INTERNATIONALE ARBEIDSCONFERENTIE.
Verdrag betreffende den leeftijd van toelating van kinderen tot het verrichten van
niet-industriëele werkzaamheden.
De Algemeene Conferentie van de Internationale Organisatie van den Arbeid, door den
Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau bijeengeroepen te Genève en aldaar
bijeengekomen op 12 April 1932 in hare zestiende zitting,
besloten hebbende verschillende voorstellen aan te nemen betreffende den leeftijd
van toelating van kinderen tot het verrichten van arbeid in niet-industriëele beroepen,
welk onderwerp het derde punt van de agenda der zitting is en
besloten hebbende, dat deze voorstellen den vorm zullen aannemen van een internationaal
verdrag,
neemt heden den 30sten April 1932, het volgende verdrag aan, dat genoemd zal worden
het “Verdrag betreffende den leeftijd van toelating van kinderen tot het verrichten
van niet-industriëele werkzaamheden, 1932”, ter bekrachtiging door de leden van de
Internationale Organisatie van den Arbeid, zulks in overeenstemming met de bepalingen
van het Statuut van de Internationale Arbeidsorganisatie:
-
1 Dit verdrag is van toepassing op elken arbeid, die niet valt onder de regeling neergelegd
in de volgende verdragen onderscheidenlijk door de Internationale Arbeidsconferentie
aangenomen in hare eerste, tweede en derde zitting:
-
verdrag betreffende de vaststelling van den leeftijd, waarop kinderen mogen worden
toegelaten tot het verrichten van arbeid in nijverheidsondernemingen (Washington 1919);
-
verdrag tot vaststelling van den minimum leeftijd van toelating van kinderen tot arbeid
op zee (Genua 1920);
-
verdrag betreffende den leeftijd, waarop kinderen mogen worden toegelaten tot arbeid
in den landbouw (Genève 1921).
In elk land zal de bevoegde autoriteit, na raadpleging van de voornaamste betrokken
organisaties van werkgevers en werknemers de grens vaststellen tusschen de toepasselijkheid
van dit verdrag en die van de drie voornoemde verdragen.
Kinderen beneden 14 jaar of kinderen ouder dan 14 jaar, die echter nog onderworpen
zijn aan den leerplicht voor zooveel de lagere school betreft, mogen niet gebruikt
worden voor werkzaamheden waarop dit verdrag van toepassing is, behoudens hetgeen
hierna bepaald is.
-
1 De kinderen, die den 12-jarigen leeftijd bereikt hebben kunnen buiten de uren voor
het schoolbezoek vastgesteld, voor lichte werkzaamheden gebruikt worden, mits die
werkzaamheden:
-
a. niet schadelijk zijn voor hun gezondheid of voor hun normale ontwikkeling;
-
b. niet van zoodanigen aard zijn, dat zij hun regelmatig schoolbezoek kunnen schaden
of hun vermogen om van het onderwijs, dat op school gegeven wordt, nut te trekken;
-
c. niet langer duren dan twee uren per dag, hetzij op schooldagen of op vacantiedagen,
terwijl het totaal aantal uren op school doorgebracht en aan de lichte werkzaamheden
besteed in geen geval meer dan zeven uur per dag mag bedragen.
-
1 In het belang van de kunst of de wetenschap of het onderwijs, kan de nationale wetgeving
door middel van individueele vergunningen, afwijkingen toestaan van de bepalingen
van de artikelen 2 en 3 van dit verdrag, teneinde het optreden van kinderen in alle
openbare vermakelijkheden mogelijk te maken alsmede het als spelers of als figuranten
deelnemen in cinematografische opnamen.
De nationale wetgeving stelt voor de toelating tot elke werkzaamheid, die door haar
aard of door de omstandigheden waaronder zij verricht wordt, gevaarlijk is voor het
leven, de gezondheid of de zedelijkheid van de personen, die voor die werkzaamheid
gebruikt worden, een leeftijdsgrens of leeftijdsgrenzen vast, die hooger zijn dan
die genoemd in artikel 2.
