Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

[Regeling vervalt op nader te bepalen datum].
[Regeling vervallen per 21-04-2021.]
Geraadpleegd op 31-10-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-04-2020 en zichtdatum 01-05-2024.
Geldend van 01-01-2019 t/m 20-04-2021

Wet van 24 september 1992, houdende vaststelling van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is uit een oogpunt van gezondheid en welzijn van dieren, uit ethische overwegingen en uit een oogpunt van bescherming van veiligheid van mens en dier regelen te geven ten aanzien van dieren en handelingen met dieren en dat het voorts wenselijk is regelen te geven terzake van de uitvoer van dieren en dierlijke produkten alsmede met het oog op de raszuiverheid van produkten van de Nederlandse fokkerij;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    Onze Minister: Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

    dier: dier dat wordt gehouden, voor zover niet uitdrukkelijk anders is bepaald en met dien verstande dat artikel 36 tevens van toepassing is op dieren die niet worden gehouden;

    vee: herkauwende en eenhoevige dieren en varkens;

    pluimvee: dieren zijnde hoenderachtigen, eenden of ganzen;

    besmettelijke dierziekte: elke aantasting van de gezondheid van een dier die gevaar kan opleveren voor de gezondheid van andere dieren of van de mens;

    smetstof: elk micro-organisme of virus dat, of elke andere biologische eenheid die, een infectieziekte en elke parasiet, die een parasitaire ziekte bij dieren kan veroorzaken;

    schadelijke stoffen: stoffen die de gezondheid van mens of dier kunnen aantasten;

    zieke dieren: dieren die zijn aangetast door een krachtens artikel 15, eerste lid, aangewezen dierziekte;

    verdachte dieren: dieren die overeenkomstig artikel 15, vierde lid, verdacht worden gevaar op te leveren voor verspreiding van een krachtens artikel 15, eerste lid, aangewezen besmettelijke dierziekte;

    produkten van dierlijke oorsprong: van dier afkomstige produkten al dan niet be- of verwerkt;

    houder: eigenaar, houder of hoeder;

    Diergezondheidsfonds: fonds als bedoeld in artikel 95a.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat het bepaalde bij of krachtens deze wet geheel of gedeeltelijk van toepassing is op handelingen met embryo’s voor zover deze zich buiten de baarmoeder van het dier bevinden.

Hoofdstuk II. De zorg voor de gezondheid van dieren

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Afdeling 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voor bij die maatregel aangewezen categorieën van houders van dieren of levende dierlijke producten van bij die maatregel aangewezen soorten of categorieën van dieren dan wel van levende dierlijke producten regelen gesteld omtrent:

    • a. de inrichting van de bedrijven waarop dieren of levende dierlijke producten worden gehouden;

    • b. het toevoegen van dieren aan bedrijven of vestigingen, daaronder begrepen het aantal bedrijven of vestigingen waarvan de toe te voegen dieren ten hoogste afkomstig zijn;

    • c. de wijze waarop dieren worden gehouden en hun huisvesting;

    • d. de hygiënische eisen waaraan moet worden voldaan;

    • e. de voedering, drenking, verzorging en behandeling van dieren;

    • f. het gebruik van sera, entstoffen, antibiotica en chemotherapeutica;

    • g. de bestrijding van insecten en ratten alsmede van andere organismen voor zover zij schadelijk zijn voor de gezondheid van dieren;

    • h. bedrijfsbegeleiding door een dierenarts;

    • i. het vervoer en het verzamelen van dieren of van levende dierlijke producten;

    • j. het afvoeren van dieren van bedrijven of vestigingen, daaronder begrepen het aantal bedrijven of vestigingen waaraan die dieren ten hoogste worden toegevoegd;

    • k. het winnen, bewerken en gebruiken van levende dierlijke producten;

    • l. de behandeling en aanbieding voor onderzoek van doodgeboren of gestorven dieren dan wel levende dierlijke producten, onvoldragen vruchten en nageboorten;

    • m. het houden van aantekeningen omtrent bezoekers en vervoermiddelen.

  • 2 Bij de in het eerste lid bedoelde maatregel kan het begrip bedrijf en vestiging worden omschreven waarbij voor de verschillende soorten of categorieën van dieren dan wel van levende dierlijke producten verschillende omschrijvingen kunnen worden gegeven.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan aan de houder van één of meer dieren, behorende tot een daarbij te bepalen diersoort, de verplichting worden opgelegd om:

    • a. zich als zodanig voor een bij of krachtens de maatregel genoemd tijdstip schriftelijk te melden bij Onze Minister onder vermelding van het aantal dieren dat hij van de onderscheiden soorten houdt;

    • b. indien de dieren bedrijfsmatig worden gehouden, aantekening te houden van het aantal op zijn bedrijf aanwezige dieren van deze soort, van de geboorte op, onderscheidenlijk toevoeging van dieren van deze soort aan zijn bedrijf, alsmede van de afvoer van dieren van deze soort van zijn bedrijf, één en ander onder vermelding van de gegevens waardoor de dieren kunnen worden geïdentificeerd en onder vermelding van naam en adres van degene van wie de dieren afkomstig zijn onderscheidenlijk aan wie de dieren zijn afgeleverd.

  • 2 De in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde aantekeningen dienen gedurende ten minste drie maanden te worden bewaard.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ter voorkoming van verspreiding van smetstof regelen worden gesteld waaraan markten en andere verzamelplaatsen van dieren, slachterijen, inrichtingen waarin producten van dierlijke oorsprong worden gewonnen, be- of verwerkt, inrichtingen waarin diervoeder wordt bereid en plaatsen waar vervoermiddelen worden ontsmet moeten voldoen.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ter voorkoming van verspreiding van smetstof regelen worden gesteld ten aanzien van:

  • a. de reiniging en ontsmetting van stallen, kooien, vervoermiddelen, de daarbij behorende voorwerpen en andere plaatsen en voorwerpen waar of waarin dieren, produkten van dierlijke oorsprong, diervoeder alsmede andere produkten of voorwerpen die dragers van smetstof kunnen zijn, hebben verbleven;

  • b. het behandelen van de in onderdeel a bedoelde produkten waardoor zij geen gevaar meer kunnen opleveren voor de verspreiding van smetstof dan wel het vernietigen van deze produkten en de in onderdeel a bedoelde voorwerpen.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ter voorkoming van verspreiding van smetstof regelen worden gesteld ten aanzien van de aflevering, de opslag, het in voorraad en voorhanden hebben en het vervoeren van materialen van dierlijke herkomst.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Het is verboden vee of pluimvee en andere dieren van door Onze Minister aangewezen soorten of categorieën van dieren te doen verblijven of dit te gedogen op een terrein of plaats waarop zich vuilnis of mest bevindt of waarop vuilnis of mest pleegt te worden gestort of opgeslagen en op een daaraan grenzend terrein, indien de dieren zich vrijelijk van het ene terrein naar het andere kunnen begeven.

  • 2 Het is verboden vuilnis of mest te storten of op te slaan op, dan wel te verspreiden over een terrein of plaats waarop dieren, als bedoeld in het eerste lid, vrijelijk toegang hebben.

  • 3 In het eerste en tweede lid wordt onder "mest" niet begrepen mest verkregen in het bedrijf, waar de dieren worden gehouden.

Afdeling 2. Het weren van besmettelijke dierziekten

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 10

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Onze Minister kan het brengen in Nederland van dieren, produkten van dierlijke oorsprong, alsmede van andere produkten en voorwerpen die dragers van smetstof kunnen zijn, verbieden dan wel verbieden, indien niet wordt voldaan aan door hem te stellen regelen.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde regelen hebben in elk geval betrekking op:

    • a. de eisen waaraan de in het eerste lid bedoelde dieren, produkten of voorwerpen moeten voldoen;

    • b. de eisen waaraan de vervoermiddelen en de verpakkingen moeten voldoen;

    • c. het aanmelden van het voornemen om dieren, produkten of voorwerpen binnen te brengen;

    • d. het in overleg met Onze Minister van Financiën aanwijzen van douanekantoren in de zin van de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 1:1, eerste en tweede lid, van de Algemene douanewet, waar de dieren, produkten of voorwerpen, die anders dan over de Belgisch-Nederlandse of de Duits-Nederlandse grens worden binnengebracht, moeten worden aangebracht;

    • e. het aanwijzen van de plaatsen waar dieren, produkten of voorwerpen, die via de Belgisch-Nederlandse of de Duits-Nederlandse grens worden binnengebracht, ter onderzoek moeten worden aangeboden;

    • f. de verklaringen welke op het douanekantoor, dan wel op een plaats als bedoeld in onderdeel e, moeten worden overgelegd en de eisen waaraan deze verklaringen moeten voldoen en

    • g. het onderzoek na het binnenbrengen in Nederland.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Onze Minister kan ten aanzien van in artikel 10, eerste lid, bedoelde, in Nederland gebrachte dieren, produkten en voorwerpen onder meer regelen stellen betreffende:

    • a. met betrekking tot dieren:

      • 1°. een nader onderzoek, voorbehoedende behandeling of een tijdelijke afzondering;

      • 2°. het vervoer naar de plaats van onderzoek, voorbehoedende behandeling of tijdelijke afzondering;

      • 3°. de bestemming;

      • 4°. het vervoer naar de plaats van bestemming in Nederland dan wel naar de plaats waar de dieren weer buiten Nederland worden gebracht;

      • 5°. het doden of slachten en het toezicht daarop en de bestemming van de gedode of geslachte dieren;

    • b. met betrekking tot produkten en voorwerpen:

      • 1°. een nader onderzoek;

      • 2°. de bestemming;

      • 3°. het vervoer naar de plaats van onderzoek of de plaats van bestemming dan wel naar de plaats waar de zaken weer buiten Nederland worden gebracht.

  • 2 Regelen omtrent de in het eerste lid, onderdeel a, sub 5, genoemde onderwerpen, worden vastgesteld in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Onze Minister kan voorts regelen stellen met betrekking tot de reiniging en ontsmetting van vervoermiddelen waarin en plaatsen waarop, alsmede met betrekking tot de reiniging, ontsmetting dan wel vernietiging van verpakkingsmateriaal waarin de in artikel 10, eerste lid, bedoelde, in Nederland gebrachte dieren, produkten en voorwerpen hebben verbleven.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Onze Minister kan bepalen, dat dieren die op grond van het bepaalde krachtens artikel 10 niet in Nederland hadden mogen worden gebracht zonder vergoeding van Staatswege en voor rekening van de importeur of diens gemachtigde binnen een door hem te bepalen termijn hetzij buiten Nederland moeten worden gebracht, hetzij onder door hem te stellen regelen naar een door hem aangewezen plaats moeten worden vervoerd en aldaar worden geslacht, onderscheidenlijk worden gedood en vernietigd.

  • 2 Onze Minister kan bepalen, dat produkten en voorwerpen die op grond van het bepaalde krachtens artikel 10 niet in Nederland hadden mogen worden gebracht, binnen een door hem te bepalen termijn voor rekening van de importeur of diens gemachtigde hetzij buiten Nederland moeten worden gebracht, hetzij onder door hem te stellen regelen naar een door hem te bepalen plaats worden gebracht om aldaar voor rekening van de importeur of diens gemachtigde een behandeling te ondergaan waardoor zij geen gevaar meer opleveren voor de verspreiding van smetstof, hetzij zonder vergoeding van Staatswege en voor rekening van de importeur of diens gemachtigde worden vernietigd.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

De in deze afdeling bedoelde regelen kunnen onder meer verschillen naar gelang van het land van herkomst en naar gelang van de bestemming der dieren, produkten en voorwerpen.

