Culturele Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname, 's-Gravenhage, 05-02-1976

Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 20-03-1978 t/m heden

Culturele Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname

Authentiek : NL

Culturele Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Regering van de Republiek Suriname,

de wens koesterend de samenwerking tussen beide landen op het gebied van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur in brede zin te bevorderen,

ervan overtuigd dat deze samenwerking mede zal bijdragen tot een beter begrip tussen de volken van de beide landen,

hebben besloten een culturele overeenkomst te sluiten en zijn het volgende overeengekomen:

Artikel I

Teneinde de samenwerking tussen de beide landen op het gebied van de wetenschapsbeoefening en het onderwijs te bevorderen, verbinden de Overeenkomstsluitende Partijen zich met name ertoe op basis van wederkerigheid:

  • a. de uitwisseling van en contacten tussen hoogleraren, andere geleerden en studenten, alsmede de samenwerking tussen de Universiteiten en andere instellingen van wetenschapsbeoefening te bevorderen;

  • b. de uitwisseling te bevorderen van afvaardigingen en particuliere deskundigen van in onderling overleg nader te bepalen takken van wetenschap;

  • c. de samenwerking te bevorderen tussen deskundigen en instellingen op het gebied van het onderwijs in algemene zin;

  • d. studiebeurzen te verstrekken teneinde wederzijdse staatsburgers in de gelegenheid te stellen te studeren aan wederzijdse instellingen van wetenschapsbeoefening en onderwijs, en/of op andere wijze in hun land een studieverblijf door te brengen;

  • e. na te gaan onder welke voorwaarden het mogelijk zou zijn de gelijkwaardigheid te erkennen van door Universiteiten en andere instellingen van Hoger Onderwijs van het andere land verleende diploma's en de mogelijkheid te onderzoeken daartoe afzonderlijke regelingen te treffen;

  • f. de instelling en verdere ontwikkeling te bevorderen van leerstoelen, lectoraten en cursussen aan hun universiteiten en andere instellingen van onderwijs en onderzoek, die betrekking hebben op de taal, de cultuur en de beschaving van het andere land, alsmede meer in het algemeen de samenwerking en uitwisseling op het gebied van taal en letterkunde te bevorderen.

Artikel II

Teneinde in hun onderscheiden landen een betere kennis van de cultuur in brede zin van het andere land te bevorderen, zullen de Overeenkomstsluitende Partijen wederkerig aanmoedigen:

  • a. de uitwisseling van bezoeken en andere contacten tussen personen en/of instellingen op het gebied van de literatuur, beeldende kunst, muziek en dans, toneel en letteren massamedia, volksontwikkeling, jeugdvorming, sportbeoefening en natuurbescherming;

  • b. het doen tot stand komen van vertalingen van literaire werken uit het andere land;

  • c. het organiseren van tentoonstellingen op het gebied der kunst en andere tentoonstellingen met een cultureel karakter;

  • d. het organiseren van conferenties, concerten en toneelvoorstellingen;

  • e. het organiseren van radio- en televisie-uitzendingen, de verspreiding van grammofoonplaten en soortgelijke middelen;

  • f. de verspreiding van boeken, tijdschriften en andere publicaties;

  • g. het vertonen van films met een wetenschappelijk, opvoedkundig of cultureel karakter;

  • h. het organiseren van andere overeen te komen activiteiten met een cultureel karakter.

Artikel III

Teneinde in beide landen de beschikbaarstelling van Nederlandstalige teksten van zoveel mogelijk verschillende geschriften te bevorderen verbinden de Overeenkomstsluitende Partijen zich de uitwisseling te bevorderen van in het Nederlands vertaalde geschriften, die in een andere dan de Nederlandse taal zijn gesteld.

Artikel IV

In elk land zal een commissie worden ingesteld bestaande uit ten hoogste zes leden die tot taak zal hebben de Regering voorstellen te doen die betrekking hebben op de verwezenlijking van deze overeenkomst.

Haar leden zullen worden aangewezen door de daartoe bevoegde Ministers.

Elke commissie vergadert steeds wanneer daartoe aanleiding bestaat en tenminste eenmaal per jaar.

Artikel V

De beide commissies zullen tenminste eenmaal in de, twee jaren bijeenkomen, beurtelings in Suriname en in Nederland.

De leden kunnen zich ter vergadering doen bijstaan door een beperkt aantal deskundigen.

De bijeenkomsten zullen worden voorgezeten door een commissielid van het land waar zij worden gehouden.

Artikel VI

Nadere regelingen die voor de verwezenlijking van de doelstelling van deze Overeenkomst nodig zijn, worden in onderling overleg door de bevoegde Ministers der Overeenkomstsluitende Partijen getroffen.

Artikel VII

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, zal de onderhavige overeenkomst gelden voor het Rijk in Europa.

Artikel VIII

Deze Overeenkomst treedt in werking, nadat beide partijen elkaar hebben medegedeeld dat in hun land aan de terzake geldende constitutionele vereisten is voldaan.

Artikel IX

De onderhavige overeenkomst zal van kracht blijven voor een tijdvak van vijf jaar.

Indien zij niet zes maanden voor de datum van beëindiging is opgezegd, zal zij stilzwijgend worden verlengd, met dien verstande dat elk van de Overeenkomstsluitende Partijen zich in dat geval het recht voorbehoudt haar op ieder tijdstip op te zeggen met inachtneming van een termijn van zes maanden.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden, daartoe behoorlijk gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN te 's-Gravenhage op 5 februari 1976, in tweevoud in de Nederlandse taal.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,

(w.g.) L. J. BRINKHORST

Voor de Regering van de Republiek Suriname,

(w.g.) R. VENETIAAN

Naar boven