Wijzigingswet Wet op de telecommunicatievoorzieningen enz. (mobiele telecommunicatie)

[Regeling vervallen per 13-12-2006.]
Geraadpleegd op 13-05-2024.
Geldend van 01-09-1994 t/m 12-12-2006

Wet van 16 juni 1994, houdende wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen, het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de doorbreking van het exclusieve recht van de concessiehouder in hoofdzaak door middel van de invoering van een gelimiteerd vergunningenstelsel voor specifieke vormen van openbare mobiele telecommunicatie (mobiele telecommunicatie)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het exclusieve recht van de houder van de concessie op de aanleg en instandhouding van telecommunicatie-infrastructuur te doorbreken door middel van de invoering van een gelimiteerd vergunningenstelsel voor specifieke vormen van openbare mobiele telecommunicatie en om het machtigingenstelsel voor telecommunicatie-inrichtingen ten behoeve van de overige vormen van mobiele telecommunicatie te verruimen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I

[Regeling vervallen per 13-12-2006]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel II

[Regeling vervallen per 13-12-2006]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel III

[Regeling vervallen per 13-12-2006]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel IV. Overgangsbepalingen

[Regeling vervallen per 13-12-2006]

  • A Artikel 9 van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen is niet van toepassing op wijzigingen van de algemene richtlijnen krachtens artikel 8 van die wet voor zover die wijzigingen betrekking hebben op onderwerpen, specifiek verband houdend met het bepaalde in hoofdstuk IIA van die wet of in Artikel IV, onderdeel B, zesde lid, onderdeel b, van deze wet.

  • B

    • 1. Koninklijke PTT Nederland N.V. of een door haar aan te wijzen dochtermaatschappij als bedoeld in artikel 24a, eerste en tweede lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek is binnen de grenzen van het in de volgende leden bepaalde krachtens artikel 17 van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen gemachtigd de diensten betrekking hebbend op het directe transport van spraak en andere gegevens met en tussen mobiele gebruikers, die zij voor de inwerkingtreding van deze wet verzorgde als opgedragen dienst krachtens artikel 4, eerste lid, van de genoemde wet en waaraan door de inwerkingtreding van deze wet het opgedragen karakter is ontnomen, te blijven aanbieden met instandhouding van de daarvoor op het moment van inwerkingtreding aangelegde en verder benodigde telecommunicatie-inrichtingen.

    • 2. Het eerste lid heeft geen betrekking op die diensten waarop hoofdstuk IIA van toepassing is.

    • 3. Bij algemene maatregel van bestuur wordt de periode bepaald gedurende welke de dienst met betrekking tot het directe transport van spraak tussen mobiele gebruikers welke wordt aangeboden onder de naam ATF 3:

      • a. aan een ieder landelijk moet worden aangeboden, en

      • b. na de periode, bedoeld in onderdeel a, mag worden aangeboden.

      Deze periode kan afhankelijk worden gesteld van een bij de maatregel omschreven, door Onze Minister te bepalen, moment van ontwikkeling van het aanbod van de vergelijkbare diensten door de houder of houders van een vergunning krachtens hoofdstuk IIA van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen. Bij de vaststelling van deze periode worden de belangen van de houders van een vergunning, van Koninklijke PTT Nederland N.V. en van de gebruikers van de dienst in aanmerking genomen.

    • 4. De in het derde lid bedoelde dienst wordt gedurende de in dat lid, onderdeel a, bedoelde periode aangeboden tegen een uniform tarief.

    • 5. Bij algemene maatregel van bestuur wordt de periode bepaald gedurende welke de andere in het eerste lid bedoelde diensten dan ATF 3 mogen worden aangeboden. Deze periode kan voor de onderscheidene diensten verschillend zijn en afhankelijk worden gesteld van een bij de maatregel omschreven, door Onze Minister te bepalen moment van ontwikkeling van het aanbod van vergelijkbare diensten door de houder of houders van een vergunning krachtens hoofdstuk IIA van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen.

    • 6. Met betrekking tot:

      • a. wijzigingen in de telecommunicatie-inrichtingen waarmee diensten als bedoeld in het eerste lid op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet worden verzorgd alsmede aanleg en instandhouding van andere zodanige inrichtingen voor het verrichten van die diensten is artikel 17, eerste lid, van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen van toepassing alsmede het vierde tot en met zevende lid van dat artikel, voorzover niet bij algemene maatregel van bestuur afwijkende regels terzake worden gesteld;

      • b. de verzorging van de diensten, bedoeld in het eerste lid, zijn de algemene richtlijnen krachtens artikel 8 van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen van toepassing, voorzover niet door Onze Minister afwijkende regels terzake worden gesteld;

      • c. de radiofrequenties die op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen door Onze Minister aan de in het eerste lid bedoelde rechtspersoon als houder van de concessie zijn toegekend en die deze op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet aanwendt voor de verzorging van de in het eerste lid bedoelde diensten, geldt dat deze bestemd blijven voor de verzorging van deze diensten krachtens de machtiging met dien verstande dat Onze Minister ten aanzien van de voor ATF 3 aangewende radiofrequenties bepaalt:

        • 1. op welke termijnen tijdens de perioden, bedoeld in het derde lid, door hem aan te geven radiofrequenties ter beschikking moeten worden gesteld aan Onze Minister ten behoeve van de toekenning daarvan aan de houder of houders van de vergunning, niet zijnde Koninklijke PTT Nederland N.V., voor de vergelijkbare dienst krachtens hoofdstuk IIA van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen;

        • 2. dat andere voor ATF 3 aangewende radiofrequenties dan die bedoeld onder 1. door Koninklijke PTT Nederland N.V. moeten worden aangewend voor de uitvoering van haar vergunning voor de vergelijkbare dienst krachtens hoofdstuk IIA van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen;

        • 3. de radiofrequenties die Koninklijke PTT Nederland N.V. na afloop van de krachtens het derde lid vastgestelde geldigheidsduur van de machtiging voor ATF 3 aan Onze Minister ter beschikking moet stellen. Onze Minister kan nadere regels geven met betrekking tot het bepaalde in de vorige volzin;

      • d. de toepassing van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen op Koninklijke PTT Nederland N.V. als houder van de machtiging, bedoeld in het eerste lid, of op het netwerk, de apparatuur of de diensten in het kader van deze machtiging, geldt voor het overige dat:

        • 1. artikel 58 niet van toepassing is;

        • 2. de artikelen 7, 10, 11, eerste tot en met derde lid, 12, 31 tot en met 40, 54, 57, 59, 60, 62, derde lid, en 64 van overeenkomstige toepassing zijn;

        • 3. de mobiele radio-elektrische zendinrichtingen die samenwerken met de telecommunicatie-inrichtingen waarmee de diensten worden verzorgd, worden aangemerkt als randapparatuur.

Artikel V. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 13-12-2006]

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Het koninklijk besluit kan bepalen dat de verschillende onderdelen van deze wet op verschillende tijdstippen in werking treden.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage, 16 juni 1994

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

J. R. H. Maij-Weggen

Uitgegeven de vijfentwintigste augustus 1994

De Minister van Justitie,

A. Kosto

Naar boven