Europese Akte, 's-Gravenhage / Luxemburg, 28-02-1986

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-11-1993 t/m heden

Europese Akte

Authentiek : NL

Europese Akte

Zijne Majesteit de Koning der Belgen,

Hare Majesteit de Koningin van Denemarken,

De President van de Bondsrepubliek Duitsland,

De President van de Helleense Republiek,

Zijne Majesteit de Koning van Spanje,

De President van de Franse Republiek,

De President van Ierland,

De President van de Italiaanse Republiek,

Zijne Koninklijke Hoogheid de Groothertog van Luxemburg,

Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden,

De President van de Portugese Republiek,

Hare Majesteit de Koningin van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,

Bezield door de wil de op de grondslag van de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen aangevatte taak voort te zetten en het geheel van de betrekkingen tussen hun Staten om te zetten in een Europese Unie, overeenkomstig de Plechtige Verklaring van Stuttgart van 19 juni 1983,

Vastbesloten deze Europese Unie ten uitvoer te leggen op basis van, enerzijds, de volgens hun eigen regels functionerende Gemeenschappen, en anderzijds de Europese Samenwerking tussen de ondertekenende Staten op het gebied van de buitenlandse politiek, alsmede deze unie van de noodzakelijke actiemiddelen te voorzien,

Besloten hebbende gezamenlijk de democratie te bevorderen uitgaande van de grondrechten die worden erkend in de grondwetten en de wetten van de Lid-Staten, in het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en in het Europees sociaal handvest, met name de vrijheid, de gelijkheid en de sociale rechtvaardigheid,

Ervan overtuigd dat de Europese gedachte, de bereikte resultaten op het terrein van de economische integratie en de politieke samenwerking alsook de noodzaak van nieuwe ontwikkelingen, beantwoorden aan de verlangens van de Europese democratische volkeren, voor wie het door middel van Algemene Verkiezingen gekozen Europese Parlement een onontbeerlijk middel is om zich uit te drukken,

Zich bewust van de verantwoordelijkheid die op Europa rust om te trachten steeds meer met één stem te spreken en eensgezind en solidair op te treden ten einde zijn gemeenschappelijke belangen en onafhankelijkheid doeltreffender te verdedigen en zeer in het bijzonder de democratische beginselen en de eerbiediging van het recht en van de rechten van de mens, die zij toegedaan zijn, te doen gelden, ten einde te zamen hun eigen bijdrage te leveren aan de handhaving van de internationale vrede en veiligheid overeenkomstig de door hen in het kader van het Handvest van de Verenigde Naties aangegane verbintenis,

Vastbesloten om de sociaal-economische toestand te verbeteren door intensivering van het gemeenschappelijk beleid en het nastreven van nieuwe doelstellingen en om te zorgen voor een betere werking van de Gemeenschappen door de Instellingen in staat te stellen hun bevoegdheden uit te oefenen op een wijze die zoveel mogelijk strookt met het Gemeenschapsbelang,

Overwegende dat de Staatshoofden en Regeringsleiders, tijdens hun Conferentie van Parijs van 19-21 oktober 1972, hun goedkeuring hebben gehecht aan de doelstelling van de geleidelijke totstandbrenging van de Economische en Monetaire Unie,

Overwegende de bijlage bij de conclusies van het Voorzitterschap van de Europese Raad van Bremen van 6 en 7 juli 1978, alsmede de resolutie van de Europese Raad van Brussel van 5 december 1978 met betrekking tot de invoering van het Europees Monetair Stelsel (EMS) en aanverwante vraagstukken en opmerkende dat de Gemeenschap en de Centrale Banken van de Lid-Staten, overeenkomstig deze resolutie, een aantal maatregelen hebben getroffen ten einde de monetaire samenwerking ten uitvoer te leggen,

Hebben besloten om deze Akte op te stellen en hebben te dien einde als hun gevolmachtigden aangewezen:

Zijne Majesteit de Koning der Belgen,

De heer Leo Tindemans,

Minister van Buitenlandse Betrekkingen;

