Verantwoording
[Regeling vervallen per 22-11-2009]
Inleiding op het basisselectiedocument
Archiefbescheiden hebben verschillende functies. Overheidsorganen kunnen archiefbescheiden
produceren of gebruiken voor de bedrijfsvoering, om zich te verantwoorden of om een
ander ter verantwoording te roepen en als bewijsmiddel. Behalve voor overheidsorganen,
zijn archiefbescheiden ook van belang voor burgers om de overheid ter verantwoording
te roepen, als bewijsmiddel en voor historisch onderzoek. Voor de selectie van archiefmateriaal
(wat kan na verloop van tijd worden vernietigd en wat dient te worden bewaard?) gelden
wettelijke regels, neergelegd in de Archiefwet 1995. Overheidsorganen kunnen/mogen hun archiefbescheiden slechts vernietigen op basis
van een selectielijst.
Dit BSD is een selectielijst van het Project Invoering Verkorting Overbrengingstermijn
(PIVOT) op het beleidsterrein Toelating van vreemdelingen. Het is gebaseerd op het
rapport institutioneel onderzoek (RIO) naar dit beleidsterrein samengesteld door drs.
C.K. Berghuis, W. Hoffstädt, W.D. Küller, De toelating van vreemdelingen. een institutioneel
onderzoek naar het beleidsterrein toelating van vreemdelingen 1945–1993. PIVOT-rapport
nr. 23. Den Haag 1994. Daarnaast werd in 2003 een aanvullend onderzoek verricht over
de periode 1994–2002 voor wat betreft de taakuitvoering van de Minister van Defensie
en de Koninklijke Marechaussee op het taakgebied vreemdelingenbeleid. Het onderzoek
werd uitgevoerd in juli 2003 door H.E.M. Mettes van het defensie archieven-, registratie-
en informatiecentrum van het Ministerie van Defensie. Hierbij werd intensief gebruik
gemaakt van het defensie-intranet. Daarnaast werden relevante wet- en regelgeving
en beleidsnota’s geraadpleegd
De nieuwe handelingen 230–232 zijn oorspronkelijk in het RIO opgenomen onder de nummers
10, 26 en 30. De handelingen zijn redactioneel enigszins aangepast. Verder wordt aan
deze handelingen in het PIVOT-rapport nr. 23 als actor de Minister van Justitie gekoppeld.
Uit het aanvullend onderzoek is echter gebleken dat deze handelingen ook door de Minister
van Defensie worden uitgevoerd. De nieuwe handeling 233 was oorspronkelijk opgenomen
in het RIO onder nummer 189 en is redactioneel aangepast.
Het beleidsterrein toelating van vreemdelingen
Het beleidsterrein is als volgt te definiëren:
de voorbereiding, vaststelling en uitvoering van het beleid ten aanzien van toelating
van-, toezicht op-, uitzetting, dan wel bewaring van vreemdelingen, waaronder begrepen
asielzoekers.
Aan deze definitie ligt de volgende doelstelling ten grondslag:
het reguleren van de immigratie- en vluchtelingenstroom naar Nederland.
Niet onder dit beleidsterrein, maar wel onder deze doelstelling vallen:
-
– de voorbereiding, vaststelling en uitvoering van het beleid ten aanzien van opvang,
integratie en remigratie van vreemdelingen;
-
– de voorbereiding, vaststelling en uitvoering van het beleid ten aanzien van arbeid
voor vreemdelingen.
Deze en nog enkele aanverwante beleidsonderwerpen worden opgenomen in rapporten institutioneel
onderzoek betreffende de beleidsterreinen bij de Ministeries van Buitenlandse Zaken,
Justitie en Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
In 1849 werd de eerste vreemdelingenwet gemaakt. Deze wet heette in principe nog alle
vreemdelingen welkom, maar verbond aan de binnenkomst voorwaarden. Deze wet heeft
formeel van 1849 tot 1967 als basis voor het vreemdelingenrecht gediend. In 1965 werd
een nieuwe wet gemaakt, die tot 1994 gold.
In verband met de grote stroom Belgische vluchtelingen als gevolg van de Eerste Wereldoorlog
werden nog twee deelwetten gemaakt, een betreffende het toezicht (1918) en een betreffende
de grensbewaking (1920).
