Preambule
                                    
                                    De lidstaten van de Raad van Europa en de andere Staten die dit Verdrag hebben ondertekend,
                                    
                                    Overwegend dat het doel van de Raad van Europa is het tot stand brengen van een grotere
                                       eenheid tussen zijn leden;
                                    
                                    Overwegend dat elk kind recht heeft op de beschermende maatregelen, van de zijde van
                                       zijn familie, de maatschappij en de Staat, die vanwege zijn status van minderjarige
                                       noodzakelijk zijn;
                                    
                                    Opmerkend dat de seksuele uitbuiting van kinderen, met name kinderpornografie en -prostitutie,
                                       en alle vormen van seksueel misbruik van kinderen, met inbegrip van in het buitenland
                                       verrichte handelingen, zeer schadelijke gevolgen hebben voor de gezondheid van kinderen
                                       en hun psychosociale ontwikkeling;
                                    
                                    Opmerkend dat de seksuele uitbuiting en het seksueel misbruik van kinderen zowel op
                                       nationaal als internationaal niveau verontrustende proporties hebben aangenomen, met
                                       name door het toegenomen gebruik door zowel kinderen als daders van informatie- en
                                       communicatietechnologieën (ICT), en dat het voorkomen en bestrijden van seksuele uitbuiting
                                       en seksueel misbruik van kinderen internationale samenwerking vereist;
                                    
                                    Overwegend dat het welzijn en de belangen van kinderen fundamentele waarden zijn die
                                       door alle lidstaten worden gedeeld en die dienen te worden bevorderd zonder aanziens
                                       des persoons;
                                    
                                    Herinnerend aan het Actieplan aangenomen tijdens de derde top van staatshoofden en
                                       regeringsleiders van de Raad van Europa (Warschau, 16-17 mei 2005) waarin wordt opgeroepen
                                       tot het uitwerken van maatregelen om een einde te maken aan de seksuele uitbuiting
                                       van kinderen;
                                    
                                    In het bijzonder herinnerend aan Aanbeveling nr. R (91) 11 van de Raad van Ministers
                                       inzake seksuele uitbuiting, pornografie en prostitutie van, en handel in, kinderen
                                       en jonge volwassenen, Aanbeveling Rec (2001)16 inzake de bescherming van kinderen
                                       tegen seksuele uitbuiting en aan het Verdrag inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken (ETS 185), en met name artikel 9 daarvan, alsmede aan het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bestrijding van mensenhandel (CETS 197);
                                    
                                    Indachtig het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (1950, ETS 5), het herziene Europees Sociaal Handvest (1996, ETS 163), en het Europees Verdrag inzake de uitoefening van de rechten van
                                       het kind (1996, ETS 160);
                                    
                                    Tevens indachtig het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind, met name artikel 34 daarvan, het Facultatief Protocol inzake de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie, het Protocol inzake de voorkoming, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, in het
                                          bijzonder vrouwenhandel en kinderhandel, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde
                                          Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad, en het ILO-Verdrag betreffende het verbod op en de onmiddellijke actie voor de uitbanning
                                          van de ergste vormen van kinderarbeid;
                                    
                                    Indachtig het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie ter bestrijding van seksuele
                                       uitbuiting van kinderen en kinderpornografie (2004/68/JHA), het kaderbesluit van de
                                       Raad van de Europese Unie inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure
                                       ((2001/220/JHA), en het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie inzake bestrijding
                                       van mensenhandel (2002/629/JHA);
                                    
                                    Op gepaste wijze rekening houdend met andere relevante internationale instrumenten
                                       en programma’s op dit gebied, met name de Verklaring van Stockholm en het Actieprogramma,
                                       aangenomen op het eerste Wereldcongres tegen commerciële seksuele exploitatie van
                                       kinderen (27-31 augustus 1996), de „Yokohama Global Commitment”, aangenomen op het
                                       tweede Wereldcongres tegen commerciële seksuele exploitatie van kinderen (17-20 december
                                       2001), de „Budapest Commitment” en het actieplan, aangenomen op de voorbereidende
                                       conferentie van het tweede Wereldcongres tegen commerciële seksuele exploitatie van
                                       kinderen (20-21 november 2001), Resolutie S-27/2 van de Algemene Vergadering van de
                                       Verenigde Naties „A world fit for children”, en het driejarenprogramma „Building a
                                       Europe for and with children”, aangenomen na de derde top en in gang gezet door de
                                       Conferentie van Monaco (4-5 april 2006);
                                    
                                    Vastbesloten een effectieve bijdrage te leveren aan het gemeenschappelijke doel, namelijk
                                       het beschermen van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik, ongeacht
                                       wie de dader is, en het bieden van hulp aan de slachtoffers;
                                    
                                    Rekening houdend met de noodzaak een veelomvattend internationaal instrument op te
                                       stellen dat zich richt op de preventieve, beschermende en strafrechtelijke aspecten
                                       van de strijd tegen alle vormen van seksuele uitbuiting en seksueel misbruik van kinderen
                                       en op het opzetten van een specifiek mechanisme voor toezicht;