Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België inzake [...] van hun onderdanen die overzee arbeid hebben verricht, 's-Gravenhage, 04-02-1969

Geraadpleegd op 18-04-2024.
Geldend van 07-07-1982 t/m heden

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België inzake sociale zekerheid van hun onderdanen die overzee arbeid hebben verricht

Authentiek : NL

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België inzake sociale zekerheid van hun onderdanen, die overzee arbeid hebben verricht

Het Koninkrijk der Nederlanden

en

het Koninkrijk België,

Bezield door de wens om de personen van Nederlandse nationaliteit die als werknemer op het grondgebied van Belgisch-Congo of Ruanda-Urundi werkzaam geweest zijn in het genot te stellen van zekere prestaties, welke de Belgische wet van 16 juni 1960 (Belgisch Staatsblad van 30 juni 1960, no. 156) afhankelijk stelt van het sluiten van een wederkerigheidsovereenkomst,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 2

De personen van Nederlandse nationaliteit, die aan de verzekeringen, ingesteld bij de Belgische wet van 17 juli 1963 betreffende de overzeese sociale zekerheid, (Belgisch Staatsblad van 8 januari 1964, no. 6) hebben deelgenomen, alsmede hun nagelaten betrekkingen van Nederlandse nationaliteit, genieten de in hoofdstuk VI van de wet voorziene aanpassing van de uitkeringen aan de ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud, op voorwaarde, dat de verzekerde gedurende alle tijdvakken van deelneming aan de verzekering bijdragen heeft gestort, die een bestemming overeenkomstig artikel 17 of artikel 18 onder a van de wet ontvingen.

Artikel 3

  • 1 De personen van Nederlandse nationaliteit, die bijdragen hebben gestort die een bestemming overeenkomstig artikel 18, onder b van de Belgische wet van 17 juli 1963 ontvingen, kunnen teneinde in het genot van de voordelen, bedoeld in artikel 2 van deze Overeenkomst, te komen, hun rekening over de tijdvakken, liggende vóór 1 juli 1969, bijpassen door het storten van aanvullende bijdragen tot het Solidariteits- en perequatiefonds.

  • 2 De nagelaten betrekkingen van Nederlandse nationaliteit van de hiervoren aangewezen personen, die vóór 1 juli 1969 overleden zijn, kunnen eveneens de in het eerste lid bedoelde stortingen verrichten.

  • 3 Het genot van het bepaalde in artikel 2 van deze Overeenkomst gaat in op de eerste dag van de maand, volgend op die waarin de aanvullende bijdragen volledig gestort zijn.

Artikel 4

  • 1 Wanneer een persoon van Belgische nationaliteit arbeid in loondienst heeft verricht in het voormalige Nederlandsch-Indië, vóór 21 september 1962 in westelijk Nieuw-Guinea, dan wel vóór 29 december 1954 in Suriname of de Nederlandse Antillen, geniet hij, alsmede zijn nagelaten betrekkingen, ongeacht de verblijfplaats, ten laste van de bevoegde Nederlandse organen:

    • a) in de leeftijd van 65 jaar af een ouderdomspensioen, bedragende 2% van het volle ouderdomspensioen, voorzien in de Nederlandse wet van 31 mei 1956 inzake een algemene ouderdomsverzekering, (Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, nr. 281) per jaar tewerkstelling in de genoemde gebieden, vakanties inbegrepen;

    • b) de uitkeringen, voorzien in de Nederlandse wet van 9 april 1959 inzake een algemene weduwen- en wezenverzekering (Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, nr. 139), wanneer de werknemer overleden is gedurende een tijdvak van tewerkstelling in die gebieden, gedurende een tijdvak van een daarmede in verband staande vakantie of na afloop van deze tijdvakken, doch in dit geval ten belope van 2% van die uitkeringen per jaar tewerkstelling in de genoemde gebieden, vakantie inbegrepen.

