De Regeringen, die dit Verdrag hebben ondertekend,
zich bewust van het gevaar voor uitsterven, dat zekere vogelsoorten bedreigt, anderzijds
verontrust over de getalsvermindering van andere soorten, in het bijzonder van de
trekvogelsoorten,
overwegende, dat uit het oogpunt van de wetenschap, van de natuurbescherming en van
de economie der afzonderlijke landen in beginsel alle vogels behoren te worden beschermd,
hebben de noodzaak erkend het Verdrag tot bescherming van de voor de landbouw nuttige
vogels, ondertekend te Parijs op 19 Maart 1902, te herzien en zijn de volgende bepalingen
overeengekomen:
Dit Verdrag heeft de bescherming ten doel van de in het wild levende vogels.
Onverminderd de uitzonderingen, vervat in de artikelen 6 en 7 van dit Verdrag, dienen
beschermd te worden:
-
a. alle vogels ten minste gedurende hun voortplantingsperiode en buitendien de trekvogels
gedurende hun terugkeer naar hun broedplaatsen, met name in de maanden Maart, April,
Mei, Juni en Juli;
-
b. gedurende het gehele jaar: die soorten, welke met uitsterven worden bedreigd of van
bijzonder belang zijn voor de wetenschap.
Onverminderd de uitzonderingen, vervat in de artikelen 6 en 7 van dit Verdrag, is
het verboden enige dode of levende vogel, die in strijd met de bepalingen van dit
Verdrag is gevangen of gedood, of enig deel daarvan in te voeren, uit te voeren, te
vervoeren, te verkopen, te koop aan te bieden, te kopen, te schenken of onder zich
te hebben gedurende het tijdvak, waarin de soort is beschermd.
Onverminderd de uitzonderingen, vervat in de artikelen 6 en 7 van dit Verdrag, is
het verboden gedurende het tijdvak waarin een bepaalde soort beschermd is, met name
gedurende de voortplantingsperiode, in aanbouw zijnde of bewoonde nesten van in het
wild levende vogels te verwijderen of te vernielen, eieren of schalen van eieren,
dan wel broedsels daarvan weg te nemen, te beschadigen, te vervoeren, in te voeren,
uit te voeren, te verkopen, te koop aan te bieden, te kopen of te vernielen.
Deze verboden zijn evenwel niet van toepassing
enerzijds op eieren, op wettige wijze geraapt en vergezeld van een bewijsstuk, dat
zij bestemd zijn hetzij ter bevordering van de vogelstand hetzij voor wetenschappelijke
doeleinden, dan wel dat zij afkomstig zijn van in gevangenschap gehouden vogels,
anderzijds op kievitseieren, dit alleen voor Nederland en wel met het oog op reeds
voor deze geldende, uitzonderlijke en plaatselijke beweegredenen.
Onverminderd de uitzonderingen, vervat in de artikelen 6 en 7 van dit Verdrag, verplichten
de Hoge Verdragsluitende Partijen zich de hierna genoemde middelen te verbieden, die
tot massale vernietiging of vangst van vogels kunnen leiden of hun onnodig lijden
kunnen toebrengen.
Wat evenwel die landen betreft, waar dergelijke middelen op dit ogenblik wettelijk
zijn toegelaten, verbinden de Hoge Verdragsluitende Partijen zich in hun wetgevingen
van lieverlede die maatregelen in te voeren, welke het gebruik van dergelijke middelen
verbieden of beperken:
-
a. strikken, lijm, vallen, haken, netten, vergiftigd aas, verdovende middelen, blinde
lokvogels;
-
b. eendekooien;
-
c. spiegels, toortsen en andere kunstmatige lichtbronnen;
-
d. visnetten en ander vistuig voor de vangst van watervogels;
-
e. repeteer-geweren of automatische geweren, die meer dan twee patronen kunnen bevatten;
-
f. in het algemeen alle andere vuurwapenen dan die, welke van de schouder kunnen worden
bediend;
-
g. het achtervolgen van of het schieten op vogels met gebruikmaking van motorboten op
de binnenwateren en van 1 Maart tot 1 October op de territoriale en kustwateren;
-
h. het gebruik van motorrijtuigen of watervliegtuigen, vanwaaruit vogels kunnen worden
gedood;
-
i. het instellen van beloningen voor het vangen of doden van vogels;
-
j. het voorrecht om onbeperkt met het geweer en met netten te jagen op zee en langs rivieroevers
en zeestranden wordt gedurende het gehele jaar geregeld en gedurende de voortplantingsperiode
opgeschort;
-
k. alle andere middelen gericht op de massale vangst of verdelging van vogels.
Indien in een bepaalde streek een vogelsoort hetzij een gevaar zou gaan vormen voor
zekere vormen van landbouw, veeteelt, jacht of visserij ten gevolge van de schade,
die zij zou toebrengen aan akkers, wijngaarden, tuinen, boomgaarden, bossen, wild
of visstand, hetzij een of meer soorten, welker instandhouding wenselijk is, met uitroeiing
of enkel vermindering zou bedreigen, kan het bevoegde gezag door uitgifte van persoonlijke
vergunningen voorzover het die soort betreft ontheffing verlenen van de verboden,
vervat in de artikelen 2 tot en met 5. Het is evenwel niet wettelijk toegestaan om
aldus gedode vogels te kopen of te verkopen en hen te vervoeren buiten de streek,
waar zij gedood zijn.
