelijk melden van een ongewoon voorval in een inrichting, niet zijnde
een BRZO-inrichting
|
17.2, 1e lid Wm
|
1/2
|
BM
|
171
|
|
niet (tijdig) verstrekken van voorgeschreven gegevens met betrekking tot een ongewoon
voorval in een inrichting, niet zijnde een BRZO-inrichting
|
17.2, 2e lid jo 1e lid Wm
|
1/2
|
BM
|
172
|
|
niet zo spoedig mogelijk (binnen 48 uur) melden van een gebeurtenis m.b.t. een afvalvoorziening,
niet zijnde een BRZO-inrichting
|
17.5a, 1e lid WM
|
1/2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 174 – BM 220, BM 329 – BM 330, BM 596 – BM 611 en BM 657 – BM 666: Activiteitenbesluit milieubeheer (Abm)
|
|
|
BM
|
657
|
|
bovengrondse tank is niet voorzien van een geldig normdocument (tank-installatiecertificaat
KIWA)
|
3.54d Abm jo 3.71d lid 2 Arm
|
1/2
|
BM
|
658
|
|
niet binnen zes maanden na beëindiging van de inrichting en/of de IPPC-installatie
en/of na beëindiging van het opslaan van vloeibare brandstof en/of afgewerkte olie
en/of pekel in een ondergrondse opslagtank indienen van een rapport van bodemonderzoek
|
2.11 lid 3 Abm
|
1/2
|
BM
|
659
|
|
kas waarin assimilatiebelichting wordt toegepast, is aan de bovenzijde niet voorzien
van een lichtscherminstallatie waarmee ten minste 98% van de lichtuitstraling kan
worden gereduceerd: 17.500 vierkante meter of minder teeltoppervlakte
|
3.56 Abm
|
1/2
|
BM
|
660
|
|
kas waarin assimilatiebelichting wordt toegepast, is aan de bovenzijde niet voorzien
van een lichtscherminstallatie waarmee ten minste 98% van de lichtuitstraling kan
worden gereduceerd: meer dan 17.500 vierkante meter teeltoppervlakte
|
3.56 Abm
|
1/2
|
BM
|
661
|
|
bij toepassen assimilatiebelichting met een verlichtingssterkte van ten minste 15.000
lux vanaf het tijdstip van zonsondergang tot het tijdstip van zonsopgang bovenzijde
van de kas niet zodanig afschermen dat ten minste 98% van de lichtuitstraling wordt
gereduceerd: 17.500 vierkante meter of minder teeltoppervlakte
|
3.57 Abm
|
2
|
BM
|
662
|
|
bij toepassen assimilatiebelichting met een verlichtingssterkte van ten minste 15.000
lux vanaf het tijdstip van zonsondergang tot het tijdstip van zonsopgang bovenzijde
van de kas niet zodanig afschermen dat ten minste 98% van de lichtuitstraling wordt
gereduceerd: meer dan 17.500 vierkante meter teeltoppervlakte
|
3.57 Abm
|
2
|
BM
|
663
|
|
tijdens donkerteperiode toepassen assimilatiebelichting met een verlichtingssterkte
van minder dan 15.000 lux, terwijl de bovenzijde niet zodanig is afgeschermd dat de
lichtuitstraling met ten minste 98% wordt gereduceerd: 17.500 vierkante meter of minder
teeltoppervlakte
|
3.58 Abm
|
1/2
|
BM
|
664
|
|
tijdens donkerteperiode toepassen assimilatiebelichting met een verlichtingssterkte
van minder dan 15.000 lux, terwijl de bovenzijde niet zodanig is afgeschermd dat de
lichtuitstraling met ten minste 98% wordt gereduceerd: meer dan 17.500 vierkante meter
teeltoppervlakte
|
3.58 Abm
|
1/2
|
BM
|
665
|
|
bij toepassen assimilatiebelichting vanaf het tijdstip van zonsondergang tot het tijdstip
van zonsopgang gevel niet zodanig afschermen dat de lichtuitstraling op een afstand
van ten hoogste 10 meter van die gevel met ten minste 95% wordt gereduceerd en de
gebruikte lampen buiten de inrichting niet zichtbaar zijn: 50 meter of minder gevel
niet in orde
|
3.59 Abm
|
1/2
|
BM
|
666
|
|
bij toepassen assimilatiebelichting vanaf het tijdstip van zonsondergang tot het tijdstip
van zonsopgang gevel niet zodanig afschermen dat de lichtuitstraling op een afstand
van ten hoogste 10 meter van die gevel met ten minste 95% wordt gereduceerd en de
gebruikte lampen buiten de inrichting niet zichtbaar zijn: meer dan 50 meter gevel
niet in orde
|
3.59 Abm
|
1/2
|
BM
|
174
|
|
verbranden van afvalstoffen in een inrichting
|
2.14a 1e lid Abm
|
1/2
|
BM
|
175
|
|
niet binnen 8 weken na beëindiging van de inrichting de daarin aanwezige afvalstoffen
uit de inrichting afvoeren
|
2.14a 7e lid Abm
|
1/2
|
BM
|
176
|
|
niet aanwezig hebben van een actuele beschrijving van de procedures van acceptatie
en controle van ontvangen afvalstoffen, i.v.m. doelmatig beheer van de op- en/of overgeslagen
en/of te verwerken afvalstoffen binnen de inrichting
|
2.14b 1e lid Abm
|
1/2
|
BM
|
178
|
|
niet aanwezig zijn van een bedrijfsnoodplan in een inrichting waar gasdrukmeet- en
regelstations categorie B en/of C in werking zijn
|
3.12 1e lid Abm
|
1/2
|
BM
|
179
|
|
ontbreken van de in artikel 3.12, tweede lid, Abm voorgeschreven informatie in het
bedrijfsnoodplan, bedoeld in artikel 3.12, eerste lid, Abm
|
3.12 2e lid Abm
|
1/2
|
BM
|
180
|
|
niet aan de regionale brandweer en/of bevoegd gezag toesturen van een bedrijfsnoodplan,
bedoeld in artikel 3.12, eerste lid, Abm, of wijzigingen daarvan
|
3.12 3e lid Abm
|
1/2
|
BM
|
181
|
|
bedienend personeel geen toegang bieden tot de documenten, bedoeld in artikel 3.12,
vijfde lid, Abm
|
3.12 5e lid Abm
|
1/2
|
BM
|
182
|
|
niet ten minste eenmaal per kalenderjaar laten beoordelen van een windturbine op de
noodzakelijke beveiligingen, onderhoud en reparaties door een deskundige op dat gebied
|
3.14 1e lid Abm
|
1/2
|
BM
|
183
|
|
niet onverwijld opheffen van afwijkingen geconstateerd tijdens de uitvoering van de
in artikel 3.20, vijfde lid, bedoelde controle van een systeem voor dampretour Stage-II
|
3.20 lid 7 Abm
|
1/2
|
BM
|
184
|
|
de resultaten van de metingen en/of herkeuring en/of controle, bedoeld in artikel
3.20, Abm worden niet ten minste drie jaar opgenomen in een installatieboek
|
3.22 1e lid jo 3e lid Abm
|
1/2
|
BM
|
185
|
|
ontbreken in het installatieboek van een plattegrond op een schaal van ten minste
één op tweehonderdvijftig aanduidende uit- en inwendige samenstelling van de inrichting
en toebehoren en/of alle bewijzen van gecertificeerde en/of geaccrediteerde aanleg
en inspectie uit te voeren op grond van het Abm
|
3.22 2e lid Abm
|
1/2
|
BM
|
186
|
|
niet ten minste eenmaal per twee kalenderjaren keuren van een koelinstallatie met
een inhoud van 12 kg of meer aan natuurlijk koudemiddel op veilig functioneren en/of
lekkages en/of energiezuinigheid
|
3.16d 3e lid jo 1e lid Abm
|
1/2
|
BM
|
187
|
|
niet ten minste eenmaal per twee kalenderjaren keuren van een ammoniakkoelsysteem,
als bedoeld in artikel 3.16d Abm op veilig functioneren en/of lekkages en/of energiezuinigheid
|
3.16d 3e lid jo 2e lid Abm
|
1/2
|
BM
|
188
|
|
niet laten uitvoeren van een keuring van een koelinstallatie en/of een ammoniakkoelsysteem,
als bedoeld in artikel 3.16d Abm door een onafhankelijk deskundig persoon, die van
de keuring een rapport opmaakt dat hij ter beschikking stelt aan de drijver van de
inrichting
|
3.16d 4e lid Abm
|
1/2
|
BM
|
189
|
|
niet binnen twee weken uitvoeren van onderhoud, terwijl uit een keuring aan een koelinstallatie
en/of een ammoniakkoelsysteem blijkt dat onderhoud vereist is
|
3.16d 5e lid Abm
|
1/2
|
BM
|
191
|
|
niet bewaren van het laatst opgestelde keuringsrapport en/of het laatst opgestelde
onderhoudsbewijs met betrekking tot een koelinstallatie en/of een ammoniakkoelsysteem
|
3.16d 6e lid Abm
|
1/2
|
BM
|
192
|
|
binnen een inrichting in de buitenlucht hout, kurk dan wel houten, kurken of houtachtige
voorwerpen m.b.v. een nevelspuit coaten of lijmen dan wel m.b.v. een nevelspuit te
reinigen met vluchtige organische stoffen houdende producten
|
4.22 1e lid Abm
|
1/2
|
BM
|
193
|
|
binnen een inrichting in de buitenlucht rubber, kunststof of rubber- of kunststofproducten
m.b.v. een nevelspuit te te coaten of te lijmen dan wel m.b.v. een nevelspuit te reinigen
met vluchtige organische stoffen houdende producten
|
4.28 1e lid Abm
|
1/2
|
BM
|
194
|
|
in een inrichting in de buitenlucht verspanende en/of thermische bewerkingen en/of