Afdeling 3. De preventie en de bestrijding van besmettelijke dierziekten

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 15

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Deze afdeling is van toepassing op door Onze Minister aangewezen besmettelijke dierziekten bij:

    • a. vee;

    • b. pluimvee;

    • c. bijen;

    • d. nertsen;

    • e. andere dieren behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten of categorieën van dieren;

    • f. andere dieren van door Onze Minister voor een termijn van ten hoogste acht maanden aangewezen soorten of categorieën van dieren.

  • 2 Een besmettelijke dierziekte kan worden aangewezen, indien:

    • a. de ziekte zich snel kan uitbreiden, ernstige schade kan berokkenen aan de betrokken diersoort en niet of niet volledig kan worden voorkomen of bestreden met normale bedrijfsmiddelen;

    • b. een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie zulks met zich brengt of

    • c. de ziekte naar het oordeel van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een ernstig gevaar voor de volksgezondheid oplevert.

  • 3 In het geval bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, vindt de aanwijzing plaats in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

  • 4 Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wanneer dieren als verdachte dieren moeten worden aangemerkt.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Een aanwijzing als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel f, kan alleen plaatsvinden in spoedeisende gevallen.

  • 2 Indien de aanwijzing tevens in het belang is van de volksgezondheid, vindt zij plaats in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Bij ministeriële regeling kunnen hetzij voor geheel Nederland, hetzij voor bepaalde gedeelten daarvan, regels worden gesteld ter voorkoming van overbrenging van een besmettelijke dierziekte, waaronder in ieder geval regels omtrent:

    • a. het voorbehoedend behandelen, merken, opsluiten, aanlijnen van dieren die door een besmettelijke dierziekte kunnen worden aangetast of drager van smetstof kunnen zijn;

    • b. het behandelen of onschadelijk maken van producten van dierlijke oorsprong, diervoeder, vervoermiddelen alsmede van andere producten of voorwerpen die drager van smetstof kunnen zijn;

    • c. het betreden van bedrijven of vestigingen waar dieren worden gehouden, waaronder het opleggen van de verplichting aan personen, die in het kader van de uitoefening van hun beroep of bedrijf bedrijven of vestigingen betreden, tot het houden van aantekeningen omtrent het betreden van desbetreffende bedrijven of vestigingen;

    • d. het insemineren of laten bevruchten van dieren die door een besmettelijke dierziekte kunnen worden aangetast.

  • 2 Onder de in het eerste lid bedoelde regels worden mede verstaan regels met betrekking tot:

    • a. het aanvoeren van dieren, producten van dierlijke oorsprong, diervoeder, vervoermiddelen alsmede van andere producten of voorwerpen aan bedrijven of vestigingen;

    • b. het ontvangen van dieren, producten van dierlijke oorsprong, diervoeder, vervoermiddelen alsmede van andere producten of voorwerpen op bedrijven of vestigingen;

    • c. het afvoeren van dieren, producten van dierlijke oorsprong, diervoeder, vervoermiddelen, alsmede van andere producten of voorwerpen van bedrijven of vestigingen;

    • d. de aanwezigheid van dieren, producten van dierlijke oorsprong, diervoeder, vervoermiddelen alsmede andere producten of voorwerpen op bedrijven of vestigingen.

  • 3 Indien een besmettelijke dierziekte is aangewezen in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport worden de in het eerste lid bedoelde regels in overeenstemming met die minister gesteld.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Onze Minister kan, hetzij voor Nederland, hetzij voor bepaalde gedeelten daarvan:

    • a. schorsing van markten waarop dieren van door hem aangewezen soorten of categorieën van dieren worden verhandeld en sluiting van diergaarden en daarmede vergelijkbare inrichtingen bevelen, dan wel markten, diergaarden of vergelijkbare inrichtingen verbieden indien niet wordt voldaan aan door hem te stellen regelen;

    • b. het op een plaats bijeenbrengen van dieren van door hem aangewezen soorten of categorieën van dieren afkomstig van verschillende plaatsen verbieden of daaromtrent regelen stellen.

  • 2 De regelen, bedoeld in het eerste lid, kunnen onder meer betrekking hebben op de aanvoer van dieren naar en de afvoer van dieren van bedrijven of vestigingen waar dieren worden gehouden, markten en andere plaatsen waarop dieren afkomstig van verschillende plaatsen bijeen worden gebracht alsmede op de controle daarop, daaronder begrepen de verzegeling van vervoermiddelen en de afgifte van bewijsstukken.

  • 3 Indien een bevel of verbod, als bedoeld in het eerste lid, van kracht is, is het verboden dieren ten aanzien waarvan het bevel of verbod geldt, op de aldaar genoemde plaatsen aanwezig te hebben onderscheidenlijk aldaar aanwezig te hebben in strijd met de regelen bedoeld in het eerste lid.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Indien een dier verschijnselen van een besmettelijke dierziekte vertoont of indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een dier in de gelegenheid is geweest om te worden besmet of drager van smetstof is, geeft de houder hiervan terstond kennis aan een ambtenaar als bedoeld in artikel 114, tweede lid.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de wijze van kennis geven, bedoeld in het eerste lid, die voor iedere besmettelijke dierziekte kunnen verschillen.

  • 3 Indien een besmettelijke dierziekte is aangewezen in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, worden de in het tweede lid bedoelde regels in overeenstemming met die minister gesteld.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 De houder, bedoeld in artikel 19, eerste lid, verstrekt naar waarheid alle inlichtingen en verleent alle medewerking aan een ambtenaar als bedoeld in artikel 114, tweede lid, die deze redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig heeft en doet al datgene dat in zijn vermogen ligt om de aard van de besmettelijke dierziekte zo spoedig mogelijk te doen vaststellen.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een houder van een dier die door een ambtenaar als bedoeld in 114, tweede lid, op de hoogte is gesteld van het vermoeden dat dat dier door een besmettelijke dierziekte is aangetast of drager van smetstof is.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Onze Minister besluit zo spoedig mogelijk tot het nemen van de door hem nodig geachte maatregelen tot bestrijding van een besmettelijke dierziekte.

  • 2 Onze Minister stelt de burgemeester van de gemeente, waarop de maatregelen betrekking hebben, onmiddellijk hiervan in kennis.

  • 3 Indien de situatie, in verband met het voorkomen van overbrenging van besmetting, dermate spoedeisend is dat Onze Minister het besluit tot het nemen van maatregelen niet tevoren op schrift kan stellen, zorgt Onze Minister alsnog zo spoedig mogelijk voor de opschriftstelling en de bekendmaking.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 De in artikel 21 bedoelde maatregelen kunnen zijn:

    • a. het afzonderen van zieke en verdachte dieren;

    • b. opstallen, ophokken of op een plaats houden van zieke en verdachte dieren;

    • c. het plaatsen van waarschuwingsborden;

    • d. het door het plaatsen van kentekenen besmet of van besmetting verdacht verklaren van gebouwen en terreinen;

    • e. het merken van zieke, verdachte en herstelde dieren;

    • f. het doden van zieke en verdachte dieren;

    • g. het onschadelijk maken van gedode of gestorven, zieke en verdachte dieren, en van produkten en voorwerpen, die besmet zijn of ervan worden verdacht gevaar op te leveren voor verspreiding van smetstof;

    • h. het reinigen en ontsmetten van gebouwen, terreinen, bewaarplaatsen van mest en voorwerpen;

    • i. het vastleggen, opsluiten of afzonderen van dieren;

    • j. het behandelen van dieren of producten op een door Onze Minister aangegeven wijze;

    • k. het verbieden van het vervoeren van de op grond van artikel 25, eerste lid, aangewezen soorten of categorieën van dieren, producten of voorwerpen van of naar gebouwen en terreinen waar geen kenteken als bedoeld onderdeel d, is geplaatst;

    • l. het verbieden van de toegang aan anderen dan de op grond van artikel 25, tweede lid, aangewezen personen of groepen van personen tot gebouwen en terreinen waar geen kenteken als bedoeld in onderdeel d, is geplaatst;

    • m. het verbieden van het verlaten van gebouwen en terreinen waar geen kenteken als bedoeld in onderdeel d, is geplaatst, tenzij de door Onze Minister voorgeschreven maatregelen van ontsmetting zijn toegepast;

    • n. het nemen van andere maatregelen, voorzover een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie zulks met zich brengt.

  • 2 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kunnen bedoelde maatregelen met betrekking tot bijen bestaan uit:

    • a. het ontsmetten van de bijenwoning en de naaste omgeving daarvan;

    • b. het verbieden van het verplaatsen van een bijenwoning;

    • c. het hechten van een kenteken aan de bijenwoning, waaruit blijkt dat deze niet mag worden verplaatst;

    • d. het verbieden van het laten uitvliegen der bijen gedurende een bepaalde tijd;

    • e. het plaatsen van geneesmiddelen in de bijenwoning;

    • f. het vernietigen of het onschadelijk maken van producten en voorwerpen die besmet zijn of ervan worden verdacht gevaar op te leveren voor verspreiding van smetstof;

    • g. het doden en vernietigen van zieke of verdachte bijenvolken;

    • h. het behandelen van de bijen op een wijze die door wetenschap of praktijk als doeltreffend is aangewezen.

Artikel 23

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Onze Minister stelt het model van de in artikel 22 bedoelde waarschuwingsborden en kentekenen vast en stelt nadere regelen vast omtrent de wijze waarop de in dat artikel genoemde maatregelen worden uitgevoerd.

  • 2 De burgemeester van de betrokken gemeente verleent zijn medewerking bij het plaatsen en weer verwijderen van de waarschuwingsborden en kentekenen.

Artikel 24

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Onze Minister stelt het tijdstip vast waarop de verdenking is ontstaan dat een dier lijdt aan een besmettelijke dierziekte alsmede het tijdstip waarop deze verdenking eindigt en stelt daarbij tevens vast welke op het bedrijf aanwezige dieren op het tijdstip waarop de verdenking is ontstaan reeds ziek waren en welke dieren op dat tijdstip van de ziekte verdacht waren.

Artikel 25

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Het is verboden dieren van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten of categorieën van dieren, danwel bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen produkten of voorwerpen te vervoeren van of naar gebouwen en terreinen, waar een kenteken, als bedoeld in artikel 22, eerste lid, is geplaatst.

  • 2 De toegang tot gebouwen of terreinen, waar een kenteken, als bedoeld in artikel 22, eerste lid, is geplaatst of door Onze Minister aangewezen gedeelten daarvan, is aan anderen dan door Onze Minister aan te wijzen personen of groepen van personen verboden.

Artikel 26

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Het is verboden gebouwen of terreinen, waar een kenteken, als bedoeld in artikel 22, eerste lid, is geplaatst te verlaten, tenzij na toepassing van de door Onze Minister voorgeschreven maatregelen van ontsmetting.

  • 2 De ambtenaar, bedoeld in artikel 114, tweede lid, stelt de middelen tot de in het eerste lid bedoelde ontsmetting ter beschikking.

Artikel 29

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Iedere houder van een ziek of verdacht dier is verplicht ervoor zorg te dragen, dat dit dier zijn verblijfplaats niet verlaat, tenzij met toestemming of krachtens bevel van Onze Minister.

  • 2 De toestemming kan onder beperkingen worden verleend en daaraan kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 30

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Onze Minister kan het vervoeren van dieren van een door hem te bepalen soort, van deze diersoort afkomstige producten, diervoeder, vervoermiddelen alsmede andere producten en voorwerpen welke dragers van smetstof kunnen zijn, uit, naar of binnen Nederland of bepaalde gedeelten van Nederland verbieden dan wel verbieden indien niet wordt voldaan aan door hem te stellen regels.