De nationale wetgeving stelt voor de toelating van jeugdige personen en jongelingen
tot het verrichten van werkzaamheden in den rondtrekkenden handel op den openbaren
weg of in openbare inrichtingen en plaatsen, tot het verrichten van voortdurende werkzaamheden
bij étalages buiten, of in rondtrekkende beroepen, een leeftijdsgrens of leeftijdsgrenzen
vast, die hooger zijn dan die genoemd in artikel 2 van dit verdrag, wanneer die werkzaamheden
verricht worden onder omstandigheden, welke een hoogeren toelatingsleeftijd rechtvaardigen.
Teneinde een doeltreffende toepassing van de bepalingen van dit verdrag te verzekeren,
moet de nationale wetgeving:
-
a. een behoorlijke officieele inspectie, alsmede officieel toezicht instellen;
-
b. passende maatregelen vaststellen om de identificatie van en het toezicht op personen
beneden een bepaalden leeftijd, werkzaam bij den arbeid en in de beroepen, bedoeld
in artikel 6, te vergemakkelijken;
-
c. straffen vaststellen op den inbreuk op de wettelijke bepalingen, ter uitvoering van
de bepalingen van dit verdrag vastgesteld.
De jaarverslagen, bedoeld in artikel 22 van het Statuut van de Internationale Arbeidsorganisatie
moeten volledige inlichtingen geven over de wetgeving, vastgesteld ter uitvoering
van de bepalingen van dit verdrag. De inlichtingen zullen in het bijzonder bevatten:
-
a. een lijst van de soorten van werkzaamheden, door de nationale wetgeving lichte werkzaamheden
in den zin van artikel 3 genoemd;
-
b. een lijst van werkzaamheden, waarvoor overeenkomstig de artikelen 5 en 6 de nationale
wetgever toelatingsleeftijden heeft vastgesteld hooger dan die vastgesteld in artikel
2;
-
c. volledige inlichtingen over de voorwaarden, waaronder krachtens artikel 4 afwijkingen
van de artikelen 2 en 3 toegestaan worden.
-
1 De bepalingen van de artikelen 2, 3, 4, 5, 6 en 7 van dit verdrag zijn niet van toepassing
op Britsch-Indië. Doch in Britsch-Indië:
-
1. is arbeid van kinderen van nog geen 10 jaar oud verboden.
Evenwel kan in het belang van de kunst, wetenschap of het onderwijs de nationale wetgeving
door middel van individueele vergunningen afwijkingen toestaan van bovenstaande bepaling
teneinde het optreden van kinderen in alle openbare vermakelijkheden mogelijk te maken
alsmede het als spelers of figuranten deelnemen in cinematografische opnamen.
Bovendien zal, indien de leeftijd van toelating van kinderen in fabrieken, waarin
geen krachtwerktuig wordt gebruikt en die niet vallen onder de Britsch-Indische wet
op de fabrieken, door de nationale wetgeving vastgesteld wordt op een hoogeren leeftijd
dan 10 jaar, voor de toepassing van dit lid die leeftijd van toelating tot het verrichten
van arbeid in die fabrieken in de plaats gesteld worden van den leeftijd van 10 jaar.
-
2. Personen beneden 14 jaar kunnen niet gebruikt worden voor eenige niet-industriëele
werkzaamheid, welke de bevoegde autoriteit na raadpleging van de voornaamste betrokken
organisaties van werkgevers en arbeiders, gevaarlijk voor het leven, de gezondheid
of de zedelijkheid zou kunnen verklaren.
-
3. De nationale wetgeving stelt voor de toelating van jeugdige personen en jongelingen
tot het verrichten van werkzaamheden in den rondtrekkenden handel op den openbaren
weg of in openbare inrichtingen en plaatsen, tot het verrichten van voortdurende werkzaamheden
bij étalage's buiten, of in rondtrekkende beroepen een leeftijd vast, die hooger is
dan 10 jaar, wanneer die werkzaamheden verricht worden onder omstandigheden, welke
een hoogeren leeftijd rechtvaardigen.