mechanische eindafwerking van metalen uitvoeren
|
4.32 1e lid Abm
|
1/2
|
BM
|
195
|
|
in een inrichting in de buitenlucht verrichten van laswerkzaamheden
|
4.39 1e lid Abm
|
1/2
|
BM
|
196
|
|
in een inrichting in de buitenlucht straalwerkzaamheden verrichten
|
4.49 1e lid Abm
|
1/2
|
BM
|
197
|
|
in een inrichting in de buitenlucht anorganische deklagen op metalen aanbrengen
|
4.57 1e lid Abm
|
1/2
|
BM
|
198
|
|
binnen een inrichting in de buitenlucht steen mechanisch bewerken
|
4.74aa 1e lid Abm
|
1/2
|
BM
|
199
|
|
binnen een inrichting in de buitenlucht met behulp van een nevelspuit vluchtige organische
stoffen houdende lijmen, harsen of coating aanbrengen op steen
|
4.74e 1e lid Abm
|
1/2
|
BM
|
200
|
|
niet aanhouden van een afstand van ten minste 20 meter tussen een op de wal geplaatste
vaste afleverinstallatie alsmede het vulpunt voor het afleveren van lichte olie aan
vaartuigen en buiten de inrichting gelegen kwetsbare objecten
|
4.77 2e lid Abm
|
1/2
|
BM
|
596
|
|
het niet indienen van een akoestisch rapport bij een melding als bedoeld in artikel 1.10 van het Abm
|
1.11 Arm
|
1/2
|
BM
|
597
|
|
de binnen de inrichting aanwezige als bodembeschermende voorziening toegepaste vloer
of verharding of geomembraanbaksysteem niet (tijdig) laten beoordelen door een instelling
die beschikt over een erkenning
|
2.9 lid 1 Abm jo 2.1 Arm
|
1/2
|
BM
|
598
|
|
het verrichten van bodembedreigende activiteiten zonder dat sprake is afdoende bodembeschermende
voorzieningen
|
2.9 lid 1 Abm jo 2.4 Arm
|
1/2
|
BM
|
599
|
|
niet tenminste eenmaal per jaar bemonsteren grondwaterpeilbuizen
|
2.10 lid 1 Abm jo 2.2 lid 4 Arm
|
1/2
|
BM
|
600
|
|
ten behoeve van een verwaarloosbaar bodemrisico de kathodische bescherming niet ten
minste eens per jaar op goede werking controleren
|
2.10 lid 2 jo 3.36 lid 1 Arm
|
1/2
|
BM
|
601
|
|
het niet binnen 3 maanden na oprichting van de inrichting indienen van een bodemonderzoek
|
2.11 lid 1 Abm
|
1/2
|
BM
|
602
|
|
het niet eenmaal per twee jaar op goede werking controleren van het temperatuurgevoelige
element van een vaste afleverinstallatie van vloeibare brandstoffen
|
3.19 Abm jo. 3.21 lid 2 Arm
|
1/2
|
BM
|
603
|
|
ten behoeve van een verwaarloosbaar bodemrisico niet binnen tien werkdagen na ontvangst
van een autowrak stoffen/preparaten/producten aftappen of demonteren
|
3.26a Abm jo 3.27d Arm
|
1/2
|
BM
|
604
|
|
de binnen de inrichting aanwezige ondergrondse tank niet tijdig keuren/herkeuren
|
3.30 Abm jo 3.35 lid 2 Arm
|
1/2
|
BM
|
605
|
|
het binnen de inrichting meer dan 1 keer per week wassen van motorvoertuigen, werktuigen
of spoorvoertuigen boven een niet vloeistofdichte vloer of verharding
|
3.23b Abm jo 3.27 lid 1 Arm
|
1/2
|
BM
|
606
|
|
de binnen de inrichting aanwezige opslagtank bestemd voor de opslag van halfzware
olie niet uitvoeren, installeren, repareren, vervangen of beoordelen overeenkomstig
het aangewezen normdocument of door een persoon of instelling die beschikt over een
erkenning
|
4.6 Abm jo art. 4.15 Arm
|
1/2
|
BM
|
607
|
|
niet ten minste eenmaal per jaar op goede werking controleren van een EU-systeem voor
dampretour stage II
|
3.20 lid 5 Abm
|
1/2
|
BM
|
608
|
|
niet ten minste eenmaal per drie jaar op goede werking controleren van een EU-systeem
voor dampretour stage II bij aanwezigheid automatisch bewakingssysteem
|
3.20 lid 5 Abm
|
1/2
|
BM
|
609
|
|
niet ten minste eenmaal per jaar een controle uitvoeren op de aanwezigheid van water
en bezinksel
|
3.30 Abm jo 3.36 lid 5 Arm
|
1/2
|
BM
|
610
|
|
niet ten minste eenmaal per drie jaar een controle uitvoeren op de aanwezigheid van
water en bezinksel (bij opslagtanks die zijn voorzien van een inwendige coating overeenkomstig
BRL K779)
|
3.30 Abm jo. 3.36 lid 7 Arm
|
1/2
|
BM
|
611
|
|
niet zo vaak als nodig, binnen een straal van 25 meter van de inrichting, etenswaren,
verpakkingen, sport- of spelmaterialen, of andere materialen die uit de inrichting
afkomstig zijn of voor de inrichting zijn bestemd verwijderen
|
2.13 Abm
|
1/2
|
BM
|
204
|
|
aanwezig hebben van meer dan 4 autowrakken in een inrichting voor onderhoud en/of
reparatie van motorvoertuigen, niet zijnde een autodemontagebedrijf of een inrichting
voor het opslaan van autowrakken in het kader van hulpverlening aan kentekenhouders
door een daartoe aangewezen instantie of in het kader van onderzoek door politie of
justitie
|
4.84 1e lid Abm
|
1/2
|
BM
|
205
|
|
anders dan bij een demontagebedrijf verwijderen en/of nuttig toepassen van een autowrak
en/of de daarin aanwezige materialen of onderdelen, tenzij sprake is van de uitzondering
vermeld in artikel 4.84, tweede lid, onder 1e en/of 2e, Abm
|
4.84 2e lid Abm
|
1/2
|
BM
|
206
|
|
in een inrichting in de buitenlucht proefdraaien van verbrandingsmotoren
|
4.84 3e lid Abm
|
1/2
|
BM
|
207
|
|
in een inrichting niet uitsluitend voor de eindreiniging van zeefdrukramen gebruiken
van reinigingsmiddelen met een vlampunt groter dan 55 graden Celsius en op waterbasis
|
4.90 Abm
|
1/2
|
BM
|
212
|
|
in een inrichting meetinstrumentarium niet ter plaatse van een meetplaats bevestigen
|
4.99 17e lid Abm
|
1/2
|
BM
|
213
|
|
als drijver van de inrichting niet bewaren van het laatste keurings- en/of onderhoudsrapport
met betrekking tot een machine bestemd voor het reinigen met een koolwaterstof, waaruit
mede blijkt wie en wanneer de keuring of het onderhoud heeft en/of is verricht
|
4.101 3e lid Abm
|
1/2
|
BM
|
216
|
|
bij een jachthaven, die gewoonlijk wordt aangedaan door zeegaande pleziervaartuigen,
niet na overleg met betrokken partijen eens in de drie jaar een passend plan vaststellen
voor het in ontvangst nemen en verder beheren van afvalstoffen
|
3.26j 3e lid Abm
|
1/2
|
BM
|
217
|
|
door degene die een jachthaven drijft, niet eens in de drie jaar een plan als bedoeld
in artikel 3.26j Abm aan het bevoegd gezag ter goedkeuring voorleggen
|
3.26j 3e lid Abm
|
1/2
|
BM
|
218
|
|
in een inrichting niet inpandig slachten van dieren en/of bewerken van dierlijke bijproducten
|
3.134 lid 1 Abm
|
1/2
|
BM
|
219
|
|
in een inrichting niet uitschakelen van de verlichting in de buitenlucht tussen 23.00
uur en 07.00 uur en/of als er geen sport beoefend wordt en/of als er geen onderhoud
plaatsvindt
|
3.148 1e lid Abm
|
1/2
|
BM
|
220
|
|
in of vanuit een inrichting lozen van spuiwater uit recreatieve visvijvers op een
oppervlaktewaterlichaam en/of op of in de bodem en/of in een voorziening voor de inzameling
en het transport van afvalwater, niet zijnde een vuilwaterriool
|
3.150 2e lid Abm
|
1/2
|
BM
|
329
|
|
bij het drijven van een inrichting waar uitsluitend of in hoofdzaak horeca-, sport-
of recreatieactiviteiten plaatsvinden, niet in achtnemen van het maximaal toegestane
geluidsniveau overschrijding: min. 10 dB(A), max. 21 dB(A)
|
2.17 Abm
|
1/2
|
BM
|
330
|
|
bij het drijven van een inrichting waar uitsluitend of in hoofdzaak horeca-, sport-
of recreatieactiviteiten plaatsvinden, overschrijden van het maximaal toegestane geluidsniveau
(overschrijding: 22 dB(A) of meer)
|
2.17 Abm
|
1/2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 225 – BM 229 en BM 669: Waterwet (Wtw)
|
|
|
BM
|
224
|
|
zonder vergunning stoffen in een oppervlaktewaterlichaam brengen
|
6.2 Wtw
|
1/2
|
BM
|
225
|
|
zonder vergunning van Gedeputeerde Staten grondwater onttrekken of water infiltreren
zonder vergunning als bedoeld in artikel 6.4 Waterwet (max. 50 m3/u)
|
6.4 Wtw
|
1/2
|
BM
|
226
|
|
door degene die handelingen verricht als bedoeld in artikel 6.8 Waterwet, een daardoor veroorzaakte verontreiniging of aantasting van de bodem of oever van
een oppervlaktewaterlichaam niet zo spoedig mogelijk melden aan de beheerder
|
6.9, lid 1 Wtw
|
1/2
|
BM
|
227
|
a
|
