No. 120
Mexico, D.F. 27 Januari 1950.
Mijnheer de Onder-Secretaris,
Waarnemend Hoofd van het Departement,
Met betrekking tot de heden ondertekende Handelsovereenkomst tussen de Regering van
het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Mexico, heb ik de eer Uwer Excellentie
mede te delen, dat, in overeenstemming met de desbetreffende onderhandeling, mijn
Regering de maatregelen, strekkende ter uitvoering van het Nederlandse Monopoliesysteem
in de agrarische sector, beschouwt als te zijn begrepen onder degene genoemd in het
laatste gedeelte van lid d) van artikel VI van de genoemde Handelsovereenkomst.
Met betrekking tot de invoer van agrarische producten opent genoemd systeem de mogelijkheid
tot nivellering van het verschil, dat mocht bestaan tussen de cifprijzen van ingevoerde
agrarische producten en de als lonend voor de efficiente Nederlandse producent berekende
prijzen voor dezelfde of overeenkomstige goederen middels de oplegging van de verplichting
tot betaling ener heffing dan wel omgekeerd de verlening ener tegemoetkoming.
Bedoeld wordt, dat de uitzonderingen, waarop lid e) van Artikel VI van de onderhavige
Handelsovereenkomst slaat, betrekking hebben op verplichtingen aangegaan door het
Koninkrijk der Nederlanden in overeenstemming:
a) met het Verdrag nopens Europese Economische Samenwerking, ondertekend te Parijs
op 16 April 1948; b) met de Overeenkomst tot Economische Samenwerking tussen de Regeringen
van het Koninkrijk der Nederlanden en van de Verenigde Staten van Amerika, ondertekend
op 2 Juli 1948, en c) met dergelijke bestaande of toekomstige contractuële verplichtingen;
en wat Mexico betreft, op toekomstige contractuële verplichtingen van dergelijke aard
ten bate van economische ontwikkeling.
Eveneens heb ik de eer Uwer Excellentie te kennen te geven, dat mijn Regering zich
er mede verenigt, dat de onderhavige Overeenkomst van deze datum af voorlopig van
kracht wordt onder het voorbehoud, dat de uitwisseling, waarop Artikel VIII nopens
haar bekrachtiging betrekking heeft, plaats vinde.
Tenslotte heb ik de eer ter kennis van Uwe Excellentie te brengen, dat het Koninkrijk
der Nederlanden, overeenkomstig zijn Grondwet, het moederland en de overzeese gebiedsdelen
omvat.
Ik maak van deze gelegenheid gebruik Uwer Excellentie de herhaalde verzekering te
geven van mijn bijzondere hoogachting.
De Gezant,
CH. J. H. DAUBANTON.
Zijner Excellentie de Heer Manuel Tello,
Onder-Secretaris, Waarnemend Hoofd van het
Departement van Buitenlandse Betrekkingen
Alhier.