KONINKLIJKE AMBASSADE
VAN ZWEDEN
's-Gravenhage, 8 mei 1957.
Mijnheer de Minister,
Ik heb de eer ter kennis van Uwe Excellentie te brengen, dat mijn Regering, met het
oogmerk de ontwikkeling van het internationale wegverkeer te bevorderen onder toepassing
van de bepalingen van artikel 24 van het te Genève op 19 september 1949 ondertekende
Verdrag nopens het wegverkeer, met de Nederlandse Regering een overeenkomst wenst
te sluiten van de volgende inhoud.
Voor motorvoertuigen welke in Nederland of in Zweden zijn geregistreerd en welke tijdelijk
op het grondgebied van het andere land rijden is het internationale rijbewijs niet
vereist wanneer de bestuurder in het bezit is van een in Nederland of in Zweden uitgegeven
nationaal rijbewijs.
Dit rijbewijs geeft slechts het recht om die categorieën van motorvoertuigen te besturen,
waarvoor het rijbewijs volgens de nationale wetgeving geldig is.
De bestuurders die in het bezit zijn van een nationaal rijbewijs hetwelk in een der
beide landen is uitgegeven zijn eveneens gerechtigd tijdelijk op het grondgebied van
het andere land te rijden met motorvoertuigen welke in een derde land zijn geregistreerd,
alsmede met die welke in het andere land zijn geregistreerd, maar in het laatste geval
slechts wanneer het een motorvoertuig betreft hetwelk voor het niet-beroepsmatig vervoer
van personen wordt gebruikt.
De erkenning van nationale rijbewijzen kan worden geweigerd onder dezelfde voorwaarden
als die welke zijn voorzien bij de internationale rijbewijzen.
Deze regeling zal op 1 juni 1957 in werking treden en zal op ieder tijdstip door een
van beide Regeringen kunnen worden opgezegd met een opzeggingstermijn van drie maanden.
Indien de Nederlandse Regering met het vorenstaande instemt, heb ik de eer voor te
stellen, dat deze brief en het antwoord dat Uwe Excellentie mij wel zal willen doen
toekomen zullen worden beschouwd als een overeenkomst welke tussen onze beide Regeringen
is tot stand gekomen.
Gelief, Mijnheer de Minister, de verzekering van mijn zeer bijzondere hoogachting
wel te willen aanvaarden.
De Ambassadeur van Zweden,
(w.g.) SVEN DAHLMAN
Zijner Excellentie
de Heer J. M. A. H. Luns,
Minister van Buitenlandse Zaken,
enz., enz., enz.
's-Gravenhage.