met een voertuig betreden van een waterstaatswerk in beheer bij het Rijk, in strijd
met een toegangsverbod: met motorvoertuig
|
6.10 Wtw
|
1/2
|
BM
|
227
|
b
|
met een voertuig betreden van een waterstaatswerk in beheer bij het Rijk, in strijd
met een toegangsverbod: zonder motorvoertuig
|
6.10 Wtw
|
1/2
|
BM
|
227
|
c
|
het zich als persoon bevinden op een waterstaatswerk in beheer bij het Rijk, terwijl
op een voor het publiek duidelijke wijze is aangegeven dat dit verboden is
|
6.10 Wtw
|
1
|
BM
|
228
|
a
|
brengen van stoffen, niet zijnde een gevaarlijke (afval)stof, in een oppervlaktewaterlichaam
in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden
vergunningvoorschriften: 1 t/m 10% overschrijding
|
6.20, lid 3 Wtw
|
1/2
|
BM
|
228
|
b
|
brengen van stoffen, niet zijnde een gevaarlijke (afval)stof, in een oppervlaktewaterlichaam
in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden
vergunningvoorschriften: 11 t/m 20% overschrijding
|
6.20, lid 3 Wtw
|
1/2
|
BM
|
228
|
c
|
brengen van stoffen, niet zijnde een gevaarlijke (afval)stof, in een oppervlaktewaterlichaam
in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden
vergunningvoorschriften: 21 t/m 30% overschrijding
|
6.20, lid 3 Wtw
|
1/2
|
BM
|
228
|
d
|
brengen van stoffen, niet zijnde een gevaarlijke (afval)stof, in een oppervlaktewaterlichaam
in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden
vergunningvoorschriften: 31 t/m 40% overschrijding
|
6.20, lid 3 Wtw
|
1/2
|
BM
|
228
|
e
|
brengen van stoffen, niet zijnde een gevaarlijke (afval)stof, in een oppervlaktewaterlichaam
in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden
vergunningvoorschriften 41 t/m 50% overschrijding
|
6.20, lid 3 Wtw
|
1/2
|
BM
|
229
|
a
|
handelen in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden
vergunningsvoorschriften: niet melden van een calamiteit met relatief beperkte gevolgen
voor het oppervlaktewaterlichaam
|
6.20 lid 3 Wtw
|
1/2
|
BM
|
229
|
b
|
handelen in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden
vergunningsvoorschriften: niet voldoen aan administratieve verplichtingen
|
6.20 lid 3 Wtw
|
1/2
|
BM
|
229
|
c
|
handelen in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden
vergunningsvoorschriften: niet treffen van voorgeschreven voorzieningen
|
6.20 lid 3 Wtw
|
1/2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 231 – BM 233, BM 540 en BM 672 – BM 673: Waterbesluit (Wtb)
|
|
|
BM
|
230
|
|
niet melden bij het bevoegd gezag van een grondwateronttrekking of infiltratie van
water, waarvoor geen vergunning is vereist krachtens artikel 6.4 Waterwet of een verordening
van het waterschap
|
6.11, lid 1 Wtb
|
1/2
|
BM
|
231
|
|
niet voldoen aan de meetplicht ten aanzien van de in elk kwartaal onttrokken hoeveelheid
grondwater of geïnfiltreerd water
|
6.11, lid 2 Wtb
|
1/2
|
BM
|
232
|
|
niet voldoen aan de verplichting tot het meten van de kwaliteit van geïnfiltreerd
water overeenkomstig de bij ministeriële regeling gestelde regels
|
6.11, lid 3 Wtb
|
1/2
|
BM
|
233
|
|
niet binnen de hiervoor gestelde termijn opgave doen aan het bevoegd gezag over de
in het voorgaande kalenderjaar gemeten hoeveelheden onttrokken grondwater, geïnfiltreerd
water of de kwaliteit van het geïnfiltreerde water
|
6.11, lid 4 Wtb
|
1/2
|
|
|
|
zonder daartoe strekkende vergunning van Onze Minister als bedoeld in artikel 6.5
van de Waterwet gebruikmaken van een oppervlaktewaterlichaam of een bijbehorend kunstwerk
in beheer bij het Rijk, niet zijnde de Noordzee, door, anders dan in overeenstemming
met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder:
|
6.12 Wtb jo 6.5 Wtw
|
|
BM
|
540
|
a
|
– werken te maken of te behouden
|
|
1/2
|
BM
|
540
|
b
|
– vaste substanties of voorwerpen te storten, te plaatsen of neer te leggen, of deze
te laten staan of liggen
|
|
1/2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 234 – BM 235: Waterregeling (Wtr)
|
|
|
BM
|
234
|
|
niet ten minste vier weken voor de uitvoering van een werk of een activiteit waarvoor
krachtens artikel 6.12 of 6.13 Waterbesluit geen vergunning is vereist, dit schriftelijk melden aan de minister van I & M
|
6.14 lid 1 Wtr
|
1/2
|
BM
|
235
|
a
|
niet voldoen aan de verplichting dat de debietmeet- en/of bemonsteringsvoorzieningen:
in goede staat verkeren
|
7.6 Wtr
|
1/2
|
BM
|
235
|
b
|
niet voldoen aan de verplichting dat de debietmeet- en/of bemonsteringsvoorzieningen:
overeenkomstig de voorschriften van de leverancier zijn geïnstalleerd en/of onderhouden
|
7.6 Wtr
|
1/2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 236 – BM 239: Besluit lozing afvalwater huishoudens (Blah)
|
|
|
BM
|
236
|
|
lozen van huishoudelijk afvalwater in een oppervlaktewaterlichaam, terwijl de afstand
tot het dichtstbijzijnde vuilwaterriool of een zuiveringstechnisch werk waarop aansluiting
kan plaatsvinden, 40 meter of minder bedraagt
|
10 Blah
|
1/2
|
BM
|
238
|
|
huishoudelijk afvalwater niet voorafgaand aan het lozen in een oppervlaktewaterlichaam
door een zuiveringsvoorziening geleiden
|
11 Blah
|
1/2
|
BM
|
239
|
|
degene die voornemens is huishoudelijk afvalwater vanuit een particulier huishouden
op en/of in de bodem en/of in een oppervlaktewaterlichaam te lozen, heeft dit voornemen
niet ten minste zes weken voorafgaand aan het plaatsen van een zuiveringsvoorziening
gemeld aan het bevoegd gezag
|
13 Blah
|
1/2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 240 – BM 255: Drinkwaterbesluit (Dwb)
|
|
|
BM
|
240
|
|
niet uitvoeren van een meetprogramma dat voldoet aan de in bijlage 3 van de Drinkwaterregeling opgenomen tabellen
|
14 (via 31) Dwb jo. 10 Dwr
|
1/2
|
BM
|
241
|
|
niet terstond en volledig informeren van de door onze minister als zodanig aangewezen
toezichthouder dat drinkwater niet voldoet aan artikel 21 lid 1 Drinkwaterwet of aan een in tabel I of II van bijlage A van het Drinkwaterbesluit gestelde eis, alsmede over het onderzoek en de te nemen herstelmaatregelen, bedoeld
in artikel 22 Drinkwaterbesluit
|
23 jo 31 lid 1 Dwb
|
1/2
|
BM
|
242
|
|
eigenaar van een collectieve watervoorziening heeft niet of onvoldoende een legionella-risicoanalyse
bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Drinkwaterbesluit laten uitvoeren overeenkomstig de hiervoor gestelde regels
|
37 lid 1 Dwb jo 5 Regeling legionellapreventie
|
1/2
|
BM
|
243
|
|
eigenaar van een collectief leidingnet heeft niet of onvoldoende een legionella-risicoanalyse
bedoeld in artikel 37, tweede lid, van het Drinkwaterbesluit laten uitvoeren overeenkomstig
de hiervoor gestelde regels
|
37 lid 2 Dwb jo 5 Regeling legionellapreventie
|
1/2
|
BM
|
244
|
|
legionella-risicoanalyse, bedoeld in het eerste of tweede lid van artikel 37 Drinkwaterbesluit,
laten uitvoeren door een niet daarvoor op basis van BRL 6010 gecertificeerd bedrijf,
indien opgesteld na 1 juli 2011
|
37 lid 3 Dwb
|
1/2
|
BM
|
245
|
|
niet binnen drie maanden na iedere voor het in artikel 37, eerste of tweede lid, Drinkwaterbesluit
bedoelde risico relevante wijziging van een collectieve watervoorziening of collectief
leidingnet, of het gebruik daarvan, dan wel een wijziging van factoren die invloed
kunnen hebben op dat risico, opnieuw uitvoeren van de legionella-risicoanalyse, bedoeld
in artikel 37 eerste lid of tweede lid Drinkwaterbesluit
|
37 lid 4 Dwb
|
1/2
|
BM
|
246
|
|
niet door een daarvoor overeenkomstig BRL 6010 gecertificeerd bedrijf op basis van
de legionella-risicoanalyse laten opstellen van een legionella-beheersplan, dan wel
herzien van een bestaand legionella-beheersplan met betrekking tot de inrichting en
het beheer van een collectieve watervoorziening, of collectief leidingnet, indien
uit een legionella-risicoanalyse als bedoeld in artikel 37, eerste, tweede of vierde
