Besluit van 18 januari 1969, houdende uitvoering van artikel 2, eerste lid van de
Wet van 23 april 1879, Stb. 72, tot regeling der heffing van regten wegens de verrigtingen
van den ambtenaar van den burgerlijken stand
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 1 november 1967, nr.
F 67/U 1973, Afdeling Financiën Binnenlands Bestuur;
Gelet op artikel 2, eerste lid van de Wet van 23 april 1879, Stb. 72, tot regeling der heffing van regten wegens verrigtingen van den ambtenaar van
den burgerlijken stand, sedert gewijzigd;
De Raad van State gehoord (advies van 22 november 1967, nr. 30);
Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Minister van 16 januari 1969, nr. F 69/4182,
Afdeling Financiën Binnenlands Bestuur;
Hebben goedgevonden en verstaan: