DE BUITENLANDSE DIENST
VAN DE
VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA
No. 181
De Amerikaanse Ambassade
's-Gravenhage, 8 oktober 1959
Excellentie,
Ik heb de eer te verwijzen naar de Overeenkomst tussen de Regering van de Verenigde
Staten van Amerika en de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden ter bevordering
van de uitwisseling van octrooirechten en technische gegevens voor defensiedoeleinden,
die op 29 april 1955 te 's-Gravenhage werd ondertekend, en naar de besprekingen tussen
vertegenwoordigers van onze beide Regeringen over regels voor het wederzijds indienen
van gerubriceerde octrooi-aanvragen overeenkomstig de bepalingen van de artikelen
III en VI van die Overeenkomst. Ik hecht aan deze nota een exemplaar van de regels
die tijdens die besprekingen werden opgesteld en waarmede bedoelde vertegenwoordigers
hebben ingestemd.
Ik heb opdracht gekregen U mede te delen dat de hierbij ingesloten regels door de
Regering van de Verenigde Staten van Amerika zijn goedgekeurd. Ik zou het op prijs
stellen indien U zou willen bevestigen dat zij eveneens aanvaardbaar zijn voor Uw
Regering. Na ontvangst van zodanige bevestiging zal mijn Regering die regels van dat
ogenblik af van toepassing achten op het wederzijds indienen van gerubriceerde octrooi-aanvragen,
in overeenstemming met de bepalingen van bovengenoemde Overeenkomst.
Gelief, Excellentie, de hernieuwde verzekering van mijn zeer bijzondere hoogachting
te aanvaarden.
(w.g.) HERBERT P. FALES
Tijdelijk Zaakgelastigde
Bijlage: Een exemplaar van de Regels
Zijner Excellentie
J. M. A. H. Luns,
Minister van Buitenlandse Zaken,
's-Gravenhage.