  • 2 Rondom het op grond van het eerste lid aangewezen gebied kunnen waarschuwingsborden worden geplaatst.

  • 3 Onze Minister kan voor het krachtens het eerste lid aangewezen gebied het bij artikel 29 bepaalde van overeenkomstige toepassing verklaren ten aanzien van gezonde dieren.

Artikel 31

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Indien in het belang van het weren, de preventie of de bestrijding van besmettelijke dierziekten naar het oordeel van Onze Minister een onverwijlde voorziening noodzakelijk is, kan hij bepalen dat door hem krachtens dit hoofdstuk vastgestelde regelingen onmiddellijk na hun bekendmaking in werking treden. In dat geval kan hij zodanige regeling, in afwijking van artikel 4 van de Bekendmakingswet, op andere dan de daar genoemde wijze bekend maken.

Artikel 31a

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Onze Minister kan mandaat verlenen:

    • a. tot het stellen van het in artikel 30, eerste lid, bedoelde vervoersverbod en de in dat artikellid bedoelde regels, voorzover het toepassingsbereik van het vervoersverbod is beperkt tot een gebied met een straal van 10 kilometer of minder rondom een gebouw of terrein, dat door het plaatsen van een kenteken als bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdeel d, besmet of van besmetting verdacht is verklaard;

    • b. tot het stellen van de regels, bedoeld in artikel 17 en 18, indien in het belang van bestrijding van besmettelijke dierziekten een onverwijlde voorziening noodzakelijk is.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde mandaat kan tevens de bevoegdheid betreffen tot inwerkingtreding en bekendmaking van het vervoersverbod en de regels overeenkomstig artikel 31.

Artikel 31b

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Onze Minister kan besluiten de maatregelen, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdelen a, b, e, i , j of n toe te passen op dieren die niet lijden aan een besmettelijke dierziekte, of niet van besmetting met een dergelijke dierziekte worden verdacht, maar die zodanige ziekteverschijnselen vertonen dat naar het oordeel van Onze Minister die dieren of de van die dieren afkomstige producten een gevaar voor de diergezondheid kunnen opleveren, danwel naar het oordeel van Onze Minister en Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport die dieren of die producten een gevaar voor de volksgezondheid kunnen opleveren.

  • 2 Bij ministeriële regeling kan de verplichting, bedoeld in artikel 19, eerste lid, en de verplichting, bedoeld in artikel 20, eerste lid, van overeenkomstige toepassing worden verklaard ten aanzien van dieren die niet lijden aan een besmettelijke dierziekte, of van een besmetting met een dergelijke ziekte niet worden verdacht, maar die door Onze Minister aangewezen andere ziekteverschijnselen vertonen.

  • 3 Bij de regeling, bedoeld in het tweede lid, kunnen regels worden gesteld omtrent de wijze van kennis geven als bedoeld in dat lid.

Artikel 32

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Bij het stellen van regelen en het voorschrijven van maatregelen krachtens dit hoofdstuk kan worden afgeweken van het bepaalde bij of krachtens de Meststoffenwet en hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming.

Hoofdstuk III. De zorg voor het welzijn van dieren

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Afdeling 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 33

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

[Red: Dit artikel treedt niet meer in werking. Het artikel is ingetrokken door Stb. 2011/345.]

  • 1 Het is verboden dieren te houden, tenzij deze behoren tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten of categorieën van dieren.

  • 2 Bij een maatregel als bedoeld in het eerste lid kan worden bepaald dat het houden slechts onder bepaalde voorwaarden is toegestaan.

Artikel 38

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Bij algemene maatregel van bestuur worden voor bij die maatregel aangewezen categorieën van houders van dieren van bij die maatregel aangewezen soorten of categorieën van dieren regelen gesteld omtrent de verzorging, voedering, drenking, behandeling en het africhten van dieren.

Afdeling 3. Het doden van dieren

[Vervallen per 01-07-2014]

Artikel 43

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

[Red: Dit artikel treedt niet meer in werking. Het artikel is ingetrokken door Stb. 2011/345.]

Het is verboden om dieren te doden in andere dan bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen.

Afdeling 4. De huisvesting van dieren

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 45

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Onverminderd het bepaalde krachtens artikel 35 kunnen bij algemene maatregel van bestuur voor daarbij aan te wijzen categorieën van houders van dieren van bij die maatregel aangewezen soorten of categorieën van dieren regelen worden gesteld omtrent de huisvesting van dieren.

  • 2 De krachtens het eerste lid gestelde regelen kunnen onder meer betrekking hebben op:

    • - de afmetingen en uitvoeringen van kooien, hokken en stallen alsmede hun vormgeving;

    • - de aard van de wanden en van het vloer- en grondoppervlak van kooien, hokken en stallen, in het bijzonder de daarvoor te gebruiken materialen;

    • - de inrichting van kooien, hokken en stallen, in het bijzonder de daarin aan te brengen voeder- en drinkwatervoorzieningen alsook voorzieningen die het voor de dieren mogelijk maken om soorteigen gedrag te ontplooien;

    • - de verlichting, luchtverversing en verwarming van kooien, hokken en stallen;

    • - de aanwezigheid en de aard van afrasteringen;

    • - de voorzieningen binnen huisvestingssystemen.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur kan het ten verkoop in voorraad hebben, verkopen en afleveren van daarbij aan te wijzen huisvestingssystemen, onderdelen daarvan of voorzieningen binnen huisvestingssystemen worden verboden dan wel slechts worden toegestaan voor zover die systemen, onderdelen of voorzieningen voldoen aan bij die maatregel gestelde eisen.

  • 4 Indien Onze Minister overweegt een voordracht te doen tot vaststelling, wijziging of intrekking van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste of derde lid kan hij, indien het belang van het welzijn van dieren naar zijn oordeel een onmiddellijke voorziening vereist regelen stellen overeenkomstig de in overweging zijnde maatregel.

  • 5 Een regeling als bedoeld in het vierde lid blijft, behoudens eerdere intrekking, van kracht totdat de daar bedoelde algemene maatregel van bestuur in werking treedt, doch uiterlijk tot acht maanden na het in werking treden van de regeling.

  • 6 Tenzij bij een maatregel als bedoeld in het eerste of derde lid of een regeling als bedoeld in het vierde lid anders wordt bepaald, is het bepaalde bij of krachtens de artikelen 46 tot en met 54 niet van toepassing in het geval voor de dieren van de aangewezen soort of categorie van dieren bij die maatregel of regeling, regelen zijn gesteld omtrent de huisvesting.

Artikel 46

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

[Red: Dit artikel treedt niet meer in werking. Het artikel is ingetrokken door Stb. 2011/345.]

  • 1 Het is verboden een seriematig vervaardigd huisvestingssysteem voor dieren van bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten of categorieën van dieren, voorhanden te hebben, ten verkoop in voorraad te hebben, te verkopen, af te leveren of te gebruiken.

  • 2 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet indien een huisvestingssysteem is toegelaten.

  • 3 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt eveneens niet ten aanzien van huisvestingssystemen die worden doorgevoerd of kennelijk bestemd zijn voor uitvoer.

Artikel 47

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

[Red: Dit artikel treedt niet meer in werking. Het artikel is ingetrokken door Stb. 2011/345.]

  • 1 Een huisvestingssysteem wordt slechts toegelaten indien op grond van de door de aanvrager overgelegde gegevens met redelijke zekerheid mag worden aangenomen dat het systeem geen schadelijke effecten heeft op het welzijn van dieren waarvoor het bestemd is, in een mate die niet aanvaardbaar is. Bij het bepalen van de mate van aanvaardbaarheid wordt mede rekening gehouden met de uit het betrokken huisvestingssysteem voortvloeiende gevolgen voor andere belangen dan het welzijn van dieren.

  • 2 Over de toelating van een huisvestingssysteem beslist Onze Minister op aanvraag van de fabrikant, de importeur of een handelaar, gehoord de Commissie toelating huisvestingssystemen landbouwhuisdieren, bedoeld in artikel 50.

  • 3 Een aanvraag voor een toelating dient in ieder geval vergezeld te gaan van een door of vanwege de aanvrager opgestelde rapportage ter zake van dat huisvestingssysteem over de effecten op het welzijn van dieren waarvoor het bestemd is.

  • 4 Een rapportage als bedoeld in het derde lid dient te zijn opgesteld in de Nederlandse taal en bevat in ieder geval:

    • a. een specifieke beschrijving van het huisvestingssysteem, waarvan onder meer deel uitmaakt een beschrijving van:

      • - de afmetingen en uitvoeringen van kooien, hokken en stallen alsmede hun vormgeving;

      • - de aard van de wanden en van het vloer- en grondoppervlak van kooien, hokken en stallen, in het bijzonder de daarvoor te gebruiken materialen;

      • - de inrichting van kooien, hokken en stallen, in het bijzonder de daarin aan te brengen voeder- en drinkwatervoorzieningen alsook voorzieningen die het voor het dier mogelijk maken soorteigen gedrag te ontplooien;

      • - de verlichting, luchtverversing en verwarming van kooien, hokken en stallen;

      • - de aanwezigheid en de aard van afrasteringen;

    • b. een specifieke beschrijving van de gevolgen van het huisvestingssysteem voor het welzijn van dieren waarvoor het bestemd is.

  • 5 Onze Minister stelt regelen omtrent de behandeling van een aanvraag. Daarbij kan onder meer worden bepaald:

    • a. dat een aanvraag eerst in behandeling wordt genomen nadat een daarvoor vastgesteld bedrag is voldaan;

    • b. welke kosten van het onderzoek, voortvloeiend uit een aanvraag, ten laste van de aanvrager worden gebracht;

    • c. welke gegevens naast die als bedoeld in het vierde lid dienen te worden overgelegd;

    • d. in welke gevallen een aanvraag voor een toelating niet ontvankelijk wordt verklaard.

  • 6 Aan een toelating kunnen voorschriften worden verbonden. Zij kan onder beperkingen worden verleend.

Artikel 48

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

[Red: Dit artikel treedt niet meer in werking. Het artikel is ingetrokken door Stb. 2011/345.]

  • 1 Huisvestingssystemen waarvan kan worden aangetoond dat zij vóór de inwerkingtreding van een maatregel als bedoeld in artikel 46, eerste lid, voorhanden zijn, ten verkoop in voorraad zijn gehouden, zijn verkocht, zijn afgeleverd dan wel in gebruik zijn, zijn toegelaten voor een door Onze Minister vastgestelde termijn. Deze termijn kan verschillen naar gelang het huisvestingssysteem en naar gelang de in de eerste volzin genoemde handeling.

  • 2 Onze Minister stelt regelen omtrent de wijze waarop dient te worden aangetoond dat huisvestingssystemen vóór de inwerkingtreding van een maatregel als bedoeld in artikel 46, eerste lid, voorhanden zijn, ten verkoop in voorraad zijn gehouden, zijn verkocht, zijn afgeleverd dan wel in gebruik zijn.

Artikel 49

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

[Red: Dit artikel treedt niet meer in werking. Het artikel is ingetrokken door Stb. 2011/345.]

  • 1 Onze Minister kan een toelating intrekken, indien ter zake daarvan:

    • a. bij de aanvraag zodanig onjuiste gegevens zijn verstrekt dat, indien deze ten tijde van de toelating bekend zouden zijn geweest, de aanvraag zou zijn afgewezen;

    • b. blijkt dat zich zodanig schadelijke effecten voordoen dat, indien deze ten tijde van de toelating bekend zouden zijn geweest, de aanvraag zou zijn afgewezen;

    • c. een ander huisvestingssysteem is toegelaten dat uit een oogpunt van welzijn van dieren de voorkeur heeft en waarvan overigens het gebruik redelijkerwijs kan worden gevergd.