-
4. De nationale wetgeving neemt maatregelen voor de toepassing van de bepalingen van
dit artikel, en stelt in het bijzonder straffen vast op de inbreuk op de wettelijke
bepalingen ter uitvoering van de bepalingen van dit artikel vastgesteld.
-
5. De bevoegde autoriteit moet na verloop van vijf jaar, te rekenen van de afkondiging
van de wetten ter uitvoering van de bepalingen van dit verdrag vastgesteld, den toestand
volledig weder onderzoeken teneinde de minimum leeftijdsgrenzen bij dit verdrag voorgeschreven
te verhoogen; dat onderzoek strekt zich uit tot alle bepalingen van dit artikel.
-
2 Indien in Britsch-Indië een wetgeving wordt vastgesteld, die den leerplicht tot het
14de jaar uitstrekt, houdt dit artikel op van toepassing te zijn en worden de artikelen
2, 3, 4, 5, 6 en 7 van toepassing op Britsch-Indië.
De officieele bekrachtigingen van dit verdrag, in overeenstemming met de bepalingen
van het Statuut van de Internationale Arbeidsorganisatie, zullen worden medegedeeld
aan den Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau en door hem worden
ingeschreven.
Zoodra de bekrachtigingen van twee leden der Internationale Organisatie van den Arbeid
door het Internationaal Arbeidsbureau zijn ingeschreven, zal de Directeur-Generaal
van het Internationaal Arbeidsbureau van dit feit mededeeling doen aan alle leden
van de Internationale Organisatie van den Arbeid. Hij zal hen eveneens in kennis stellen
met de inschrijvingen van de bekrachtigingen, die hem later door andere leden der
Organisatie zullen worden medegedeeld.
-
1 Ieder lid, dat dit verdrag heeft bekrachtigd, kan het opzeggen na verloop van een
termijn van tien jaren na den datum, waarop dit verdrag van kracht begint te worden,
zulks bij een verklaring toegezonden aan den Directeur-Generaal van het Internationaal
Arbeidsbureau en door dezen in te schrijven. De opzegging wordt eerst van kracht,
een jaar nadat zij door het Internationaal Arbeidsbureau is ingeschreven.
-
2 Ieder lid, dat dit verdrag heeft bekrachtigd, dat binnen den termijn ven een jaar
na verloop van den termijn van tien jaar, bedoeld in het vorige lid, geen gebruik
maakt van de bevoegdheid tot opzegging, voorzien in dit artikel, zal voor een nieuwen
termijn van vijf jaren gebonden zijn en zal in het vervolg dit verdrag kunnen opzeggen
na verloop van elken termijn van vijf jaren onder de voorwaarden, bedoeld in dit artikel.
Telkens wanneer de Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau zulks nodig
acht legt deze een verslag inzake de toepassing van dit Verdrag voor aan de Algemene
Conferentie, en gaat na of het wenselijk is de kwestie van de gehele of gedeeltelijke
herziening van het Verdrag op de agenda van de Conferentie te plaatsen.
-
1 Indien de Internationale Arbeidsconferentie een nieuw verdrag aanneemt, houdende geheele
of gedeeltelijke wijziging van dit verdrag, zal de ratificatie door een lid van het
nieuwe verdrag, houdende herziening, vanzelf medebrengen onmiddellijke opzegging van
dit verdrag, niettegenstaande het bepaalde in artikel 13, onder voorbehoud evenwel,
dat het nieuwe verdrag van kracht geworden is.
-
2 Van den datum af, waarop het nieuwe verdrag, houdende herziening, van kracht geworden
is, zal het onderhavige verdrag niet langer door de leden bekrachtigd kunnen worden.
-
3 Het onderhavige verdrag zal echter van kracht blijven naar vorm en inhoud voor die
leden, die het bekrachtigd hebben en die het nieuwe verdrag, houdende herziening,
niet bekrachtigen.
Zoowel de Fransche als de Engelsche tekst van dit verdrag is authentiek.