-
1 In het geval dat een bestanddeel van het inkomen wordt verkregen van een Verdragsluitende
Staat door tussenkomst van een lichaam dat fiscaal transparant is volgens de wetgeving
van een van beide Verdragsluitende Staten en gevestigd is in een van de Verdragsluitende
Staten of in een derde Staat, verleent de eerstgenoemde Staat de voordelen van het
Verdrag met betrekking tot dat bestanddeel van het inkomen aan de persoon die inwoner is
van de andere Verdragsluitende Staat volgens de wetgeving van die andere Staat, indien
en voor zover die persoon ter zake van dat bestanddeel van het inkomen wordt belast
en voldoet aan de overige voorwaarden omschreven in het Verdrag.
-
2 Niettegenstaande de bepaling van het eerste lid, verleent, in het geval dat een bestanddeel
van het inkomen wordt verkregen uit een Verdragsluitende Staat door tussenkomst van
een lichaam dat fiscaal niet transparant is volgens de wetgeving van die Staat en
in die Staat gevestigd is, die Verdragsluitende Staat de voordelen van het Verdrag niet met betrekking tot dat bestanddeel van het inkomen.
-
3 Niettegenstaande de bepaling van het eerste lid, verleent, in het geval dat een bestanddeel
van het inkomen wordt verkregen uit een Verdragsluitende Staat door tussenkomst van
een lichaam dat fiscaal transparant is volgens de wetgeving van die Staat en in die
Staat of in een derde Staat gevestigd is, die Verdragsluitende Staat de voordelen
van het Verdrag met betrekking tot dat bestanddeel van het inkomen aan een inwoner van de andere
Verdragsluitende Staat, mits dat bestanddeel volgens de wetgeving van die andere Staat
van belasting zou zijn vrijgesteld, indien het onmiddellijk door die inwoner verkregen
zou zijn en die inwoner voldoet aan de overige voorwaarden omschreven in het Verdrag.
Het is wel te verstaan dat de uitdrukking „pensioenfonds” de volgende fondsen en alle
daaraan gelijke of grotendeels daaraan gelijke fondsen omvat die zijn opgericht ingevolge
wetgeving die is ingevoerd na 1 januari 2018:
-
a. in Nederland, elk pensioenfonds dat valt onder:
-
i. de Pensioenwet;
-
ii. de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000;
-
iii. de Wet verplichte beroepspensioenregeling;
-
iv. de Wet op het notarisambt;
-
v. de Wet op het financieel toezicht;
-
b. in Zwitserland, elk pensioenfonds dat valt onder:
-
i. de Federale Wet van 20 december 1946 inzake ouderdoms- en nabestaandenverzekering;
-
ii. de Federale Wet van 19 juni 1959 inzake invaliditeitsverzekering;
-
iii. de Federale Wet van 6 oktober 2006 inzake aanvullende pensioenen wegens ouderdoms-,
nabestaanden- en invaliditeitsverzekering;
-
iv. de Federale Wet van 25 september 1952 inzake vergoedingen voor verlies van inkomen
in geval van het vervullen van de dienstplicht en in geval van moederschap;
-
v. de Federale Wet van 25 juni 1982 inzake ouderdoms-, nabestaanden- en invaliditeitsverzekering
voor werknemers en zelfstandigen, waaronder pensioenfondsen die individuele erkende
pensioenregelingen aanbieden die vergelijkbaar zijn met de beroepsgebonden pensioenregelingen
en niet-geregistreerde pensioenfondsen die beroepsgebonden pensioenregelingen bieden
in de zin van:
-
– de Federale Wet van 17 december 1993 inzake onvoorwaardelijk toegezegde beloningen;
-
– artikel 89a, zesde en zevende lid, van het Zwitserse Burgerlijk Wetboek van 10 december
1907;
-
– artikel 331, eerste lid, van de Federale wet inzake wijziging van het Zwitserse Burgerlijk
Wetboek (Deel vijf: het Wetboek van verbintenissenrecht) van 30 maart 1911.
