GEZANTSCHAP VAN ZWITSERLAND
IN NEDERLAND
No. 209
Het Gezantschap van Zwitserland biedt het Ministerie van Buitenlandse Zaken zijn complimenten
aan en heeft de eer, onder verwijzing naar artikel 10 van het Verdrag betreffende
de burgerlijke rechtsvordering, gesloten te 's-Gravenhage op 17 juli 1905, het Ministerie
te bevestigen, dat de Zwitserse autoriteiten evenals de Nederlandse autoriteiten genegen
zijn overeen te komen, dat de Franse taal wordt gebruikt bij de overmaking tussen
beide landen van akten inzake burgerlijke rechtsvordering.
Bijgevolg is het wel verstaan tussen de Zwitserse en de Nederlandse Regering, dat
met ingang van 1 december 1956 de rogatoire commissies en de daarbij behorende documenten,
met inbegrip van vragenlijsten, afkomstig van Zwitserland en bestemd voor Nederlandse
rechterlijke instanties vergezeld zullen gaan van een vertaling in de Franse taal,
indien zij niet in die taal zijn gesteld; wederkerig zullen rogatoire commissies en
de daarbij behorende documenten, met inbegrip van vragenlijsten, afkomstig van Nederland
en bestemd voor Zwitserse rechterlijke instanties vergezeld gaan van een vertaling
in de Franse taal, indien zij niet in die taal zijn gesteld.
Het Gezantschap zou het op prijs stellen, indien het Ministerie de instemming van
zijn Regering nopens de hierboven overeengekomen bepalingen wel zou willen bevestigen.
's-Gravenhage, 23 oktober 1956.
Aan het Ministerie
van Buitenlandse Zaken,
's-Gravenhage.