I.
Vorderingen van de Nederlandse Regering
Waar deze bewoordingen in deze overeenkomst voorkomen, wordt onder de term „grote
U.S. 7 (c) schepen” verstaan de schepen, genoemd in de hieraan toegevoegde lijst I,
en wordt onder de term „kleine U.S. 7 (c) schepen" verstaan de schepen, genoemd in
de hieraan toegevoegde lijst II. Al deze schepen behoren aanvankelijk tot die, welke
ingevolge het „Memorandum inzake de Nederlandsch-Indische schepen-regeling” van 5
Juni 1942 door de Britse Minister van War Transport van de Nederlandse Regering gecharterd
en aan de Amerikaanse Regering toegewezen werden. Het waren de schepen, die later,
ingevolge de tussen de Nederlandse Ambassade te Washington en het Amerikaanse Ministerie
van Buitenlandse Zaken gewisselde Nota's van 6 Juni 1945 en 31 Juli 1945, met goedkeuring
van de Regering van het Verenigd Koninkrijk uit genoemde regeling werden gelicht,
waarna zij afzonderlijk door de Nederlandse Regering, overeenkomstig de Notawisseling,
ten behoeve van de Amerikaanse Regering zijn geëxploiteerd gedurende de gehele (hierna
omschreven) 7 (c)-periode, of wel vanaf het begin van de 7 (c)-periode, totdat zij
tijdens de 7 (c) periode aan de Britse Regering werden toegewezen. De aanduiding „7
(c)” is afkomstig van het, op deze schepen van toepassing zijnde, artikel 7 (c), (2e
zin) van de „Overeenkomst betreffende de beginselen met betrekking tot het gecoördineerd
beheer der koopvaardij”, welke 5 Augustus 1944 te Londen werd getekend.
In deze overeenkomst wordt onder de term „7 (c) periode” met betrekking tot de grote
U.S. 7 (c) schepen en de kleine U.S. 7 (c) schepen, verstaan het tijdvak vanaf 23
Mei 1945, te middernacht, tot de datum van teruggave, van geval tot geval, aan de
Nederlandse Regering, of tot 2 Maart 1946, indien de teruggave later plaats had.
De in deze overeenkomst gebezigde term „ 5 Juni Memorandum” doelt op bovengenoemd
Memorandum van 5 Juni 1942.
-
A. De navolgende vorderingen van de Nederlandse Regering op de Amerikaanse Regering,
met betrekking tot de grote U.S. 7 (c) schepen, behoren tot die, welke door deze overeenkomst
geregeld zijn:
-
1. Diensten en goederen ten behoeve van de grote U.S. 7 (c) schepen gedurende de 7 (c)-periode.
-
2.
-
(a) Heruitrusting en herbouw van de in deel A. van de hieraan toegevoegde lijst I genoemde
schepen, en
-
(b) Herbouw in tegenstelling tot heruitrusting van de in deel B. van de hieraan toegevoegde
lijst I genoemde schepen.
-
(i) De bijdrage der Amerikaanse Regering in de onkosten, welke gedurende de voor heruitrusting
en herbouw benodigde tijd, voor de schepen gemaakt zijn, als deel der vergoeding voor
de in de direct hierboven staande clausules 2 (a) en (b) genoemde vorderingen, is
berekend volgens het in het 5-Juni Memorandum voorkomende bareboat grondtarief en
aan de hand van de door de Nederlandse Regering verstrekte schatting ten aanzien van
de voor heruitrusting en herbouw nodig geachte tijd.
-
(ii) De vergoeding door de Amerikaanse Regering toegekend voor de vervanging der scheepsuitrusting,
is berekend op grondslag van de in de respectievelijke inventarislijsten genoemde
artikelen en op grondslag van de kosten van aanschaffing en installatie van die uitrusting
in de respectievelijke herbouw havens.
-
(iii) De vergoeding door de Amerikaanse Regering toegekend voor herbouw is o.a. verstrekt
in de vorm van het verwijderen en als zodanig vervangen van gedurende de bouw aangebrachte
uitrustingsdelen, en houdt rekening met een door de Nederlandse Regering aan de Amerikaanse
Regering gegeven vergoeding voor de aan boord achtergelaten scheepsuitrusting der
Amerikaanse Regering. Deze scheepsuitrusting wordt het eigendom der Nederlandse Regering.
