F. Hoe te handelen als de betrokkene met betrekking tot een afstammingsrelatie geen
stukken kan overleggen en er geen gegevens over die relatie zijn opgenomen in een
Nederlandse overheidsadministratie?
[Regeling vervallen per 02-06-2010]
De situatie kan zich voordoen dat een persoon een beroep doet op het bestaan van een
biologische afstammingsrelatie, maar niet in staat is om deze relatie door middel
van documenten aan te tonen. Hieraan valt vooral te denken bij verzoeken tot gezinshereniging,
bij het doen van afstand ten behoeve van adoptie en bij verzoeken tot vaststelling
van de nationaliteit. Een dergelijke situatie, waarin er voor de betrokkene sprake
is van bewijsnood, zal zich met name voordoen in het geval dat de registers van de
burgerlijke stand in het land waar de documenten vandaan moeten komen niet bestaan
dan wel onvolledig zijn, alsmede wanneer er in het land in kwestie geen stukken kunnen
worden verkregen vanwege de op dat moment bestaande politieke situatie. In zo’n geval
zal de autoriteit bij wie het verzoek is gedaan, desgewenst na consultatie van het
Ministerie van Buitenlandse Zaken, constateren dat de betrokkene in bewijsnood verkeert.
Die bewijsnood kan worden opgeheven door het van de zijde van de overheid aanbieden
van een DNA-onderzoek. Voor alle duidelijkheid wordt benadrukt dat DNA-onderzoek uitsluitend
kan plaatsvinden indien genoegzaam gebleken is dat het niet mogelijk is om het bestaan
van de gestelde biologische afstammingsrelatie door middel van documenten aan te tonen.
Alleen in dat geval dient de betrokkene gewezen te worden op de mogelijkheid om DNA-onderzoek
te laten verrichten. De resultaten van dat onderzoek kunnen dan in plaats van documenten
worden overgelegd en worden als bewijs aanvaard indien het bestaan van de gestelde
afstammingsrelatie met voldoende zekerheid is vastgesteld.
Voor de GBA geldt dat DNA-onderzoek op zichzelf niet als brondocument kan dienen voor
het opnemen van gegevens omtrent de juridische afstammingsrelatie van een persoon,
die immers als enige afstammingsrelatie in de GBA van belang is.
Bij het ontbreken van over te leggen documenten zal door de betrokkene hier een verklaring
onder ede of belofte moeten worden afgelegd. Daarbij kunnen in voorkomende gevallen,
ter ondersteuning van de afgelegde verklaring, de resultaten van een DNA-onderzoek
als bijlage worden gevoegd.
Er zij hier met nadruk op gewezen dat de medewerking aan DNA-onderzoek uitsluitend
op vrijwillige basis kan geschieden. Hiervan dient te blijken uit een door de betrokkene
ondertekende verklaring.
Het DNA-onderzoek dient verricht te worden door een van de volgende in Nederland gevestigde
laboratoria: het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), te Rijswijk, het Centraal
Laboratorium van de Bloedtransfusiedienst (CLB) te Amsterdam of het forensisch laboratorium
van de Vakgroep Genetica, Sectie Anthropogenetica van het Leids Universitair Medisch
Centrum (LUMC) te Leiden.
De voormelde laboratoria zijn op grond van hun expertise internationaal erkend. Zij
bepalen op welke wijze en onder welke voorwaarden de afname van DNA-materiaal geschiedt.
Tevens wordt bij afname van DNA-materiaal in het buitenland door de laboratoria bepaald
aan welke voorwaarden de verzending van het materiaal dient te voldoen.
De hierbij te volgen procedure luidt als volgt:
In Nederland verblijvende personen dienen zich voor DNA-onderzoek te wenden tot een
van de voornoemde laboratoria. In het buitenland verblijvende personen dienen zich
te wenden tot de bevoegde Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging. De laatstgenoemde
zal ervoor zorgdragen dat het te onderzoeken DNA-materiaal wordt afgenomen door een
daartoe gekwalificeerde persoon. Bij de afname zal de identiteit van de betrokkene
worden vastgelegd. Het DNA-specimen zal vervolgens door tussenkomst van de desbetreffende
diplomatieke vertegenwoordiging worden toegezonden aan het laboratorium dat het onderzoek
zal uitvoeren.
De kosten die verbonden zijn aan het uitvoeren van DNA-onderzoek dienen in principe
door de betrokkene gedragen te worden. Indien de uitslag van het onderzoek het bestaan
van de gestelde afstammingsrelatie bevestigt, kunnen de kosten onder bepaalde voorwaarden
vergoed worden door de Staat. Als de betrokkene niet akkoord gaat met de uitslag van
een DNA-onderzoek, kan hij deze betwisten op grond van de voorzieningen van bezwaar
en/of beroep die gelden voor de procedure in het kader waarvan de resultaten van het
DNA-onderzoek worden ingebracht.