  • 2 Onze Minister kan bepalen dat een huisvestingssysteem waarvan de toelating ingevolge het eerste lid is ingetrokken, nog gedurende een daarbij vast te stellen termijn voorhanden mag worden gehouden, ten verkoop in voorraad mag worden gehouden, mag worden verkocht, mag worden afgeleverd of mag worden gebruikt. Deze termijn kan verschillen naar gelang de in de eerste volzin genoemde handeling.

Artikel 50

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

[Red: Dit artikel treedt niet meer in werking. Het artikel is ingetrokken door Stb. 2011/345.]

  • 1 Er is een Commissie toelating huisvestingssystemen landbouwhuisdieren die is belast met de advisering van Onze Minister over de toelating van huisvestingssystemen en de intrekking daarvan.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur worden regelen gesteld omtrent onder meer de samenstelling en de werkwijze van de commissie, bedoeld in het eerste lid. Deze regelen hebben mede betrekking op de zittingsduur, de schorsing en het ontslag van de leden van de commissie.

Artikel 51

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

[Red: Dit artikel treedt niet meer in werking. Het artikel is ingetrokken door Stb. 2011/345.]

Van een toelating of intrekking daarvan wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel 52

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

[Red: Dit artikel treedt niet meer in werking. Het artikel is ingetrokken door Stb. 2011/345.]

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden gesteld betreffende het voorhanden hebben, ten verkoop in voorraad hebben, verkopen, afleveren of gebruiken van huisvestingssystemen die kennelijk in een proefstadium verkeren. Daarbij kan worden afgeweken van het bepaalde bij of krachtens deze wet.

  • 2 Voor zover krachtens het eerste lid wordt bepaald dat proefnemingen slechts na daartoe gedane aanvraag kunnen worden toegestaan, kunnen de kosten voortvloeiende uit deze aanvraag ten laste van de aanvrager worden gebracht volgens door Onze Minister gestelde regelen.

Artikel 53

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

[Red: Dit artikel treedt niet meer in werking. Het artikel is ingetrokken door Stb. 2011/345.]

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden gesteld ter uitvoering van het bepaalde in de artikelen 46 tot en met 49.

Artikel 54

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

[Red: Dit artikel treedt niet meer in werking. Het artikel is ingetrokken door Stb. 2011/345.]

Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat het bepaalde bij of krachtens de artikelen 46 tot en met 53 geheel of gedeeltelijk van overeenkomstige toepassing is voor bij die maatregel aangewezen seriematig vervaardigde onderdelen van dan wel aangewezen seriematig vervaardigde voorzieningen binnen huisvestingssystemen.

Afdeling 5. Het fokken met dieren

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 55

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regelen gesteld omtrent het fokken met dieren van bij die maatregel aangewezen soorten of categorieën van dieren. Deze regelen kunnen onder meer betrekking hebben op:

    • a. de methode van fokken;

    • b. het registreren, identificeren en certificeren van dieren;

    • c. het voorafgaand aan het fokken door de fokker te verrichten of te doen verrichten onderzoek bij een dier waarmee wordt gefokt naar de aanwezigheid van aandoeningen die de gezondheid of het welzijn van het dier of de nakomelingen van het dier kunnen aantasten, alsmede de methoden die daarbij worden gebruikt.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kan het worden verboden een dier dat beschikt over één of meer aangewezen aandoeningen of uiterlijke kenmerken die de gezondheid of het welzijn van het dier of de nakomelingen van het dier kunnen aantasten te fokken of voor de fok te gebruiken.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur kan het worden verboden een dier dat beschikt over één of meer aangewezen aandoeningen of uiterlijke kenmerken waarvoor krachtens het tweede lid een fokverbod is ingesteld, ten verkoop in voorraad te hebben, ten verkoop aan te bieden, te verkopen, te kopen, toe te laten tot een tentoonstelling, keuring of wedstrijd dan wel om met een dergelijk dier deel te nemen aan een tentoonstelling, keuring of wedstrijd.

Afdeling 6. Het verkopen, verhuren en verloten van dieren

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 56

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Bij algemene maatregel van bestuur worden regelen gesteld omtrent het bedrijfsmatig verkopen, ten verkoop in voorraad hebben, ten verkoop aanbieden, verhuren en afleveren van dieren van bij die maatregel aangewezen soorten of categorieën van dieren.

Afdeling 9. Overige bepalingen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 65

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden gesteld omtrent het houden van keuringen, markten, verkopingen, tentoonstellingen en andere gelegenheden of inrichtingen waar dieren worden gehouden of aan het publiek getoond wegens recreatieve, sportieve of opvoedkundige doeleinden dan wel waar dieren al dan niet tijdelijk in bewaring worden genomen.

Hoofdstuk VI. Regelen met betrekking tot het fokken van vee

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 75

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder stamboek: boek, register, kaartsysteem of andere informatiedrager, bijgehouden door een door Onze Minister erkende instelling, waarin vee van een bepaald ras wordt ingeschreven of geregistreerd met vermelding van het voorgeslacht.

Hoofdstuk VII. Het brengen van dieren en produkten van dierlijke oorsprong buiten Nederland

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 77

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Het anders dan in doorvoer brengen van vee of pluimvee buiten Nederland is verboden.

  • 2 Het in het eerste lid vermelde verbod geldt niet indien de dieren overeenkomstig door Onze Minister gestelde regelen zijn voorzien van een of meer merken en vergezeld gaan van een of meer bewijsstukken aangebracht onderscheidenlijk afgegeven op grond van een van Rijkswege ingesteld onderzoek ten bewijze dat voldaan is aan de met het oog op deze uitvoer door hem gestelde eisen met betrekking tot:

    • a. de identificatie der dieren;

    • b. de gezondheidstoestand der dieren;

    • c. de voorbehoedende behandeling der dieren;

    • d. de bedrijven waarop de dieren hebben verbleven en de gezondheidstoestand der dieren op die bedrijven;

    • e. de markten waarop de dieren zijn aangekocht en de plaatsen waarop de dieren zijn verzameld;

    • f. de vervoermiddelen alsmede de inlading en het vervoer der dieren;

    • g. andere onderwerpen, voor zover de nakoming van internationale overeenkomsten of van volkenrechtelijke organisaties zulks met zich brengt.

  • 3 Ter uitvoering van het bepaalde in het tweede lid kan Onze Minister voorts regelen stellen met betrekking tot:

    • a. de plaatsen waar, alsmede de tijdruimten waarbinnen vee en pluimvee ter onderzoek kunnen worden aangeboden;

    • b. de wijze waarop de dieren voor het onderzoek bedoeld in onderdeel c moeten worden aangeboden;

    • c. het onderzoek;

    • d. de wijze waarop het in het tweede lid bedoelde bewijsstuk kan worden verkregen;

    • e. het toezicht dan wel de douanecontrole.

Artikel 78

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van andere dan in artikel 77, eerste lid, bedoelde dieren van bij die maatregel aangewezen soorten of categorieën van dieren en bij die maatregel aangewezen produkten van dierlijke oorsprong worden verboden, tenzij de zending overeenkomstig daartoe gestelde regelen voorzien is van een of meer merken en vergezeld gaat van een of meer bewijsstukken aangebracht onderscheidenlijk afgegeven op grond van een van Rijkswege ingesteld onderzoek, ten bewijze dat voldaan is aan de met het oog op de uitvoer bij of krachtens die maatregel gestelde eisen.

Artikel 79

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 In verband met door landen van bestemming gestelde eisen op veterinair gebied kan degene die dieren en produkten van dierlijke oorsprong anders dan in doorvoer buiten Nederland wil brengen, verzoeken een onderzoek van Rijkswege in te stellen, alsmede merken aan te brengen of bewijsstukken af te geven, ten bewijze dat voldaan is aan door die andere landen gestelde eisen.

  • 2 Onze Minister kan omtrent de uitvoering van de in het eerste lid bedoelde onderzoeken nadere regelen stellen.

Artikel 80

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Indien er gevaar bestaat voor overbrenging van een in Nederland opgetreden besmettelijke dierziekte kan Onze Minister het buiten Nederland brengen van dieren en dierlijke produkten afkomstig uit Nederland of een door hem te bepalen gedeelte daarvan verbieden dan wel verbieden indien niet voldaan wordt aan door hem te stellen regelen.

Artikel 81

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 De eisen en regelen, bedoeld in de artikelen 77 tot en met 80, kunnen onder meer verschillen naar gelang van de diersoort of categorie van dieren of de produkten en naar gelang van het land van bestemming.

  • 2 Indien ter uitvoering van het bepaalde in artikel 77 wordt voorzien in een officiële erkenning van de in het tweede lid van artikel 77 bedoelde bedrijven, markten en verzamelplaatsen van vee of pluimvee wordt een zodanige erkenning verleend voor iedere markt en verzamelplaats en ieder bedrijf, dat aan de daarvoor door Onze Minister gestelde eisen voldoet en wordt de erkenning ingetrokken, indien het bedrijf de markt of de verzamelplaats niet langer aan deze eisen blijkt te voldoen, doch niet dan nadat gedurende een redelijke termijn gelegenheid is gegeven, de voor het behoud van de erkenning noodzakelijke voorzieningen te treffen.

  • 3 Onverminderd het bepaalde in het tweede lid kan Onze Minister een officiële erkenning als bedoeld in het tweede lid voor bepaalde tijd intrekken indien:

    • a. de bedrijfsvoering niet voldoet aan nader door Onze Minister gestelde regelen;

    • b. de ondernemer ten behoeve van wiens bedrijf de officiële erkenning is verleend, in strijd handelt met het bepaalde bij of krachtens de artikelen 77, 78 of 79.

  • 4 Het bepaalde in het tweede en derde lid is van overeenkomstige toepassing indien op grond van de artikelen 78 of 79 wordt voorzien in een officiële erkenning van bedrijven, markten of verzamelplaatsen.

Hoofdstuk VIIa. Uitvoering EU-rechtshandelingen bewaking en bestrijding van zoönosen en zoönoseverwekkers

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 81a

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. EU-besluit: besluit als bedoeld in artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

    • b. EU-rechtshandeling: EU-verordening, EU-richtlijn, of EU-besluit;

    • c. EU-richtlijn: richtlijn als bedoeld in artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

    • d. EU-verordening: verordening als bedoeld in artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

  • 2 Dit hoofdstuk is van toepassing op de uitvoering van EU-rechtshandelingen betreffende de bewaking en bestrijding van zoönosen en zoönoseverwekkers die krachtens de artikelen 114, 168, 169 of 192 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zijn vastgesteld en krachtens die rechtshandelingen vastgestelde EU-rechtshandelingen.

Artikel 81b

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Het is verboden te handelen in strijd met bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften van EU-verordeningen.

Artikel 81c

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-besluiten.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld ter implementatie van EU-richtlijnen.

  • 3 De regels, bedoeld in het eerste en tweede lid, kunnen betrekking hebben op:

    • a. de aanwijzing van een bevoegde instantie;

    • b. de aanwijzing of erkenning van een laboratorium;

    • c. het doen van onderzoek naar, het bewaren van gegevens over, het verzamelen en ter beschikking stellen van onderzoeksresultaten met betrekking tot de aanwezigheid van zoönosen en zoönoseverwekkers, antimicrobiële resistentie bij zoönoseverwekkers en bij andere verwekkers, wanneer deze een gevaar opleveren voor de volksgezondheid.

