- 
                                          1 De voordelen uit dit Verdrag zijn niet van toepassing op lichamen of andere personen
                                             die geheel of gedeeltelijk van belasting zijn vrijgesteld uit hoofde van een bijzondere
                                             regeling krachtens de wetten van een van de Verdragsluitende Staten. Zij zijn evenmin
                                             van toepassing op door een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat van dergelijke
                                             lichamen of andere rechtspersonen verkregen inkomsten, noch op aandelen, winstbewijzen
                                             of belangen in dergelijke lichamen of andere personen. De bepalingen van dit lid zijn
                                             tevens van toepassing op identieke of in wezen gelijksoortige wettelijke voorschriften
                                             naast of in de plaats van een dergelijke bijzondere regeling die worden uitgevaardigd
                                             nadat dit Verdrag in werking is getreden, tenzij de bevoegde autoriteiten van de Staten
                                             in onderlinge overeenstemming anders beslissen. 
 
                                 
                                    
                                    
                                    
                                    Het is wel te verstaan dat de Verenigde Arabische Emiraten bestaan uit: 
                                    
                                    
                                       - 
                                          1. de federale staat, bestaande uit de zeven Emiraten, 
- 
                                          2. de staatkundige onderdelen van de federale staat (Emiraat van Abu Dhabi, Emiraat van
                                             Dubai, Emiraat van Sharjah, Emiraat van Ajman, Emiraat van Umm Al-Qaiwain, Emiraat
                                             van Ras al-Kaimah en Emiraat van Fujairah, en 
- 
                                          3. de plaatselijke publiekrechtelijke lichamen van de staatkundige onderdelen. 
 
                                 
                                    
                                    
                                    
                                    Het is wel te verstaan dat indien de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende
                                       Staten in onderlinge overeenstemming een oplossing binnen de context van het Verdrag
                                       hebben bereikt voor gevallen waarin
                                    
                                    
                                       - 
                                          a. 
                                             artikel 3, tweede lid, wordt toegepast met betrekking tot de uitlegging van een in het Verdrag niet omschreven
                                             uitdrukking; of 
- 
                                          b. er sprake is van verschillen in kwalificatie (bijvoorbeeld van een bestanddeel van
                                             het inkomen of van een persoon); 
deze oplossing, na bekendmaking ervan door beide bevoegde autoriteiten, ook bindend
                                       zal zijn bij de toepassing van de bepalingen van het Verdrag in andere gelijke of
                                       soortgelijke gevallen.
                                     
                                 
                                    
                                    
                                    
                                    Een natuurlijke persoon die aan boord van een schip woont zonder een werkelijke woonplaats
                                       in een van de Verdragsluitende Staten te hebben, wordt geacht inwoner te zijn van
                                       de Verdragsluitende Staat waarin het schip zijn thuishaven heeft.
                                     
                                 
                                    
                                    
                                    
                                    Het is wel te verstaan dat rechten tot exploratie en exploitatie van natuurlijke rijkdommen,
                                       met inbegrip van rechten op, belangen bij, of op voordelen van vermogensbestanddelen
                                       die voortvloeien uit deze exploratie of exploitatie, worden beschouwd als onroerende
                                       zaken die zijn gelegen in de Verdragsluitende Staat op wiens zeebodem en ondergrond
                                       daarvan deze rechten betrekking hebben, alsmede dat deze rechten geacht worden te
                                       behoren tot de activa van een vaste inrichting in die Staat en de voordelen die kunnen
                                       worden toegerekend aan de vaste inrichting worden belast in overeenstemming met de
                                       nationale belastingwet- en regelgeving van die Staat.
                                     
                                 
                                    
                                    
                                    
                                    Met betrekking tot artikel 7, eerste en tweede lid, geldt dat, indien een onderneming van een Verdragsluitende Staat in de andere Verdragsluitende
                                       Staat goederen of koopwaar verkoopt of een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar
                                       gevestigde vaste inrichting, de voordelen van die vaste inrichting niet worden bepaald
                                       op basis van het totale door de onderneming ontvangen bedrag, doch slechts op basis
                                       van dat deel van de inkomsten van de onderneming dat aan de werkelijke werkzaamheden
                                       van de vaste inrichting voor die verkopen of die bedrijfsuitoefening is toe te rekenen.
                                    
                                    Met name bij overeenkomsten betreffende het toezicht op, de levering, installatie
                                       of constructie van nijverheids- en handelsuitrusting of wetenschappelijke uitrusting
                                       of gebouwen alsmede bij openbare werken, worden, indien de onderneming een vaste inrichting
                                       heeft, de voordelen van die vaste inrichting niet bepaald op basis van het totale
                                       bedrag van de overeenkomst, doch slechts op basis van dat deel van de overeenkomst
                                       dat werkelijk wordt uitgevoerd door de vaste inrichting in de Verdragsluitende Staat
                                       waar de vaste inrichting is gevestigd. De voordelen die betrekking hebben op het deel
                                       van de overeenkomst, dat wordt uitgevoerd door het hoofdkantoor van de onderneming,
                                       zijn slechts belastbaar in de Verdragsluitende Staat waarvan de onderneming inwoner
                                       is.
                                     
