Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden en de President van de Vereenigde Staten
van Amerika;
Besloten om, voor zoover het in hunne macht ligt, elke onderbreking in de vreedzame
betrekkingen, die altijd tusschen de beide volkeren hebben bestaan, te voorkomen;
Wenschende opnieuw tot uiting te brengen, dat zij als richtlijn van hunne staatkunde
beschouwen alle geschillen, die vatbaar zijn voor rechterlijke beslissing, welke tusschen
hen mochten rijzen, te onderwerpen aan onpartijdige beslissing; en
Verlangende door hun voorbeeld niet alleen te doen uitkomen, dat zij oorlog als een
werktuig van nationale politiek in hunne wederkeerige betrekkingen veroordeelen, maar
ook het tijdstip te verhaasten, waarop internationale overeenkomsten tot vreedzame
regeling van internationale geschillen een zoodanigen graad van volkomenheid zullen
hebben bereikt, dat voor altijd de mogelijkheid van oorlog tusschen welke mogendheden
der wereld ook, zal zijn verdwenen;
Hebben besloten een nieuw arbitrageverdrag te sluiten, waardoor het te Washington
op 2 Mei 1908 geteekende arbitrageverdrag, dat door tijdsverloop op 25 Maart 1930
afloopt, in strekking en daarin vervatte verplichtingen wordt verruimd, en hebben
voor dat doel onderscheidenlijk als hunne gevolmachtigden aangewezen:
Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden: Dr. J. H. VAN ROYEN, Hoogstderzelver Buitengewoon
Gezant en Gevolmachtigd Minister in de Vereenigde Staten van Amerika;
De President van de Vereenigde Staten van Amerika: JOSEPH P. COTTON, waarnemend Secretaris
van Staat van de Vereenigde Staten;
die, na elkander hunne volmachten te hebben medegedeeld en in goede en behoorlijke
orde bevonden, omtrent de volgende artikelen zijn overeengekomen: