FIGUREN BEHORENDE BIJ DE INTERNATIONALE VOORSCHRIFTEN VOOR DE METING VAN ZEESCHEPEN
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       B' = eindpunt in het voorschip, op de bovenkant van het meetdek gelegen. 
                                       
                                       
                                          a b = spantdiepte + dikte der wegering horizontaal gemeten.
                                       
                                       
                                       
                                       A' = eindpunt in het achterschip, op de bovenkant van het meetdek gelegen.
                                       
                                       
                                          a b = spantdiepte, horizontaal gemeten (geen wegering aangebracht).
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          a b c stelt de vallingshoek voor van de boeg (of voorsteven) of achtersteven, b c de achterzijde van de voorsteven of de binnenzijde van de huidbeplating bij de achtersteven
                                          of het hek; a b stelt de bovenkant van het meetdek voor en b d de dikte van dat dek. De punten B' of A', in de figuren 5 en 6 aangegeven, moeten
                                          daarna voor en achter verplaatst worden over een afstand gelijk aan d e, welke de valling van de boeg (of voorsteven) of de achtersteven over de dikte van
                                          het dek heeft.
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          A A' = c d = hoogte van het verhoogd achterdek.
                                       
                                       
                                          B B' = a b = hoogte van het verhoogd voordek.
                                       
                                       Indien de boeg en/of het dek een vierkante vorm heeft, moet een derde van de dekrondte
                                          bij de hoogten a b of c d gevoegd worden.
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       R of r worden aan beide eindhoofden gemeten en indien de aldus verkregen uitkomsten niet
                                          gelijk zijn, verhoudt zich de dekrondte, welke gebruikt wordt voor bepaling van de
                                          meetholten, tot de dekrondten bij de eindhoofden, als de afstanden van de doorsneden
                                          tot de eindhoofden zich tot elkaar verhouden.
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       De gehele lengte van het tussendek = A'B' + c d + e f.
                                       
                                       A'B' = meetlengte c d en e f = toevoegingen voor de bepaling van de meetlengte.
                                       
                                       
                                          f g = lengte 1. g d = lengte 2.
                                       
                                       
                                       
                                       Toe te passen bij een tussendek waarvan het achterste deel een zelfde soort vorm heeft
                                          als het voorste deel.
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          a en f h i g te vermelden onder „luikhoofden” op de metingstaten en te begrijpen in de gezamenlijke
                                          inhoud van de luikhoofden. k onder een afzonderlijk hoofd op de metingstaten te vermelden en vrij te stellen van
                                          de bruto inhoud. 
                                       
                                       
                                          b d l m en n o e c, besloten en gelegen binnen een open ruimte, op de metingstaten te vermelden onder
                                          bovenbouw als “schachten” en te begrijpen in de bruto inhoud.
                                       
                                       
                                          d f g e, verminderd met p. wordt tezamen met de bovenbouw gemeten en begrepen in de bruto inhoud.
                                       
                                       
                                       
                                       De delen a b c d, verminderd met g en b e f c worden gemeten, onder een afzonderlijk hoofd op de metingstaten vermeld en vrijgesteld
                                          van meting in de bruto-inhoud.
                                       
                                       
                                       
                                       Het schijnlicht en het deel a b c d worden vrijgesteld van meting in de bruto-inhoud.
                                       
                                       
                                       
                                       Het deel a b c d wordt vrijgesteld van meting in de bruto-inhoud, daar het uitsluitend dient voor
                                          het toelaten van licht en lucht tot de beneden gelegen ruimte.
                                       
                                       
                                       
                                       Slechts het deel a b c d wordt vrijgesteld van meting in de bruto-inhoud.
                                       
                                       
                                       
                                       Slechts de delen a b c d en a d e worden vrijgesteld van meting in de bruto-inhoud.
                                       
                                       Meting van laatstgenoemd deel, hetwelk in de regel niet afgeschoten is, wordt uitgevoerd
                                          als bovenstaande figuur laat zien.
                                       
                                       
                                       
                                       Het deel e f g h en de direct daaronder in de bovenbouw (b.v. een kampanje) gelegen trap worden vrijgesteld
                                          van meting in de bruto-inhoud. a b c d (de gehele bovenbouw) wordt gemeten, waarna e f g h en de twee w.c.’s afzonderlijk worden gemeten en van a b c d afgetrokken, i wordt behandeld als een gang.
                                       
