Het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden,
die krachtens de bepalingen van de op 11 april 1960 gesloten Benelux-Overeenkomst gemeenschappelijk optreden (de Benelux-Staten) en de Republiek Kazachstan,
hierna genoemd „de Partijen”,
Ernaar strevend hun gezamenlijke wens strekkende tot het efficiënt bestrijden van
de illegale immigratie van hun respectieve onderdanen alsmede van de onderdanen van
een derde Staat te herbevestigen,
Ernaar strevend de samenwerking tussen de Partijen te bevorderen en, op basis van
wederkerigheid, de terug- en overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied
van een andere Partij zijn binnengekomen en/of verblijven, en de doorgeleiding van
te verwijderen personen overeenkomstig de internationaalrechtelijke normen te vergemakkelijken,
Ernaar strevend een verplichting tot overname van de onderdanen van een derde Staat
tussen de Partijen tot stand te brengen, onder de voorwaarden in deze Overeenkomst
genoemd,
Bezorgd dat deze terug- en overname snel en veilig moet plaatsvinden, volgens procedures
die de menselijke waardigheid waarborgen,
Erkennend dat het noodzakelijk is de rechten en vrijheden van de mens in acht te nemen
en erop wijzend dat deze Overeenkomst geen afbreuk doet aan de rechten en verplichtingen
van de Partijen die voortvloeien uit de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) van 10 december 1948 en het internationaal recht, met name uit het Verdrag van 28 juli 1951 betreffende de status van vluchtelingen, als gewijzigd bij het Protocol van 31 januari 1967 betreffende de status van vluchtelingen, het Verdrag van 28 september 1954 betreffende de status van staatlozen, het Internationale Verdrag van 16 december 1966 inzake burgerrechten en politieke rechten en het Verdrag van 10 december 1984 tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of vernederende
behandeling of bestraffing,
Overwegende dat met de samenwerking op het gebied van terug- en overname en de vereenvoudiging
van het overschrijden van de staatsgrenzen tussen de Partijen een gemeenschappelijk
belang wordt gediend,