De Minister van Justitie is altijd degene geweest die de (politieke) verantwoordelijkheid
droeg voor het vluchtelingenbeleid. Het ministerie is opgedragen met de zorg voor
de vreemdelingenzaken en de politionele grensbewaking onverminderd de bevoegdheden
van andere ministeries op het gebied van vreemdelingenaangelegenheden. Dit betekent
dat de taak is het regelen van de toelating cq. Verblijf, van het toezicht en van
de verwijdering cq. Uitzetting.
Justitie is binnen het gebied grensbewaking (volgens de wet van 1920 en het bewakingsvoorschrift
van juli 1939; deze zijn ingetrokken bij wet van 1965 en besluit van 1966) belast
met de centrale leiding van de politionele grensbewaking. De Minister van Justitie
draagt hiervoor dus de verantwoordelijkheid, maar laat de uitvoering over aan de Koninklijke
Marechaussee en beperkt zich tot het geven van voorschriften en richtlijnen omtrent
de uitoefening van deze taak.
De handhaving van de vreemdelingenwetgeving is voor de Koninklijke Marechaussee (KMar)
onderverdeeld in drie subtaakvelden. Allereerst de grensbewaking aan de (Schengen-)buitengrenzen.
Ten tweede het Mobiel Toezicht Vreemdelingen (MTV) aan de binnengrenzen. Een derde
subtaakveld is het ondersteunen van de asielprocedure.
Grensbewaking
De KMar voert de grensbewakingstaak uit op de nationale luchtvaartterreinen, in de
zeehavens en langs de Nederlandse kust (met uitzondering van het Rijnmondgebied).
De Minister van Justitie is het bevoegd gezag voor deze taak, waarbij Directie Vreemdelingenbeleid
Ministerie van Justitie richtlijnen worden gegeven.
Mobiel Toezicht Vreemdelingen
Het Mobiel Toezicht Vreemdelingen (MTV) wordt uitgevoerd om illegale immigratie die
via de binnengrenzen plaatsvindt in een zo’n vroeg mogelijk stadium te bestrijden.
Controles vinden zowel opvallende als onopvallend plaats om de vindingrijkheid in
de wijze waarop vreemdelingen illegaal Nederland binnen reizen het hoofd te bieden.
Daardoor kan vanuit het MTV een goed beeld worden verkregen van de grensoverschrijdende
mensensmokkel.
Het MTV wordt uitgevoerd om illegale immigratie via de binnengrenzen in een zo vroeg
mogelijk stadium te bestrijden. In relatie tot deze taakuitvoering verricht het MTV
een wezenlijke bijdrage in de bestrijding van mensensmokkel die via de binnengrenzen
plaatsvindt.
Ondanks de ervaring die sinds enkele jaren met de uitvoering van deze taak op grond
van het huidige door het gezag bepaalde concept is opgedaan, bestaat er geen duidelijk
beeld van de illegale immigratie en mensensmokkel via de binnengrenzen.
Door de invoering van de nieuwe vreemdelingenwet 2000 is de bevoegdheid van de Korpschefs
van de regiopolitiekorpsen de Koninklijke Marechaussee te mandateren voor het inbewaringstellen
van vreemdelingen en het uitvoeren van het volledig verwijderingproces van uit te
zetten vreemdelingen komen te vervallen. Sinds 1 januari 2004 is de bevelhebber van
de Koninklijke Marechaussee bevoegd tot het inbewaringstellen van vreemdelingen ingevolgde
de Vreemdelingenwet. Anderzijds werden de bevoegdheden van de Koninklijke Marechaussee
uitgebreid. Zo werd het mogelijk personen waarvan hun identiteit, nationaliteit en
verblijfrechtelijke status niet direct kunnen worden vastgesteld tot uiterlijk 54
uur op te houden.
Ondersteuning Asielprocedure
In de eerste 48 uur van de asielprocedure heeft de KMar een taak bij de vaststelling
van de identiteit van de vreemdelingen, met name in het geval deze vreemdeling in
het bezit is van reisdocumenten. Deze informatie over de identiteit van de asielzoeker
is van groot belang voor de behandeling van het asielverzoek door de IND en voor de
(zelfstandige) verwijdering van de vreemdeling in het geval het asielverzoek wordt
afgewezen.
Actorenoverzicht
Binnen het beleidsterrein zijn in de periode 1945– vele actoren werkzaam (geweest).