Hare Majesteit de Koningin van Denemarken,

De heer Uffe Ellemann-Jensen,

Minister van Buitenlandse Zaken;

De President van de Bondsrepubliek Duitsland,

De heer Hans-Dietrich Genscher,

Bondsminister van Buitenlandse Zaken;

De President van de Helleense Republiek,

De heer Karolos Papoulias,

Minister van Buitenlandse Zaken;

Zijne Majesteit de Koning van Spanje,

De heer Francisco Fernandez Ordonez,

Minister van Buitenlandse Zaken;

De President van de Franse Republiek,

De heer Roland Dumas,

Minister van Buitenlandse Betrekkingen;

De President van Ierland,

De heer Peter Barry, T.D.,

Minister van Buitenlandse Zaken;

De President van de Italiaanse Republiek,

De heer Giulio Andreotti,

Minister van Buitenlandse Zaken;

Zijne Koninklijke Hoogheid de Groothertog van Luxemburg,

De heer Robert Goebbels,

Staatssecretaris bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken;

Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden,

De heer Hans van den Broek,

Minister van Buitenlandse Zaken;

De President van de Portugese Republiek,

De heer Pedro Pires de Miranda,

Minister van Buitenlandse Zaken;

Hare Majesteit de Koningin van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,

Mevrouw Lynda Chalker,

Onderminister van Buitenlandse Zaken en Gemenebestzaken;

Die, na overlegging van hun in goede en behoorlijke vorm bevonden volmachten, overeenstemming hebben bereikt omtrent de volgende bepalingen:

TITEL I. GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

Artikel 1

De Europese Gemeenschappen en de Europese Politieke Samenwerking hebben tot doel er gezamenlijk toe bij te dragen dat de Europese Unie concrete vorderingen maakt.

De Europese Gemeenschappen zijn gegrond op de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, de Europese Economische Gemeenschap, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, alsook op de verdragen en besluiten waarbij deze Verdragen naderhand zijn gewijzigd of aangevuld.

De Europese Politieke Samenwerking wordt geregeld door titel III. Het bepaalde in die titel bevestigt en vervolledigt de procedures die zijn overeengekomen in de verslagen van Luxemburg (1970), Kopenhagen (1973) en Londen (1981) alsmede in de plechtige verklaring over de Europese Unie (1983) en de geleidelijk tussen de Lid-Staten gevormde praktijk.

Artikel 3

  • 1 De Instellingen van de Europese Gemeenschappen, waarvoor voortaan de hierna volgende benamingen zullen worden gebruikt, oefenen hun algemene en bijzondere bevoegdheden uit overeenkomstig de voorwaarden en met de doelstellingen die zijn neergelegd in de Verdragen tot oprichting van de Gemeenschappen en in de verdragen en besluiten waarbij deze verdragen naderhand zijn gewijzigd of aangevuld alsmede in de bepalingen van Titel II.

  • 2 [Red: Vervallen.]

TITEL II. BEPALINGEN HOUDENDE WIJZIGING VAN DE VERDRAGEN TOT OPRICHTING VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

HOOFDSTUK I. BEPALINGEN HOUDENDE WIJZIGING VAN HET VERDRAG TOT OPRICHTING VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN VOOR KOLEN EN STAAL

Artikel 4

[Red: Wijzigt het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, Parijs, 18 april 1951.]

Artikel 5

[Red: Wijzigt het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, Parijs, 18 april 1951.]

HOOFDSTUK II. BEPALINGEN HOUDENDE WIJZIGING VAN HET VERDRAG TOT OPRICHTING VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP

Afdeling I. Institutionele bepalingen

Artikel 6

  • 1 Er wordt een procedure voor samenwerking ingesteld die van toepassing is voor de besluiten die berusten op de artikelen 7 en 49, artikel 54, lid 2, artikel 56, lid 2, tweede zin, artikel 57, met uitzondering van lid 2, tweede zin, de artikelen 100A, 100B, 118A, 130E en artikel 130Q, lid 2, van het EEG-Verdrag.