  • 4 De regels, bedoeld in het eerste lid, worden vastgesteld in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

  • 5 Een voordracht tot vaststelling, wijziging of intrekking van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het tweede lid wordt Ons gedaan door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Hoofdstuk VIII. Financiële bepalingen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Afdeling 1. Rijksbijdragen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 83

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Uit het Diergezondheidsfonds worden betaald:

  • a. de kosten van de uitvoering van de in artikel 22, eerste lid, onderdeel c, d en h, genoemde maatregelen, met uitzondering van die van het reinigen van gebouwen, terreinen, bewaarplaatsen van mest en voorwerpen alsmede van het reinigen en ontsmetten van markten en andere plaatsen waarop dieren afkomstig van verschillende plaatsen bijeen worden gebracht;

  • b. de kosten van het ter beschikking stellen van de middelen ter ontsmetting, als bedoeld in artikel 26.

Artikel 84

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Onze Minister kan bepalen, dat de kosten van het in artikel 17, eerste lid, bedoelde behandelen en merken geheel of gedeeltelijk worden betaald uit ’s Rijks kas.

Afdeling 2. Tegemoetkomingen in de schade

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 85

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Deze afdeling is van toepassing op maatregelen als bedoeld in afdeling 3 van hoofdstuk II ter voorkoming en bestrijding van ingevolge artikel 15 aangewezen besmettelijke dierziekten bij vee, pluimvee, bijen en nertsen.

  • 2 Bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel e, onderscheidenlijk een aanwijzing als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel f, kan deze afdeling geheel of gedeeltelijk van toepassing worden verklaard.

Artikel 86

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 2 De tegemoetkoming in de schade bedraagt:

    • a. voor verdachte dieren: de waarde in gezonde toestand,

    • b. voor zieke dieren: het bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gedeelte van de waarde in gezonde toestand,

    • c. voor produkten en voorwerpen: de waarde op het moment van de maatregel,

    met dien verstande dat indien voor de vaststelling van de waarde van bepaalde dieren, producten of voorwerpen bij of krachtens de artikelen 87a, 87b en 87c regels zijn gesteld, de waarde van die dieren, producten of voorwerpen overeenkomstig die regels wordt vastgesteld.

  • 3 Aan de toekenning van een tegemoetkoming kunnen door Onze Minister voorwaarden worden verbonden welke betrekking kunnen hebben op:

    • a. de inrichting van het bedrijf;

    • b. de hygiëne op het bedrijf;

    • c. de herbevolking van het bedrijf;

    • d. de bedrijfsbegeleiding door een dierenarts;

    • e. op het bedrijf te nemen preventieve maatregelen;

    en voor zover, de eigenaar niet bedrijfsmatig dieren houdt:

    • a. de inrichting van de verblijfsruimten voor dieren;

    • b. de hygiëne in de verblijfsruimten voor dieren;

    • c. de herbevolking van de verblijfsruimten voor dieren;

    • d. de te nemen preventieve maatregelen.

  • 4 Onze Minister kan de uitbetaling van de tegemoetkoming opschorten totdat aan de ingevolge het derde lid gestelde voorwaarden is voldaan, dan wel aan degene aan wie de tegemoetkoming is toegekend, de verplichting opleggen zekerheid te stellen voor de juiste nakoming van de krachtens dat lid gestelde voorwaarden.

  • 5 Onze Minister kan bepalen, dat in afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid, geen tegemoetkoming wordt toegekend, dan wel dat de tegemoetkoming op een geringer bedrag wordt bepaald, voor zover het optreden van de besmettelijke ziekte mede aan betrokkene te wijten is.

  • 6 Een zelfde bevoegdheid heeft Onze Minister indien wordt vastgesteld dat de eigenaar aan zijn krachtens artikel 4 of krachtens de artikelen 91b tot en met 91h opgelegde verplichtingen niet of niet volledig heeft voldaan.

  • 7 Onze Minister kan het bedrag van de tegemoetkoming geheel of gedeeltelijk terugvorderen, indien aan de aan deze tegemoetkoming krachtens het derde lid gestelde voorwaarden niet of niet ten volle is voldaan.

  • 8 Op een tegemoetkoming in de schade voor dieren, producten of voorwerpen die zijn gedood of onschadelijk gemaakt als bedoeld in het eerste lid wordt de eventuele opbrengst van die dieren, producten of voorwerpen in mindering gebracht.

Artikel 87

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Alvorens dieren op grond van artikel 22, eerste lid, onderdeel f, worden gedood of producten en voorwerpen op grond van artikel 22, eerste lid, onderdeel g, onschadelijk worden gemaakt, danwel producten en voorwerpen op grond van artikel 22, tweede lid, onderdeel f, worden vernietigd of onschadelijk gemaakt of bijenvolken op grond van artikel 22, tweede lid, onderdeel g, worden vernietigd, wordt de waarde daarvan vastgesteld.

Artikel 88

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Dit artikel is van toepassing op de waardevaststelling van dieren, producten en voorwerpen ten aanzien waarvan geen regels zijn gesteld bij of krachtens de artikelen 87a, 87b en 87c.

  • 2 De in artikel 87 bedoelde waardevaststelling geschiedt door een beëdigd deskundige, welke wordt aangewezen door Onze Minister.

  • 3 Indien Onze Minister of de eigenaar of diens gemachtigde geen genoegen neemt met de waardevaststelling verzoekt Onze Minister de kantonrechter in het kanton waar de dieren, bedoeld in artikel 87, zijn gedood of de producten en voorwerpen, bedoeld in dat artikel, onschadelijk zijn gemaakt of bijenvolken als bedoeld in dat artikel zijn vernietigd, drie beëdigde deskundigen te benoemen, waaronder de krachtens het tweede lid aangewezen deskundige.

  • 4 Indien over de waardevaststelling geen overeenstemming wordt bereikt, geldt het bedrag dat het gemiddelde is van de verschillende waarderingen.

  • 5 De kosten van de in het tweede en derde lid bedoelde deskundigen worden uit het Diergezondheidsfonds betaald.

Artikel 89

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Terstond nadat de waarde is vastgesteld deelt Onze Minister aan de eigenaar het bedrag van de waardevaststelling mede.

Artikel 90

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Indien door het onschadelijk maken van dieren, produkten of voorwerpen krachtens het bepaalde in artikel 22 schade wordt toegebracht aan gebouwen, terreinen of voorwerpen, wordt aan de eigenaar of gebruiker van deze gebouwen, terreinen of voorwerpen uit het Diergezondheidsfonds een tegemoetkoming in de schade uitgekeerd.

Artikel 91

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Schade veroorzaakt door de toepassing van maatregelen, als bedoeld in artikel 17 of 21, kan voor zover deze niet uit hoofde van de artikelen 86 of 90 voor vergoeding in aanmerking komt, in door Onze Minister te bepalen bijzondere gevallen geheel of gedeeltelijk uit het Diergezondheidsfonds worden vergoed.

Afdeling 3. Heffingen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 91a

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Voor de toepassing van het bij en krachtens deze afdeling bepaalde wordt verstaan onder:

  • vaccinbroedei: ei, afkomstig van pluimvee, dat zich in een broedmachine bevindt om te worden afgeleverd aan de farmaceutische industrie, dan wel bestemd is om voor dit doel in een broedmachine te worden gelegd.

Artikel 91b

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Onder de naam diergezondheidsheffing worden heffingen geheven ter bestrijding van de kosten:

  • a. bedoeld in de artikelen 83 en 88, vijfde lid, voor zover die kosten noodzakelijk zijn met het oog op de bestrijding van op grond van artikel 15, eerste lid, aangewezen besmettelijke ziekten bij diersoorten die bij of krachtens de artikelen 91c en 91d zijn aangewezen, dan wel met het oog op het weren van de op grond van artikel 15, eerste lid, aangewezen besmettelijke dierziekten of van andere dierziekten;

  • b. van de tegemoetkomingen, bedoeld in de artikelen 86, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, en 90, alsmede de vergoedingen bedoeld in artikel 91, voor zover die tegemoetkomingen onderscheidenlijk vergoedingen voortvloeien uit de bestrijding of het weren van op grond van artikel 15, eerste lid, aangewezen besmettelijke ziekten bij diersoorten die bij of krachtens de artikelen 91c en 91d zijn aangewezen;

  • c. van door Onze Minister getroffen maatregelen en voorzieningen als bedoeld in hoofdstuk II, afdeling 3, voor zover die kosten noodzakelijk zijn met het oog op de bestrijding van voor op grond van artikel 15, eerste lid, aangewezen besmettelijke ziekten bij diersoorten die bij of krachtens de artikelen 91c en 91d zijn aangewezen, waartoe tevens gerekend worden de kosten van door Onze Minister getroffen maatregelen en voorzieningen die noodzakelijk zijn met het oog op de bescherming van het welzijn van dieren dan wel met het oog op onderzoek naar de mate van verspreiding van die ziekten in Nederland;

  • d. van tegemoetkomingen voor maatregelen ter bestrijding van zoönosen of zoönoseverwekkers bij dieren die behoren tot de diersoorten die zijn aangewezen bij of krachtens de artikelen 91c en 91d, tot het nemen van welke maatregelen de houder op grond van EU-verordeningen of EU-besluiten als bedoeld in artikel 81a is gehouden;

  • e. van het weren van ziekten die door de diersoorten die zijn aangewezen bij of krachtens de artikelen 91c en 91d kunnen worden overgebracht op de mens en die alleen de gezondheid van de mens aantasten, en waarop op grond van artikel 103 bepalingen van deze wet geheel of gedeeltelijk van overeenkomstige toepassing zijn verklaard;

  • f. van het weren van tegen antimicrobiële diergeneesmiddelen resistente bacteriën bij diersoorten die bij of krachtens de artikelen 91c en 91d zijn aangewezen;

  • g. die noodzakelijk zijn met het oog op de heffing en invordering van de heffingen.

Artikel 91c

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 De diergezondheidsheffing wordt geheven ter zake van het houden in de uitoefening van een bedrijf van:

    • a. kippen;

    • b. kalkoenen;

    • c. eenden;

    • d. schapen;

    • e. geiten;

    • f. varkens;

    • g. runderen.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere diersoorten worden aangewezen dan die, genoemd in het eerste lid, waarvoor met ingang van een datum die is gelegen na het tijdstip van inwerkingtreding van die maatregel, de diergezondheidsheffing wordt geheven met dien verstande dat, ingeval de betrokken heffing wordt ingevoerd gedurende het kalenderjaar, de heffing in dat kalenderjaar wordt geheven over het nog niet verstreken deel van dat jaar.

  • 3 De diergezondheidsheffing wordt, in afwijking van het eerste en tweede lid, niet geheven voor bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen diersoorten indien het aantal dieren dat van die diersoort op het bedrijf wordt gehouden niet meer bedraagt dan een in die maatregel voor die diersoort bepaald aantal.

Artikel 91d

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 De diergezondheidsheffing wordt geheven ter zake van het houden van schapen en geiten, anders dan in de uitoefening van een bedrijf.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere diersoorten worden aangewezen dan die, genoemd in het eerste lid, die anders dan in de uitoefening van een bedrijf worden gehouden, waarvoor met ingang van een datum die is gelegen na het tijdstip van inwerkingtreding van die maatregel, de diergezondheidsheffing wordt geheven met dien verstande dat, ingeval de betrokken heffing wordt ingevoerd gedurende het kalenderjaar, de heffing in dat kalenderjaar wordt geheven over het nog niet verstreken deel van dat jaar.

  • 3 De diergezondheidsheffing wordt, in afwijking van het eerste en tweede lid, niet geheven voor bij algemene maatregel van bestuur aangewezen diersoorten indien het aantal dieren dat van die diersoort wordt gehouden niet meer bedraagt dan een in die maatregel voor die diersoort bepaald aantal.