Indien de nationale wetgevingen andere bepalingen bevatten, die het mogelijk maken
de schade, door zekere vogelsoorten aangericht, te beperken onder voorwaarden, die
het voortbestaan van die soorten waarborgen, kunnen deze bepalingen door de Hoge Verdragsluitende
Partijen worden gehandhaafd.
Met het oog op het bijzondere belang, dat de economische omstandigheden in Zweden,
Noorwegen, Finland en de Fär-Öer in dit verband hebben, kan het bevoegde gezag in
die landen uitzonderingen toestaan op en zekere ontheffingen verlenen van de bepalingen
van dit Verdrag. In het geval, dat IJsland tot dit Verdrag zou toetreden, kunnen op
verzoek van dit land de vorengenoemde ontheffingen daar worden toegepast.
Geen enkele maatregel mag in een bepaald land worden genomen, die tot volslagen vernietiging
kan leiden van soorten van stand- of trekvogels, als bedoeld in dit artikel.
Uitzonderingen op de bepalingen van dit Verdrag kunnen door het bevoegde gezag worden
toegestaan in het belang van de wetenschap, de opvoeding, de vogelstand, de voortplanting
van jachtvogels en de valkenjacht naar gelang van de omstandigheden en onder voorbehoud,
dat alle nodige voorzorgen in acht worden genomen om misbruiken te voorkomen. De bepalingen
aangaande het vervoer, vervat in de artikelen 3 en 4, zijn niet van toepassing op
het Verenigd Koninkrijk.
In alle landen zijn de verboden, vervat in artikel 3, niet van toepassing op veren
van vogelsoorten, die daar gedood mogen worden.
Iedere Verdragsluitende Partij verplicht zich een lijst op te stellen van de vogelsoorten,
welke binnen haar eigen gebied mogen worden gevangen of gedood met inachtneming van
de in dit Verdrag gestelde voorwaarden.
Iedere Verdragsluitende Partij is bevoegd een lijst op te stellen van stand- en trekvogelsoorten,
welke door particulieren in gevangenschap mogen worden gehouden, en dient de toelaatbare
vangmethoden vast te stellen, als ook de voorwaarden, waaronder vogels kunnen worden
vervoerd en in gevangenschap gehouden.
Iedere Verdragsluitende Partij dient de handel van door dit Verdrag beschermde vogels
te regelen en de nodige maatregelen te nemen om de omvang daarvan te beperken.
De Hoge Verdragsluitende Partijen verplichten zich middelen te beramen en toe te passen
ter voorkoming van de vernietiging van vogels door olie-verontreiniging en andere
oorzaken van verontreiniging der wateren, door vuurtorens, electrische leidingen,
insecticiden, giften en alle andere oorzaken. Zij zullen er naar streven de kinderen
en de openbare mening op te voeden om hen te overtuigen van de noodzaak van het instandhouden
en beschermen van vogels.
Teneinde de gevolgen te verzachten van de snelle verdwijning - door toedoen van de
mens - van geschikte vogelbroedplaatsen, verplichten de Hoge Verdragsluitende Partijen
zich om zonder uitstel en met alle beschikbare middelen de instelling te bevorderen
van vogelreservaten, te water of te land, van de juiste afmetingen en ligging, waar
de vogels veilig kunnen nestelen en hun broedsels kunnen grootbrengen en waar trekvogels
ongestoord kunnen rusten en hun voedsel kunnen vinden.
Dit Verdrag zal worden bekrachtigd en de akten van bekrachtiging zullen worden nedergelegd
bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Franse Republiek, dat van deze nederlegging
kennis zal geven aan alle Staten, die dit Verdrag hebben ondertekend of daartoe zijn
toegetreden.
Elke Staat, die dit Verdrag niet mede-ondertekend heeft, zal daartoe kunnen toetreden.
De toetredingen worden ter kennis gebracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken
van de Franse Republiek, dat daarvan mededeling zal doen aan alle Staten, die dit
Verdrag hebben getekend of daartoe zijn toegetreden.
Dit Verdrag treedt in werking op de negentigste dag volgend op de dag van nederlegging
van de zesde akte van bekrachtiging of toetreding. Voor elk der Staten, die het Verdrag
bekrachtigen of daartoe toetreden na die dag, treedt het in werking op de negentigste
dag, volgend op de dag van nederlegging door die Staat van zijn akte van bekrachtiging
of toetreding.
Dit Verdrag is aangegaan voor onbepaalde tijd, maar iedere Verdragsluitende Partij
kan het op ieder tijdstip opzeggen, vijf jaren na zijn inwerkingtreding, zoals deze
in dit artikel is vastgesteld. Deze opzegging wordt van kracht een jaar na de dag,
waarop daarvan kennis is gegeven aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de
Franse Republiek.
Dit Verdrag treedt tussen de landen, die het bekrachtigen of daartoe toetreden, in
de plaats van de bepalingen van het Verdrag van 1902.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen,
dit Verdrag hebben ondertekend.
Gedaan te Parijs, 18 October 1950.