Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België tot verbetering [...] tussen het Julianakanaal en het Albertkanaal, Brussel, 24-02-1961

Geraadpleegd op 09-05-2025.
Geldend van 10-02-1989 t/m 31-01-2014

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België tot verbetering van de verbinding tussen het Julianakanaal en het Albertkanaal

Authentiek : NL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België tot verbetering van de verbinding tussen het Julianakanaal en het Albertkanaal

Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden en

Zijne Majesteit de Koning der Belgen,

erkend hebbende dat het nodig geworden is tussen het Julianakanaal en het Albertkanaal een betere verbinding tot stand te brengen,

hebben besloten te dien einde een verdrag te sluiten en hebben tot hun gevolmachtigden benoemd, te weten:

Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden:

Zijne Excellentie Jonkheer E. Teixeira de Mattos, Buitengewoon en Gevolmachtigd Ambassadeur der Nederlanden te Brussel;

Zijne Majesteit de Koning der Belgen:

Zijne Excellentie de Heer P. Wigny, Minister van Buitenlandse Zaken;

die, na elkander hun in goede en behoorlijke vorm bevonden volmachten te hebben overgelegd, zijn overeengekomen als volgt:

Artikel 1

Een directe verbinding tussen het Julianakanaal en het Albertkanaal zal worden verwezenlijkt volgens de bij dit Verdrag als bijlage I gevoegde tekening.

Artikel 2

  • § 1 — Om de in artikel 1 genoemde verbinding tot stand te brengen zullen de volgende werken worden uitgevoerd:

    • a) het bouwen, ten oosten van de bestaande tweelingsluis te Ternaaien, van een sluis met de volgende afmetingen:

      • nuttige lengte: 136 m;

      • nuttige breedte: 16 m;

      • bovenpeil: het peil van het aansluitend pand van het Albertkanaal, d.i. 57,68 m + N.A.P. of (+ 60,00) Staf, met een doorvaarthoogte van 7 m daarboven;

      • benedenpeil: het hierna onder h) vermelde stuwpeil, d.i. 44,00 m + N.A.P. of (+ 46,32) Staf, met een doorvaarthoogte van 7 m boven 46,48 m + N.A.P. of (+ 48,80) Staf, overeenkomende met het hierna onder h) vermelde vaarpeil.

      Het bovenhoofd van deze sluis zal in dezelfde lijn liggen als het bovenhoofd van de bestaande tweelingsluis.

      Over het benedenhoofd van de nieuwe sluis zal een brug worden gelegd en, erbij aansluitend, een brug over het hierna onder b) beschreven verbindingskanaal;

    • b) het graven, over de lengte begrepen tussen de bestaande en nieuwe sluizen van Ternaaien enerzijds en de zuidergrens van de enclave van Maastricht anderzijds, van een verbindingskanaal met een bodempeil van 39,74 m + N.A.P. of ( + 42,06) Staf en een bodembreedte van 67,50 m, in de aansluiting aan de Maas verminderende tot ongeveer 50 m;

    • c) het maken, in het kanaal van Ternaaien naar Maastricht, van een afdamming als westelijk oevergedeelte van het onder b) beschreven verbindingskanaal;

    • d) het doorgraven van het gedeelte van de oostelijke dijk van het kanaal van Ternaaien naar Maastricht hetwelk komt te liggen in het tracé van het onder b) beschreven verbindingskanaal;

    • e) het dempen van het gedeelte van het kanaal van Ternaaien naar Maastricht, begrepen tussen de onder c) vermelde afdamming en de zuidergrens van de enclave van Maastricht;

    • f) het rechttrekken van de Maas, vanaf de bovenzijde van de mergeldrempel van Eysden-Ternaaien tot aan de zuidergrens van de enclave van Maastricht, d.i. tussen km 4,150 en km 8,865, volgens de telling met de stuw van Wezet als nulpunt.

