-
a. Nederland is bevoegd in de grondslag waarnaar belasting wordt geheven van zijn inwoners
de inkomensbestanddelen te begrijpen die overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag
in Thailand mogen worden belast of slechts in Thailand belastbaar zijn. In deze gevallen
verleent Nederland evenwel een vermindering van of een aftrek op de Nederlandse belasting
volgens het bepaalde in de onderdelen b, c, d, e en f.
-
b. Indien een inwoner van Nederland inkomensbestanddelen verkrijgt die volgens artikel 6, eerste, derde en vierde lid, artikel 7, eerste lid, artikel 8, tweede lid, artikel 10, zesde lid, artikel 11, zesde lid, artikel 12, vijfde lid, artikel 13, eerste, tweede en derde lid, artikel 14, eerste lid, artikel 15, eerste lid, artikel 18, tweede lid, artikel 19, eerste lid en artikel 21, tweede lid, van dit Verdrag in Thailand mogen worden belast en die in de in onderdeel a bedoelde
grondslag zijn begrepen, stelt Nederland deze inkomensbestanddelen vrij door een vermindering
van zijn belasting toe te staan. Deze vermindering wordt berekend overeenkomstig de
bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting. Daartoe
worden de bedoelde inkomensbestanddelen geacht te zijn begrepen in het bedrag van
de inkomensbestanddelen die ingevolge die bepalingen van Nederlandse belasting zijn
vrijgesteld.
-
c. De bepalingen van onderdeel b zijn niet van toepassing op inkomensbestanddelen verkregen
door een inwoner van Nederland wanneer Thailand de bepalingen van dit Verdrag toepast
om deze inkomensbestanddelen vrij te stellen van belasting of de bepalingen van artikel 10, tweede lid, artikel 11, tweede lid, of artikel 12, tweede lid, van dit Verdrag op deze inkomensbestanddelen toepast. In dat geval zijn de bepalingen
van onderdeel e van overeenkomstige toepassing.
-
d. Niettegenstaande de bepalingen van onderdeel b, verleent Nederland een aftrek op de
Nederlandse belasting voor de in Thailand betaalde belasting op inkomensbestanddelen
die volgens artikel 7, eerste lid, artikel 10, zesde lid, artikel 11, zesde lid, artikel 12, vijfde lid, en artikel 21, tweede lid, van dit Verdrag in Thailand mogen worden belast, voor zover deze bestanddelen in
de in onderdeel a bedoelde grondslag zijn begrepen, voor zover Nederland uit hoofde
van de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting
een vermindering verleent van de Nederlandse belasting voor de in een ander land over
die inkomensbestanddelen geheven belasting. Voor de berekening van deze vermindering
zijn de bepalingen van onderdeel e van dit artikel van overeenkomstige toepassing.
-
e. Indien een inwoner van Nederland inkomensbestanddelen verkrijgt die volgens artikel 10, tweede en negende lid, artikel 11, tweede lid, artikel 12, tweede lid, artikel 13, zesde lid, artikel 16, eerste lid en artikel 17, eerste en tweede lid, van dit Verdrag in Thailand mogen worden belast, verleent Nederland een aftrek op
zijn belasting voor zover deze bestanddelen in onderdeel a bedoelde grondslag zijn
begrepen. Het bedrag van deze aftrek is gelijk aan de in Thailand over deze inkomensbestanddelen
betaalde belasting, maar bedraagt, indien de bepalingen in de Nederlandse wetgeving
tot het vermijden van dubbele belasting daarin voorzien, niet meer dan het bedrag
van de aftrek die zou zijn verleend indien de aldus in het inkomen begrepen inkomensbestanddelen
de enige bestanddelen zouden zijn geweest waarvoor Nederland een vermindering verleent
uit hoofde van de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele
belasting.
-
f. De bepalingen van onderdeel e beperken een tegemoetkoming nu of in de toekomst verleend
uit hoofde van de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele
belasting niet, echter uitsluitend voor zover het de berekening van het bedrag van
de vermindering van de Nederlandse belasting betreft met betrekking tot de som van
het inkomen afkomstig uit meer dan een rechtsgebied en de voortwenteling van de belasting
betaald in Thailand op bedoelde inkomensbestanddelen naar de volgende jaren.