Onder de uitdrukking „volle zee” wordt verstaan alle delen van de zee die niet behoren
tot de territoriale zee of de binnenwateren van een staat.
Daar de volle zee voor alle naties open is, kan geen enkele staat op wettige wijze
enig deel van de volle zee aan zijn soevereiniteit onderwerpen. De vrijheid van de
volle zee wordt uitgeoefend met inachtneming van de in deze artikelen en in de andere
regelen van het volkenrecht neergelegde voorwaarden. Deze vrijheid houdt, voor kuststaten
zowel als voor niet-kuststaten, onder andere het volgende in:
-
(1) vrijheid van scheepvaart;
-
(2) vrijheid van visserij;
-
(3) vrijheid onderzeese kabels en pijpleidingen te leggen;
-
(4) vrijheid over de volle zee te vliegen.
Deze vrijheden, alsmede andere door de algemene beginselen van het volkenrecht erkende
vrijheden, worden door alle staten uitgeoefend met behoorlijke inachtneming van de
belangen die andere staten bij de uitoefening van de vrijheid van de volle zee hebben.
-
1 Ten einde de vrijheid van de zee te kunnen genieten op gelijke voet met kuststaten
dienen staten die geen zeekust hebben, vrije toegang tot de zee te hebben. Te dien
einde dienen staten die gelegen zijn tussen de zee en een staat die geen zeekust heeft,
in gemeenschappelijk overleg met laatstbedoelde staat en in overeenstemming met bestaande
internationale verdragen:
-
(a) aan de staat die geen zeekust heeft, op basis van wederkerigheid, vrije doortocht
en doorvoer over hun gebied te verlenen en
-
(b) aan schepen die de vlag van die staat voeren, een behandeling toe te kennen, welke
gelijk is aan de behandeling toegekend aan hun eigen schepen of aan de schepen van
enige andere staat, wat betreft toegang tot zeehavens en het gebruik van zodanige
havens.
-
2 De staten die gelegen zijn tussen de zee en een staat die geen zeekust heeft, dienen
in gemeenschappelijk overleg met laatstbedoelde staat en rekening houdende met de
rechten van de kuststaat of de staat die doortocht en doorvoer verleent, en met de
bijzondere omstandigheden van de staat die geen zeekust heeft, alle kwesties te regelen
die verband houden met de vrijheid van doortocht en doorvoer en met gelijke behandeling
in de havens, indien die staten niet reeds partij zijn bij bestaande internationale
verdragen.
Iedere staat, ongeacht of hij kuststaat is of niet, heeft het recht schepen onder
zijn eigen vlag op de volle zee te doen varen.
-
1 Iedere staat stelt de voorwaarden vast voor het verlenen van zijn nationaliteit aan
schepen, voor de registratie van schepen op zijn grondgebied en voor het recht zijn
vlag te voeren. Schepen hebben de nationaliteit van de staat wiens vlag zij het recht
hebben te voeren. Er moet een wezenlijke band bestaan tussen de staat en het schip;
in het bijzonder dient de staat op administratief, technisch en sociaal gebied zijn
rechtsmacht en toezicht op doeltreffende wijze uit te oefenen.
-
1 Een schip mag slechts onder de vlag van één staat varen en is, behalve in bijzondere
gevallen waarin uitdrukkelijk is voorzien in internationale verdragen of in deze artikelen,
op volle zee onderworpen aan de uitsluitende rechtsmacht van die staat. Een schip
mag gedurende een reis of tijdens het verblijf in een aanloophaven niet van vlag veranderen,
behalve in het geval van een werkelijke overdracht van de eigendom of een wijziging
in de registratie.
De bepalingen van de voorgaande artikelen hebben geen betrekking op het vraagstuk
van schepen die officieel in dienst staan van een intergouvernementele organisatie
en de vlag voeren van die organisatie.
-
2 In deze artikelen wordt onder „oorlogsschip” verstaan een schip dat behoort tot de
marinestrijdkrachten van een staat en dat de uiterlijke onderscheidingstekenen draagt
van oorlogsschepen van zijn nationaliteit. De commandant moet in staatsdienst zijn,
zijn naam moet voorkomen in het Naamboek van Marine-Officieren, en de bemanning moet
onderworpen zijn aan de regelen der krijgstucht.
Schepen die het eigendom zijn van of geëxploiteerd worden door een staat en door die
staat slechts voor niet-commerciële overheidsdoeleinden worden gebruikt, genieten
in volle zee volledige immuniteit van de rechtsmacht van iedere staat die niet de
vlaggestaat is.