  • 2 [Red: Wijzigt het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Rome, 25 maart 1957.]

  • 3 [Red: Wijzigt het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Rome, 25 maart 1957.]

  • 4 [Red: Wijzigt het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Rome, 25 maart 1957.]

  • 5 [Red: Wijzigt het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Rome, 25 maart 1957.]

  • 6 [Red: Wijzigt het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Rome, 25 maart 1957.]

  • 7 [Red: Wijzigt het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Rome, 25 maart 1957.]

Afdeling II. Bepalingen inzake de grondslagen en het beleid van de Gemeenschap

Onderafdeling I. – Interne markt

Artikel 16

  • 1 [Red: Wijzigt het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Rome, 25 maart 1957.]

  • 2 [Red: Wijzigt het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Rome, 25 maart 1957.]

  • 3 [Red: Wijzigt het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Rome, 25 maart 1957.]

  • 4 [Red: Wijzigt het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Rome, 25 maart 1957.]

  • 5 [Red: Wijzigt het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Rome, 25 maart 1957.]

  • 6 [Red: Wijzigt het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Rome, 25 maart 1957.]

Onderafdeling II. Monetaire capaciteit

Artikel 20

  • 1 [Red: Wijzigt het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Rome, 25 maart 1957.]

  • 2 [Red: Wijzigt het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Rome, 25 maart 1957.]

HOOFDSTUK III. BEPALINGEN HOUDENDE WIJZIGING VAN HET VERDRAG TOT OPRICHTING VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE

Artikel 26

[Red: Wijzigt het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EURATOM), Rome, 25 maart 1957.]

Artikel 27

[Red: Wijzigt het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EURATOM), Rome, 25 maart 1957.]

HOOFDSTUK IV. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 28

De bepalingen van deze Akte doen geen afbreuk aan de bepalingen van de instrumenten betreffende de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek tot de Europese Gemeenschappen.

Artikel 29

[Red: Wijzigt het Besluit 85/257/EEG, Euratom van de Raad van 7 mei 1985 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen.]

Deze wijziging laat het rechtskarakter van voornoemd besluit onverlet.

TITEL IV. ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 31

De bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap en van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie betreffende de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en de uitoefening van die bevoegdheid zijn slechts van toepassing op de bepalingen van Titel II en artikel 32; zij zijn op die bepalingen onder dezelfde voorwaarden van toepassing als op de bepalingen van voornoemde Verdragen.

Artikel 32

Behoudens het bepaalde in artikel 3, lid 1, in Titel II en in artikel 31, doet geen enkele bepaling van deze Akte afbreuk aan de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen of aan de Verdragen en besluiten waarbij deze Verdragen naderhand zijn gewijzigd of aangevuld.

Artikel 33

  • 1 Deze Akte zal door de Hoge Verdragsluitende Partijen worden bekrachtigd overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen. De akten van bekrachtiging zullen worden neergelegd bij de Regering van de Italiaanse Republiek.

  • 2 Deze Akte treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op die waarin de nederlegging van de akte van bekrachtiging van de ondertekenende Staat die deze formaliteit als laatste verricht, heeft plaatsgevonden.

Artikel 34

Deze Akte, opgesteld in één exemplaar, in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Franse, de Griekse, de Ierse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese en de Spaanse taal, zijnde de teksten in elk van deze talen gelijkelijk authentiek, zal worden neergelegd in het archief van de Regering van de Italiaanse Republiek, die een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan toezendt aan de Regeringen der andere ondertekenende Staten.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder deze Akte hebben gesteld.

GEDAAN te Luxemburg, zeventien februari negentienhonderd zesentachtig en te Den Haag achtentwintig februari negentienhonderd zesentachtig.