lid, Drinkwaterbesluit is gebleken dat er een risico is dat niet wordt voldaan aan
artikel 27 of artikel 36, eerste lid, Drinkwaterbesluit
|
38 lid 1 Dwb
|
1/2
|
BM
|
247
|
|
niet binnen drie maanden na het tijdstip van gereedkomen van de in artikel 37, vierde
lid, Drinkwaterbesluit bedoelde legionella-risicoanalyse opstellen van een legionella-beheersplan,
dan wel herzien van een bestaand legionella-beheersplan, indien de legionella-risicoanalyse
daartoe aanleiding geeft
|
38 lid 2 Dwb
|
1/2
|
BM
|
248
|
|
niet uitvoeren van maatregelen en controles overeenkomstig het legionellabeheersplan
|
40 lid 1 Dwb
|
1/2
|
BM
|
249
|
|
niet in een logboek aantekening houden van de krachtens hoofdstuk 4 Drinkwaterbesluit uitgevoerde maatregelen, controles en onderzoeken, alsmede van de resultaten daarvan,
of gedurende drie jaar bewaren van deze gegevens
|
40 lid 2 Dwb
|
1/2
|
BM
|
250
|
|
niet terstond en volledig informeren van de door onze minister als zodanig aangewezen
inspecteur dat het drinkwater, bedoeld in artikel 36 lid 1 Dwb meer dan 1000 kolonievormende
eenheden legionellabacteriën per liter bevat
|
41 lid 3 Dwb
|
1/2
|
BM
|
251
|
|
niet op de voorgeschreven wijze het drinkwater onderzoeken, ter uitvoering van hoofdstuk
4 van het Drinkwaterbesluit en de daarop berustende bepalingen, op de aanwezigheid
van legionellabacteriën
|
42 Dwb jo 6 en 7 van de Regeling legionellapreventie
|
1/2
|
BM
|
252
|
a
|
bij de uitvoering van de legionella-risicoanalyse, bedoeld in artikel 37, eerste of
tweede lid, van het Drinkwaterbesluit bij de tappunten, bedoeld in artikel 35 vierde lid Drinkwaterbesluit, van een collectieve watervoorziening, dan wel een collectief leidingnet: het drinkwater
niet onderzoeken op de aanwezigheid van legionellabacteriën of bij de uitvoering van
het onderzoek het niet in acht nemen van het vereiste aantal meetpunten
|
43 Dwb jo. 8 Regeling legionellapreventie
|
1/2
|
BM
|
252
|
b
|
bij de uitvoering van de legionella-risicoanalyse, bedoeld in artikel 37, eerste of
tweede lid, van het Drinkwaterbesluit bij de tappunten, bedoeld in artikel 35 vierde
lid Drinkwaterbesluit, van een collectieve watervoorziening, dan wel een collectief
leidingnet: het drinkwater daarna niet ten minste om de zes maanden onderzoeken (van
toepassing op alle collectieve installaties behoudens situatie c) of bij de uitvoering
van het onderzoek het niet in acht nemen van het vereiste aantal meetpunten
|
43 Dwb jo. 8 Regeling legionellapreventie
|
1/2
|
BM
|
253
|
|
het drinkwater niet ten minste eenmaal per jaar onderzoeken indien de collectieve
watervoorziening of het collectieve leidingnet maximaal zeven maanden per jaar in
gebruik is
|
43 lid 2 Dwb
|
1/2
|
BM
|
254
|
|
het niet in acht nemen van de voorwaarden en voorschriften opgenomen in BRL K 14010-1
bij de toepassing van fysisch of fotochemisch beheer door de eigenaar van de collectieve
watervoorziening of het collectief leidingnet
|
44 lid 4 Dwb
|
1/2
|
BM
|
255
|
|
het niet in acht nemen van de voorwaarden en voorschriften opgenomen in BRL K 14010-2
bij de toepassing van elektrochemisch beheer door de eigenaar van de collectieve watervoorziening
of het collectief leidingnet
|
44 lid 5 Dwb
|
1/2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 256 – BM 259, BM 322 – BM 336 en BM 544 – BM 555: Besluit lozen buiten
inrichtingen (Blbi)
|
|
|
BM
|
256
|
|
door degene die voornemens is te lozen niet ten minste vier weken voordat met het
lozen wordt aangevangen hiervan melding maken bij het bevoegd gezag
|
1.10 lid 1 Blbi
|
1/2
|
BM
|
256
|
a
|
door degene die voornemens is een lozing te veranderen niet ten minste vier weken
voordat met het lozen wordt aangevangen hiervan melding maken bij het bevoegd gezag
|
1.10 lid 2 Blbi
|
1/2
|
BM
|
257
|
|
door degene die voornemens is te lozen vanuit een bodemsanering dit lozen niet ten
minste vijf werkdagen voor de aanvang melden aan het bevoegd gezag (in geval BUS-sanering)
|
1.11 Blbi
|
1/2
|
BM
|
258
|
|
bij het lozen in een oppervlaktewaterlichaam ten gevolge van werkzaamheden aan vaste
objecten niet of onvoldoende treffen van bij ministeriële regeling aangegeven maatregelen
om het in dat oppervlaktewaterlichaam lozen van stoffen te voorkomen dan wel zoveel
mogelijk te beperken
|
3.10 lid 2 jo lid 1 Blbi
|
1/2
|
BM
|
259
|
|
niet in een werkplan beschrijven van de maatregelen die worden getroffen om het lozen
in een oppervlaktelichaam ten gevolge van sloop-, renovatie-, of nieuwbouwwerkzaamheden
aan vaste objecten te voorkomen, dan wel, voor zover dat niet mogelijk is, zoveel
mogelijk te beperken
|
3.11lid 1 jo lid 3 Blbi
|
1/2
|
BM
|
322
|
|
lozen van grondwater in een vuilwaterriool vanuit een proefbronnering in het kader
van een saneringsonderzoek in de zin van de Wet bodembescherming of vanuit een bodemsanering in de zin van de Wet bodembescherming
|
3.1, lid 1 jo lid 5 Blbi
|
1/2
|
BM
|
323
|
|
lozen van grondwater vanuit een proefbronnering in het kader van een saneringsonderzoek
in de zin van de Wet bodembescherming of vanuit een bodemsanering in de zin van de
Wet bodembescherming, terwijl dit grondwater niet op een doelmatige wijze kan worden
bemonsterd
|
3.1 lid 1 jo lid 5 Blbi
|
1/2
|
BM
|
333
|
|
als degene die loost niet zo spoedig mogelijk melden aan het bevoegd gezag wanneer
zich met betrekking tot het lozen een ongewoon voorval voordoet of heeft voorgedaan,
waardoor nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het milieu zijn ontstaan
|
1.20 Blbi
|
1/2
|
BM
|
334
|
|
lozen in een oppervlaktewaterlichaam van toiletwater vanaf een pleziervaartuig, terwijl
dit toiletwater niet voorafgaand aan het lozen door een zuiveringsvoorziening is geleid
die voldoet aan bij ministeriële regeling gestelde eisen
|
3.9 lid 1 Blbi
|
1/2
|
BM
|
335
|
|
bij ontgravingen of baggerwerkzaamheden in een oppervlaktewaterlichaam waarbij de
kwaliteit van de te baggeren of ontgraven waterbodem een bij ministeriële regeling
te bepalen interventiewaarde overschrijdt, de werkzaamheden niet uitvoeren overeenkomstig
een werkplan, waarin maatregelen zijn beschreven waarmee het lozen zo veel als redelijkerwijs
mogelijk wordt beperkt
|
3.17 lid 2 Blbi
|
1/2
|
BM
|
336
|
|
lozen in zoet oppervlaktewater vanaf een niet varend vaartuig van afvalwater dat vrijkomt
bij het spoelen van door dat vaartuig vervoerd zeezand
|
3.20 lid 3 Blbi
|
1/2
|
BM
|
544
|
|
door degene die voornemens is langer dan 48 uur doch ten hoogste 8 weken grondwater
te lozen bij ontwatering, dit lozen niet ten minste 5 werkdagen voor de aanvang melden
aan het bevoegd gezag
|
1.12 lid 2 Blbi
|
1/2
|
BM
|
545
|
|
door degene die voornemens is te lozen niet ten minste zes maanden voordat met het
lozen wordt aangevangen hiervan melding maken bij het bevoegd gezag, in geval van
aanleg van wegen en daarbij behorende bruggen, viaducten en andere kunstwerken
|
1.13 lid 1 Blbi
|
1/2
|
BM
|
546
|
|
door degene die voornemens is het lozen te veranderen niet ten minste zes maanden
voordat met het lozen wordt aangevangen hiervan melding maken bij het bevoegd gezag,
in geval van reconstructie of ingrijpende wijziging van wegen en daarbij behorende
bruggen, viaducten en andere kunstwerken
|
1.13 lid 2 Blbi
|
1/2
|
BM
|
547
|
|
bij een bodemsanering of proefbronnering lozen in een aangewezen oppervlaktewaterlichaam
of in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, niet zijnde
een vuilwaterriool, terwijl: visuele verontreiniging plaatsvindt
|
3.1 lid 2 Blbi
|
1/2
|
BM
|
548
|
|
bij een bodemsanering of proefbronnering lozen in een niet aangewezen oppervlaktewaterlichaam
terwijl: visuele verontreiniging plaatsvindt
|
3.1 lid 3 Blbi
|
1/2
|
BM
|
549
|
|
lozen in een oppervlaktewaterlichaam van grondwater bij ontwatering terwijl het gehalte
