KONINKLIJKE NEDERLANDSE
AMBASSADE
Nr. 4207
De Koninklijke Nederlandse Ambassade biedt aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken
van de Republiek Kenia haar complimenten aan en heeft de eer te verwijzen naar het
op 31 mei 1932 te Londen ondertekende Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden
en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, houdende bepalingen
tot het vergemakkelijken van het voeren van rechtsgedingen in burgerlijke en handelszaken,
welk Verdrag, in overeenstemming met deszelfs artikelen 13 en 15, tot het gebied van
Kenia was uitgebreid voordat dit de onafhankelijkheid verwierf.
De Ambassade is door de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden opgedragen, aan
de Regering van de Republiek Kenia voor te stellen, dat de betrekkingen tussen de
beide Staten door de bepalingen van genoemd Verdrag van 31 mei 1932 zullen worden
beheerst, zulks in afwachting van de sluiting tussen hen van een nieuw verdrag, houdende
bepalingen tot het vergemakkelijken van het voeren van rechtsgedingen in burgerlijke
en handelszaken.
Indien dit voorstel voor de Regering van de Republiek Kenia aanvaardbaar is, heeft
de Ambassade de eer, verder voor te stellen, dat deze Nota en het bevestigend antwoord
daarop van het Ministerie een overeenkomst ter zake tussen de twee Regeringen vormen,
welke overeenkomst, wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, van toepassing zal
zijn op het in Europa gelegen grondgebied van het Koninkrijk en op Suriname en in
werking zal treden op de datum waarop de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden
de Regering van de Republiek Kenia er van in kennis stelt, dat aan de in het Koninkrijk
der Nederlanden grondwettelijk vereiste formaliteiten is voldaan.
De Koninklijke Nederlandse Ambassade moge van deze gelegenheid gebruik maken om de
verzekering harer zeer bijzondere hoogachting jegens het Ministerie van Buitenlandse
Zaken van de Republiek Kenia te hernieuwen.
Nairobi, 30 september 1966.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken,
Nairobi.