-
(iv) Onder de vergoeding door de Amerikaanse Regering toegekend voor heruitrusting, is
begrepen de onder de oorlogsrisico-verzekering vallende schade aan de in deel A. van
de hieraan toegevoegde lijst I genoemde schepen, voorzover die schade tijdens de 7
(c)-periode is geleden.
-
3. De kosten der medische diensten, welke door de Nederlandse Regering in de Verenigde
Staten onderhouden werden, in verband met de grote U.S. 7 (c) schepen tijdens de 7
(c)-periode.
-
4. De comptabiliteitsdiensten (bemiddelingsdiensten) ten behoeve van de grote U.S. 7
(c) schepen, voorzover betreft de 7 (c)-periode.
-
B. De navolgende vorderingen der Nederlandse Regering op de Amerikaanse Regering in verband
met de kleine U.S. 7 (c) schepen behoren tot die, welke door deze overeenkomst geregeld
zijn:
-
1. Diensten en goederen ten behoeve van de kleine U.S. 7 (c) schepen, zolang als zij
afzonderlijk door de Nederlandse Regering voor de Amerikaanse Regering geëxploiteerd
werden, gedurende de 7 (c)-periode.
-
2. Herbouw en heruitrusting van de kleine U.S. 7 (c) schepen. De door de Nederlandse
Regering ingediende vordering en de daarvoor door de Amerikaanse Regering toegekende
vergoeding zijn beperkt tot de herbouw- en heruitrustingskosten, gemaakt tengevolge
van het gebruik dezer schepen door de Amerikaanse Regering gedurende de 7 (c)-periode,
en zijn berekend op een pro rata basis volgens door de Nederlandse Regering verstrekte
cijfers betreffende de algehele herbouw en heruitrustingskosten, ontstaan vanaf de
datum, waarop deze schepen op grond van de desbetreffende cherte-partijen, in 1942
werden geleverd. Bij deze vordering worden alle rechten voorbehouden met betrekking
tot vorderingen wegens bijkomende herbouw- en heruitrustingskosten ingevolge de als
grondslag dienende cherte-partijen.
-
3. De comptabiliteitsdiensten (bemiddelingsdiensten) ten behoeve van de kleine U.S. 7
(c) schepen, voorzover betreft het tijdvak, waarin zij afzonderlijk door de Nederlandse
Regering voor de Amerikaanse Regering werden geëxploiteerd gedurende de 7 (c) periode.
-
C. De navolgende overige op schepen betrekking hebbende vorderingen der Nederlandse Regering
op de Amerikaanse Regering behoren tot die, welke door deze overeenkomst geregeld
zijn:
-
1. Een gedeelte der (niet door de Amerikaanse Marine) betaalde kosten van bewapening
van bepaalde Nederlandse schepen, welke ingevolge het 5 Juni-Memorandum gecharterd
en aan de Amerikaanse Regering toegewezen werden.
-
2. De in dollars betaalbare 80 % van de huurverhoging voor schepen, welke ingevolge het
5 Juni-Memorandum gecharterd werden (welke huurverhogig een shilling per ton laadvermogen
per maand bedraagt vanaf 1 Juli 1944 tot de teruggave van het schip en (tengevolge
van het afstand doen van verzekering van niet in huur zijnde schepen) sixpence per
ton laadvermogen per maand van 1 Juli 1944 tot 31 December 1944). De door de Amerikaanse
Regering toegekende vergoeding voor deze vordering wordt door de Nederlandse Regering
aanvaard ter voldoening van haar vordering, ingevolge het 5 Juni-Memorandum, voor
de in dollars betaalbare 80 % van genoemde huurverhoging.
-
3. Dollar-uitgaven voor vrije Nederlandse schepen in Amerikaanse havens tussen 21 Augustus
1941 en 30 September 1945, welke van dien aard zijn, dat zij ingevolge de bepalingen
van de leen- en pachtwet, hiervoor in aanmerking komen.
-
4. Huur ten bedrage van $ 180.000 voor, volgens „bareboat out-time charter back” regelingen,
gecharterde schepen (welke vordering wordt ingetrokken in verband met de intrekking
door de Amerikaanse Regering van haar vordering tot verlaging van huur voor ingevolge
genoemde charter regeling gecharterde schepen).