De Regeringen van het Koninkrijk België, de Franse Republiek, de Duitse Bondsrepubliek,
de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden,
de Zwitserse Bondsstaat en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland;
Overwegende dat de Partijen bij het Verdrag van Brussel van 17 maart 1948, zoals dit is gewijzigd op 23 oktober 1954, hebben besloten de sociale banden die
hen verbinden nauwer aan te halen en er gemeenschappelijk naar te streven, zowel langs
de weg van rechtstreeks overleg als in de gespecialiseerde organisaties, de levensstandaard
van hun volken te verhogen en de harmonische ontwikkeling van de nationale werkzaamheden
op sociaal terrein te bevorderen;
Overwegende dat de in het Verdrag van Brussel geregelde werkzaamheden op sociaal terrein die tot 1959 onder auspiciën van de Organisatie
van het Verdrag van Brussel en de Westeuropese Unie werden verricht thans, overeenkomstig
een op 21 oktober 1959 door de Raad van de Westeuropese Unie genomen beslissing en
de op 16 november 1959 door het Comité van Ministers van de Raad van Europa aangenomen
Resolutie (59) 23, worden uitgevoerd binnen het kader van de Raad van Europa;
Overwegende dat de Zwitserse Bondsstaat sinds 6 mei 1964 overeenkomstig bovengenoemde
Resolutie aan de werkzaamheden op het gebied van de volksgezondheid deelneemt;
Overwegende dat het doel van de Raad van Europa is, een grotere eenheid tussen zijn
Leden tot stand te brengen, ten einde in het bijzonder de economische en sociale vooruitgang
te bevorderen door het sluiten van overeenkomsten en door een gemeenschappelijke gedragslijn
op economisch, sociaal, cultureel, wetenschappelijk, juridisch en administratief gebied;
Overwegende dat zij naar vermogen hebben getracht de vooruitgang zowel op sociaal
gebied, als op het daarmede samenhangende gebied van de volksgezondheid te bevorderen
en dat zij zich hebben verbonden hun nationale wetten overeenkomstig bovengenoemde
bepalingen met elkaar in overeenstemming te brengen;
Overwegende dat zodanige maatregelen thans meer dan ooit noodzakelijk zijn met betrekking
tot de vervaardiging, het in de handel brengen en de wederverkoop van geneesmiddelen
in Europa;
Overtuigd van de wenselijkheid en de noodzaak bestaande voorschriften voor de samenstelling
van geneeskrachtige stoffen die, hetzij in hun oorspronkelijke vorm, hetzij in de
vorm van farmaceutische produkten, voor de volken van Europa van algemeen belang zijn,
met elkaar in overeenstemming te brengen;
Overtuigd ook van de noodzaak het opstellen van voorschriften voor de samenstelling
van het steeds toenemende aantal nieuwe geneeskrachtige stoffen dat in de handel wordt
gebracht, te bespoedigen;
Overwegende dat het beste middel om dit doel te bereiken de geleidelijke instelling
is van een gemeenschappelijke farmacopee voor de betrokken Europese landen,