Arbitrageverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika, Washington, 13-01-1930

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 17-07-1930 t/m heden

Arbitrageverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika

Authentiek : NL

Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden en de President van de Vereenigde Staten van Amerika;

Besloten om, voor zoover het in hunne macht ligt, elke onderbreking in de vreedzame betrekkingen, die altijd tusschen de beide volkeren hebben bestaan, te voorkomen;

Wenschende opnieuw tot uiting te brengen, dat zij als richtlijn van hunne staatkunde beschouwen alle geschillen, die vatbaar zijn voor rechterlijke beslissing, welke tusschen hen mochten rijzen, te onderwerpen aan onpartijdige beslissing; en

Verlangende door hun voorbeeld niet alleen te doen uitkomen, dat zij oorlog als een werktuig van nationale politiek in hunne wederkeerige betrekkingen veroordeelen, maar ook het tijdstip te verhaasten, waarop internationale overeenkomsten tot vreedzame regeling van internationale geschillen een zoodanigen graad van volkomenheid zullen hebben bereikt, dat voor altijd de mogelijkheid van oorlog tusschen welke mogendheden der wereld ook, zal zijn verdwenen;

Hebben besloten een nieuw arbitrageverdrag te sluiten, waardoor het te Washington op 2 Mei 1908 geteekende arbitrageverdrag, dat door tijdsverloop op 25 Maart 1930 afloopt, in strekking en daarin vervatte verplichtingen wordt verruimd, en hebben voor dat doel onderscheidenlijk als hunne gevolmachtigden aangewezen:

Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden: Dr. J. H. VAN ROYEN, Hoogstderzelver Buitengewoon Gezant en Gevolmachtigd Minister in de Vereenigde Staten van Amerika;

De President van de Vereenigde Staten van Amerika: JOSEPH P. COTTON, waarnemend Secretaris van Staat van de Vereenigde Staten;

die, na elkander hunne volmachten te hebben medegedeeld en in goede en behoorlijke orde bevonden, omtrent de volgende artikelen zijn overeengekomen:

Artikel I

Alle geschillen betreffende internationale aangelegenheden, welke tusschen de Hooge Verdragsluitende Partijen mochten rijzen als gevolg van eenen door de eene Partij aan de andere op grond van een verdrag of uit anderen hoofde gestelden rechtseisch en welke door hunnen aard, als vatbaar voor eene beslissing door toepassing van de beginselen van recht en billijkheid, berechtbaar zijn, zullen, wanneer zij niet langs diplomatieken weg zijn kunnen worden geregeld, noch door onderwerping aan de Permanente Internationale Commissie, ingesteld ingevolge het op 18 December 1913 te Washington geteekende verdrag, vereffend zijn, worden onderworpen aan het door het Verdrag van 18 October 1907 te 's-Gravenhage ingestelde Permanente Hof van Arbitrage of aan zoodanig ander bevoegd rechtscollege als in elk geval door bijzondere overeenkomst zal worden bepaald, welke bijzondere overeenkomst in de samenstelling, zoo noodig, van zoodanig college zal voorzien, de bevoegdheden daarvan zal omschrijven, het punt of de punten in geschil zal vaststellen en den inhoud der opdracht zal regelen.

De voor elk geval tot stand te brengen bijzondere overeenkomst zal aan de zijde van Nederland in overeenstemming met de voorschriften der Grondwet en van de zijde der Vereenigde Staten van Amerika door den President der Vereenigde Staten van Amerika op advies en met goedkeuring van den Senaat der Vereenigde Staten gesloten worden.

Artikel II

De bepalingen van dit verdrag zullen niet worden ingeroepen met betrekking tot eenig geschil, waarvan het onderwerp

  • a) behoort tot de eigen bevoegdheid van een der Hooge Verdragsluitende Partijen;

  • b) de belangen van derde Partijen raakt;

  • c) beheerscht wordt door de handhaving der aloude, gewoonlijk als de Monroe-leer gekenmerkte houding der Vereenigde Staten met betrekking tot Amerikaansche aangelegenheden, of aan die handhaving raakt;

  • d) beheerscht wordt door de inachtneming van de verplichtingen van Nederland in overeenstemming met het Handvest van den Volkenbond of aan die inachtneming raakt.

Artikel III

Dit verdrag zal worden bekrachtigd door Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden en door den President der Vereenigde Staten van Amerika op advies en met goedkeuring van den Senaat der Vereenigde Staten.

De akten van bekrachtiging zullen zoo spoedig mogelijk te Washington worden uitgewisseld en het verdrag zal in werking treden op den dag van de uitwisseling der akten van bekrachtiging, van welken datum af het op 2 Mei 1908 geteekende arbitrageverdrag zal ophouden kracht en uitwerking te hebben. Dit verdrag zal daarna voortdurend in werking blijven, tenzij en totdat het wordt beëindigd door schriftelijke opzegging door een der partijen aan de andere met een opzeggingstermijn van een jaar.

Ter oorkonde daarvan hebben de wederzijdsche gevolmachtigden dit verdrag in dubbel in de Nederlandsche en Engelsche talen, welke beide teksten gelijke kracht zullen hebben, geteekend en van hunne zegels voorzien.

Gedaan te Washington den dertienden Januari negentien honderd en dertig.

(L. S.) J. H. VAN ROYEN.

(L. S.) JOSEPH P. COTTON.

Naar boven