  • 4 De diergezondheidsheffing wordt niet geheven ter zake van het houden van dieren die zich bevinden in een verzamelcentrum, een slachthuis of een vervoermiddel.

Artikel 91e

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

De diergezondheidsheffing wordt geheven:

  • a. voor het houden van dieren in de uitoefening van een bedrijf: van de natuurlijke persoon of rechtspersoon die, of het samenwerkingsverband van natuurlijke personen of rechtspersonen dat, een bedrijf voert waar de dieren gehouden worden;

  • b. voor het houden van dieren anders dan in de uitoefening van een bedrijf: van de natuurlijke persoon of rechtspersoon die, of het samenwerkingsverband van natuurlijke personen of rechtspersonen dat de dieren houdt.

Artikel 91f

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 De diergezondheidsheffing voor het houden van dieren wordt geheven naar het aantal dieren van een diersoort of diercategorie dat in een kalenderjaar wordt gehouden.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld voor de berekeningswijze van het aantal dieren, bedoeld in het eerste lid, welke regels per diersoort of diercategorie kunnen verschillen.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop het aantal in een kalenderjaar gehouden dieren van een bepaalde diersoort of diercategorie wordt bepaald, indien voor die diersoort of diercategorie in onvoldoende mate gegevens over het aantal gehouden dieren in een kalenderjaar voorhanden zijn om dat aantal op die basis met voldoende zekerheid te kunnen berekenen.

  • 4 In afwijking van het eerste lid wordt de diergezondheidsheffing voor het houden van kippen, kalkoenen, eenden of dieren behorend tot een andere krachtens artikel 91c, tweede lid, aangewezen soort gevogelte, geheven naar het aantal dieren dat aan het begin van de periode waarin zij worden gehouden in een tot het bedrijf behorende stal of ruimte wordt binnengebracht.

Artikel 91g

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 De diergezondheidsheffing wordt geheven ter zake van het in de uitoefening van een bedrijf:

    • a. inleggen van broedeieren van kippen, kalkoenen of eenden in een broedmachine;

    • b. produceren van vaccinbroedeieren van kippen, kalkoenen of eenden.

  • 2 De diergezondheidsheffing kan worden geheven ter zake van het in de uitoefening van een bedrijf verhandelen, vervoeren of slachten van dieren, het produceren, bewerken, vervoeren of verhandelen van dierlijke producten, anders dan de handelingen, genoemd in het eerste lid, of het bereiden van diervoeder in een kalenderjaar, welke heffingen dienen ter bestrijding van de kosten, bedoeld in artikel 91b, onderdelen a tot en met g.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur kan een handeling, genoemd in het tweede lid, worden aangewezen waarvoor de diergezondheidsheffing wordt geheven met ingang van een datum die is gelegen na het tijdstip van inwerkingtreding van de desbetreffende maatregel met dien verstande dat, ingeval de betrokken heffing wordt ingevoerd gedurende het kalenderjaar, de heffing in dat kalenderjaar wordt geheven over het nog niet verstreken deel van dat jaar.

  • 4 Bij de maatregel, bedoeld in het derde lid, wordt voor een aangewezen handeling tevens de heffingsgrondslag vastgesteld.

Artikel 91h

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

De in artikel 91g, eerste en tweede lid, bedoelde heffingen worden geheven van de natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel samenwerkingsverbanden van natuurlijke personen of rechtspersonen die de krachtens artikel 91g, eerste of tweede lid, aangewezen handelingen verrichten.

Artikel 91i

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 De diergezondheidsheffing voor het inleggen van broedeieren wordt geheven naar het aantal broedeieren dat in een kalenderjaar in een broedmachine wordt ingelegd.

  • 2 De diergezondheidsheffing voor het produceren van vaccinbroedeieren wordt geheven naar het aantal vaccinbroedeieren dat in een kalenderjaar in een broedmachine wordt ingelegd.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor de berekeningswijze van het aantal ingelegde eieren, bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 91j

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald tot welk bedrag de uitgaven van het Diergezondheidsfonds die, in een bij die maatregel te bepalen periode van vijf kalenderjaren, zijn gedaan ten behoeve van een bepaalde diersoort of combinatie van diersoorten ten hoogste door middel van heffingen worden opgebracht.

  • 2 De vaststelling voor de eerste maal van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid heeft betrekking op de periode 1 januari 2020 tot en met 31 december 2024.

Artikel 91k

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Onverminderd artikel 91j en het derde lid wordt een tarief voor het houden van een diersoort of diercategorie vastgesteld op basis van:

    • a. een raming van de kosten, bedoeld in artikel 91b, voor de desbetreffende diersoort of diercategorie, in het kalenderjaar of deel van het kalenderjaar waarvoor het tarief wordt vastgesteld;

    • b. de benodigde middelen om in het Diergezondheidsfonds een reserve aan te houden;

    • c. uitgaven van het Diergezondheidsfonds, voor zover die uitgaven niet gedekt zijn door de opbrengsten van de diergezondheidsheffing, bedoeld in artikel 95b, onderdeel a, in het tweede tot en met zesde kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarvoor het tarief voor het houden van een diersoort of diercategorie wordt vastgesteld;

    • d. het vastgestelde overschot of tekort bij de definitieve vaststelling van door de Europese Unie beschikbaar gestelde middelen ten opzichte van de door de Europese Unie voorlopig beschikbaar gestelde middelen voor de desbetreffende diersoort of diercategorie;

    • e. een schatting van het aantal dieren of andere eenheden dat de grondslag vormt voor de heffing.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdelen c en d:

    • a. wordt bij de heffing ten behoeve van de uitgaven, gedaan in een bepaalde periode, het voor die periode bepaalde bedrag, bedoeld in artikel 91j, toegepast, ook als die heffingen niet in die periode worden geheven;

    • b. worden uitsluitend de overschotten en tekorten uit de in het eerste lid, onderdeel c, bedoelde periode, die niet bij een eerdere tariefvaststelling waren betrokken, meegerekend.

  • 3 De omvang van de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde reserve wordt bij algemene maatregel van bestuur bepaald en bedraagt voor elke krachtens artikel 91j bepaalde periode ten hoogste 40 procent van het krachtens het eerste lid van dat artikel voor de desbetreffende periode en de desbetreffende diersoort of combinatie van diersoorten bepaalde bedrag.

  • 4 De uitgaven bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, worden zo spoedig mogelijk en gedurende ten hoogste acht kalenderjaren, in de tarieven verwerkt.

  • 5 Bij de vaststelling van een tarief ten behoeve van de invoering van de diergezondheidsheffing voor een andere diersoort als bedoeld in de artikel 91c, tweede lid, of artikel 91d, tweede lid, dan wel een andere handeling als bedoeld in artikel 91g, derde lid, en bij de wijziging van een dergelijk tarief, worden bij de toepassing van het eerste lid, onderdeel c, slechts de uitgaven in aanmerking genomen die zijn gedaan na de datum van de invoering van de desbetreffende heffing.

  • 6 In afwijking van het eerste lid, onderdeel c, worden alleen uitgaven van het Diergezondheidsfonds, die zijn gedaan na 1 januari 2015, en voor zover die niet gedekt zijn door ontvangsten als bedoeld in artikel 95b, onderdeel a, in aanmerking genomen.

Artikel 91l

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 De tarieven voor de in artikel 91g, eerste lid, bedoelde handelingen worden vastgesteld met overeenkomstige toepassing van artikel 91k, met dien verstande dat deze tarieven worden berekend op basis van de uitgaven voor de bestrijding en de wering van besmettelijke dierziekten en de opbrengsten van de diergezondheidsheffing van onderscheidenlijk de diersoorten kippen, kalkoenen en eenden.

  • 2 De tarieven voor de in artikel 91g, tweede lid, bedoelde handelingen worden vastgesteld met overeenkomstige toepassing van artikel 91k, met dien verstande dat deze tarieven voor de onderscheiden handelingen worden berekend op basis van de uitgaven voor de bestrijding en de wering van besmettelijke dierziekten en de opbrengsten van de heffingen ten behoeve van de diersoort of diercategorie waar de desbetreffende handeling betrekking op heeft.

Artikel 91m

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 De tarieven voor de diergezondheidsheffing worden bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde tarieven worden per kalenderjaar vastgesteld.

  • 3 De bekendmaking van de tarieven geschiedt uiterlijk 31 december voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor de tarieven worden vastgesteld door publicatie van de in het eerste lid bedoelde maatregel in het Staatsblad.

  • 4 Indien niet uiterlijk op het in het derde lid bedoelde tijdstip een nieuw tarief voor een diersoort, een diercategorie of een handeling is bekendgemaakt, blijft het tarief zoals dat gold op dat tijdstip, van toepassing.

  • 6 Een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid wordt niet vastgesteld dan nadat overleg is gepleegd met belangenorganisaties van natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel samenwerkingsverbanden van natuurlijke personen of rechtspersonen waarvan de diergezondheidsheffing wordt geheven.

Artikel 91n

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

De tarieven voor de diergezondheidsheffing voor de jaren 2018 en 2019 voor de diersoorten runderen, varkens, kippen, kalkoenen, eenden, schapen en geiten worden, zo nodig in afwijking van artikel 91k, zodanig vastgesteld dat de totale opbrengst van de diergezondheidsheffing en de bijdragen van de sectorpartijen, bedoeld in artikel 2 van het Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten 2015–2019 (Stcrt. 2015, 13794), gerekend over de jaren 2015 tot en met 2019, niet meer bedraagt dan:

  • a. voor runderen: € 23.540.000;

  • b. voor varkens: € 53.447.000, waarvan ten hoogste € 30.000.000 ten behoeve van de bewaking en bestrijding van Afrikaanse varkenspest, en Swine Vesicular Disease;

  • c. voor kippen, kalkoenen en eenden: € 47.138.000, waarvan ten hoogste € 2.113.000 ten behoeve van de bewaking en bestrijding van Newcastle Disease;

  • d. voor schapen en geiten: € 5.074.000.

Artikel 91o

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Indien in de jaren 2015 tot en met 2019 ten laste van het Diergezondheidsfonds uitgaven worden gedaan die overeenkomstig artikel 91k worden verwerkt in de tarieven die worden vastgesteld voor de jaren 2020 en verder, blijven de in artikel 91n genoemde bedragen van toepassing bij de vaststelling van de diergezondheidsheffing voor die uitgaven.

Artikel 93

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 De diergezondheidsheffing wordt door Onze Minister per kalenderjaar geheven.

  • 2 Onze Minister kan een voorlopige diergezondheidsheffing opleggen tot ten hoogste het bedrag waarop de diergezondheidsheffing vermoedelijk zal worden vastgesteld.

  • 3 De voorlopige diergezondheidsheffing wordt verrekend met de diergezondheidsheffing.

  • 4 De diergezondheidsheffing en de voorlopige diergezondheidsheffing kunnen bij dwangbevel worden ingevorderd.

  • 5 Onze Minister kan regels stellen, op grond waarvan een natuurlijke persoon of rechtspersoon, dan wel een samenwerkingsverband van natuurlijke personen of rechtspersonen

    • a. op de daarbij vastgestelde wijze en binnen de daarbij vastgestelde termijn de gegevens en bescheiden verstrekt die voor de vaststelling van de diergezondheidsheffing van belang kunnen zijn, en

    • b. op verzoek van Onze Minister nadere gegevens en bescheiden verstrekt ten behoeve van de vaststelling van de diergezondheidsheffing.