onopgeloste stoffen in enig steekmonster meer dan 50 milligram per liter bedraagt
of als gevolg van het lozen visuele verontreiniging optreedt
|
3.2 lid 3 Blbi
|
1/2
|
BM
|
550
|
|
lozen in een oppervlaktewaterlichaam van grondwater bij ontwatering terwijl het gehalte
onopgeloste stoffen, zoals vastgesteld in een maatwerkvoorschrift van het bevoegd
gezag, wordt overschreden
|
3.2 lid 4 Blbi
|
1/2
|
BM
|
551
|
|
het te lozen grondwater bij ontwatering kan niet op een doelmatige wijze worden bemonsterd
|
3.2 lid 9 Blbi
|
1/2
|
BM
|
552
|
|
bij het lozen van huishoudelijk afvalwater op of in de bodem of in een oppervlaktewaterlichaam
overschrijden van de toegestane waarden
|
3.6 lid 5 Blbi
|
1/2
|
BM
|
553
|
|
op- of overslaan van goederen in de buitenlucht zonder dat maatregelen zijn genomen
om zoveel mogelijk te voorkomen dat deze goederen in een oppervlaktewaterlichaam geraken
|
3.13 lid 4 Blbi
|
1/2
|
BM
|
554
|
|
lozen in een oppervlaktewaterlichaam of in een voorziening voor de inzameling en het
transport van afvalwater, niet zijnde een vuilwaterriool, van afvalwater dat in contact
is geweest met opgeslagen goederen, waarbij het gehalte aan onopgeloste stoffen in
enig steekmonster meer bedraagt dan 300 milligram per liter
|
3.13 lid 7 Blbi
|
1/2
|
BM
|
555
|
|
het te lozen afvalwater dat met opgeslagen goederen in contact is geweest, kan niet
worden bemonsterd
|
3.13 lid 11 Blbi
|
1/2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 556 – BM 558: Regeling lozen buiten inrichtingen (Rlbi)
|
|
|
BM
|
556
|
|
opslag van goederen op een laad- of loskade binnen twee meter uit de kaderand of oever
|
2.17 Rlbi jo. 3.13 lid 4 Blbi
|
1/2
|
BM
|
557
|
|
opslag van goederen op een laad- of loskade, terwijl product tussen de keerwand en
de kade of oever ligt
|
2.17 Rlbi jo. 3.13 lid 4 Blbi
|
1/2
|
BM
|
558
|
|
bij het laden en lossen van schepen met inerte goederen, het schoonmaken van de grijpers
zodanig uitvoeren dat overslagresten of spoelwater in een oppervlaktewaterlichaam
geraken
|
2.18 lid 2 Rlbi
|
1/2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummer BM 684: Regeling Programma Aanpak Stikstof (PAS) en Natuurbeschermingswet 1998
(Nbw 1998)
|
|
|
BM
|
684
|
|
niet melden bij bevoegd gezag van een project of handeling die leidt tot stikstofdepositie,
op een voor stikstof gevoelig habitat in een Natura 2000-gebied, die hoger is dan
0,05 mol en minder dan 1 mol per hectare per jaar
|
8 regeling PAS jo 19koa Nbw 1998
|
1/2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummer BM 297: Wet op de economische delicten (Wed)
|
|
|
BM
|
297
|
|
opzettelijk niet hebben voldaan aan een vordering, krachtens enig voorschrift van
de Wet op de economische delicten, gedaan door een opsporingsambtenaar
|
26 Wed
|
1/2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummer BM 510 – BM 512: Regeling gefluoreerde broeikasgassen en gereguleerde stoffen
koelinstallaties
|
|
|
BM
|
510
|
|
laten verrichten van lekcontroles, terugwinnen, installeren of onderhouden van stationaire
of mobiele koelinstallaties door personen zonder geldig en bij de betreffende categorie
van werkzaamheden behorend diploma
|
4 lid 1 en 4 lid 2 Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen
|
2
|
|
|
|
verrichten van installatie- of onderhoudswerkzaamheden aan stationaire of mobiele
koelinstallaties zonder geldig bedrijfscertificaat dat is afgegeven door een keuringsinstantie
|
4 lid 1 en 4 lid 2 Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen
|
|
BM
|
511
|
a
|
– t/m 20 werknemers
|
|
2
|
BM
|
511
|
b
|
– meer dan 20 werknemers
|
|
2
|
BM
|
512
|
|
het op een mobiele installatie (koeltransport) niet voor handen hebben van een logboek(kaart)
|
4 lid 1 en 4 lid 2 Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen
|
2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 450 – BM 494 en BM 543: Activiteitenbesluit milieubeheer (Abm)
|
|
|
BM
|
450
|
|
niet ten minste vier weken voor de oprichting van een nieuwe inrichting dit melden
aan het bevoegd gezag
|
1.10 lid 1 Abm
|
1/2
|
BM
|
451
|
|
niet ten minste vier weken voor de verandering van een inrichting of het veranderen
van de werking daarvan dit melden aan het bevoegd gezag
|
1.10 lid 2 Abm
|
1/2
|
BM
|
452
|
|
door degene die voornemens is agrarische activiteiten of activiteiten die daarmee
verband houden uit te voeren buiten een inrichting ten gevolge waarvan lozen kan plaatsvinden,
dit lozen niet ten minste 4 weken voor de aanvang melden aan het bevoegd gezag
|
1.10a lid 1 Abm
|
1/2
|
BM
|
453
|
|
door degene die voornemens is agrarische activiteiten of activiteiten die daarmee
verband houden te veranderen buiten een inrichting ten gevolge waarvan lozen kan plaatsvinden,
dit lozen niet ten minste 4 weken voor de aanvang melden aan het bevoegd gezag
|
1.10a lid 2 Abm
|
1/2
|
BM
|
454
|
|
door degene die voornemens is te lozen vanuit een bodemsanering als bedoeld in artikel
3.1, tweede, derde of vierde lid, dit lozen niet ten minste 5 werkdagen voor de aanvang
melden aan het bevoegd gezag (in geval BUS-sanering)
|
1.12 Abm
|
1/2
|
BM
|
455
|
|
door degene die voornemens is langer dan 48 uur doch ten hoogste 8 weken grondwater
te lozen bij ontwatering, dit lozen niet ten minste 5 werkdagen voor de aanvang melden
aan het bevoegd gezag
|
1.13 Abm
|
1/2
|
BM
|
456
|
|
vanuit een inrichting lozen op en/of in de bodem en/of in een voorziening voor de
inzameling en het transport van afvalwater, niet zijnde een vuilwaterriool
|
1.4 jo 2.2 lid 1 Abm
|
1/2
|
BM
|
457
|
|
bij een bodemsanering of proefbronnering lozen in een aangewezen oppervlaktewaterlichaam
of in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, niet zijnde
een vuilwaterriool, terwijl: visuele verontreiniging plaatsvindt
|
1.4 jo 3.1 lid 2 Abm
|
1/2
|
BM
|
458
|
|
bij een bodemsanering of proefbronnering lozen in een niet aangewezen oppervlaktewaterlichaam
terwijl: visuele verontreiniging plaatsvindt
|
1.4 jo 3.1 lid 3 Abm
|
1/2
|
BM
|
459
|
|
lozen in een oppervlaktewaterlichaam van grondwater bij ontwatering terwijl het gehalte
onopgeloste stoffen in enig steekmonster meer dan 50 milligram per liter bedraagt
of als gevolg van het lozen visuele verontreiniging optreedt
|
3.2 lid 3 Abm
|
1/2
|
BM
|
460
|
|
lozen in een oppervlaktewaterlichaam van grondwater bij ontwatering terwijl het gehalte
onopgeloste stoffen, zoals vastgesteld in een maatwerkvoorschrift van het bevoegd
gezag, wordt overschreden
|
3.2 lid 4 Abm
|
1/2
|
BM
|
461
|
|
bij het lozen van huishoudelijk afvalwater op of in de bodem of in een oppervlaktewaterlichaam
niet voldoen aan de grenswaarden
|
3.5 lid 1 Abm
|
1/2
|
BM
|
462
|
|
bij het lozen van huishoudelijk afvalwater op of in de bodem of in een oppervlaktewaterlichaam
niet voldoen aan de grenswaarden zoals vastgesteld in een maatwerkvoorschrift van
het bevoegd gezag
|
3.5 lid 5 Abm
|
1/2
|
BM
|
463
|
|
niet in het belang van het doelmatig beheer van afvalstoffen in een jachthaven van
gebruikers van de jachthaven innemen van in ieder geval de afvalstoffen, genoemd in
artikel 3.26i, 1e lid, onder a tot en met d, Abm
|
3.26i lid 1 Abm
|
2
|
BM
|
464
|
|
aan de gebruikers van een jachthaven vragen van een aparte financiële vergoeding voor
de inzameling van afvalstoffen, als bedoeld in artikel 3.26i lid 4 Abm
|
3.26i lid 4 Abm
|
2
|
BM
|
465
|
|
op- of overslaan van goederen in de buitenlucht zonder dat maatregelen zijn genomen
om zoveel mogelijk te voorkomen dat deze goederen in een oppervlaktewaterlichaam geraken
|
3.32 sub c Abm
|
1/2
|
BM
|
466
|
a
|
lozen in een oppervlaktewaterlichaam van afvalwater dat in contact is geweest met
inerte goederen waarbij visuele verontreiniging ontstaat
|
3.33 lid 1 Abm
|
1/2
|
BM
|
467
|