Een van de belangrijkste actoren is de Minister van Justitie. Deze heeft de eindverantwoording
voor toelating, toezicht en uitzetting, dan wel bewaring. Binnen het Ministerie van
Justitie worden de handelingen van deze actor voor het grootste deel verricht door
het per 1 januari 1994 ingestelde agentschap Immigratie en Naturalisatiedienst (voorheen
de Directie Vreemdelingenzaken). Voor een gedetailleerd overzicht van actoren en hun
taken binnen het beleidsterrein wordt verwezen naar het onderzoeksrapport Toelating
van vreemdelingen.
De bevoegdheden genoemd in de vreemdelingenwet- en regelgeving worden namens de Minister
van Justitie uitgeoefend door de bevelhebber der Koninklijke Marechaussee. De bevelhebber
is met name belast met de uitvoering van de grensbewaking. Deze spitst zich onder
meer toe op de controle van personen, hun reisdocumenten en bestaansmiddelen. Daardoor
krijgt de Marechaussee te maken met uiteenlopende kwesties: bij voorbeeld het weren
van ongewenste vreemdelingen, het aanhouden van verdachten, maar ook de tenuitvoerlegging
van strafvonnissen en het verschaffen van (nood)grensoverschrijdingsdocumenten.
Tenslotte draagt de bevelhebber der Koninklijke marechaussee zorg voor de overdracht
van uit te zetten vreemdelingen aan buitenlandse autoriteiten
In deze selectielijst zijn de handelingen van de volgende actoren gewaardeerd:
-
– Minister van Defensie;
-
– Bevelhebber der Koninklijke Marechaussee;
-
– Militair Gezag. Het militair gezag kon op gezag van het Vreemdelingenreglement in
tijden waarin de staat van oorlog of de staat van beleg was verklaard, een vreemdeling
die gevaarlijk werd geacht voor de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid,
of die zich niet gedroeg naar bepalingen zoals vastgesteld door voornoemd Vreemdelingenregelement,
voordragen voor overbrenging naar een bepaalde verblijfplaats en hem daarheen doen
overbrengen.
Doel/functie van het BSD
Doel van dit BSD is aan te geven van welke handelingen de neerslag op termijn naar
het Nationaal Archief moet worden overgebracht en welke niet. Het omvat handelingen
(en waarderingen ten opzichte van het doel) op het betreffende beleidsterrein van
actoren die vallen onder de de zorgdrager Minister van Defensie die hun archieven
te zijner tijd aan het Nationaal Archief zouden moeten overbrengen.
Het beleidsterrein kenmerkt zich door de grote mate van beslissingsvrijheid die zich
bij de operationalisering van het beleid voordoet. De grote mate van beslissingsvrijheid
kenmerkt zich in:
-
a. de operationalisering van het beleid, dat wil zeggen het toetsen van ieder individueel
geval, en in
-
b. de beleidsontwikkeling, wat wil zeggen dat de te maken keuzes afhankelijk zijn van
allerlei ontwikkelingen op het gebied van bijvoorbeeld werkgelegenheid, internationale
ontwikkelingen op het terrein van migratie, bevolkingsgrootte en morele acceptatie
door de Nederlandse bevolking van aantallen asielzoekers.
Beide aspecten beïnvloeden elkaar wederzijds.
Voor de handelingen in het basisselectiedocument heeft dit tot gevolg gehad dat er
bij de definiëring ervan al een zekere differentiatie heeft plaats gevonden. Sommige
handelingen werden, hoewel zij vanuit de wet geredeneerd als enkele handeling door
het leven zouden kunnen gaan, op basis van gesprekken met medewerkers van de toenmalige
Directie Vreemdelingenzaken, in tweeën gedeeld.
Bij het waarderen van de handelingen in het kader van het wel of niet overbrengen
naar het Nationaal Archief, één en ander op basis van de huidige (selectie)doelstelling
voor het historisch archief van de rijksoverheid van na 1940, is deze splitsing van
groot belang geweest.
Daar waar een handeling bijdraagt aan het uitgangspunt is deze gewaardeerd met een
B. Een B staat voor bewaren en overbrengen naar het Nationaal Archief zodra de neerslag
uit die handeling niet meer voor de administratie van belang is en/of uiterlijk 20
jaar na afloop van de zaak waarbinnen zij gevormd werd. De overige handelingen krijgen
een V, een afkorting die staat voor Vernietigen.
LET WEL, V staat voor op termijn vernietigen en dus niet voor onmiddellijk vernietigen.
