Briefwisseling ter uitvoering van artikel 10 van de Culturele Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland, 's-Gravenhage, 20-12-1968

Geraadpleegd op 05-05-2024.
Geldend van 20-12-1968 t/m heden

Briefwisseling ter uitvoering van artikel 10 van de Culturele Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland

Authentiek : NL

Nr. I

DER BOTSCHAFTER

DER BUNDESREPUBLIK DEUTSCHLAND

Den Haag, den 20. Dezember 1968.

Herr Minister,

Ich habe die Ehre, Ihnen im Namen der Regierung der Bundesrepublik Deutschland und unter Bezugnahme auf die zwischen der Botschaft der Bundesrepublik Deutschland in Den Haag und dem Ministerium der Auswärtigen Angelegenheiten des Königreichs der Niederlande geführten Besprechungen über die Förderung des Austausches amtlicher Schriften folgende Vereinbarung vorzuschlagen, die zur Ausführung von Artikel 10 des am 27. April 1961 in Den Haag unterzeichneten Kulturabkommens zwischen der Bundesrepublik Deutschland und dem Königreich der Niederlande dient:

  • 1. Die Staatsbibliothek Preussischer Kulturbesitz, Abteilung Amtsdruckschriften und Internationaler Amtlicher Schriftenaustausch, in 1) Berlin 30, Reichpietschufer 72-76, und die Koninklijke Bibliotheek, Internationaal Ruilbureau, in Den Haag, (nachstehend die beiden Institutionen genannt), werden einander regelmässig je ein Exemplar der in den beiden Staaten herausgegebenen amtlichen Schriften liefern, die für den Austausch zur Verfügung stehen. Der Austausch geschieht auf Grund von Desideratenlisten, die die beiden Institutionen einander zustellen. Die Desideratenlisten können geändert oder erweitert werden.

  • 2. Der Austausch und der Versand geschehen unmittelbar durch die beiden Institutionen.

  • 3. Jede der beiden Institutionen trägt sämtliche Kosten für den Transport von Material bis zum Bestimmungsort, sofern eine Zahlung der Kosten bei der Absendung möglich ist.

  • 4. Andere schon bestehende Vereinbarungen zwischen einzelnen staatlichen Institutionen der beiden Staaten bleiben von dieser Vereinbarung unberührt.

  • 5. Diese Vereinbarung gilt auch für das Land Berlin, sofern nicht die Regierung der Bundesrepublik Deutschland gegenüber der Regierung des Königreichs der Niederlande innerhalb von drei Monaten nach Inkrafttreten der Vereinbarung eine gegenteilige Erklärung abgibt.

  • 6. Die Gültigkeit dieser Vereinbarung endet mit dem Ablauf des am 27. April 1961 unterzeichneten Kulturabkommens, wenn sie nicht von einer der beiden Vertragsparteien unter Einhaltung einer Frist von einem Jahr zu einem früheren Zeitpunkt gekündigt wird.

Falls sich die Regierung des Königreichs der Niederlande mit den unter den Nummern 1 bis 6 enthaltenen Vorschlägen einverstanden erklärt, schlage ich vor, dass diese Note und die entsprechende Antwortnote Euerer Exzellenz eine Vereinbarung zwischen unseren beiden Regierungen zur Ausführung des Artikels 10 des eingangs genannten Kulturabkommens bilden sollen, die mit dem Datum Ihrer Antwortnote in Kraft tritt.

Genehmigen Sie, Exzellenz, die Versicherung meiner ausgezeichnetsten Hochachtung.

(gez.) H. ARNOLD

Seiner Exzellenz

dem Minister der Auswärtigen Angelegenheiten

des Königreichs der Niederlande

Herrn Joseph Luns

Den Haag

Nr. II

MINISTERIE VAN

BUITENLANDSE ZAKEN

Directie Verdragen DVE/VV-215462

's-Gravenhage, 20 december 1968.

Mijnheer de Ambassadeur,

Ik heb de eer de ontvangst te bevestigen van Uwer Excellentie brief van heden, welke, in Nederlandse vertaling, als volgt luidt:

„Ik heb de eer U namens de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland en met verwijzing naar de tussen de Ambassade van de Bondsrepubliek Duitsland te 's-Gravenhage en het Ministerie van Buitenlandse Zaken van het Koninkrijk der Nederlanden gevoerde besprekingen inzake de bevordering der uitwisseling van ambtelijke geschriften het volgende akkoord voor te stellen ter uitvoering van artikel 10 van de op 27 april 1961 te 's-Gravenhage ondertekende Culturele Overeenkomst tussen de Bondsrepubliek Duitsland en het Koninkrijk der Nederlanden:

  • 1. De „Staatsbibliothek Preussischer Kulturbesitz, Abteilung Amtsdruckschriften und Internationaler Amtlicher Schriftenaustausch”, te 1) Berlijn 30, Reichpietschufer 72-76, en de Koninklijke Bibliotheek, Internationaal Ruilbureau, te 's-Gravenhage (hierna te noemen: de twee instellingen) zullen elkaar regelmatig een exemplaar van de in de twee Staten gepubliceerde ambtelijke geschriften doen toekomen voorzover deze voor ruil in aanmerking komen. De ruil geschiedt op basis van lijsten van desiderata die de twee instellingen elkaar toezenden. De lijsten van desiderata kunnen worden gewijzigd of uitgebreid.

  • 2. Ruil en verzending geschieden rechtstreeks door de twee instellingen.

  • 3. Elk der twee instellingen draagt de integrale kosten van het transport van materiaal naar de plaats van bestemming, voor zover betaling bij verzending mogelijk is.

  • 4. Andere reeds bestaande akkoorden tussen afzonderlijke Overheidsinstellingen der beide Staten blijven door dit akkoord onverlet.

  • 5. Dit akkoord is ook van toepassing op het „Land” Berlijn voor zover de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden niet binnen drie maanden na de inwerkingtreding van het akkoord van het tegendeel in kennis stelt.

  • 6. De geldingsduur van het akkoord eindigt bij het aflopen van de op 27 april 1961 ondertekende Culturele Overeenkomst, voor zover het niet door een der Partijen, met inachtneming van een termijn van één jaar, op een eerder tijdstip wordt opgezegd.

Indien de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden haar instemming betuigt met de voorstellen vervat in de nummers 1 tot en met 6, stel ik voor dat deze brief en Uwer Excellentie's antwoord te dier zake een akkoord tussen onze beide Regeringen ter uitvoering van artikel 10 van de in de eerste alinea dezes genoemde Culturele Overeenkomst zullen vormen, welk akkoord in werking treedt op de datum van Uwer Excellentie's antwoordbrief.”

Ik heb de eer ter kennis van Uwe Excellentie te brengen, dat de Nederlandse Regering instemt met de voorstellen vervat in hogergenoemde brief, zodat die brief en het onderhavige antwoord een akkoord tussen onze beide Regeringen ter uitvoering van artikel 10 van de op 27 april 1961 te 's-Gravenhage ondertekende Culturele Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland vormen, welk akkoord in werking treedt op de datum waarop deze brief is gedagtekend en hetwelk even lang van kracht blijft als de Culturele Overeenkomst, voor zover niet een der Partijen het akkoord, met inachtneming van een termijn van één jaar, opzegt.

Gelieve, Mijnheer de Ambassadeur, de verzekering van mijn zeer bijzondere hoogachting wel te willen aanvaarden.

(w.g.) J. LUNS

Zijner Excellentie

Dr. H. R. Arnold,

Ambassadeur van de Bondsrepubliek Duitsland,

's-Gravenhage.

Naar boven