Het is wel te verstaan dat, indien de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende
Staten in onderlinge overeenstemming binnen de context van het Verdrag een oplossing hebben bereikt voor gevallen waarin dubbele belasting of dubbele vrijstelling
zou voorkomen:
-
a. als gevolg van de toepassing van artikel 3, tweede lid, met betrekking tot de uitlegging van een in het Verdrag niet omschreven uitdrukking; of
-
b. als gevolg van verschillen in classificatie (bijvoorbeeld van een bestanddeel van
het inkomen of van een persoon);
deze oplossing, na bekendmaking ervan door beide bevoegde autoriteiten, bij de toepassing
van het Verdrag ook bindend zal zijn bij de toepassing van de bepalingen van het Verdrag in andere,
gelijksoortige gevallen, zolang de bevoegde autoriteiten geen andere beslissing hebben
bekendgemaakt.
-
1 De uitdrukking „inwoner van een Verdragsluitende Staat” omvat een organisatie die
uitsluitend voor religieuze, liefdadige, wetenschappelijke, culturele, sportieve of
educatieve doeleinden (of voor meer dan een van deze doeleinden) is opgericht en wordt
beheerd, en die een inwoner is van die Staat overeenkomstig de wetgeving daarvan,
niettegenstaande het feit dat de inkomsten of voordelen geheel of gedeeltelijk zijn
vrijgesteld van belasting ingevolge de nationale wetgeving van die Staat.
Een natuurlijke persoon die aan boord van een schip of binnenschip woont zonder een
werkelijke woonplaats in een van de Verdragsluitende Staten te hebben, wordt geacht
inwoner te zijn van de Verdragsluitende Staat waarin het schip of het binnenschip
zijn thuishaven heeft.
Het is wel te verstaan dat wat Nederland betreft rechten tot exploratie en exploitatie
van natuurlijke rijkdommen worden beschouwd als onroerende zaken die zijn gelegen
in de Verdragsluitende Staat op wiens zeebodem – en de ondergrond daarvan – deze rechten
betrekking hebben, alsmede dat deze rechten geacht worden te behoren tot de activa
van een vaste inrichting in die Staat. Voorts is het wel te verstaan dat de hiervoor
genoemde rechten ook omvatten rechten op belangen bij of voordelen uit vermogensbestanddelen
die voortvloeien uit die exploratie of exploitatie.
Voor ondernemingen die inwoner zijn van een Verdragsluitende Staat en waarvan de werkzaamheden
op een plaats van uitvoering van een bouwwerk of van constructie- of installatiewerkzaamheden
in de andere Verdragsluitende Staat zijn aangevangen vóór de inwerkingtreding van
het nieuwe Verdrag, wordt het bestaan of niet van een vaste inrichting in de andere Staat vastgesteld
volgens de regels van het Verdrag van 12 november 1951, als aangevuld door het Aanvullend
Protocol van 12 november 1951 en als gewijzigd bij de Overeenkomst van 22 juni 1966
tot wijziging en aanvulling van het Verdrag.
Met betrekking tot artikel 7, eerste en tweede lid, geldt dat, indien een onderneming van een Verdragsluitende Staat in de andere Verdragsluitende
Staat goederen of koopwaar verkoopt of een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar
gevestigde vaste inrichting, de voordelen van die vaste inrichting niet worden bepaald
op basis van het totale door de onderneming ontvangen bedrag, doch slechts op basis
van dat deel van de inkomsten van de onderneming dat aan de werkelijke werkzaamheden
van de vaste inrichting voor die verkopen of die bedrijfsuitoefening is toe te rekenen.
Met name bij overeenkomsten betreffende het toezicht op, de levering, installatie
of constructie van nijverheids- en handelsuitrusting of wetenschappelijke uitrusting
of gebouwen alsmede bij openbare werken, worden, indien de onderneming een vaste inrichting
heeft, de voordelen van die vaste inrichting niet bepaald op basis van het totale
bedrag van de overeenkomst, doch slechts op basis van dat deel van de overeenkomst
dat werkelijk wordt uitgevoerd door de vaste inrichting in de Verdragsluitende Staat
waar de vaste inrichting is gevestigd. De voordelen die betrekking hebben op het deel
van de overeenkomst, dat wordt uitgevoerd door het hoofdkantoor van de onderneming,
zijn slechts belastbaar in de Verdragsluitende Staat waarvan de onderneming inwoner
is.