  • 6 In afwijking van het eerste lid wordt de diergezondheidsheffing, in geval van toepassing van artikel 91f, vierde lid, geheven over elke periode dat kippen kalkoenen, eenden, of dieren behorend tot een andere krachtens artikel 91c, tweede lid, aangewezen soort gevogelte, in een stal of ruimte worden gehouden.

Artikel 94

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Onze Minister kan een vergoeding van kosten heffen overeenkomstig een door hem vastgesteld tarief ter zake van:

    • a. een krachtens artikel 10 voorgeschreven onderzoek;

    • b. een krachtens artikel 11 voorgeschreven nader onderzoek, voorbehoedende behandeling of tijdelijke afzondering alsmede het toezicht, bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel a, ten vijfde;

    • c. de controle, bedoeld in artikel 18, tweede lid;

    • d. [Red: vervallen;]

    • e. [Red: vervallen;]

    • f. [Red: vervallen;]

    • g. een krachtens de artikelen 77 of 78 voorgeschreven onderzoek;

    • h. een onderzoek als bedoeld in artikel 79;

    • i. de identificatie en registratie, bedoeld in artikel 96;

    • j. de behandeling van een aanvraag om een bij of krachtens deze wet voorgeschreven vergunning, toelating, aanwijzing, erkenning of registratie danwel een aanvraag tot wijziging daarvan;

    • k. de instandhouding van de bij of krachtens deze wet verleende vergunning, toelating, aanwijzing, erkenning of registratie;

    • l. andere onderzoeken of verrichtingen met betrekking tot dieren, producten van dierlijke oorsprong en andere producten en voorwerpen die dragers van smetstof kunnen zijn, voorzover de onderzoeken of verrichtingen zijn voorgeschreven bij besluit krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, danwel op verzoek van betrokkenen plaatsvinden.

  • 2 Onze Minister kan regelen stellen met betrekking tot betaling van de vergoeding.

Artikel 94a

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Onverminderd artikel 94 kan Onze Minister bij of krachtens algemene maatregel van bestuur een vergoeding van kosten heffen overeenkomstig een door hem vastgesteld tarief ter zake van bij die maatregel benoemde onderzoeken of verrichtingen met betrekking tot dieren, producten van dierlijke oorsprong en andere producten en voorwerpen die dragers van smetstof kunnen zijn, voorzover de onderzoeken of verrichtingen zijn voorgeschreven krachtens deze wet.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de betaling van de vergoeding.

Artikel 94b

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Een tarief als bedoeld in de artikelen 94 en 94a wordt zodanig vastgesteld dat de geraamde baten niet uitgaan boven de geraamde kosten die in een rechtstreeks verband staan met de werkzaamheden waarvoor het tarief wordt opgelegd, onverminderd de daaromtrent bij besluit krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vastgestelde verplichtingen.

Afdeling 4. Het Diergezondheidsfonds

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 95a

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Er is een Diergezondheidsfonds, hierna te noemen: het fonds.

  • 3 Onze Minister beheert de begroting van het fonds.

Artikel 95b

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

De ontvangsten van het fonds worden gevormd door:

  • a. de opbrengsten van de diergezondheidsheffing, bedoeld in artikel 91b;

  • b. bijdragen vanuit de begroting van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • c. de door de Europese Unie ter beschikking gestelde middelen, verband houdende met het weren en de bestrijding van op grond van artikel 15, eerste lid, aangewezen besmettelijke dierziekten;

  • d. andere ontvangsten.

Artikel 95c

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Uit het fonds kunnen betalingen worden verricht:

  • a. ter uitvoering van artikel 83 en 88, vijfde lid, artikel 86, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, artikel 90, en artikel 91;

  • b. terzake van door Onze Minister getroffen maatregelen en voorzieningen bedoeld in hoofdstuk II, afdeling 3, waartoe tevens gerekend worden de met de bestrijding van op grond van artikel 15, eerste lid, aangewezen besmettelijke dierziekten verband houdende door Onze Minister getroffen maatregelen en voorzieningen met het oog op de bescherming van het welzijn van dieren dan wel met het oog op onderzoek naar de mate van verspreiding van dierziekten in Nederland;

  • c. terzake van door Onze Minister, met het oog op het weren van krachtens artikel 15, eerste lid, aangewezen besmettelijke dierziekten, andere dierziekten of ziekteverschijnselen, gemaakte kosten;

  • d. terzake van door Onze Minister gemaakte kosten met het oog op tegemoetkomingen voor maatregelen ter bestrijding van zoönosen of zoönoseverwekkers waartoe de houder op grond van EU-verordeningen of EU-besluiten als bedoeld in artikel 81a is gehouden;

  • e. terzake van uitgaven ten behoeve van het weren van tegen antimicrobiële diergeneesmiddelen resistente bacteriën bij dieren;

  • f. terzake van de heffing en invordering van de diergezondheidsheffing, bedoeld in artikel 91b, en

  • g. terzake van andere uitgaven.

Artikel 95d

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Het fonds sluit het begrotingsjaar niet af met een negatief saldo.

Artikel 95e

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Onze Minister kan regels stellen met betrekking tot de voorwaarden waaronder betalingen worden verricht, alsmede met betrekking tot de informatieverstrekking over de besteding van de verkregen bijdragen.

Hoofdstuk IX. Overige bepalingen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 96

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ten behoeve van de algemene gezondheidstoestand of van het welzijn van dieren, ter voorkoming van de verspreiding van smetstof of van de aanwezigheid van schadelijke stoffen in dieren en produkten van dierlijke oorsprong dan wel ter bescherming van de veiligheid van mens of dier regelen worden gesteld omtrent de identificatie en registratie van dieren alsmede van levende dierlijke producten.

Artikel 96a

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 3, 35, 45 en 96 kan worden bepaald dat op een bedrijf waarnaar een varkensrecht als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Meststoffenwet, of een gedeelte daarvan, is overgegaan, of op een bedrijf dat tezamen met het daarop rustende varkensrecht is overgedragen aan een andere persoon of rechtspersoon, vanaf het tijdstip van registratie van de kennisgeving van overgang overeenkomstig hoofdstuk V, titel 4, van de Meststoffenwet, onderscheidenlijk het tijdstip van de bedrijfsoverdracht, het bij of krachtens de maatregel geregelde overgangsrecht niet van toepassing is ten aanzien van de op dat tijdstip gestelde regels, voor zover deze betrekking hebben op varkens.

Artikel 98

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat dieren die aan te wijzen schadelijke stoffen hebben opgenomen of waarvan wordt vermoed dat zij die stoffen hebben opgenomen, totdat het tegendeel is gebleken, danwel totdat van overheidswege is vastgesteld dat het dier weer vrij is van deze stoffen, op het bedrijf waar zij worden gehouden worden opgestald of opgehokt danwel slechts met toestemming van Onze Minister het bedrijf mogen verlaten.

  • 2 Bij ministeriële regeling kan ter voorkoming van de opname van aan te wijzen schadelijke stoffen door dieren worden bepaald dat dieren op het bedrijf waar zij worden gehouden worden opgestald of opgehokt danwel slechts met toestemming van Onze Minister het bedrijf mogen verlaten.

  • 3 De in het eerste en tweede lid bedoelde aanwijzing van schadelijke stoffen geschiedt door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

  • 4 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat de in het eerste en tweede lid bedoelde dieren op door hem voorgeschreven wijze worden gemerkt, gevoederd of gedrenkt en dat de van die dieren afkomstige producten, voorzover aanwezig op het bedrijf waar de dieren worden gehouden, slechts met toestemming van Onze Minister het bedrijf mogen verlaten.

  • 5 De toestemming, bedoeld in het eerste, tweede en vierde lid, kan onder beperkingen worden verleend en aan een toestemming kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 99

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Onze Minister kan het brengen in Nederland van dieren, waarin zich schadelijke stoffen bevinden, verbieden dan wel verbieden, indien niet voldaan wordt aan door hem te stellen regelen.

  • 2 Een regeling krachtens het eerste lid wordt vastgesteld in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Artikel 99a

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Indien naar het oordeel van Onze Minister een onverwijlde voorziening noodzakelijk is, kan Onze Minister bepalen dat de op grond de artikelen 80, 97, 98 of 99 gestelde regels onmiddellijk na hun bekendmaking in werking treden. In dat geval kan hij zodanige regels, in afwijking van artikel 4 van de Bekendmakingswet, op andere dan de daar genoemde wijze bekend maken.

Artikel 100

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Indien een dierenarts weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat een dier verschijnselen vertoont van een besmettelijke dierziekte waarop afdeling 3 van hoofdstuk II van toepassing is, danwel van een andere door Onze Minister aangewezen dierziekte, of indien een dierenarts weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat een dier is aangetast door een dergelijke besmettelijke dierziekte of drager van smetstof is, danwel weet dat een dier de krachtens artikel 31b, tweede lid, door Onze Minister aangewezen ziekteverschijnselen vertoont, geeft hij hiervan terstond kennis aan een ambtenaar als bedoeld in artikel 114, tweede lid.

  • 2 Een ieder die in het kader van werkzaamheden die in een onderzoeksinstelling worden verricht, gevallen van besmettelijke dierziekten opmerkt waarop afdeling 3 van hoofdstuk II van toepassing is, danwel van een andere door Onze Minister aangewezen dierziekte, danwel bij een dier de krachtens artikel 31b, tweede lid, door Onze Minister aangewezen ziekteverschijnselen opmerkt, geeft hiervan terstond kennis aan een ambtenaar als bedoeld in artikel 114, tweede lid.

  • 3 De artikelen 19, tweede lid, en artikel 31b, derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de wijze van kennis geven, bedoeld in het eerste en het tweede lid.

Artikel 101

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Het is verboden dieren opzettelijk in een zodanige toestand te brengen dat zij als ziek onderscheidenlijk verdacht moeten worden aangemerkt.

  • 2 Het bepaalde in het eerste lid geldt niet indien Onze Minister het in zieke of verdachte toestand brengen in het belang van de algemene gezondheidstoestand van de betrokken diersoort uitdrukkelijk heeft goedgekeurd.

Artikel 101a

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 De houder van één of meer dieren die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten, een besmetting met danwel de verspreiding van een krachtens artikel 15 aangewezen besmettelijke dierziekte kan worden veroorzaakt, is verplicht dergelijk handelen achterwege te laten voorzover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, danwel alle maatregelen te nemen die in redelijkheid kunnen worden gevergd, teneinde zodanige besmetting of verspreiding te voorkomen, danwel indien zodanige besmetting zich voordoet, de omvang en de gevolgen daarvan zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde houder handelt in ieder geval in strijd met dat lid indien deze een of meer handelingen verricht waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat die achterwege zouden zijn gebleven indien geen sprake zou zijn geweest van een uitbraak van een besmettelijke dierziekte, danwel een kennelijke dreiging daarvan, en redelijkerwijs kan worden aangenomen dat die handelingen het gevaar van een zodanige verspreiding kunnen vergroten.

Artikel 102

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ter voorkoming van de verspreiding van smetstof door dieren die niet worden gehouden regelen worden gesteld.

  • 2 De krachtens het eerste lid gestelde regelen kunnen onder meer betrekking hebben op het behandelen en voorbehoedend behandelen van die dieren.

Artikel 103

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ter wering en bestrijding van ziekten die door dieren op de mens kunnen worden overgebracht en die alleen de gezondheid van de mens aantasten de bepalingen van deze wet geheel of gedeeltelijk van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

  • 2 Een voordracht voor een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid wordt Ons gedaan door Onze Minister en Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Artikel 104

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Een ieder wie zulks aangaat is verplicht te handelen overeenkomstig dan wel zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van een krachtens deze wet gegeven bevel of genomen maatregel.