                                       
                                       
                                       De delen e f g h en e h j worden vrijgesteld van meting in de bruto-inhoud.
                                       
                                       
                                       
                                       Het deel b e f c wordt vrijgesteld van meting in de bruto-inhoud.
                                       
                                       Het deel a b c d wordt niet vrijgesteld van meting in de bruto-inhoud.
                                       
                                       
                                       
                                       In dit geval, worden slechts de urinoirs a b c d en de w.c.'s e f g h en de w.c. aangeduid door A vrijgesteld van meting in de bruto-inhoud.
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          a b c is een gesloten bovenbouw (bak).
                                       
                                       
                                          d e f g is een kettingbak (buitenwerks gemeten) en wordt vrijgesteld van meting in de bruto-inhoud.
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          a b c is een gesloten bovenbouw (bak).
                                       
                                       
                                          d e f a is een w.c. en derhalve wordt het deel d' e' f' a' vrijgesteld van meting in de bruto-inhoud.
                                       
                                       
                                       
                                       RUIMTE TUSSEN BOVENDEK EN SHELTERDEK IN EEN OPEN SHELTERDEKSCHIP.
                                       
                                       De schotten a b, e f en g h mogen één of twee tonnage-openingen hebben. De delen a b c d en l k b a worden vrijgesteld van meting in de bruto-inhoud. De bak d c i zonder kettingbak, de proviandkamer en de kampanje j k l zonder de ruimte, ingenomen door het stuurgerei en zonder mogelijke w.c.'s, trappen,
                                          enz. (art. 57), worden begrepen in de bruto-inhoud. De luikhoofden o worden medegerekend in de gezamenlijke inhoud van de luikhoofden.
                                       
                                       
                                       
                                       Tonnage-opening omsloten door een bak, welke aan het achtereind geheel open is.
                                       
                                       De shelterdekruimte wordt begrepen in de bruto-inhoud.
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          a = enkele opening van een breedte van 1,219 meter (4 voet) en een hoogte van 1,524
                                          meter (5 voet) in het midden van de betreffende ruimte gelegen maakt dat de bak als
                                          open ruimte moet worden aangemerkt.
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          a = enkele opening van een breedte van 1,219 meter (4 voet) en een hoogte van 1,524
                                          meter (.5 voet), zo dicht als praktisch mogelijk is bij het langsscheepse middenvlak
                                          van de bak gelegen, moet worden aangebracht opdat men de bak als een open ruimte kan
                                          beschouwen.
                                       
                                       
                                       
                                       Indien het niet mogelijk is een enkele opening in het midden te maken en er geen reden
                                          bestaat waarom niet aan elke zijde van het middenvlak een opening zou worden aangebracht,
                                          moet elk van deze openingen een breedte van tenminste 0,914 meter (3 voet) en een
                                          hoogte van tenminste 1,219 meter (4 voet) hebben, opdat men de bak als een open ruimte
                                          kan beschouwen.
                                       
                                       
                                       
                                       Afgezien van de omstandigheid dat de tonnage-opening a b aan de voorwaarden voldoet moet de gehele bak in de bruto-inhoud begrepen worden
                                          wegens het aanwezig zijn van een deur bij c in het schot.
                                       
                                       Zelfs indien de deur bij c niet aanwezig is, zal de aanwezigheid van een deur bij d hetzelfde gevolg hebben.
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       De lijn a b (de afstand tussen de hoekstalen) moet ten minste 1,219 meter (4 voet) zijn. c d moet ten minste gelijk zijn aan e f.
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          a = verblijven voor de bemanning. De gang b wordt afgetrokken.
                                       
                                       
                                       
                                       De aftrek van gang b hangt af van het aanbrengen van een deur tussen de gangen a en b, hetzij de deur d aanwezig is of niet. De aanwezigheid van een mangat, hetwelk toegang
                                          geeft tot een tank welke niet voor aftrek in aanmerking komt, zal de gang niet veranderen
                                          in een welke niet voor aftrek in aanmerking komt, indien een zodanig mangat in de
                                          regel gedurende de vaart niet wordt gebruikt.
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          a b = hoogte van de tunnel.
                                       
                                       
                                          a c = d e = dikte buikdenning.
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          a b c d = ruimte onder de bovenkant van de hoofdruimte; te behandelen volgens artikel 76,
                                          lid (a).
                                       