-
1 Het is wel te verstaan dat een voor de Nederlandse vrijgestelde beleggingsinstelling,
een Zwitsers bij overeenkomst opgericht fonds („fonds commun de placement”), een Zwitsers open-end beleggingsfonds („société d’investissement à capital variable”) en een Zwitserse commanditaire vennootschap voor collectieve beleggingen („société en commandite de placements collectifs”) geen inwoners zijn van een of van beide Verdragsluitende Staten.
-
2 Voorts zijn de bepalingen van artikel 10, derde lid, uitsluitend van toepassing op een premiepensioeninstelling voor zover de inkomsten
uit dividenden betrekking hebben op een pensioenregeling van een werkgever die inwoner
is van Nederland.
Niettegenstaande de bepalingen van artikel 10, zesde lid, artikel 11, derde lid, en artikel 13, is het wel te verstaan dat betalingen in verband met een lening, met inbegrip van
betalingen wegens waardeveranderingen van de lening, worden behandeld als dividend,
voor zover deze betalingen krachtens de belastingwetgeving van de Verdragsluitende
Staat waarvan het lichaam dat de betalingen doet inwoner is, worden behandeld als
een uitdeling.
Wanneer een inwoner van Zwitserland dividenden ontvangt die in overeenstemming met
artikel 10, negende lid, in Nederland mogen worden belast, verleent Nederland een teruggaaf. Het bedrag van
deze teruggaaf is gelijk aan de in Zwitserland over deze inkomsten verschuldigde belasting,
maar bedraagt in geen geval meer dan 10 percent van deze inkomsten.
Verzoeken om vrijstelling aan de bron of teruggaaf van te veel betaalde belasting
moeten worden ingediend bij de bevoegde autoriteit van de Staat die de belasting heft
of heeft geheven, vergezeld van een officiële woonplaatsverklaring van de belastingautoriteiten
van de andere Verdragsluitende Staat en in overeenstemming met de nationale wet- en
regelgeving van de Staat die de belasting heft of heeft geheven.
-
1 Het is wel te verstaan dat inkomsten die worden ontvangen in verband met de (gedeeltelijke)
liquidatie van een lichaam of een inkoop van eigen aandelen door een lichaam, worden
behandeld als inkomsten uit aandelen en niet als vermogenswinsten. De verrekening
van belasting geheven aan de bron wordt verleend voor het belastingtijdvak waarin
de inkomsten zijn belast in de woonstaat.
-
1 Het is wel te verstaan dat de bepalingen van artikel 13, zesde lid, alleen van toepassing zijn op de waardevermeerdering van de aandelen waarop dat
lid van toepassing is, gedurende een tijdvak waarin de natuurlijke persoon inwoner
was van Nederland.
-
2 Het is wel te verstaan dat, indien het uitstel van betaling van de openstaande aanslag
wordt beëindigd door de vervreemding van de aandelen, winstbewijzen of schuldvorderingen
waarop artikel 13, zesde lid, van toepassing is, kwijtschelding van belasting wordt verleend, indien de marktwaarde
van deze aandelen, bewijzen of vorderingen op het tijdstip van vervreemding gedaald
is ten opzichte van hun waarde op het tijdstip van de emigratie, voor zover de waarde
niet gedaald is door een uitdeling van de winst of terugstorting van gestort kapitaal.
Het verleende bedrag van de kwijtschelding is gelijk aan 25 percent van het verschil
tussen de marktwaarde van deze aandelen, bewijzen of vorderingen op het tijdstip van
de vervreemding en hun waarde op het tijdstip van emigratie.