  • 2 Het is verboden krachtens deze wet aangebrachte merken te verwijderen, te vernietigen, te beschadigen of onleesbaar te maken, tenzij toestemming is verleend door Onze Minister.

  • 3 Het is verboden, tenzij met toestemming van Onze Minister ten aanzien van krachtens deze wet geplaatste of aangebrachte waarschuwingsborden en kentekenen enige handeling te verrichten.

Artikel 105

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Indien krachtens enige bepaling van deze wet regelen zijn vastgesteld ten aanzien van het voorzien zijn van dieren en produkten van dierlijke oorsprong van merken of kentekenen kan Onze Minister regelen stellen ten aanzien van het vervaardigen, vervoeren, te koop aanbieden, verkopen, voorhanden en in voorraad hebben, afleveren en gebruiken van zodanige merken of kentekenen en van stempels en andere werktuigen, waarmede merken en kentekenen kunnen worden vervaardigd of aangebracht.

  • 2 Het bepaalde in het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien krachtens enige bepaling van deze wet regelen zijn gesteld ten aanzien van het vergezeld gaan van dieren of produkten van dierlijke oorsprong door bewijsstukken.

Artikel 106

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.

Artikel 107

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Onze Minister kan, voor zover het belang van de gezondheid of het welzijn van dieren dan wel, voor zover het verband houdt met niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten, het belang van de gezondheid van mensen zich daartegen niet verzet, van het bij of krachtens deze wet bepaalde vrijstelling of ontheffing verlenen.

  • 2 Een vrijstelling of ontheffing van het bij of krachtens de artikelen 97 tot en met 99 bepaalde alsmede van een voorschrift dat tevens in het belang is van de bestrijding van een dierziekte die is aangewezen in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wordt in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport verleend.

  • 3 Aan een vrijstelling of ontheffing kunnen voorschriften of voorwaarden worden verbonden. Zij kunnen onder beperkingen worden verleend. Zij kunnen te allen tijde worden ingetrokken.

Artikel 110

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 2 Indien de algemene maatregel van bestuur tevens in het belang is van de volksgezondheid, wordt de voordracht tot vaststelling, wijziging of intrekking van de algemene maatregel van bestuur gedaan door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

  • 3 Indien het wetsvoorstel wordt ingetrokken of één van beide Kamers der Staten-Generaal tot niet-aanneming daarvan besluit, wordt de algemene maatregel van bestuur onverwijld ingetrokken.

Artikel 110a

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Na het tot stand komen van een krachtens de artikelen 91c, tweede lid, 91d, tweede lid, of 91g, derde lid, vastgestelde algemene maatregel van bestuur wordt zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen acht weken een voorstel van wet tot goedkeuring van de algemene maatregel van bestuur aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal gezonden. Indien het voorstel wordt ingetrokken of indien een van de kamers van de Staten-Generaal tot niet-aannemen van het voorstel besluit, wordt de algemene maatregel van bestuur onverwijld ingetrokken, met ingang van het tijdstip waarop de maatregel in werking trad, en worden de gevolgen van die inwerkingtreding ongedaan gemaakt.

Artikel 111

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ter uitvoering van krachtens het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vastgestelde verplichtingen inzake onderwerpen waarop deze wet van toepassing is, regelen worden gesteld waarbij kan worden afgeweken van bepalingen van deze wet.

Artikel 111a

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Met toepassing van artikel 28, eerste lid, laatste zinsnede, van de Dienstenwet is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op:

  • a. een aanvraag tot een vergunning als bedoeld in artikel 66;

  • b. een aanvraag tot een vaststelling van een werkgebied als bedoeld in artikel 81f, en

  • c. een aanvraag tot een vrijstelling of ontheffing als bedoeld in artikel 107, eerste lid.

Artikel 113

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Deze wet treedt niet in hetgeen bij of krachtens de Wet op de dierproeven (Stb. 1977, 67) is geregeld, met dien verstande dat onverminderd van kracht blijft hetgeen is of wordt bepaald bij of krachtens de artikelen 35, 38, 42, 45 tot en met 54, 55, 66 en 76.

Hoofdstuk X. Toezicht en opsporing

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 114

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren belast.

  • 2 Onze Minister wijst ambtenaren aan die zijn belast met onderzoek naar de aanwezigheid van besmettelijke dierziekten.

  • 4 Van een besluit als bedoeld in dit artikel wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 115

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 2 De in artikel 114 bedoelde ambtenaren zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 118

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 119

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 De in artikel 114 bedoelde ambtenaren die een monster hebben genomen, stellen dit in handen van die instelling die voor onderzoek daarvan door Onze Minister is aangewezen.

  • 2 Het monster wordt zo spoedig mogelijk door de aangewezen instelling onderzocht.

Artikel 120

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Een ieder ten aanzien van wie een der in artikel 115 van deze wet omschreven bevoegdheden wordt uitgeoefend met het oog op de opsporing van besmettelijke dierziekten, dan wel een ieder die werkzaam is op het gebied van het voorkomen en bestrijden van dierziekten, is verplicht aan de in artikel 114 bedoelde ambtenaren alle medewerking te verlenen, welke deze voor de opsporing van besmettelijke dierziekten redelijkerwijs behoeven.

Hoofdstuk Xa. Bestuurlijke boetes

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Afdeling 1. Bevoegdheden

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 120a

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 2 De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op gedragingen die in strijd zijn met het bepaalde bij of krachtens de in het eerste lid, onderdeel a, genoemde artikelen voor zover deze betrekking hebben op producten of dieren anders dan vee of pluimvee.

  • 3 Indien een overtreding is gepleegd door een rechtspersoon, een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid of een maatschap, wordt onder overtreder mede verstaan: degene die tot de overtreding opdracht heeft gegeven of daaraan feitelijk leiding heeft gegeven.

Artikel 120b

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Onze Minister kan een overtreder een bestuurlijke boete opleggen.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de hoogte van de boete die wegens een overtreding kan worden opgelegd.

Artikel 120c

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Mandaat tot het opleggen van een bestuurlijke boete van meer dan € 340 wordt niet verleend aan degene die van de overtreding een rapport of proces-verbaal heeft opgemaakt.

Artikel 120g

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Indien de ernst van de overtreding of de omstandigheden waaronder zij is begaan daartoe aanleiding geven, wordt zij aan het openbaar ministerie voorgelegd.

Afdeling 2. Hoogte bestuurlijke boete

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 120j

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het bedrag dat is bepaald voor de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, per overtreding begaan door een natuurlijke persoon, en ten hoogste het bedrag dat is bepaald voor de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht per overtreding, begaan door een rechtspersoon of een vennootschap.

Hoofdstuk XI. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 121

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 122

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 4 Indien een der misdrijven omschreven in artikel 36, eerste lid, en 37 in de uitoefening van beroep of bedrijf zijn gepleegd, kan een geldboete worden opgelegd van de naast hogere categorie.

Artikel 122a

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Onze Minister zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van de artikelen 91a tot en met 93a, alsmede de artikelen 95a tot en met 95e, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk van het in die artikelen bepaalde.

Artikel 123

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

In hetgeen bij of krachtens de Visserijwet 1963 (Stb. 312) is of wordt voorzien, wordt niet voorzien krachtens deze wet.

Artikel 125

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

[Red: Wijzigt de Wet op de economische delicten.]

Artikel 127

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

[Red: Wijzigt het Wetboek van Strafrecht.]

Artikel 129

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

De volgende wetten worden ingetrokken:

Artikel 130

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Deze wet treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen van artikelen verschillend kan worden vastgesteld.

  • 2 Het gestelde in artikel 41 is niet van toepassing ten aanzien van dieren die geboren zijn voor de eerste dag van de maand volgend op de datum van inwerkingtreding van dat artikel.

  • 3 Ten aanzien van zaken betreffende overtredingen van ingevolge artikel 124 vervallen en ingevolge artikel 129 ingetrokken voorschriften die op het tijdstip van vervallen en intrekking bij de tot dat tijdstip bevoegde rechter aanhangig waren blijft deze rechter bevoegd. Ook in hoger beroep dat in de zaken bedoeld in de vorige volzin wordt ingesteld, blijft de rechter bevoegd die tot het daar bedoelde tijdstip bevoegd was van dat beroep kennis te nemen.

Artikel 130a

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 De verschillende artikelen van deze wet, of onderdelen daarvan, komen te vervallen op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden bepaald.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage , 24 september 1992

Beatrix

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. D. Gabor

De Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur,

H. J. Simons

Uitgegeven de twaalfde november 1992

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage behorende bij Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Onderscheiden categorieën dieren binnen de diersoort varkens

Aantal heffingseenheden per dier van de onderscheiden diercategorieën

Fokkerij/vermeerdering

 
   

1. Fokzeugen (ten minste eenmaal gedekt of geïnsemineerd; guste zeugen, gedekte maar nog niet drachtige zeugen, drachtige zeugen, zeugen met biggen, zeugen waarvan de biggen gespeend zijn):

 

a. waarvan de biggen aan een ander bedrijf worden geleverd ca. 6 weken na hun geboorte (ook fokzeugen die nog geen biggen hebben)

3,6

b. waarvan de biggen worden gehouden tot een gewicht van ca. 25 kg (ook fokzeugen waarvan de biggen op het eigen bedrijf worden gehouden)

5,5

2. Opfokzeugen (jonge zeugen, nooit gedekt of geïnsemineerd, gehouden voor de fokkerij):

 

a. van ca. 25 kg tot ca. 7 maanden (aangeleverde opfokzeugen van ca. 25 kg die worden afgeleverd op ca. 7 maanden of iets ouder, ook opfokzeugen afkomstig van het eigen bedrijf van exact 25 kg die worden afgeleverd op ca. 7 maanden)

1

b. van ca. 7 maanden tot de eerste dekking (opfokzeugen die zijn aangeleverd op ca. 7 maanden of iets jonger, tot de eerste dekking).

1

c. van ca. 25 kg tot de eerste dekking (opfokzeugen die zijn aangeleverd op ca. 25 kg, die niet op 7 maanden worden afgeleverd, maar worden aangehouden tot de eerste dekking; ook opfokzeugen afkomstig van het eigen bedrijf die worden aangehouden van exact 25 kg tot de eerste dekking)

1

3. Opfokberen van ca. 25 kg tot ca. 7 maanden (jonge nog niet dekrijpe beren, die worden aangehouden voor de fokkerij, van ca. 25 kg tot ca. 7 maanden of iets ouder; ook beren afkomstig van het eigen bedrijf vanaf exact 25 kg)

1

4. Dekberen, van ca. 7 maanden en ouder (dekrijpe beren – ook zoekberen – van ca. 7 maanden en ouder; ook aangeleverde beren van iets jonger dan 7 maanden; beren afkomstig van het eigen bedrijf te rekenen vanaf exact 7 maanden)

1

5. Biggen, aangeleverd op ca. 6 weken, tot ca. 25 kg (gespeende biggen die op ca. 6 weken zijn aangeleverd, die worden afgeleverd op ca. 25 kg; ook op 6 weken aangeleverde biggen die op het eigen bedrijf worden aangehouden voor de mesterij, tot exact 25 kg)

1

   

Mesterij

 
   

6. Slachtzeugen (zeugen die niet meer gebruikt worden voor fokkerij, maar worden afgemest)

1

7. Vleesvarkens (varkens die doorgaans worden gemest vanaf ca. 25 kg of iets lichter tot ca. 110 kg; ook biggen afkomstig van het eigen, gesloten bedrijf vanaf exact 25 kg)

1