De Lidstaten van de Raad van Europa en de andere Staten die Partij zijn bij het Verdrag inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken, opengesteld voor ondertekening te Boedapest op 23 november 2001, die dit Protocol
ondertekenen;
Overwegende dat het doel van de Raad van Europa is het tot stand brengen van een grotere
eenheid tussen zijn leden;
In herinnering roepend dat alle mensen vrij en gelijk in waardigheid en rechten worden
geboren;
Benadrukkend de noodzaak zorg te dragen voor een volledige en doeltreffende verwezenlijking
van alle mensenrechten zonder discriminatie of onderscheid, zoals vastgelegd in Europese
en andere internationale instrumenten;
Ervan overtuigd dat handelingen van racistische en xenofobische aard een schending
van de mensenrechten en een bedreiging voor de rechtsstaat en democratische stabiliteit
vormen;
Overwegende dat het nationale en internationale recht dienen te voorzien in passende
juridische antwoorden op propaganda van racistische en xenofobische aard die wordt
verspreid via computersystemen;
Zich bewust van het feit dat de propaganda voor dergelijke handelingen dikwijls strafbaar
wordt gesteld in de nationale wetgeving;
In acht nemend het Verdrag inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken, dat voorziet in moderne en flexibele middelen voor internationale samenwerking,
en overtuigd van de noodzaak tot harmonisatie van bepalingen van materieel recht betreffende
de bestrijding van racistische en xenofobische propaganda;
Zich ervan bewust dat computersystemen een unieke mogelijkheid bieden tot wereldwijde
bevordering van de vrijheid van meningsuiting en communicatie;
Erkennend dat de vrijheid van meningsuiting een van de wezenlijke grondvesten vormt
van een democratische samenleving, en een van de basisvoorwaarden is voor de vooruitgang
hiervan en voor de ontwikkeling van elk mens;
Bezorgd, evenwel, over het risico op verkeerd gebruik of misbruik van deze computersystemen
om racistische en xenofobische propaganda te verspreiden;
Indachtig de behoefte zorg te dragen voor een juist evenwicht tussen de vrijheid van
meningsuiting en een doeltreffende bestrijding van handelingen van racistische en
xenofobische aard;
Erkennend dat dit Protocol niet beoogt gevestigde beginselen met betrekking tot de
vrijheid van meningsuiting in de nationale rechtsstelsels aan te tasten;
In acht nemend de relevante internationale juridische instrumenten op dit terrein,
in het bijzonder het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele
vrijheden en Protocol nr. 12 daarbij, betreffende het algemeen verbod van discriminatie,
de bestaande verdragen van de Raad van Europa inzake samenwerking op het gebied van
strafrecht, in het bijzonder het Verdrag inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken, het Internationaal Verdrag van de Verenigde Naties inzake de uitbanning van alle vormen
van rassendiscriminatie van 21 december 1965, het Gemeenschappelijk optreden van de Europese Unie van 15
juli 1996, door de Raad aangenomen op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende
de Europese Unie, inzake maatregelen ter bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat;
Toejuichend de recente ontwikkelingen ter bevordering van het internationale begrip
en de internationale samenwerking bij de bestrijding van strafbare feiten verbonden
met elektronische netwerken en van racisme en vreemdelingenhaat;
Tevens gelet op het Actieplan, aangenomen door de staatshoofden en regeringsleiders
van de Raad van Europa tijdens hun Tweede Top (Straatsburg, 10 en 11 oktober 1997),
teneinde gemeenschappelijke – op de normen en waarden van de Raad van Europa gebaseerde
– antwoorden te vinden op de ontwikkeling van de nieuwe technologie;