                                       
                                          b c f e, g h i j  en m n k o l te behandelen volgens artikel 76, lid (d).
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          a b c d = ruimte onder de bovenkant van de hoofdruimte, te behandelen volgens artikel 76,
                                          lid (a).
                                       
                                       
                                          b e f c, e g h f en g i j h te behandelen volgens artikel 76, lid (d).
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          a = ruimte onder de bovenkant van de hoofdruimte; te behandelen volgens artikel 76,
                                          lid (a).
                                       
                                       
                                          f g h i te behandelen volgens artikel 76, lid (b). b c d e j k te behandelen volgens artikel 76, lid (d).
                                       
                                       De bovenkant van de hoofd-voortstuwingsmachine mag uitsteken boven de bovenkant van
                                          de hoofdruimte.
                                       
                                       
                                       
                                       De dynamo, welke uitsluitend dient voor verlichting- of navigatie-doeleinden, wordt
                                          niet beschouwd als een deel van de voortstuwingsinrichting en wordt daarom afzonderlijk
                                          gemeten, zoals de stippellijnen aangeven en van de ruimte onder de bovenkant van de
                                          hoofdruimte afgetrokken (het spreekt vanzelf, dat a b c d zich over de volle lengte uitstrekt).
                                       
                                       
                                       
                                       Geen beperking wordt toegepast op de onder het bovendek gelegen licht- en luchtschachten.
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       De dagtank wordt, mits zij geen bezinktank is, niet beschouwd als voortstuwingsinrichting
                                          en wordt van a b c d afgetrokken.
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          a en b = koel- en vriesinstallatie.
                                       
                                       
                                          c = hulpketels, welke niet voldoen aan de voorwaarden om te worden beschouwd als voortstuwingsinstallatie.
                                       
                                       De ruimten, welke strikt nodig zijn voor a, b en c, worden afzonderlijk gemeten en van d e f g afgetrokken. De koel- en vriesinstallatie en de hulpketels zijn in dit geval niet
                                          van de machinekamer door schotten afgescheiden.
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          a b c d mag slechts een -redelijke grootte hebben; a d en b c mogen niet groter zijn dan redelijk wordt geacht voor inspectie en kleine herstellingen,
                                          tenzij het bovenste deel van a b c d door machines of toestellen wordt ingenomen als genoemd onder artikel 78 (a).
                                       
                                       Het spreekt vanzelf, dat het deel e f g h als een astunnel wordt aangemerkt en dat haar inhoud zo nodig, wordt berekend met
                                          inachtneming van een gereduceerde breedte.
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          a b c d mag slechts een redelijke grootte hebben; a c en b d mogen niet hoger zijn dan nodig is voor onderzoek en kleine herstellingen van de assen.
                                       
                                       
                                       
                                       De ruimte a b c d e f is een grote ruimte onmiddellijk achter de voorstuwingsruimte. De ruimte welke bij
                                          die voor de werktuiglijke voortstuwingsruimte wordt gevoegd, mag niet groter zijn
                                          dan door de tunnels g b a f e l k j i h zou worden ingenomen.
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          a b c d = p q u t s r mag niet groter zijn dan, rekening houdende met de algemene inrichting in dit deel
                                          van het schip, redelijk wordt geacht voor onderzoek en herstellingen van de asleiding.
                                       
                                       
                                       
                                       De hulpketel voldoet aan de voorwaarden om te worden beschouwd als voortstuwingsinrichting.
                                          Dientengevolge moet de ruimte a b c d begrepen worden in de ruimte onder de bovenkant
                                          van de hoofdruimte en de hulpketelschachten moeten beschouwd worden als werkelijke
                                          licht- en luchtruimten. Indien op aanvraag van de eigenaar de hulpketelschachten worden
                                          begrepen in de bruto inhoud en in de kubieken inhoud van de ruimten, welke de grondslag
                                          vormen voor de aftrek voor werktuiglijke voorstuwing, wordt de lengte gerekend, als
                                          de figuur aangeeft. Zo nodig zal de breedte van beide hulpketelschachten eveneens
                                          worden beperkt.
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       Signalements-lengte = B' A' (meetlengte) + a b — c d.
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          a b + c + d = grootste breedte buitenwerks.
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          a b c d e = omvang.
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          a b c d e = omvang.