Slotakte

De Conferentie van de Vertegenwoordigers van de Regeringen van de Lid-Staten, bijeengeroepen te Luxemburg op 9 september 1985, die haar werkzaamheden heeft voortgezet te Luxemburg en te Brussel, heeft de volgende tekst vastgesteld:

I

Europese akte

II

Op het ogenblik van ondertekening van deze tekst heeft de Conferentie onderstaande verklaringen aanvaard die aan deze Slotakte zijn gehecht:

  • 1. Verklaring inzake de uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie

  • 2. Verklaring inzake het Hof van Justitie

  • 3. Verklaring inzake artikel 8A van het EEG-Verdrag

  • 4. Verklaring inzake artikel 100A van het EEG-Verdrag

  • 5. Verklaring inzake artikel 100B van het EEG-Verdrag

  • 6. Algemene verklaring inzake de artikelen 13 tot en met 19 van de Europese Akte

  • 7. Verklaring inzake artikel 118A, lid 2, van het EEG-Verdrag

  • 8. Verklaring inzake artikel BOD van het EEG-Verdrag

  • 9. Verklaring inzake artikel 130R van het EEG-Verdrag

  • 10. Verklaring van de Hoge Verdragsluitende partijen inzake Titel III van de Europese Akte

  • 11. Verklaring inzake artikel 30, lid 10, onder 9), van de Europese Akte.

De Conferentie heeft voorts nota genomen van onderstaande verklaringen die aan deze Slotakte zijn gehecht.

  • 1. Verklaring van het Voorzitterschap inzake de termijn waarbin nen de Raad zich uitspreekt in eerste lezing (artikel 149, lid 2, van het EEG-Verdrag)

  • 2. Politieke verklaring van de Regeringen van de Lid-Staten inzake het vrije verkeer van personen

  • 3. Verklaring van de Regering van de Helleense Republiek inzake artikel 8A van het EEG-Verdrag

  • 4. Verklaring van de Commissie inzake artikel 28 van het EEG-Verdrag

  • 5. Verklaring van de Regering van Ierland inzake artikel 57, lid 2, van het EEG-Verdrag

  • 6. Verklaring van de Regering van de Portugese Republiek inzake artikel 59, tweede alinea, en artikel 84 van het EEG-Verdrag

  • 7. Verklaring van de Regering van het Koninkrijk Denemarken inzake artikel 100A van het EEG-Verdrag

  • 8. Verklaring van het Voorzitterschap en van de Commissie inzake de monetaire capaciteit van de Gemeenschap

  • 9. Verklaring van de Regering van het Koninkrijk Denemarken inzake de Europese Politieke Samenwerking.

GEDAAN te Luxemburg, zeventien februari negentienhonderd zesentachtig en te Den Haag achtentwintig februari negentienhonderd zesentachtig.

Verklaring inzake de uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie

De Conferentie verzoekt de communautaire instanties om vóór de inwerkingtreding van de Akte de beginselen en regels aan te nemen op basis waarvan per geval de uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie zullen worden vastgesteld.

De Conferentie verzoekt de Raad in deze context om met name de procedure van het Raadgevend Comité met het oog op de snelheid en de doeltreffendheid van het besluitvormingsproces een voorname plaats te geven bij de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden die op het gebied van artikel 100 A van het EEG-Verdrag aan de Commissie zijn verleend.

Verklaring inzake het Hof van Justitie

De Conferentie komt overeen dat artikel 32 quinquies, lid 1, van het EGKS-Verdrag, artikel 168A, lid 1, van het EEG-Verdrag en artikel 140A, lid 1, van het EGA-Verdrag niet vooruitlopen op eventuele toekenning van rechtsmacht waarin kan worden voorzien in het kader van tussen de Lid-Staten gesloten overeenkomsten.

Verklaring inzake artikel 8A van het EEG-Verdrag

De Conferentie wenst met het bepaalde in artikel 8A de vaste politieke wil tot uitdrukking te brengen om vóór 1 januari 1993 de besluiten te nemen nodig ter verwezenlijking van de in deze bepaling omschreven Interne Markt. Hierbij wordt in het bijzonder gedacht aan besluiten nodig ter uitvoering van het programma van de Commissie zoals vervat in het Witboek inzake de Interne Markt.

De vaststelling van de datum van 31 december 1992 schept geen automatische rechtsgevolgen.