      Gepaard gaande met dit rechttrekken, hetwelk een verkorting van het riviervak van ongeveer 550 m zal betekenen, zal een verbetering van het dwarsprofiel worden verwezenlijkt bestaande uit:

      • een verlaging van de mergeldrempel van Eysden-Ternaaien tot een peil van 40,50 m + N.A.P. of (+ 42,82) Staf bij km 4,300, waarbij zuidwaarts een horizontale bodemlijn zal aansluiten, en noordwaarts een bodemlijn afdalend met een verhang van 24 cm per km tot 39,54 m + N.A.P. of (+ 41,86) Staf bij km 8,865;

      • een normalisering van de rivierbreedte, welke aan het boveneinde van het vermelde gedeelte van de Maas 175 m zal bedragen op het hierna onder h) vermelde stuwpeil en stroomafwaarts van Eysden, in verband met de ontplooiing van het winterbed op de oostelijke oever, geleidelijk zal afnemen tot 130 m even beneden km 6,000 en van daar gelijk zal blijven tot het benedeneinde;

    • g) het bouwen van een gemaal even beneden de zuidergrens der enclave van Maastricht, ten behoeve van de voeding, vanuit de Maas, van het kanaalgedeelte noordwaarts van de onder e) vermelde demping;

    • h) het normaliseren van het gedeelte van de Maas vanaf de zuidergrens van de enclave van Maastricht tot aan de Sint-Servaasbrug, d.i. tussen km 8,865 en km 13,180, volgens de telling met de stuw van Wezet als nulpunt.

      Voor deze normalisering zal worden aangehouden:

      • een stuwpeil van 44,00 m + N.A.P. of (+ 46,32) Staf;

      • een vaarpeil, optredende bij een waterafvoer van 1.460 m3/ sec. (was) — 1.400 m3/sec. (val), bedragende 46,40 m + N.A.P. of (+ 48,72) Staf bij km 8,900, 45,63 m + N.A.P. of (+ 47,95) Staf bij km 12,100 en 45,05 m + N.A.P. of (+ 47,37) Staf bij km 14,500;

      • een hoogste waterstand, optredend bij een waterafvoer van 3.000 m3/sec, bedragende 48,80 m + N.A.P. of (+ 51,12) Staf bij km 8,900, 47,65 m + N.A.P. of (+ 49,97) Staf bij km 12,100 en 46,35 m + N.A.P. of (+ 48,67) Staf bij km 14,500;

      • een bodemlijn met een verhang van 24 cm per km, afdalend van 39,54 m + N.A.P. of (+ 41,86) Staf bij km 8,865 tot 38,50 m + N.A.P. of (+ 40,82) Staf bij km 13,180;

      • een rivierbreedte van 130 m op het voornoemde stuwpeil, welke zich direct boven de Sint-Servaasbrug zal verwijden in aansluiting aan het brugprofiel;

    • i) het verhogen van de spoorwegbrug in de lijn Hasselt-Maastricht tot een doorvaarthoogte van 7 m boven stuwpeil en het verwezenlijken van een beweegbaar vak in deze spoorwegbrug, hetwelk een doorvaarthoogte zal bieden van 7 m boven 45,12 m + N.A.P. of (+ 47,44) Staf, overeenkomende met het onder h) vermelde vaarpeil, alsmede het hefbaar maken van de scheepvaartopening van de Sint-Servaasbrug, zodanig dat deze een doorvaarthoogte biedt van 7 m boven 45,37 m + N.A.P. of (+ 47,69) Staf, overeenkomende met het onder h) vermelde vaarpeil;

    • j) het verwezenlijken, onder de bovengrondse elektrische of andere leidingen, kabels of dergelijke, welke de verbinding kruisen, van een vrije hoogte van 25 m boven de hoogste vaarbare waterstand.

  • § 2 — De Belgische Minister die de Bruggen en Wegen (Bestuur der waterwegen) onder zijn bevoegdheid heeft en de Nederlandse Minister die de Rijkswaterstaat onder zijn bevoegdheid heeft, zullen in onderlinge overeenstemming kunnen toestaan, dat bij de uitvoering der werken op ondergeschikte punten van technische aard wordt afgeweken van het bepaalde in de voorgaande paragraaf.

Artikel 3

  • § 1 — De Belgische Regering zal zorg dragen voor de uitvoering van de werken bedoeld in artikel 2, paragraaf 1, onder a), b), c), d) en e).

  • § 2 — De bestekken en aanbestedingsbescheiden, alsmede de afwijkingen, aanvullingen of wijzigingen van de bepalingen van deze stukken, zullen door de genoemde Belgische Minister ter goedkeuring worden voorgelegd aan de genoemde Nederlandse Minister.

  • § 3 — De genoemde Belgische Minister zal de genoemde Nederlandse Minister kennis geven van de gesloten aannemingscontracten en van eventueel daarin aangebrachte wijzigingen.