  • 2 De in dit artikel voorziene uitkeringen worden slechts uitbetaald, indien en voor zover zij meer bedragen dan hetgeen door of vanwege de onderneming die de werknemers in de in het eerste lid van dit artikel bedoelde gebieden tewerkgesteld heeft, als pensioen is toegezegd terzake van de in deze gebieden verrichte arbeid.

Artikel 5

  • 1 De ondernemingen met een zetel in Nederland, die op het grondgebied van voormalig Belgisch-Congo of Ruanda-Urundi een of meer werknemers van Belgische of Nederlandse nationaliteit te Werk stellen zijn van 1 januari 1966 af verplicht voor deze werknemers dezelfde patronale solidariteitsbijdragen te storten als die welke door de Belgische wet van 17 juli 1963 aan de in België gevestigde ondernemingen zijn opgelegd uit hoofde van hun in die gebieden tewerkgestelde werknemers.

  • 2 De invordering van deze bijdragen geschiedt door de organen, aangewezen door de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 8 van deze Overeenkomst. Deze organen zullen handelen in naam en voor rekening van de Dienst voor de overzeese sociale zekerheid, belast met de invordering van de bijdragen die krachtens de in het eerste lid van dit artikel genoemde wettelijke bepalingen verschuldigd zijn, met overeenkomstige toepassing van de regelen, die gelden voor de invordering van de aan deze organen verschuldigde bijdragen.

Artikel 6

Geen beroep op deze Overeenkomst mag worden gedaan om voordelen te verkrijgen, die hierin niet uitdrukkelijk voorzien zijn.

Artikel 7

  • 1 De bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen stellen in een administratief akkoord de uitvoeringsmaatregelen van deze Overeenkomst vast.

  • 2 Zij houden elkaar op de hoogte van de wijzigingen welke in de wetten of reglementen betreffende de in deze Overeenkomst bedoelde regelingen zijn aangebracht.

Artikel 8

Voor ieder der Overeenkomstsluitende Partijen worden als bevoegde autoriteit in de zin van deze Overeenkomst beschouwd: de Ministers, die ieder voor wat hem betreft, met de uitvoering van de in deze Overeenkomst vermelde regelingen belast zijn.

Artikel 9

Alle geschillen betreffende de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst die niet in gemeen overleg tussen de in artikel 8 bedoelde Ministers kunnen worden geregeld, worden langs diplomatieke weg tot een oplossing gebracht.

Artikel 10

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is deze Overeenkomst alleen van toepassing op het in Europa gelegen grondgebied van het Koninkrijk.

Artikel 11

De aanvraag om toekenning van een uitkering, als bedoeld in artikel 4 van deze Overeenkomst, ter zake van een gebeurtenis, die plaatsvond vóór de inwerkingtreding van deze Overeenkomst, moet worden ingediend binnen een termijn van twee jaren te rekenen van de dag van haar inwerkingtreding. Wordt de aanvraag ingediend na het verstrijken van deze termijn, dan wordt het recht op uitkering verkregen te rekenen van de eerste dag van de maand, volgende op de dag van indiening.

Artikel 12

Deze Overeenkomst treedt in werking, met terugwerkende kracht te rekenen van 1 januari 1966 af, op de dag waarop de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden de Regering van het Koninkrijk België ervan in kennis stelt dat de in Nederland grondwettelijk vereiste formaliteiten zijn vervuld.

Artikel 13

Deze Overeenkomst geldt voor onbepaalde tijd. Elk der beide Overeenkomstsluitende Partijen kan haar uiterlijk drie maanden voor het eind van een kalenderjaar opzeggen, in welk geval de Overeenkomst met ingang van het eerstvolgende kalenderjaar ophoudt van kracht te zijn.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd door hun respectieve Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN te 's-Gravenhage, de 4de februari 1969 in tweevoud, in de Nederlandse en in de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden,

Pour le Royaume des Pays-Bas,

(w.g.) J. LUNS

Voor het Koninkrijk België,

Pour le Royaume de Belgique,

(w.g.) PIERRE HARMEL

Naar boven