Verklaring inzake artikel 100 A van het EEG-Verdrag

De Commissie zal in haar voorstellen uit hoofde van artikel 100 A, lid 1, bij voorkeur het instrument van de richtlijn gebruiken, wanneer de harmonisatie in één of meer Lid-Staten een wijziging van wettelijke bepalingen met zich brengt.

Verklaring inzake artikel 100 B van het EEG-Verdrag

De Conferentie is van mening dat artikel 8 C van het EEG-Verdrag een algemene strekking heeft, en derhalve ook van toepassing is op de voorstellen die de Commissie uit hoofde van artikel 100 B van dat Verdrag dient voor te leggen.

Algemene verklaring inzake de artikelen 13 tot en met 19 van de Europese Akte

Niets in deze bepalingen doet afbreuk aan het recht van de Lid-Staten om die maatregelen te treffen die zij noodzakelijk achten inzake controle van de immigratie uit derde landen en inzake bestrijding van terrorisme, misdaad, handel in drugs en illegale handel in kunstvoorwerpen en antiquiteiten.

Verklaring inzake artikel 118 A, lid 2, van het EEG-Verdrag

De Conferentie stelt vast dat er bij de beraadslaging over artikel 118 A, lid 2, van het EEG-Verdrag overeenstemming bestond over het feit dat de Gemeenschap niet beoogt bij de vaststelling van minimumvoorschriften voor de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van werknemers, de werknemers in kleine en middelgrote ondernemingen achter te stellen wanneer hiervoor geen objectieve gronden aanwezig zijn.

Verklaring inzake artikel 130D van het EEG-Verdrag

De Conferentie herinnert in dit verband aan de conclusies van de Europese Raad van Brussel van maart 1984, die als volgt luiden:

„De financiële middelen voor de bijstandsverlening van de Fondsen zullen, mede gezien de GMP's, in reële termen wezenlijk worden verhoogd binnen het kader van de financieringsmogelijkheden.”

Verklaring inzake artikel 130 R van het EEG-Verdrag

Ad lid 1, derde streepje

De Conferentie bevestigt dat het optreden van de Gemeenschap op milieugebied het nationale beleid inzake de exploitatie van energiebronnen niet mag doorkruisen.

Ad lid 5, tweede alinea

De Conferentie is van oordeel dat artikel 130 R, lid 5, tweede alinea, geen afbreuk doet aan de beginselen die voortvloeien uit het arrest van het Hof van Justitie in de zaak AETR.

Verklaring van de Hoge Verdragsluitende Partijen inzake Titel III van de Europese Akte

De Hoge Verdragsluitende Partijen bij Titel III inzake de Europese politieke samenwerking bevestigen dat zij zich open opstellen tegenover andere Europese naties die dezelfde idealen en doeleinden delen. Zij komen inzonderheid overeen hun banden te versterken met de Lid-Staten van de Raad van Europa en met andere democratische Europese landen waarmee zij vriendschappelijke betrekkingen onderhouden en nauw samenwerken.

Verklaring inzake artikel 30, lid 10, onder g), van de Europese Akte

De Conferentie is van oordeel dat het bepaalde in artikel 30, lid 10, onder g), geen afbreuk doet aan het bepaalde in het Besluit van de vertegenwoordigers van de Regeringen der Lid-Staten van 8 april 1965 betreffende de voorlopige vestiging van bepaalde Instellingen en van bepaalde diensten der Gemeenschappen.

Verklaring van het Voorzitterschap over de termijn binnen welke de Raad zich in eerste lezing uitspreekt (artikel 149, lid 2, van het EEG-Verdrag)

Voor wat betreft de verklaring van de Europese Raad van Milaan, volgens welke de Raad naar middelen dient te zoeken om zijn besluitvormingsprocedures te verbeteren, heeft het Voorzitterschap te kennen gegeven de desbetreffende werkzaamheden zo spoedig mogelijk tot een goed einde te willen brengen.