Artikel 4

  • § 1 — De Nederlandse Regering zal zorg dragen voor de uitvoering van de werken bedoeld in artikel 2, paragraaf 1, onder g), h) en i).

  • § 2 — Ten aanzien van de bestekken, aanbestedingsbescheiden en aannemingscontracten voor het werk vermeld in artikel 2, paragraaf 1, onder g), zullen de paragrafen 2 en 3 van het vorige artikel van overeenkomstige toepassing zijn.

  • § 3 — De bestekken en aanbestedingsbescheiden voor de werken beschreven in artikel 2, paragraaf 1, onder h) en i), alsmede de afwijkingen, aanvullingen of wijzigingen van de bepalingen van deze stukken, zullen door de genoemde Nederlandse Minister ter kennisneming worden toegezonden aan de genoemde Belgische Minister met gelijktijdige mededeling van de datum waarop deze werken zullen zijn uitgevoerd. Deze datum zal niet later liggen dan de uiterste datum voorzien voor het einde van de werken bedoeld in artikel 2, paragraaf 1, onder a), b), c), d) en e).

Artikel 5

  • § 1 — De genoemde Nederlandse en Belgische Ministers zullen in onderling overleg voor de uitvoering van de werken beschreven in artikel 2, paragraaf 1, onder f), zorg dragen door het sluiten van overeenkomsten met ondernemers van grintbaggerwerken.

  • § 2 — De Hoge Verdragsluitende Partijen zullen elk op hun gebied zorg dragen voor de uitvoering van het bepaalde in artikel 2, paragraaf 1, onder j).

Artikel 6

  • § 1 — De kosten van de uitvoering der werken bedoeld in artikel 2, paragraaf 1, onder a), b), c), d), e) en g), zullen voor 20 % ten laste van Nederland komen en voor 80 % ten laste van België.

  • § 2 — Het in de vorige paragraaf bepaalde zal eveneens van toepassing zijn op de bijkomende kosten van administratie, opstelling der plannen en bestedingsstukken, toezicht op de uitvoering en dergelijke. Deze bijkomende kosten worden voor de toepassing van deze paragraaf bepaald op 2,5 % van de kosten van de uitvoering der werken.

  • § 3 — De kosten van de uitvoering der werken beschreven in artikel 2, paragraaf 1, onder h) en i), zullen voor het geheel ten laste van Nederland komen.

  • § 4 — De kosten van de uitvoering der werken bedoeld in artikel 2, paragraaf 1, onder f) en j), zullen ten laste komen van de Staat op wiens grondgebied deze werken worden uitgevoerd.

Artikel 7

  • § 1 — De betaling van het Nederlandse aandeel in de kosten van de uitvoering der werken bedoeld in artikel 2, paragraaf 1, onder a), b), c), d) en e), zal geschieden naar mate de in de bestekken voorziene termijnen vervallen op door de Belgische directie der werken goedgekeurde betalingsaanvragen van de aannemers.

  • § 2 — Het bepaalde in paragraaf 1 van dit artikel zal van overeenkomstige toepassing zijn op de betaling van het Belgische aandeel in de kosten van de uitvoering der werken bedoeld in artikel 2, paragraaf 1, onder g).

  • § 3 — De bijkomende kosten bedoeld in paragraaf 2 van het vorige artikel zullen jaarlijks tussen de Hoge Verdragsluitende Partijen worden verrekend. De eerste verrekening zal geschieden voor 31 december van het jaar waarin dit Verdrag in werking treedt.

Artikel 8

De Hoge Verdragsluitende Partijen zullen elk op hun grondgebied zorg dragen voor het onderhoud, de bediening, het beheer en de vernieuwing van de ten behoeve van de scheepvaart in de nieuwe verbinding aanwezige kunstwerken. De kosten daarvan zullen ten laste komen van de Verdragsluitende Partij op wier grondgebied deze kunstwerken zullen gelegen zijn.

Artikel 9

Het Belgische gedeelte van de nieuwe directe verbinding, hetwelk de vervanging zal uitmaken van het Belgische gedeelte van het kanaal van Ternaaien naar Maastricht, zal worden onderworpen aan de terzake in België geldende voorschriften inzake de heffing van scheepvaartrechten, met dien verstande, dat op het genoemde gedeelte van de nieuwe verbinding geen andere scheepvaartrechten, noch scheepvaartrechten tot hogere bedragen zullen worden geheven dan redelijkerwijze in overeenstemming zullen te achten zijn met die welke tezelfdertijd op de overige Belgische kanalen zullen worden geheven. De scheepvaartrechten welke op het genoemde gedeelte zullen worden geheven zullen bovendien voor Nederlandse schepen of goederen dezelfde zijn en tot dezelfde bedragen worden geheven als voor Belgische schepen of goederen. Alle rechten voortvloeiende uit bestaande verdragen worden evenwel wederzijds voorbehouden.

Artikel 10

  • § 1 — De Hoge Verdragsluitende Partijen voorzien de mogelijkheid dat in de toekomst behoefte zal ontstaan om een directe verbinding te verwezenlijken tussen het Albertkanaal bij Briegden en de Maas ter hoogte van de bovenmond van het Julianakanaal.

  • § 2 — De Hoge Verdragsluitende Partijen aanvaarden als oplossing voor de in paragraaf 1 van dit artikel genoemde directe verbinding deze waarvan de toelichtende beschrijving is opgenomen, onder B, in het verslag van de Belgische en Nederlandse technici hetwelk als bijlage I is gevoegd bij het advies over vraagstukken inzake waterwegen en havenproblemen, uitgebracht op 11 maart 1954 aan de Regeringen van België en Nederland door de Heren F. Van Cauwelaert en M. P. L. Steenberghe.

    Deze toelichtende beschrijving met de twee bijbehorende kaarten zijn de bijlagen II, III en IV bij dit Verdrag.

  • § 3 — De Hoge Verdragsluitende Partijen zullen, op verzoek van één hunner, nader overleg plegen omtrent het tijdstip en de modaliteiten van uitvoering en de verdeling der kosten van de in paragraaf 2 van dit artikel voorziene oplossing.

  • § 4 — Een overeenkomst tussen de Hoge Verdragsluitende Partijen zal definitief de verwezenlijking regelen van de in paragraaf 1 van dit artikel genoemde directe verbinding.

  • § 5 De Hoge Verdragsluitende Partijen verplichten zich echter er voor zorg te dragen, dat bij de uitbreidingsplannen rekening wordt gehouden met een eventuele latere uitvoering van de in paragraaf 2 van dit artikel voorziene oplossing.

Artikel 11

België wordt ontslagen van de financiële verplichtingen die het met betrekking tot het Nederlandse gedeelte van het kanaal van Luik naar Maastricht op zich heeft genomen bij de Overeenkomsten van 12 juli 1845 en 5 september 1850, en Nederland herkrijgt de vrije beschikking over de percelen welke tot dit kanaalgedeelte behoren.

Ten aanzien van het kanaalgedeelte ten zuiden van de aansluiting van het toeleidingskanaal naar de schutsluis te Sint-Pieter zullen deze schikkingen slechts in werking treden na het in dienst stellen van de in artikel 2, paragraaf 1, onder a) en b), beschreven werken.

Artikel 12

Dit Verdrag zal worden bekrachtigd en de akten van bekrachtiging zullen zo spoedig mogelijk te 's-Gravenhage worden uitgewisseld.

Artikel 13

Dit Verdrag zal in werking treden op de dag na uitwisseling der akten van bekrachtiging.

TEN BLIJKE WAARVAN de hierboven genoemde gevolmachtigden dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN te Brussel, op 24 februari 1961, in tweevoud in de Nederlandse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden:

Pour le Royaume des Pays-Bas:

(w.g.) E. TEIXEIRA DE MATTOS

Voor het Koninkrijk België:

Pour le Royaume de Belgique:

(w.g.) P. WIGNY

BIJLAGE II

Toelichtende beschrijving van het voorontwerp voor het Cabergkanaal, bedoeld in artikel 10, paragraaf 2.

Algemeen

Onder het Cabergkanaal wordt verstaan de 4 km lange, directe verbinding tussen het bassin van Briegden en de gekanaliseerde Maas.

Op bijgaande overzichtskaart, schaal 1:10.000, is het Cabergkanaal aangegeven.

Kanaalpeil

Het plateau ten westen van de Maas ligt op een peil van NAP + 60.00 m tot NAP + 65.00 m. De overgang naar het Maasdal wordt gevormd door een steile rand ten oosten van de weg Maastricht-Smeermaas-Maaseik. Dit is de aangewezen plaats om een sluis te bouwen. Het kanaalpeil van het bovenpand is gelijk aan het kanaalpeil van het Albertkanaal, nl. NAP + 57,68.m.of (+ 60.00) Staf. Het kanaalpeil van het benedenpand is gelijk aan het stuwpeil van de gekanaliseerde Maas, nl. NAP + 44.00 m of (46.32) Staf. De afmetingen van de sluis bedragen 200 m x 16m met 13.68 m verval.