Met dat ‘op termijn vernietigen’ wordt bedoeld dat de betreffende neerslag niet voor
overbrenging naar het Nationaal Archief in aanmerking komt. Deze stukken kunnen nog
wel van belang zijn voor de bedrijfsvoering van de betreffende organisatie en/of voor
de verantwoording bijvoorbeeld in het kader van de openbaarheid van bestuur. Daarom
wordt er per handeling ook een termijn vastgesteld waarbinnen de neerslag niet mag
worden vernietigd
Criteria
De waardering van de afzonderlijke handelingen (in de context van de omgeving ervan)
heeft plaatsgevonden op basis van een aantal criteria, die erop gericht zijn om die
handelingen op te sporen waarvan de daaruit voortvloeiende neerslag tegemoet komt
aan de doelstelling van de selectie. Iedere handeling is naast de waardering voorzien
van het criterium op basis waarvan de neerslag wordt bewaard.
De criteria zijn dus gebruikt als hulpmiddel om te komen tot een selectie van handelingen
waarvan de neerslag de selectiedoelstelling mogelijk moet maken.
Algemene Selectiecriteria
Handelingen die worden gewaardeerd met B (bewaren)
Algemeen selectiecriterium
Toelichting
-
1.
Handelingen die betrekking hebben op voorbereiding en bepaling van beleid op hoofdlijnen
Hieronder wordt verstaan agendavorming, het analyseren van informatie, het formuleren
van adviezen met het oog op toekomstig beleid, het ontwerpen van beleid of het plannen
van dat beleid, alsmede het nemen van beslissingen over de inhoud van beleid en terugkoppeling
van beleid. Dit omvat het kiezen en specificeren van de doeleinden en de instrumenten.
-
2.
Handelingen die betrekking hebben op evaluatie van beleid op hoofdlijnen
Hieronder wordt verstaan het beschrijven en beoordelen van de inhoud, het proces of
de effecten van beleid. Hieronder valt ook het toetsen van en het toezien op beleid.
Hieruit worden niet per se consequenties getrokken zoals bij terugkoppeling van beleid.
-
3.
Handelingen die betrekking hebben op verantwoording van beleid op hoofdlijnen aan
andere actoren
Hieronder valt tevens het uitbrengen van verslag over beleid op hoofdlijnen aan andere
actoren of ter publicatie.
-
4.
Handelingen die betrekking hebben op (her)inrichting van organisaties belast met beleid
op hoofdlijnen
Hieronder wordt verstaan het instellen, wijzigen of opheffen van organen, organisaties
of onderdelen daarvan.
-
5.
Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop beleidsuitvoering op hoofdlijnen
plaatsvindt
Onder beleidsuitvoering wordt verstaan het toepassen van instrumenten om de gekozen
doeleinden te bereiken.
-
6.
Handelingen die betrekking hebben op beleidsuitvoering op hoofdlijnen en direct zijn
gerelateerd aan of direct voortvloeien uit voor het Koninkrijk der Nederlanden bijzondere
tijdsomstandigheden en incidenten
Bijvoorbeeld in het geval de ministeriële verantwoordelijkheid is opgeheven en/of
wanneer er sprake is van oorlogstoestand, staat van beleg of toepassing van noodwetgeving.
Indeling BSD
Het voorliggende basisselectiedocument is ingedeeld naar zorgdrager en daarbinnen
naar actor. De reden hiervoor is simpel; selectie-instrumenten worden ter vaststelling
ingediend door zorgdragers.
Naast de eigenlijke selectielijst zelf bevat dit BSD de criteria die voor de waardering
zijn toegepast (de cijfers achter B).
Vaststelling BSD
Op 21 mei 2003 is het ontwerp-BSD door de Minister van Defensie aan de Staatssecretaris
van OC&W aangeboden, waarna deze het ter advisering heeft ingediend bij de Raad voor
Cultuur (RvC). Van het gevoerde driehoeksoverleg over de waarderingen van de handelingen
is een verslag gemaakt, dat tegelijk met het BSD naar de RvC is verstuurd. Vanaf 1 juli
2004 lag de selectielijst gedurende acht weken ter publieke inzage bij de registratiebalie
van het Nationaal Archief evenals in de bibliotheken van het Ministerie van Defensie,
het Ministerie van OC&W en de rijksarchieven in de provincie / regionaal historische
centra, hetgeen was aangekondigd in de Staatscourant en in het Archievenblad.