|
lozen in een aangewezen oppervlaktewaterlichaam van afvalwater dat in contact is geweest
met goederen, niet zijnde inerte goederen, waaruit geen vloeibare bodembedreigende
stoffen kunnen lekken, terwijl een emissiegrenswaarde als genoemd in artikel 3.34 lid 3 Abm wordt overschreden
|
3.34 lid 3 Abm
|
1/2
|
BM
|
468
|
|
lozen in een aangewezen oppervlaktewaterlichaam van afvalwater dat in contact is geweest
met goederen, niet zijnde inerte goederen, waaruit geen vloeibare bodembedreigende
stoffen kunnen lekken, terwijl een emissiegrenswaarde zoals vastgesteld in een maatwerkvoorschrift
van het bevoegd gezag wordt overschreden (bij hogere emissiewaarden)
|
3.34 lid 4 Abm
|
1/2
|
BM
|
469
|
|
lozen in een aangewezen oppervlaktewaterlichaam van afvalwater dat in contact is geweest
met goederen, niet zijnde inerte goederen, waaruit geen vloeibare bodembedreigende
stoffen kunnen lekken, terwijl een emissiegrenswaarde zoals vastgesteld in een maatwerkvoorschrift
van het bevoegd gezag wordt overschreden (bij lagere emissiewaarden)
|
3.34 lid 5 Abm
|
1/2
|
BM
|
470
|
a
|
opslaan van agrarische bedrijfsstoffen op onverhard oppervlak op een afstand minder
dan 5 meter vanaf de insteek van een oppervlaktewaterlichaam
|
3.49 onder a Abm
|
1/2
|
BM
|
470
|
b
|
opslaan van agrarische bedrijfsstoffen op onverhard oppervlak zodanig dat het te lozen
hemelwater in contact kan komen met de opgeslagen agrarische bedrijfsstoffen
|
3.49 onder b Abm
|
1/2
|
BM
|
471
|
|
lozen anders dan in een vuilwaterriool van condenswater, afkomstig van condensvorming
aan de binnenzijde van een kas dat via condensgootjes is verzameld, waarin gewasbeschermingsmiddelen
of biociden zijn toegepast
|
3.61 lid 3 Abm
|
1/2
|
BM
|
472
|
|
de hoeveelheid totaal stikstof in het geloosde drainwater bedraagt meer dan de in
artikel 3.66 lid 4 Abm genoemde waarden
|
3.66 lid 4 jo art. 3.63 lid 7 Abm
|
1/2
|
BM
|
473
|
|
niet periodiek meten en registreren van de gegevens (bijvoorbeeld de hoeveelheid drainwater)
zoals bedoeld in artikel 3.67 lid 1 Abm jo artikel 3.76 Arm
|
3.67 lid 1 Abm jo 3.76 Arm
|
1/2
|
BM
|
474
|
|
niet overleggen van de rapportage van het voorgaande kalenderjaar zoals bedoeld in
artikel 3.68 Abm
|
3.68 lid 1 Abm
|
1/2
|
BM
|
475
|
|
overschrijden van de verbruiksnormen in tabel 3.77 Arm
|
3.71 lid 3 Abm jo 3.77 onder a Arm
|
1/2
|
BM
|
476
|
|
niet periodiek meten en registreren van de gegevens (bijvoorbeeld de hoeveelheid drainagewater)
zoals bedoeld in artikel 3.72 lid 1 Abm jo artikel 3.78 Arm
|
3.72 lid 1 Abm jo 3.78 Arm
|
1/2
|
BM
|
477
|
|
niet overleggen van de rapportage van het voorgaande kalenderjaar zoals bedoeld in
artikel 3.73 Abm
|
3.73 lid 1 Abm
|
1/2
|
|
|
|
lozen van afvalwater in een oppervlaktewaterlichaam als gevolg van het telen of kweken
van gewassen in een gebouw, anders dan in een kas
|
3.76 lid 2 Abm
|
|
BM
|
478
|
a
|
– terwijl gewasbeschermingsmiddelen of biociden worden gebruikt
|
|
1/2
|
BM
|
478
|
b
|
– terwijl het gehalte aan onopgeloste stoffen meer bedraagt dan 100 milligram per
liter
|
|
1/2
|
BM
|
478
|
c
|
– terwijl het gehalte aan chemisch zuurstof verbruik meer bedraagt dan 300 milligram
per liter
|
|
1/2
|
BM
|
478
|
d
|
– terwijl het gehalte aan biochemisch zuurstof verbruik meer bedraagt dan 60 milligram
per liter
|
|
1/2
|
BM
|
479
|
|
lozen van afvalwater in een oppervlaktewaterlichaam als gevolg van het circuleren
van water door trekbakken waarin witlofpenen staan voor de groei van witlofstronken
of als gevolg van het broeien van bolgewassen, terwijl gewasbeschermingsmiddelen of
biociden worden gebruikt of het gehalte aan onopgeloste stoffen meer bedraagt dan
100 milligram per liter
|
3.77 lid 3 Abm
|
1/2
|
BM
|
480
|
|
binnen een teeltvrije zone gewasbeschermingsmiddelen gebruiken met apparatuur voor
het druppelsgewijs gebruiken van gewasbeschermingsmiddelen
|
3.79 lid 5 Abm
|
1/2
|
BM
|
481
|
|
op braakliggend terrein gewasbeschermingsmiddelen gebruiken binnen een afstand van
50 centimeter vanaf de insteek van een oppervlaktewaterlichaam
|
3.82 Abm
|
1/2
|
BM
|
482
|
|
gebruiken van veldspuitapparatuur waarbij niet wordt voldaan aan het gestelde in artikel 3.83 lid 1 Abm (onjuiste spuitdoppen, geen kantdop of onjuiste spuithoogte)
|
3.83 lid 1 Abm
|
1/2
|
BM
|
483
|
|
binnen een teeltvrije zone meststoffen gebruiken
|
3.85 lid 1 Abm
|
1/2
|
BM
|
484
|
|
geen gebruik maken van een kantstrooivoorziening bij het gebruik van korrelvormige
of poedervormige meststoffen op de strook gelegen naast de teeltvrije zone
|
3.85 lid 4 Abm
|
1/2
|
BM
|
543
|
|
niet in acht nemen van een teeltvrije zone langs een oppervlaktewaterlichaam
|
3.79 lid 2 Abm
|
1/2
|
BM
|
485
|
|
op braakliggend terrein meststoffen gebruiken binnen een afstand van 50 centimeter
vanaf de insteek van een oppervlaktewaterlichaam
|
3.85 lid 8 Abm
|
1/2
|
|
|
|
lozen van afvalwater, afkomstig van het voor de gietwatervoorziening bij agrarische
activiteiten zuiveren van water door omgekeerde osmose of ionenwisselaars, in een
oppervlaktewaterlichaam
|
3.90 lid 4 Abm
|
|
BM
|
486
|
a
|
– terwijl het gehalte chloride meer bedraagt dan 200 milligram per liter
|
|
1/2
|
BM
|
486
|
b
|
– terwijl het gehalte ijzer meer bedraagt dan 2 milligram per liter
|
|
1/2
|
BM
|
487
|
|
lozen van afvalwater in een oppervlaktewaterlichaam, als gevolg van het voor agrarische
activiteiten zuiveren van water door het ontijzeren van grondwater, terwijl het gehalte
aan ijzer in het afvalwater meer bedraagt dan 5 milligram per liter
|
3.91 lid 1 Abm
|
1/2
|
BM
|
488
|
|
bij het uit een oppervlaktewaterlichaam vullen van apparatuur waarin gewasbeschermingsmiddelen,
biociden of bladmeststoffen worden aangemaakt, niet treffen van een voorziening die
terugstroming van het mengsel van gewasbeschermingsmiddelen, biociden of bladmeststoffen
en water voorkomt
|
3.93 lid 1 Abm
|
1/2
|
BM
|
489
|
|
bij het uit een oppervlaktewaterlichaam vullen van apparatuur waarin gewasbeschermingsmiddelen,
biociden of bladmeststoffen worden aangemaakt, die niet is opgesteld boven een bodembeschermende
voorziening, de apparatuur niet op een afstand van ten minste twee meter van de insteek
van het oppervlaktewaterlichaam hebben
|
3.93 lid 2 Abm
|
1/2
|
|
|
|
lozen van afvalwater, afkomstig van het spoelen van gewassen, in een oppervlaktewaterlichaam
|
3.102 lid 6 Abm
|
|
BM
|
490
|
a
|
– terwijl het perceel waar het afvalwater vrijkomt is aangesloten op een vuilwaterriool
waarop geloosd kan worden
|
|
1/2
|
BM
|
490
|
b
|
– terwijl het gehalte aan onopgeloste stoffen in enig steekmonster meer bedraagt dan
100 milligram per liter
|
|
1/2
|
|
|
|
lozen van afvalwater, afkomstig van het sorteren van gewassen, in een oppervlaktewaterlichaam
|
3.105 lid 2 Abm
|
|
BM
|
491
|
a
|
– terwijl het afvalwater niet afkomstig is van het sorteren van uitsluitend biologisch
geteelde gewassen
|
|
1/2
|
BM
|
491
|
b
|
– terwijl het gehalte aan onopgeloste stoffen in het te lozen afvalwater meer bedraagt
dan 100 milligram per liter
|
|
1/2
|
BM
|
491
|
c
|
– terwijl het chemisch zuurstofverbruik in het te lozen afvalwater meer bedraagt dan
300 milligram per liter
|
|
1/2
|
BM
|
491
|
d
|
– terwijl het biologisch zuurstofverbruik meer bedraagt dan 60 milligram per liter
|
|
1/2
|
BM
|
492
|
|
binnen een afstand van 5 meter vanaf de insteek van een oppervlaktewaterlichaam een
composteringshoop hebben
|
3.110 Abm
|
1/2
|
BM
|
493
|
|
toestaan van overnachting en/of recreatief verblijf door derden binnen een afstand
van 20 meter van een bunkerstation voor opslag van lichte olie en/of binnen een afstand
van 20 meter van een op de wal geplaatste vaste afleverinstallatie voor het afleveren
van lichte olie aan vaartuigen
|
1.4 jo 4.77, 3e lid Abm
|
1/2
|