Dwarsprofiel

Het gekozen dwarsprofiel voor het kanaal heeft een breedte op de waterspiegel van 78 m en een diepte van 5 m over een breedte van 48 m. De oppervlakte van het natte profiel bedraagt F = 315 m2.

Vrije Doorvaarthoogte

Als vrije doorvaarthoogte is 7 m aangehouden, aangezien deze doorvaarthoogte zowel op het Julianakanaal als op het Albertkanaal aanwezig is, resp. wordt nagestreefd. De vrije hoogte op het benedenpand zal beschikbaar moeten zijn boven het vaarpeil op de Maas, dat in de voorhavenmond van het Julianakanaal NAP + 45,80 m of (+ 48,12 m) Staf bedraagt en in de voorhavenmond van het Cabergkanaal daaraan gelijk zal zijn.

Omschrijving tracé

De ligging van het gewijzigde tracé is als volgt:

  • Vanuit het Dok van Briegden is de as: van het tracé gelegen in het verlengde van de as van het Albertkanaal.

  • De aansluiting aan het Dok van Briegden vindt plaats door middel van een zogenaamde „trompetaansluiting”.

  • Na de passage van grenspaal 98 loopt dit kanaal met een flauwe bocht (r = 3000 m) noordwaarts.

  • De Brusselseweg wordt over het benedenhoofd van de sluis geleid. De Brusselseweg wordt op ongeveer 700 m afstand van het spoorwegviaduct gekruist. De voorhaven van het benedenpand van het kanaal wordt ongeveer 600 m lang.

  • De spoorlijn en de omgelegde weg van Smeermaas worden onder een vrij flauwe bocht (ca. 45°) over het kanaal gevoerd.

  • Sluis Bosscherveld en de daarover geleide weg worden afgebroken. Vanaf het Voedingskanaal komt de verlegde Bosscherweg evenwijdig aan de spoorlijn te liggen.

  • Het tracé van het kanaal buigt ongeveer ter hoogte van de geprojecteerde overbrugging van het Cabergkanaal door de gecombineerde brug van weg en spoorwegverkeer in zuidelijke richting af (r = 750 m).

  • Direct nabij de gecombineerde spoorweg-/wegbrug komt aan de noordzijde een nieuwe ontsluiting van de Zuid-Willemsvaart.

  • Het Cabergkanaal volgt verder ongeveer het huidige Kanaal door het Bosscherveld. De aansluiting op de Maas wordt sterk verruimd, vnl. door verlegging van de noordelijke oever van het huidige Verbindingskanaal. De stuw bij Borgharen, de overlaat en de toegang tot het Julianakanaal blijven ongewijzigd.

  • Er zal een nieuwe sluis in de Zuid-Willemsvaart gebouwd moeten worden. Deze sluis (14 m x 120 m) voor 1350 tons schepen komt op ca. 700 m van de grens tussen Nederland en België te liggen. Over het benedenhoofd is een weg geprojecteerd die aansluit op de verbinding Bosscherweg-Brusselseweg langs de spoorbaan.

Raming

De globale bouwkosten van het Cabergkanaal worden op prijspeil ’84 geschat op 136,5 miljoen gulden of 2.593,5 miljoen Bfr., zoals onderstaande raming aangeeft. Hierin zijn niet begrepen de kosten van schadeloosstellingen en de aankoop van industrie- en fabrieksgebouwen.

 

miljoen gulden

miljoen Bfr.

Bouw van de sluis

60

1.140

Bouw sluis Z.W.-vaart

18

342

Spoorwegbrug

7

133

Grondweg en grondaankoop

21

399

Oever- en bodemvoorzieningen

24,5

465,5

Onvoorzien en diversen

6

114

Schadeloosstellingen

P.M.

P.M.

 

———

———

     
 

136,5

2.593,5

Verdeling der kosten

Indien tot uitvoering van het Cabergkanaal besloten wordt, zou omtrent de verdeling der kosten nog nader overleg moeten worden gepleegd. Mocht de wijziging van het tracé onverhoopt toch tot extra kosten leiden, dan is Nederland bereid deze kosten voor zijn rekening te nemen.