Politieke verklaring van de Regeringen van de Lid-Staten inzake het vrije verkeer van personen

Ten einde het vrije verkeer van personen te bevorderen, werken de Lid-Staten samen, onverminderd de bevoegdheden van de Gemeenschap, met name voor wat betreft de binnenkomst, het verkeer en het verblijf van onderdanen van derde landen. Zij werken ook samen voor wat betreft de bestrijding van terrorisme, misdaad, drugs en illegale handel in kunstvoorwerpen en antiquiteiten.

Verklaring van de Regering van de Helleense Republiek inzake artikel 8A van het EEG-Verdrag

Griekenland is van mening dat de ontwikkeling van gemeenschappelijke beleidsvormen en acties en de aanneming van maatregelen uit hoofde van artikel 70, lid 1, en artikel 84 zodanig moeten plaatsvinden dat er geen schade wordt toegebracht aan de gevoelige sectoren van de economieën van de Lid-Staten.

Verklaring van de Commissie inzake artikel 28 van het EEG-Verdrag

Wat haar eigen interne procedures betreft, zal de Commissie er zorg voor dragen dat de veranderingen ingevolge de wijziging van artikel 28 van het EEG-Verdrag geen vertraging zullen opleveren bij het beantwoorden van dringende verzoeken om wijziging of schorsing van rechten van het gemeenschappelijk douanetarief.

Verklaring van de Regering van Ierland inzake artikel 57, lid 2, van het EEG-Verdrag

De Ierse delegatie bevestigt haar instemming met het aannemen van besluiten met gekwalificeerde meerderheid van stemmen uit hoofde van artikel 57, lid 2, maar wenst eraan te herinneren dat het verzekeringsbedrijf in Ierland een bijzonder gevoelige sector is en dat speciale regelingen getroffen moesten worden voor de bescherming van polishouders en derden. Ten aanzien van de harmonisatie van de wetgevingen betreffende het verzekeringsbedrijf, gaat de Ierse Regering er van uit te zullen kunnen rekenen op begrip van de Commissie en de andere Lid-Staten van de Gemeenschap, mocht Ierland zich later in een positie bevinden waarin de Ierse Regering het noodzakelijk acht speciale bepalingen vast te stellen om rekening te houden met de toestand van deze sector in Ierland.

Verklaring van de Regering van de Portugese Republiek inzake artikel 59, tweede alinea, en artikel 84 van het EEG-Verdrag

Portugal is van oordeel dat de overgang van stemming met eenparigheid van stemmen naar stemming met gekwalificeerde meerderheid van stemmen in artikel 59, tweede alinea, en artikel 84, die bij de onderhandelingen over de toetreding van Portugal tot de Gemeenschap niet is overwogen en die een ingrijpende wijziging van het „acquis communautaire” behelst, geen schade mag toebrengen aan gevoelige en vitale sectoren van de Portugese economie en dat er passende specifieke overgangsmaatregelen zullen moeten worden genomen telkens wanneer dat noodzakelijk is om eventuele negatieve gevolgen voor deze sectoren te voorkomen.

Verklaring van de Regering van het Koninkrijk Denemarken inzake artikel 100A van het EEG-Verdrag

De Deense Regering stelt vast dat in het geval dat een Lid-Staat van oordeel is dat harmonisatiemaatregelen aangenomen krachtens artikel 100A geen hogere eisen inzake het arbeidsmilieu, milieubescherming of de in artikel 36 genoemde vereisten waarborgen, lid 4, van artikel 100A zeker stelt dat de betrokken Lid-Staat nationale bepalingen kan toepassen. De nationale maatregelen worden getroffen ten einde aan bovengenoemde vereisten te voldoen en mogen geen verkapt protectionisme behelzen.

Verklaring van het Voorzitterschap en van de Commissie inzake monetaire capaciteit van de Gemeenschap

Het Voorzitterschap en de Commissie zijn van oordeel dat de bepalingen die in het EEG-Verdrag zijn opgenomen met betrekking tot de monetaire capaciteit van de Gemeenschap, de mogelijkheid van een verdere ontwikkeling in het kader van de bestaande bevoegdheden onverlet laten.