-
1 In geval van een aanvaring of een ander voorval verband houdende met de navigatie
van een schip in volle zee, waarvoor de kapitein of enige andere persoon in dienst
van het schip strafrechtelijk of tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gesteld,
kan tegen een dergelijke persoon een strafvervolging of tuchtrechtelijke vervolging
slechts worden ingesteld voor de rechterlijke of bestuurlijke autoriteiten van de
vlaggestaat of van de staat waarvan een dergelijke persoon onderdaan is.
-
2 De staat die een gezagvoerdersdiploma of ander diploma heeft uitgereikt is, in tuchtrechtelijke
gevallen, bij uitsluiting bevoegd om, na een behoorlijke door het recht omschreven
procedure, zulke diploma's in te trekken, ook indien de houder niet een onderdaan
is van die staat.
-
1 ledere staat dient de kapitein van een schip dat onder zijn vlag vaart, ertoe te verplichten
dat hij, voor zover hij zulks kan doen zonder ernstig gevaar voor het schip, de bemanning
of de passagiers,
-
(a) hulp verleent aan een ieder die hij op zee in levensgevaar aantreft;
-
(b) met de grootst mogelijke spoed personen die in nood verkeren te hulp komt, indien
hem is medegedeeld dat zij hulp behoeven, voor zover een dergelijke handelwijze redelijkerwijze
van hem verwacht kan worden;
-
(c) na een aanvaring hulp verleent aan het andere schip, zijn bemanning en passagiers
en, indien mogelijk, het andere schip de naam van zijn eigen schip, de haven waar
het is geregistreerd en de dichtstbijzijnde haven waar het zal aanlopen, mededeelt.
Iedere staat neemt doeltreffende maatregelen om het vervoer van slaven in schepen
die zijn vlag mogen voeren, te verhinderen en te bestraffen, alsmede om onrechtmatig
gebruik van zijn vlag voor dat doel te verhinderen. Iedere slaaf die op enig schip,
ongeacht de vlag die het voert, zijn toevlucht zoekt, krijgt door dit enkele feit
zijn vrijheid.
Alle staten werken zo nauw mogelijk samen ter onderdrukking van de zeeroof op volle
zee of op andere plaatsen die buiten de rechtsmacht van enige staat vallen.
Zeeroof is een der hiernavolgende handelingen:
-
1. Iedere onwettige daad van geweld, aanhouding, alsmede iedere daad van plundering die
door de bemanning of de passagiers van een particulier schip of een particulier luchtvaartuig
voor persoonlijke doeleinden wordt gepleegd en die is gericht:
-
a. in volle zee, tegen een ander schip of luchtvaartuig of tegen personen of eigendommen
aan boord van een zodanig schip of luchtvaartuig;
-
b. tegen een schip, een luchtvaartuig, personen of eigendommen op een plaats die buiten
de rechtsmacht van enige staat valt;
-
2. Iedere vrijwillige deelneming aan de exploitatie van een schip of luchtvaartuig met
kennis van de feiten die het schip of luchtvaartuig tot zeeroversschip of zeeroversluchtvaartuig
maken;
-
3. Iedere opruiing tot of opzettelijke vergemakkelijking van een in lid 1 of 2 van dit
artikel omschreven handeling.
De daden van zeeroof als omschreven in artikel 15, bedreven door een oorlogsschip,
staatsschip of staatsluchtvaartuig waarvan de bemanning heeft gemuit en het beheer
van het schip of luchtvaartuig heeft overgenomen, worden gelijkgesteld met daden bedreven
door een particulier schip.
Een schip of luchtvaartuig wordt als zeeroversschip of zeeroversluchtvaartuig beschouwd
als het door de personen die de daadwerkelijke macht over het schip of luchtvaartuig
uitoefenen, bestemd is om te worden gebruikt voor het bedrijven van een van de in
artikel 15 genoemde handelingen. Hetzelfde geldt voor een schip of luchtvaartuig dat
gebruikt is voor het plegen van een dergelijke handeling zo lang het in de macht blijft
van de personen die zich aan die handeling hebben schuldig gemaakt.
Een schip of luchtvaartuig kan zijn nationaliteit behouden ondanks het feit dat het
een zeeroversschip of -luchtvaartuig is geworden. Het behoud of het verlies van de
nationaliteit wordt bepaald door de wet van de staat die deze nationaliteit heeft
toegekend.
In volle zee of op andere plaatsen die buiten de rechtsmacht van enige staat zijn
gelegen, mag iedere staat een zeeroversschip of -luchtvaartuig of een schip dat door
zeerovers is overmeesterd en zich in hun macht bevindt, in beslagnemen, de personen
aan boord arresteren en de goederen aan boord in beslag nemen. De gerechten van de
staat die de inbeslagname heeft uitgevoerd, kunnen beslissen over de op te leggen
straffen en kunnen tevens besluiten hoe gehandeld zal worden met de schepen, luchtvaartuigen
of eigendommen, met inachtneming van de rechten van derden te goeder trouw.
Indien een schip of luchtvaartuig zonder voldoende grond in beslag is genomen wegens
verdenking van zeeroof, is de staat die de inbeslagneming heeft verricht, tegenover
de staat welks nationaliteit het schip of het luchtvaartuig bezit, verantwoordelijk
voor ieder verlies of iedere schade die tengevolge van de inbeslagneming is ontstaan.
Inbeslagneming wegens zeeroof mag alleen geschieden door oorlogsschepen of militaire
luchtvaartuigen of andere daartoe gemachtigde schepen of luchtvaartuigen in dienst
van de regering.
-
1 Behalve in gevallen waarin zulks is toegestaan uit hoofde van aan verdragen ontleende
bevoegdheden, is een oorlogsschip dat in volle zee een buitenlands koopvaardij schip
aantreft, niet gerechtigd het aan te houden, tenzij er gegronde reden bestaat aan
te nemen:
-
(a) dat het schip zich bezighoudt met zeeroof; of
-
(b) dat het schip zich bezighoudt met de slavenhandel; of
-
(c) dat het schip, hoewel het een vreemde vlag voert of weigert zijn vlag te tonen, in
werkelijkheid van dezelfde nationaliteit is als het oorlogsschip.
-
2 In de gevallen hierboven bedoeld sub a, b en c kan het oorlogsschip overgaan tot een onderzoek naar het recht van het schip tot
het voeren van zijn vlag. Te dien einde kan het een boot naar het verdachte schip
zenden onder bevel van een officier. Indien er na het onderzoek van de scheepspapieren
verdenking blijft bestaan, kan het overgaan tot een nader onderzoek aan boord van
het schip, welk onderzoek dient te geschieden zonder onnodige overlast te veroorzaken.
-
1 Een vreemd schip kan worden achtervolgd als de bevoegde autoriteiten van de kuststaat
goede redenen hebben om aan te nemen, dat het schip de wetten en voorschriften van
die staat heeft overtreden. Een dergelijke achtervolging dient aan te vangen wanneer
het vreemde schip of een van zijn boten zich binnen de binnenwateren of de territoriale
zee of de aansluitende zone van de achtervolgende staat bevindt, en mag alleen buiten
de territoriale zee of de aansluitende zone worden voortgezet, indien de achtervolging
niet is onderbroken. Het is niet noodzakelijk dat, op het ogenblik waarop het vreemde
schip binnen de territoriale zee of de aansluitende zone bevel krijgt te stoppen,
het schip dat het bevel geeft zich eveneens binnen de territoriale zee of de aansluitende
zone bevindt. Indien het vreemde schip zich bevindt binnen een aansluitende zone,
als omschreven in artikel 24 van het Verdrag inzake de territoriale zee en de aansluitende zone, mag slechts tot achtervolging worden overgegaan, indien er een inbreuk heeft plaats
gehad op de rechten voor welker bescherming de zone is ingesteld.
-
3 De achtervolging wordt niet geacht te zijn begonnen voordat het achtervolgende schip
zich er met behulp van de ter beschikking staande bruikbare middelen van overtuigd
heeft, dat het achtervolgde schip of een van zijn boten of andere schepen die in één
verband werken en het achtervolgde schip als moederschip gebruiken, zich binnen de
territoriale zee, onderscheidenlijk de aansluitende zone, bevinden. De achtervolging
mag slechts worden begonnen nadat een zichtbaar of hoorbaar signaal tot stoppen is
gegeven op een afstand die het voor het vreemde schip mogelijk maakt het signaal te
zien of te horen.
-
6 Het vrijgeven van een schip dat binnen de rechtsmacht van een staal is aangehouden
en dat naar een haven van die staat is geëscorteerd met de bedoeling dat daar een
onderzoek zal worden ingesteld voor de bevoegde autoriteiten, kan niet worden geëist
alleen op grond van het feit dat het schip, tijdens zijn reis, gedurende een deel
van zijn reis over de volle zee geëscorteerd werd, indien de omstandigheden zulks
noodzakelijk maakten.
-
7 Indien een schip in volle zee tot stoppen is gedwongen of aangehouden onder omstandigheden
die de uitoefening van het achtervolgingsrecht niet rechtvaardigen, dient het schip
voor ieder verlies of iedere schade die het daardoor eventueel heeft geleden, schadeloos
te worden gesteld.
Iedere staat dient regelen vast te stellen ter voorkoming van de verontreiniging van
de zee door het verspreiden van olie door schepen of pijpleidingen of ten gevolge
van de exploitatie en exploratie van de zeebedding en de ondergrond daarvan, waarbij
rekening moet worden gehouden met de op dit punt bestaande verdragsbepalingen.
-
1 Iedere staat dient maatregelen te nemen ter voorkoming van de verontreiniging van
de zee ten gevolge van het storten van radioactieve afvalstoffen, waarbij rekening
dient te worden gehouden met de normen en voorschriften welke eventueel door de bevoegde
internationale organisaties zullen worden opgesteld.
-
3 Bij het leggen van zodanige kabels of pijpleidingen dient de betrokken staat rekening
te houden met reeds op de zeebedding liggende kabels of pijpleidingen. Er zal in het
bijzonder op moeten worden toegezien, dat de mogelijkheid tot het herstellen van bestaande
kabels of pijpleidingen niet nadelig wordt beïnvloed.
Iedere staat zal de wettelijke maatregelen nemen nodig om te bepalen, dat strafbaar
is het opzettelijk of ten gevolge van grove onachtzaamheid breken of beschadigen van
een onderzeese kabel in volle zee door een schip dat zijn vlag voert, of door een
persoon die is onderworpen aan zijn rechtsmacht, op een zodanige wijze, dat daardoor
de telegraaf- of telefoonverbindingen kunnen worden onderbroken of bemoeilijkt, alsmede
het breken of beschadigen van een onderzeese pijpleiding of een sterkstroomkabel.
Deze bepaling is niet van toepassing op een breuk of beschadiging veroorzaakt door
personen die slechts handelen met het gerechtvaardigde doel hun leven of hun schip
te redden, nadat zij alle noodzakelijke voorzorgen hadden genomen om een dergelijke
breuk of beschadiging te vermijden.
Iedere staat zal de wettelijke maatregelen nemen nodig om te bepalen dat, indien aan
zijn rechtsmacht onderworpen personen die eigenaar zijn van een kabel of een pijpleiding
in volle zee, bij het leggen of herstellen van die kabel of pijpleiding een breuk
in of schade aan een andere kabel of pijpleiding veroorzaken, deze personen de kosten
van het herstel zullen moeten betalen.
Iedere staat zal de wettelijke maatregelen nemen nodig om te verzekeren, dat eigenaars
van schepen die kunnen bewijzen dat zij een anker, een net of ander visgerei hebben
opgeofferd ten einde beschadiging van een onderzeese kabel of pijpleiding te voorkomen,
schadeloos zullen worden gesteld door de eigenaar van de kabel of pijpleiding, onder
voorwaarde dat de eigenaar van het schip van te voren alle redelijke voorzorgsmaatregelen
heeft genomen.
Aan reeds van kracht zijnde verdragen of andere internationale overeenkomsten wordt,
voor zover betreft de staten die daarbij partij zijn, geen afbreuk gedaan door de
bepalingen van dit Verdrag.
Dit Verdrag staat tot 31 oktober 1958 open ter ondertekening door alle staten die
Lid zijn van de Verenigde Naties of van een der Gespecialiseerde Organisaties, en
door iedere andere staat die door de Algemene Vergadering der Verenigde Naties wordt
uitgenodigd partij te worden bij dit Verdrag.
Dit Verdrag dient te worden bekrachtigd. De akten van bekrachtiging zullen worden
nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties.
Dit Verdrag staat open voor toetreding door iedere staat die tot een der in artikel
31 genoemde categorieën behoort. De akten van toetreding zullen worden nedergelegd
bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties.
-
1 Na het verstrijken van een tijdvak van vijf jaar te rekenen van de datum waarop dit
Verdrag in werking treedt af, kan iedere Verdragsluitende Partij te allen tijde door
middel van een schriftelijke, tot de Secretaris-Generaal der Verenigde Naties gerichte
mededeling om een herziening van dit Verdrag verzoeken.
De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties doet aan alle staten die Lid zijn van
de Verenigde Naties en aan de andere in artikel 31 bedoelde staten mededeling van:
-
(a) ondertekeningen van dit Verdrag en van de nederlegging van akten van bekrachtiging
of toetreding, overeenkomstig de artikelen 31, 32 en 33;
-
(b) de datum waarop dit Verdrag ingevolge artikel 34 in werking zal treden;
-
(c) verzoeken om herziening overeenkomstig artikel 35.
Het origineel van dit Verdrag, waarvan de Chinese, Engelse, Franse, Russische en Spaanse
teksten gelijkelijk authentiek zijn, zal worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal
van de Verenigde Naties, die gewaarmerkte afschriften ervan zal doen toekomen aan
alle in artikel 31 bedoelde staten.