Op 4 november 2004 bracht de RvC advies uit (arc-2004.01692/2), hetwelk aanleiding
heeft gegeven tot de volgende wijziging in de ontwerp-selectielijst:
de waardering van handeling 235 wordt gewijzigd van V naar B 5.
Daarop werd het BSD op 22 maart 2005 door de Algemene Rijksarchivaris, namens de Staatssecretaris
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, en de Minister van Defensie vastgesteld (C/S/05/660).
Leeswijzer
(X): Dit is het volgnummer van de handeling. Dit nummer is overgenomen uit het RIO.
Handeling: Dit is een complex van activiteiten die een actor verricht ter vervulling
van een taak of op grond van een bevoegdheid. In de praktijk komt een handeling meestal
overeen met een procedure of een werkproces.
Periode: Hier staat het tijdvak vermeld gedurende welke jaren de handeling is verricht.
Wanneer er geen eindjaar staat vermeld wordt de handeling nog steeds uitgevoerd.
Grondslag: Dit is de wettelijke basis op grond waarvan de actor de handeling verricht.
Vermeld worden:
-
– de naam (citeertitel) van de wet, de Algemene Maatregel van bestuur, het Koninklijk
Besluit of de ministeriële regeling;
-
– het betreffende artikel en lid daarvan;
-
– de vindplaats, dwz. de vermelding van staatsblad of staatscourant;
-
– wijzigingen in de grondslag en het vervallen hiervan.
Een voorbeeld:
Reclasseringsregeling 1947, art. 9, lid 2 (Stb. 1947, H 423), Reclasseringsregeling
1970, art. 8, lid, lid 3 (Stb. 1969, 598), gewijzigd 1978 (Stb. 1978, 254), vervallen
in 1986 (Stb. 1986, 1)
Wanneer er geen wettelijke grondslag voor een handeling bestaat, kan de bron worden
genoemd waarin de betreffende handeling staat vermeld.
Opmerking: Deze aanvullende informatie wordt slechts vermeld wanneer de strekking
van de handeling toelichting behoeft.
Waardering: Waardering van de handeling in B (bewaren) of V (vernietigen).
Indien vernietigen, dan vermelding van de vernietigingstermijn.
Indien bewaren, dan vermelding van het gehanteerde selectiecriterium.
Eventueel een nadere toelichting op de waardering.
Selectielijst voor de zorgdrager Minister van Defensie
[Regeling vervallen per 22-11-2009]
Actor Minister van Defensie
(230)
Handeling: Het geven van voorlichting over taken en doelstellingen op het gebied van
toelating en verblijf van vreemdelingen
Periode: 1945–
Bron: Interviews
Product:
Waardering: V, 1 jaar. De eindproducten worden bewaard
(231)
Handeling: Het mede ontwikkelen van beleid ten aanzien van de toelating van vreemdelingen
Periode: 1945–
Bron: Interviews
Product:
Opmerking: Hierbij moet gedacht worden aan beleidsontwikkeling die zich richt op onderwerpen
die specifiek gelden voor de toelating en die de hieronder over specifiek beleid – niet
limitatief – opgenomen handelingen overstijgen dan wel hierbij niet zijn opgenomen
Waardering: B 1
(232)
Handeling: Het mede ontwikkelen van beleid ten aanzien van de wijze van grensbewaking
Periode: 1945–
Bron: Interviews
Product:
Opmerking:
Waardering: B 1
(233)
Handeling: Het vaststellen van voorschriften ter verzekering van een goede uitvoering
van wet- en regelgeving op het gebied van het vreemdelingenbeleid
Periode: 1945–
Grondslag: Vreemdelingenreglement 1918 en 1953, art. 25
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor Bevelhebber der Koninklijke Marechaussee
(135)
Handeling: Het verhalen van de kosten voor de verwijdering/uitzetting op de vervoersmaatschappij
of de vreemdeling
Periode: 1965–
Grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 7.2, 27.1; Vreemdelingenbesluit 2000, art.