Verklaring van de Regering van het Koninkrijk Denemarken inzake de Europese Politieke Samenwerking

De Deense Regering constateert dat de sluiting van Titel III inzake de Europese Politieke Samenwerking geen afbreuk doet aan de deelneming van Denemarken aan de Noordse samenwerking inzake het buitenlands beleid.

I. BETREKKINGEN TUSSEN DE EUROPESE POLITIEKE SAMENWERKING EN HET EUROPESE PARLEMENT

Om het Europese Parlement nauw te betrekken bij de Europese Politieke Samenwerking, vinden de contacten met het Europese Parlement met name op de volgende manieren plaats:

  • 1. Het Voorzitterschap stelt het Europese Parlement regelmatig in kennis van de onderwerpen van het buitenlands beleid die in het kader van de Europese Politieke Samenwerking worden behandeld.

  • 2. Het Voorzitterschap richt zich aan het begin van zijn ambtstermijn tot het Europese Parlement en legt zijn programma voor. Aan het einde van zijn ambtstermijn legt het Voorzitterschap het Europese Parlement een verslag voor over de gemaakte vorderingen.

  • 3. Het Voorzitterschap doet het Europese Parlement eenmaal per jaar schriftelijk mededeling van de vorderingen op het gebied van de Europese Politieke Samenwerking en neemt op ministerieel niveau deel aan het algemeen debat van het Europese Parlement over het buitenlands beleid.

  • 4. Het fungerend Voorzitterschap van de Europese Politieke Samenwerking en de leden van de Politieke Commissie van het Europese Parlement komen viermaal per jaar bijeen in een colloquium, dat een informeel verloop heeft, ter bespreking van de voornaamste recente ontwikkelingen in het kader van de Europese Politieke Samenwerking.

    Met het oog op de voorbereiding van deze colloquia vestigt het Politiek Comité de aandacht van de ministers op de standpunten die het Europese Parlement inzake het buitenlands beleid heeft ingenomen.

    Om een vruchtbaarder gedachtenwisseling te bereiken, stellen het Voorzitterschap en de Politieke Commissie van het Europese Parlement elkaar vooraf in kennis van de voornaamste onderwerpen die voor bespreking in aanmerking kunnen komen.

  • 5. In gemeenschappelijk overleg kunnen op ministerieel niveau zo nodig informatieve bijeenkomsten worden belegd over specifieke thema's van de Europese Politieke Samenwerking.

  • 6. Het Voorzitterschap antwoordt op vragen van leden van het Europese Parlement over de activiteiten van de Europese Politieke Samenwerking en neemt deel aan het vragenuur van het Europese Parlement conform de overeengekomen gedragsregels.

  • 7. Het Voorzitterschap ziet erop toe, dat de standpunten van het Europese Parlement, uitgedrukt in zijn resoluties, naar behoren in aanmerking worden genomen bij de werkzaamheden van de Europese Politieke Samenwerking.

    Het Voorzitterschap geeft antwoord op resoluties betreffende vraagstukken van groot belang en met algemene strekking waarover het Europese Parlement om commentaar vraagt.

  • 8. Het Voorzitterschap doet op zo kort mogelijke termijn het Europese Parlement de verklaringen toekomen die in het kader van de Europese Politieke Samenwerking zijn aanvaard.

II. SAMENWERKING TUSSEN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE LID-STATEN EN DE DELEGATIES VAN DE COMMISSIE IN DERDE LANDEN EN BIJ INTERNATIONALE ORGANISATIES

  • 1. De Vertegenwoordigers van de Lid-Staten en de delegaties van de Commissie versterken hun samenwerking in derde landen en bij internationale organisaties op de volgende gebieden:

    • a) uitwisseling van politieke en economische gegevens;

    • b) onderlinge verspreiding van gegevens over administratieve en praktische vraagstukken;

    • c) wederzijdse bijstand op materieel en praktisch vlak;

    • d) verbindingen;

    • e) uitwisseling van gegevens en opstelling van gemeenschappelijke plannen voor lokale crises;

    • f) veiligheidsmaatregelen;

    • g) consulaire zaken;

    • h) gezondheidszorg, in het bijzonder op het gebied van verpleegkundige en medische uitrusting;

    • i) onderwijs;

    • j) voorlichting;

    • k) culturele aangelegenheden;

    • l) ontwikkelingshulp. Er wordt herinnerd aan de door de Raad ter zake getroffen regelingen.