-
3 Indien overeenkomstig het tweede lid kwijtschelding van belasting wordt verleend voor
de toepassing van de Wet inkomstenbelasting 2001, wordt de waarde van de aandelen,
winstbewijzen of schuldvorderingen op het tijdstip van emigratie verlaagd met viermaal
het bedrag van de belasting die wordt kwijtgescholden.
De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten kunnen, zo nodig in strijd
met hun respectieve nationale wetgeving, ter zake van een overeengekomen regeling
in het kader van een procedure voor onderling overleg als bedoeld in artikel 25, tevens overeenkomen dat de Staat, waar ingevolge eerdergenoemde regeling sprake
is van een additionele belastingheffing, met betrekking tot deze additionele belastingheffing
geen belastingverhogingen, bestuursrechtelijke boetes, interest en kosten zal opleggen,
indien de andere Staat, waarin ingevolge de regeling sprake is van een overeenkomstige
vermindering van belasting, afziet van de betaling van interest verschuldigd met betrekking
tot een dergelijke vermindering van belasting.
-
a. Het is wel te verstaan dat uitsluitend om uitwisseling van inlichtingen zal worden
verzocht nadat de verzoekende Verdragsluitende Staat alle beschikbare middelen heeft
aangewend om inlichtingen te verkrijgen die beschikbaar zijn volgens de nationale
belastingprocedure.
-
b. Het is wel te verstaan dat de belastingautoriteiten van de verzoekende Staat de volgende
informatie verstrekken aan de belastingautoriteiten van de aangezochte Staat wanneer
zij uit hoofde van artikel 26 van het Verdrag verzoeken om inlichtingen:
-
i. voldoende gegevens om de persoon of personen op wie de controle of het onderzoek betrekking
heeft te identificeren, in het bijzonder diens naam en, voor zover bekend, adres,
rekeningnummer en andere gegevens om de identificatie van die persoon of personen
te vergemakkelijken, zoals geboortedatum, burgerlijke staat, fiscaal nummer;
-
ii. het tijdvak waarvoor om de inlichtingen wordt verzocht;
-
iii. een verklaring omtrent de gewenste inlichtingen, met inbegrip van de aard en de vorm
waarin de verzoekende Staat de inlichtingen van de aangezochte Staat wenst te ontvangen;
-
iv. het fiscale doel waarvoor om inlichtingen wordt verzocht;
-
v. de naam, en voor zover bekend, het adres van personen die mogelijk beschikken over
de gevraagde inlichtingen.
-
c. Doel van de verwijzing naar inlichtingen die voorzienbaar relevant zijn is uitwisseling
van inlichtingen bij belastingzaken in de ruimst mogelijke mate te bewerkstelligen
zonder de Verdragsluitende Staten toe te staan „fishing expeditions” te verrichten of te verzoeken om inlichtingen waarvan niet aannemelijk is dat deze
relevant zijn voor de fiscale aangelegenheden van een bepaalde belastingplichtige.
Onderdeel 2 bevat belangrijke procedurele vereisten waarmee beoogd wordt te verzekeren
dat „fishing expeditions” zich niet voordoen; de punten i tot en met v dienen evenwel zodanig te worden uitgelegd
dat een effectieve uitwisseling van inlichtingen niet wordt gedwarsboomd.
-
d.
Artikel 26 van het Verdrag voorziet weliswaar niet in beperking van de mogelijke methoden voor het uitwisselen
van inlichtingen, maar verplicht de Verdragsluitende Staten evenmin automatisch of
spontaan inlichtingen uit te wisselen. De Verdragsluitende Staten verwachten elkaar
inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de bepalingen
van het Verdrag.
-
e. Het is wel te verstaan dat in het geval van het uitwisselen van inlichtingen de administratieve
procedures ten aanzien van de rechten van belastingbetalers voorzien in de aangezochte
Verdragsluitende Staat van toepassing blijven voordat de inlichtingen aan de verzoekende
Verdragsluitende Staat worden verzonden.
-
f. Het is wel te verstaan dat de tenuitvoerlegging van inkomensgerelateerde regelgeving
in Nederland behoort tot de andere doeleinden bedoeld in de laatste zin van artikel 26, tweede lid.