6.4, voorschrift vreemdelingen 2000, art 6.2
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
(190)
Handeling: Het aan vreemdelingen verlenen/weigeren van de toegang tot Nederland
Periode: 1945–
Grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 6
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 10 jaar
(191)
Handeling: Het verlengen van de duur van vasthouding van een door een ambtenaar van
de grensbewaking ter controle opgenomen vreemdeling
Periode: 1965–
Grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 19.3
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 10 jaar
(192)
Handeling: Het bij beschikking verlenen/verlengen/intrekken van geldigheidsduur van
vergunningen, grenskaarten en doorlaatbewijzen ingesteld bij de overeenkomst inzake
het kleine grensverkeer
Periode: 1966–
Grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 33.1 en .2
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 10 jaar
(193)
Handeling: Het geven van toestemming aan bemanningsleden van vliegtuigen/zeeschepen
en/of aan dier passagiers die niet in het bezit zijn van een geldig toegangsbewijs
tot Nederland om zich, in afwachting van hun vertrek, tijdelijk buiten het vliegveld/de
haven op te houden
Periode: 1966–
Grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 45
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 10 jaar
(194)
Handeling: Het stellen van aantekeningen in reis- en identiteitspapieren van vreemdelingen
Periode: 1966–
Grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 75, 76
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 10 jaar
(195)
Handeling: Het tijdelijk in beslag nemen van reis- en identiteitspapieren
Periode: 1966–
Grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 77.1
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 10 jaar
(234)
Handeling: Het aanmaken en invoeren van Nederlandse signaleringen betreffende vreemdelingen
ten behoeve van opname in het Schengen Informatie Systeem
Periode: 1994–
Grondslag: Reglement persoonsregistratie Sirene-Vreemdelingen Nederland, art. 2
Product:
Opmerking:
Waardering: V, Gegevens worden uit de registratie verwijderd wanneer deze niet meer
noodzakelijk zijn voor het doel van de registratie. Verwijdering van de gegevens vindt
in ieder geval plaats binnen twee maanden na verwijdering van de signalering uit het
SIS. De verwijderde gegevens worden na één jaar vernietigd
(235)
Handeling: Het rapporteren aan de Minister van Justitie over:
a. de toegangsweigering;
b. de controle op de zorgplicht van vervoerders;
c. de uitzetting van vreemdelingen;
d. de uitvoering van het toezicht op vreemdelingen
Periode: 2000–
Grondslag: Vreemdelingenbesluit 2000, 4.17.2
Product:
Opmerking:
Waardering: B, 5
(236)
Handeling: Het staande houden en ophouden van vreemdelingen ter vaststelling van hun
identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie
Periode: 2000–
Grondslag: Vreemdelingenwet 2000, art. 50
Product: Proces verbaal
Opmerking:
Waardering: V, 10 jaar
(237)
Handeling: Het inbewaringstellen van vreemdelingen
Periode: 2000–
Grondslag: Vreemdelingenwet 2000, art. 59; Vreemdelingenbesluit 2000, hfdstuk V
Product: Proces verbaal; kennisgeving aan diens naaste verwanten of aan een in Nederland
gevestigde diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van de staat waarvan hij
onderdaan is
Opmerking: De bevoegdheid tot inbewaringstelling berust bij de Minister van Justitie
(artikel 59, eerste lid Vreemdelingenwet). De maatregel van inbewaringstelling wordt
namens hem opgelegd en opgeheven door een ambtenaar, belast met het toezicht op vreemdelingen,
die tevens hulpofficier van justitie is (zie artikel. 1.4 Vreemdelingenbesluit en
artikel 5.3 Voorschrift Vreemdelingen)
Waardering: V, 10 jaar
(238)
Handeling: Het begeleiden van een vreemdeling naar een plaats van vertrek uit Nederland
of naar een plaats buiten Nederland
Periode: 2000–
Grondslag:
Product: Geleidebrief; checklist
Opmerking:
Waardering: V, 15 jaar
Actor Militair Gezag
(196)
Handeling: Het voeren van overleg met de Minister van Justitie over de aanwijzing
van bepaalde verblijfplaatsen aan vreemdelingen binnen een in staat van oorlog of
van beleg verklaard gedeelte van het grondgebied des Rijks
Periode: 1945–1965
Grondslag: Vreemdelingenreglement 1918, art. 19
Product:
Opmerking:
Waardering: B, 6
(197)
Handeling: Het in afwachting van de beslissing van de Minister van Justitie voorlopig
aanwijzen aan vreemdelingen van bepaalde verblijfplaatsen in een in staat van oorlog
of van beleg verklaard gedeelte van het grondgebied des Rijks aan vreemdelingen en
het doen van mededeling daarvan aan die minister
Periode: 1945–1965
Grondslag: Vreemdelingenreglement 1918, art. 19
Product:
Opmerking:
Waardering: B, 6