                                 
                                    
                                    
                                    
                                    Vergoedingen voor technische diensten, waaronder begrepen studies of onderzoeken van
                                       wetenschappelijke, geologische of technische aard, of voor diensten van adviserende
                                       of toezichthoudende aard, worden aangemerkt als vergoedingen waarop de bepalingen
                                       van artikel 7 van toepassing zijn.
                                     
                                 
                                    
                                    
                                    
                                    Het internationaal luchtvaartverdrag tussen Nederland en de Verenigde Arabische Emiraten,
                                       ondertekend in januari 1992, blijft van kracht. Indien dit Verdrag evenwel voorziet
                                       in een gunstiger behandeling van de desbetreffende bestanddelen van het inkomen, is
                                       het eveneens van toepassing voor zover dit Verdrag gunstiger is.
                                     
                                 
                                    
                                    
                                    
                                    Het is echter wel te verstaan dat de omstandigheid dat gelieerde ondernemingen overeenkomsten
                                       hebben afgesloten, zoals overeenkomsten inzake bijdragen in de kosten of algemene
                                       dienstverleningsovereenkomsten, voor of gebaseerd op de toerekening van kosten van
                                       de leiding, de algemene beheerskosten, de technische en zakelijke kosten, kosten voor
                                       onderzoek en ontwikkeling en andere soortgelijke kosten, op zichzelf geen voorwaarde
                                       is als bedoeld in artikel 9, eerste lid.
                                     
                                 
                                    
                                    
                                    
                                    Indien aan de bron belasting is geheven die het belastingbedrag dat ingevolge de bepalingen
                                       van de artikelen 10, 11 of 12 mag worden geheven te boven gaat, moeten verzoeken om teruggaaf van het daarboven
                                       uitgaande belastingbedrag worden ingediend bij de bevoegde autoriteit van de Staat
                                       die de belasting heeft geheven, binnen een tijdvak van drie jaar na afloop van het
                                       kalenderjaar waarin de belasting is geheven.
                                     
                                 
                                    
                                    
                                    
                                    
                                    
                                    
                                       - 
                                          2 De bepalingen van artikel 10, eerste, tweede en achtste lid, en artikel 13, vierde lid, van dit Verdrag belet Nederland niet zijn nationale wetgeving toe te passen indien
                                             aan een natuurlijke persoon een zogenoemde conserverende aanslag is opgelegd, voorzover
                                             het overeenkomstig de Nederlandse wetgeving een aanmerkelijk belang betreft in een
                                             in Nederland gevestigd lichaam. Het voorgaande is uitsluitend van toepassing voorzover
                                             de hele aanslag of een deel ervan nog openstaat. 
 
                                 
                                    
                                    
                                    
                                    Het is wel te verstaan dat een pensioen of andere soortelijke beloning of lijfrente
                                       geacht wordt afkomstig te zijn uit een Verdragsluitende Staat indien en voorzover
                                       de met dit pensioen of andere soortgelijke beloning of lijfrente samenhangende bijdragen
                                       of betalingen, dan wel de aanspraken op dit pensioen of andere soortgelijke beloning
                                       of lijfrente in die Staat in aanmerking zijn gekomen voor een fiscale faciliëring.
                                       De ingevolge dit artikel aan een Verdragsluitende Staat toegekende heffingsrechten
                                       worden op geen enkele wijze beperkt door de overdracht van een pensioen van een in
                                       een Verdragsluitende Staat gevestigd pensioenfonds of aldaar gevestigde verzekeringsmaatschappij
                                       naar een in een andere Staat gevestigd pensioenfonds of aldaar gevestigde verzekeringsmaatschappij.
                                     
                                 
                                    
                                    
                                    
                                    De bevoegde autoriteiten van de Staten kunnen, zo nodig in strijd met hun respectieve
                                       nationale wetgeving, ter zake van een overeengekomen regeling in het kader van een
                                       procedure voor onderling overleg als bedoeld in artikel 24, tevens overeenkomen dat de Staat, waar ingevolge eerdergenoemde regeling sprake
                                       is van een additionele belastingheffing, met betrekking tot deze additionele belastingheffing
                                       geen belastingverhogingen, bestuursrechtelijke boetes, interest en kosten zal opleggen,
                                       indien de andere Staat, waarin ingevolge de regeling sprake is van een overeenkomstige
                                       vermindering van belasting, afziet van de betaling van interest verschuldigd met betrekking
                                       tot een dergelijke vermindering van belasting.
                                     
                                 
                                    
                                    
                                    
                                    
                                       - 
                                          1 De bepalingen van artikel 25 zijn van dienovereenkomstige toepassing op inlichtingen die relevant zijn voor het
                                             uitvoeren van inkomensgerelateerde voorschriften uit hoofde van de Nederlandse wetgeving
                                             door de Nederlandse autoriteiten die belast zijn met de implementatie, administratie
                                             of tenuitvoerlegging van deze inkomensgerelateerde voorschriften. 
                                       - 
                                          2 Alle inlichtingen die uit hoofde van het eerste lid van dit artikel juncto artikel 25 van dit Verdrag worden ontvangen, worden uitsluitend gebruikt ten behoeve van de
                                             vaststelling en heffing van de bijdragen en de vaststelling en toewijzing van de voordelen
                                             uit hoofde van de inkomensgerelateerde voorschriften bedoeld in het eerste lid.