de Unie der Comoren,de Republiek Madagaskar,de Republiek Mauritius,de Republiek der
Seychellen,de Republiek Zambia,de Republiek Zimbabwe,hierna „de OZA-staten” genoemd,enerzijds,
enhet Koninkrijk België,de Republiek Bulgarije,de Tsjechische Republiek,het Koninkrijk
Denemarken,de Bondsrepubliek Duitsland,de Republiek Estland,Ierland,de Helleense Republiek,het
Koninkrijk Spanje,de Franse Republiek,de Italiaanse Republiek,de Republiek Cyprus,de
Republiek Letland,de Republiek Litouwen,het Groothertogdom Luxemburg,de Republiek
Hongarije,Malta,het Koninkrijk der Nederlanden,de Republiek Oostenrijk,de Republiek
Polen,de Portugese Republiek,Roemenië,de Republiek Slovenië,de Slowaakse Republiek,de
Republiek Finland,het Koninkrijk Zweden,het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië
en Noord-Ierland,ende Europese Gemeenschap, hierna „de EG” genoemd,anderzijds,hierna
tesamen „partijen” genoemd,
Preambule
wij, de ACS-staten (staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan) in
Oostelijk en Zuidelijk Afrika, samen de OZA-groep en zijn afzonderlijke lidstaten
uitmakend, enerzijds, en de Europese Gemeenschap (EG) en haar lidstaten, anderzijds;
gelet op de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch
gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de EG en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend op 23 juni 2000, hierna de „Overeenkomst van Cotonou” genoemd, het Verdrag
inzake de gemeenschappelijke markt van Oostelijk en Zuidelijk Afrika (Comesa), ondertekend
op 5 november 1993, het Verdrag inzake de ontwikkelingsgemeenschap van Zuidelijk Afrika
(SADC), ondertekend op 17 augustus 1992, en het handelsprotocol hierbij, het Verdrag
inzake de Oost-Afrikaanse Gemeenschap, ondertekend op 30 november 1999, en het Oprichtingsverdrag
van de Afrikaanse Unie, ondertekend en goedgekeurd op 11 juli 2002;
gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap;
mede gelet op het besluit van de achtste top van de Comesa-autoriteit van staatshoofden
en regeringsleiders, gehouden in Khartoem, Sudan, op 17 maart 2003, over de vaststelling
van de OZA-groepering voor de onderhandelingen over een economische partnerschapsovereenkomst
(EPO) met de Europese Unie (EU);
overwegende dat de OZA-staten en de EG en haar lidstaten zijn overeengekomen dat hun
samenwerking op economisch en handelsgebied erop gericht moet zijn de soepele, geleidelijke
integratie van de OZA-staten in de wereldeconomie met inachtneming van hun beleidskeuzen,
hun ontwikkelingsniveau en hun ontwikkelingsprioriteiten te stimuleren en zo hun duurzame
ontwikkeling te bevorderen en bij te dragen aan de uitroeiing van armoede in de OZA-staten;
opnieuw uitdrukking gevende aan hun streven de economische, culturele en sociale ontwikkeling
van de OZA-staten te bevorderen en te bespoedigen, om zo een bijdrage te leveren aan
vrede en veiligheid en een stabiel, democratisch politiek klimaat te bevorderen, dat
gunstig is voor een duurzame nationale en regionale ontwikkeling;
opnieuw bevestigend dat de EPO in overeenstemming moet zijn met de doelstellingen
en beginselen van de Overeenkomst van Cotonou, in het bijzonder met deel 3, titel II;
opnieuw bevestigend dat de EPO een ontwikkelingsinstrument moet zijn, een duurzame
groei moet bevorderen, de productie- en aanbodcapaciteit van de OZA-staten moet verhogen,
de structurele hervorming van de OZA-economieën en hun diversificatie en concurrentievermogen
moet stimuleren en moet leiden tot ontwikkeling van de handel, het aantrekken van
investeringen en technologie en het scheppen van werkgelegenheid in de OZA-staten;
herinnerend aan de verbintenissen van de internationale gemeenschap inzake de verwezenlijking
van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, opgenomen in de VN-Verklaring van
september 2000;
opnieuw bevestigend dat alleen vorderingen bij de ontwikkelingsagenda kunnen worden
geboekt wanneer er sprake is van echte internationale samenwerking en een volledige
tenuitvoerlegging van de verbintenissen die zijn overeengekomen bij de conferenties
van Rio, Peking, Kopenhagen, Caïro en Monterrey en die zijn neergelegd in de actieprogramma's
ten behoeve van de minst ontwikkelde landen (MOL's), de niet aan zee grenzende ontwikkelingslanden
(LLDC's) en de kleine insulaire ontwikkelingslanden (SIDS);
gedachtig aan de rechten en plichten van de leden van de Wereldhandelsorganisatie
(WTO), het belang dat partijen hechten aan de beginselen en regels van de internationale
handel en de noodzaak van een transparant, voorspelbaar, open en rechtvaardig multilateraal
handelssysteem;
nogmaals wijzend op de noodzaak bijzondere aandacht te besteden aan regionale integratie
en aan een speciale, gedifferentieerde behandeling van alle OZA-staten, de minst ontwikkelde
OZA-staten hun speciale behandeling te laten behouden, en terdege rekening te houden
met de positie van kleine OZA-economieën, die kwetsbaar zijn omdat zij geen toegang
tot de zee hebben, een eiland zijn, aan zee liggen, met droogte te kampen hebben of
uit een conflictsituatie komen;
in het bewustzijn dat aanzienlijke investeringen nodig zijn om de levensstandaard
van de OZA-staten te verhogen;
herinnerend aan de verbintenissen van de partijen in het kader van de WTO,