BM
|
494
|
|
bij aflevering van vloeibare brandstoffen aan vaartuigen niet voldoende absorptiemiddelen
en/of andere hulpmiddelen aanwezig hebben voor de eerste bestrijding van een waterverontreiniging
als gevolg van morsingen en/of een calamiteit bij de aflevering
|
1.4 jo 4.78, 1e lid Abm
|
1/2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 495 – BM 499: Activiteitenregeling milieubeheer (Arm)
|
|
|
BM
|
495
|
|
bij het opslaan van agrarische bedrijfsstoffen op een vloeistofkerende of vloeistofdichte
voorziening niet opvangen van vloeistoffen in ten minste een mestdichte opslagvoorziening
of is de vloeistofkerende of vloeistofdichte opslagvoorziening niet zodanig aangelegd
dat de vloeistof naar deze opslagvoorziening stroomt (geldt tot 1-1-2027 niet voor
kuilvoer indien voorziening voor opslag van kuilvoer in gebruik was voor 1-1-2013)
|
3.48 Abm jo. 3.65 lid 5 Arm
|
1/2
|
BM
|
496
|
|
opstellen van een op de wal geplaatste vaste installatie voor het afleveren van vloeibare
brandstoffen aan vaartuigen anders dan boven een lekbak of een vloeistofdichte vloer
of verharding
|
1.4 jo 4.79 Abm jo 4.87 Arm
|
1/2
|
BM
|
497
|
|
als drijver van de inrichting er geen zorg voor dragen dat machinaal schuren geschiedt
met mechanische stofafzuiging waarbij het vrijkomende schuurstof in een stofzak wordt
opgevangen
|
1.4 jo 4.88 Abm jo 4.98 lid 1 Arm
|
1/2
|
BM
|
498
|
|
in een inrichting onderhouden, repareren en afspuiten van pleziervaartuigen of repareren,
onderhouden en behandelen van de oppervlakte van pleziervaartuigen of onderdelen daarvan,
waarbij vloeistoffen vrij kunnen komen, op andere wijze dan boven een bodembeschermende
voorziening
|
1.4 jo 4.88 Abm jo 4.99 lid 1 Arm
|
1/2
|
BM
|
499
|
|
het op de wal met water onder hoge druk reinigen van de romp onder de waterlijn van
een pleziervaartuig, geschiedt niet boven een vloeistofdichte vloer of verharding
|
1.4 jo 4.88 Abm jo 4.99 lid 3 Arm
|
1/2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummers BM 400 – BM 442: Model Keur
|
|
|
|
|
|
Beheer en onderhoud waterstaatswerken
|
|
|
BM
|
400
|
|
als onderhoudsplichtige niet voldoen aan de onderhoudsplicht ten aanzien van de waterkering
(gewoon onderhoud)
|
2.2 Model Keur
|
1/2
|
BM
|
401
|
|
als onderhoudsplichtige niet voldoen aan de onderhoudsplicht ten aanzien van de waterkering
(buitengewoon onderhoud)
|
2.3 lid 1 Model Keur
|
1/2
|
BM
|
402
|
|
buitengewoon onderhoud uitvoeren in het gesloten seizoen
|
2.3 lid 2 Model Keur
|
|
BM
|
403
|
|
als onderhoudsplichtige niet voldoen aan de verplichting om een ondersteunend kunstwerk
of werk dat in, op, aan of boven waterkeringen of de beschermingszone zijn aangebracht
en mede een waterkerende functie hebben, waterkerend te houden
|
2.4 lid 1 Model Keur
|
1/2
|
BM
|
404
|
|
als onderhoudsplichtige de middelen bestemd tot afsluiting van kunstwerken niet in
goede staat onderhouden, dan wel de goede werking ervan te tonen
|
2.4 lid 2 Model Keur
|
1/2
|
BM
|
405
|
|
als onderhoudsplichtige niet voldoen aan de verwijderplicht uit oppervlaktewaterlichamen
van voor het functioneren van het oppervlaktewaterlichaam schadelijke begroeiingen
en van afval
|
2.5 lid 1 Model Keur
|
1/2
|
BM
|
406
|
|
als onderhoudsplichtige niet voldoen aan de verplichting tot het herstellen van beschadigingen
aan oevers en tot het onderhouden van begroeiingen, dienstig aan de waterhuishoudkundige
functies van het oppervlaktewaterlichaam
|
2.5 lid 2 Model Keur
|
1/2
|
BM
|
407
|
|
als onderhoudsplichtige niet voldoen aan de verplichting tot het instandhouden van
een oppervlaktewaterlichaam overeenkomstig het in de legger bepaalde omtrent ligging,
vorm, afmeting en constructie (buitengewoon onderhoud)
|
2.6 Model Keur
|
1/2
|
BM
|
408
|
|
als eigenaar of gebruiker van grond, die gebruikt wordt voor het houden van dieren
en dat is gelegen op of nabij een waterstaatswerk niet voldoen aan de verplichting
om, na eerste aanschrijving hiertoe door het bestuur, voor eigen rekening op of langs
deze grond een voldoende kerende afrastering aan te brengen
|
2.8 Model Keur
|
1/2
|
BM
|
409
|
|
als onderhoudsplichtige van een in een waterkering voorkomende coupure of sluis er
geen zorg voor dragen dat deze, na eerste aanzegging door of namens het bestuur, terstond
wordt gesloten
|
2.9 Model Keur
|
1/2
|
BM
|
410
|
|
als eigenaar of onderhoudsplichtige van een stuw niet voldoen aan de verplichting
deze op een bepaald stuwpeil stellen en in stand te houden
|
2.10 Model Keur
|
1/2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Handelingen in watersystemen
|
|
|
|
|
|
zonder watervergunning van het bestuur gebruik maken van een waterkering door, anders
dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functie(s) daarop, daarin, daarboven,
daarover of daaronder:
|
3.2 lid 1 Model Keur
|
|
BM
|
411
|
a
|
– handelingen te verrichten
|
|
1/2
|
BM
|
411
|
b
|
– werken te behouden
|
|
1/2
|
BM
|
411
|
c
|
– vaste substanties of voorwerpen te laten staan of liggen
|
|
1/2
|
BM
|
411
|
d
|
– een brandplaats aan te leggen of stoffen te verbranden
|
|
1/2
|
BM
|
411
|
e
|
– een hond niet aangelijnd te laten verblijven of te laten lopen, terwijl dit op een
voor het publiek duidelijke wijze is aangegeven dat dit verboden is
|
|
1
|
BM
|
411
|
f
|
– met een voertuig zich buiten verharde wegen of paden te bevinden
|
|
1/2
|
|
|
|
zonder watervergunning van het bestuur gebruik maken van een waterstaatswerk niet
zijnde een waterkering door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige
functie(s) daarop, daarin, daarboven, daarover of daaronder:
|
3.2 lid 1 Model Keur
|
|
BM
|
412
|
a
|
– handelingen te verrichten
|
|
1/2
|
BM
|
412
|
b
|
– werken te behouden
|
|
1/2
|
BM
|
412
|
c
|
– vaste substanties of voorwerpen te laten staan of liggen
|
|
1/2
|
|
|
|
zonder watervergunning van het bestuur gebruik maken van een beschermingszone behorende
bij een waterkering door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige
functie(s) daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder:
|
3.2 lid 1 Model Keur
|
|
BM
|
413
|
a
|
– handelingen te verrichten
|
|
1/2
|
BM
|
413
|
b
|
– werken te behouden
|
|
1/2
|
BM
|
413
|
c
|
– vaste substanties of voorwerpen te laten staan of liggen
|
|
1/2
|
BM
|
413
|
d
|
– met een voertuig zich buiten verharde wegen of paden te bevinden
|
|
1/2
|
|
|
|
zonder watervergunning van het bestuur gebruik maken van een beschermingszone behorende
bij een oppervlaktewaterlichaam door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige
functie(s) daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder:
|
3.2 lid 1 Model Keur
|
|
BM
|
414
|
a
|
– handelingen te verrichten
|
|
1/2
|
BM
|
414
|
b
|
– werken te behouden
|
|
1/2
|
BM
|
414
|
c
|
– vaste substanties of voorwerpen te laten staan of liggen
|
|
1/2
|
BM
|
414
|
d
|
– een brandplaats aan te leggen of stoffen te verbranden
|
|
1/2
|
BM
|
415
|
|
zonder watervergunning van het bestuur in het profiel van vrije ruimte werken te plaatsen,
te wijzigen of te behouden
|
3.2 lid 2 Model Keur
|
1/2
|
BM
|
416
|
|
zonder watervergunning van het bestuur binnen 400 meter van een windwatermolen werken
en opgaande beplanting aan te brengen of te hebben
|
3.2 lid 3 Model Keur
|
1/2
|
BM
|
417
|
a
|
zonder watervergunning van het bestuur in meanderzones: bouwwerken te plaatsen, te
hebben of te wijzigen
|
3.2 lid 6 sub a Model Keur
|
1/2
|
BM
|
417
|
b
|
zonder watervergunning van het bestuur in meanderzones: leidingen of kabels te leggen,
te hebben, te herstellen, te wijzigen, te vernieuwen of op te ruimen
|
3.2 lid 6 sub b Model Keur
|
|
BM
|
417
|
c
|
zonder watervergunning van het bestuur in meanderzones: bovengrondse infrastructuur
aan te leggen, te hebben, te wijzigen of te vernieuwen
|
3.2 lid 6 sub c Model Keur
|
1/2
|
BM
|
418
|
a
|
zonder watervergunning van het bestuur in inundatiegebieden: ophogingen te maken of
te verwijderen
|
3.2 lid 7 sub a Model Keur
|
1/2
|
BM
|
418
|
b
|
zonder watervergunning van het bestuur in inundatiegebieden: werken of beplantingen
aan te brengen die waterstuwing of stroomgeleiding teweeg brengen
|
3.2 lid 7 sub b Model Keur
|
1/2
|
BM
|
419
|
|
zonder watervergunning van het bestuur neerslag door nieuw verhard oppervlak versneld
tot afvoer laten komen
|
3.3 Model Keur
|
1/2
|
BM
|
420
|
a
|
in geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering
van de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan
wel indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, zonodig in afwijking van verleende
watervergunningen of geldende peilbesluiten, wanneer dit door het bestuur verboden
is: water afvoeren naar of aanvoeren uit oppervlaktewaterlichamen
|
3.7 lid 1 sub a Model Keur
|
1/2
|
BM
|
420
|
b
|
in geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering
van de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan
wel indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, zonodig in afwijking van verleende
watervergunningen of geldende peilbesluiten, wanneer dit door het bestuur verboden
is: water brengen in of onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen
|
3.7 lid 1 sub b Model Keur
|
1/2
|
BM
|
420
|
c
|
in geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering
van de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan
wel indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, zonodig in afwijking van verleende
watervergunningen of geldende peilbesluiten, wanneer dit door het bestuur verboden
is: grondwater onttrekken of water infiltreren
|
3.7 lid 1 sub c Model Keur
|
1/2
|
BM
|
421
|
|
zonder watervergunning van het bestuur water brengen in of onttrekken aan een oppervlaktewaterlichaam
|
3.4 Model Keur
|
1/2
|
BM
|
422
|
|
zonder watervergunning van het bestuur gronden ontwateren met drainagemiddelen
|
3.5 Model Keur
|
1/2
|
BM
|
423
|
|
zonder watervergunning van het bestuur grondwater onttrekken of water in de bodem
infiltreren
|
3.6 lid 1 Model Keur
|
1/2
|
BM
|
424
|
|
door degene die handelingen verricht en inbreuk maakt op door het waterschap in het
kader van zijn beheer uitgevoerde maatregelen in het watersysteem, niet zo spoedig
mogelijk melding maken van die inbreuk en de maatregelen die hij voornemens is te
treffen of reeds heeft getroffen
|
3.8 lid 2 Model Keur
|
1/2
|
BM
|
425
|
|
zonder watervergunning van het bestuur: in een oppervlaktewatersysteem vis uitzetten
|
3.11 Model Keur
|
1/2
|
BM
|
426
|
|
zonder watervergunning van het bestuur: vaste vistuigen plaatsen
|
3.11 Model Keur
|
1/2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Algemene regels
|
|
|
BM
|
430
|
|
terwijl dit bij of krachtens de Keur door het bestuur verplicht is gesteld: niet (tijdig)
melden van de werkzaamheden als genoemd in de algemene regels
|
3 lid 1 algemene regels jo. 3.9 lid 2 Model Keur
|
1/2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Algemene regels – waterkeringen
|
|
|
BM
|
431
|
a
|
het niet hebben van een voldoende veekerende afrastering conform de voorschriften
zoals genoemd in artikel 2 van de algemene regels voor waterkeringen, onderdeel beweiden
|
2 algemene regels beweiden jo. 3.2 lid 1 Model Keur
|
1/2
|
BM
|
431
|
b
|
beweiden van de waterkering anders dan in de aangegeven periode
|
2 algemene regels beweiden jo. 3.2 lid 1 Model Keur
|
1/2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Algemene regels – waterkwantiteit
|
|
|
BM
|
432
|
|
bij het aanleggen of verwijderen van een steiger, vlonder of overhangend bouwwerk,
de afmetingen van het oppervlaktewaterlichaam, zoals vastgelegd in de legger, wijzigen
|
2 sub a algemene regels steigers, vlonders en overhangende bouwwerken jo. 3.2 lid
1 Model Keur
|
1/2
|
BM
|
433
|
|
bij het aanleggen of verwijderen van een steiger, vlonder of overhangend bouwwerk,
niet gebruiken van deugdelijk en niet uitlogend materiaal
|
2 sub e algemene regels steigers, vlonders en overhangende bouwwerken jo. 3.2 lid
1 Model Keur
|
1/2
|
BM
|
434
|
|
niet voorafgaand aan of gelijktijdig met het dempen van het bestaande oppervlaktewaterlichaam
een nieuw oppervlaktewaterlichaam met eenzelfde oppervlakte als het gedempte oppervlaktewaterlichaam
in hetzelfde peilgebied graven en aansluiten op het watersysteem
|
2 algemene regels dempen jo. 3.2 lid 1 Model Keur
|
1/2
|
BM
|
435
|
a
|
terwijl dit bij of krachtens de Keur door het bestuur verplicht is gesteld: niet (tijdig)
melden van het dempen van een oppervlaktewaterlichaam tot 50 m2
|
3 lid 1 algemene regels dempen jo. 3.9 lid 2 Model Keur
|
1/2
|
BM
|
435
|
b
|
terwijl dit bij of krachtens de Keur door het bestuur verplicht is gesteld: niet (tijdig)
melden van het dempen van een oppervlaktewaterlichaam 50 – 150 m2
|
3 lid 1 algemene regels dempen jo. 3.9 lid 2 Model Keur
|
1/2
|
BM
|
435
|
c
|
terwijl dit bij of krachtens de Keur door het bestuur verplicht is gesteld: niet (tijdig)
melden van het dempen van een oppervlaktewaterlichaam meer dan 150 m2
|
3 lid 1 algemene regels dempen jo. 3.9 lid 2 Model Keur
|
1/2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Algemene regels – grondwater
|
|
|
BM
|
436
|
|
bij het onttrekken van grondwater in het kader van een bouwputbemaling, sleufbemaling,
proefbronnering of grondsanering niet plaatsen van een peilbuis of meetput om de stijghoogte
te bepalen indien spanningsbemaling wordt toegepast
|
2 lid 2 algemene regels bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering
jo. 3.6 lid 1 Model Keur
|
1/2
|
BM
|
437
|
|
bij het onttrekken van grondwater in het kader van een bouwputbemaling, sleufbemaling,
proefbronnering of grondsanering niet verwijderen of dichten van voorzieningen voor
grondwateronttrekking na definitieve beëindiging van de onttrekking zodat geen uitwisseling
van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt
|
2 lid 4 algemene regels bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering
jo. 3.6 lid 1 Model Keur
|
1/2
|
BM
|
438
|
|
bij het onttrekken van grondwater in het kader van een bouwputbemaling, sleufbemaling,
proefbronnering of grondsanering niet uiterlijk 24 uur voor aanvang van de onttrekking
een startmelding doen
|
2 lid 9 algemene regels bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering
jo. 3.6 lid 1 Model Keur
|
1/2
|
BM
|
439
|
|
bij het onttrekken van grondwater in het kader van een bouwputbemaling, sleufbemaling,
proefbronnering of grondsanering niet uiterlijk 24 uur na beëindiging van de onttrekking
een afmelding doen
|
2 lid 10 algemene regels bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering
jo. 3.6 lid 1 Model Keur
|
1/2
|
BM
|
440
|
|
bij het onttrekken van grondwater in het kader van een grondwaterverontreiniging niet
verwijderen of dichten van voorzieningen voor grondwateronttrekking na definitieve
beëindiging van de onttrekking zodat geen uitwisseling van grondwater tussen de verschillende
watervoerende pakketten plaatsvindt
|
2 lid 3 algemene regels grondwaterverontreiniging jo. 3.6 lid 1 Model Keur
|
1/2
|
BM
|
441
|
|
bij het onttrekken van grondwater in het kader van een grondwaterverontreiniging niet
uiterlijk 24 uur voor aanvang van de onttrekking een startmelding doen
|
2 lid 7 algemene regels grondwaterverontreiniging jo. 3.6 lid 1 Model Keur
|
1/2
|
BM
|
442
|
|
bij het onttrekken van grondwater in het kader van een grondwaterverontreiniging niet
uiterlijk 24 uur na beëindiging van de onttrekking een afmelding doen
|
2 lid 8 algemene regels grondwaterverontreiniging jo. 3.6 lid 1 Model Keur
|
1/2
|