  • 2. De Hoofden van de Vertegenwoordigingen en de Vertegenwoordiger van de Commissie in derde landen komen regelmatig bijeen om standpunten op elkaar af te stemmen en stellen gemeenschappelijke verslagen op, hetzij op verzoek van het Politiek Comité, hetzij op eigen initiatief wanneer de situatie daartoe aanleiding geeft.

  • 3. Met het doel te versterken wordt in het Politiek Comité regelmatig - op basis van voor dit doel door de Vertegenwoordigingen opgestelde verslagen - de samenwerking tussen de Vertegenwoordigingen in derde landen besproken.

  • 4. De Lid-Staten zullen de mogelijkheid onderzoeken om in derde landen hulp en bijstand te verlenen aan onderdanen van Lid-Staten die daar geen vertegenwoordiging hebben.

III. SECRETARIAAT VAN DE EUROPESE POLITIEKE SAMENWERKING: TAKEN EN ORGANISATIES

Het Secretariaat van de Europese Politieke Samenwerking oefent zijn functie uit onder het gezag van het Voorzitterschap. Het assisteert het Voorzitterschap bij de voorbereiding en tenuitvoerlegging van de activiteiten van de Europese Politieke Samenwerking, alsmede bij administratieve aangelegenheden.

Het helpt het Voorzitterschap te zorgen voor de continuïteit van de Europese Politieke Samenwerking en de samenhang hiervan met de standpunten van de Gemeenschap.

  • 1. Het Secretariaat:

    • a) assisteert het Voorzitterschap bij het organiseren van de vergaderingen van de Europese Politieke Samenwerking, met inbegrip van het opstellen en verspreiden van documenten en het opstellen van verslagen;

    • b) werkt samen met de Groep van Europese correspondenten bij de opstelling van conclusies en richtlijnen, alsmede bij de uitvoering van alle andere taken die hun door het Politiek Comité mochten worden toevertrouwd;

    • c) assisteert de voorzitters van de werkgroepen wat betreft de procedures, de precedenten en de opstelling van mondelinge verslagen en de uitwerking van studies;

    • d) assisteert het Voorzitterschap bij de opstelling van teksten die namens de Lid-Staten moeten worden gepubliceerd met inbegrip van de antwoorden op vragen van leden van het Europese Parlement en op de in punt 7, tweede alinea, van hoofdstuk I betreffende de betrekkingen tussen de Europese Politieke Samenwerking en het Europese Parlement bedoelde resoluties;

    • e) houdt de archieven bij van de Europese Politieke Samenwerking en assisteert het Voorzitterschap bij de opstelling van de halfjaarlijkse verzameling van de documenten van de Europese Politieke Samenwerking;

    • f) zorgt voor het bijhouden van de gedragsregels van de Europese Politieke Samenwerking;

    • g) assisteert het Voorzitterschap in voorkomend geval bij contacten met derde landen.

  • 2. Het Secretariaat doet al het nodige, opdat bij de bijeenkomsten van staatshoofden en regeringsleiders, alsmede tijdens de ministervergaderingen in alle officiële talen van de Gemeenschap wordt getolkt. Het Secretariaat ziet erop toe dat alle stukken van de Europese Politieke Samenwerking die aan deze vergaderingen worden voorgelegd of die ter vergadering worden goedgekeurd, onmiddellijk in alle officiële talen van de Gemeenschap worden vertaald.

  • 3. Het Secretariaat bestaat uit vijf ambtenaren. Voortbouwend op de ervaring met de ondersteunende teams, detacheren het fungerend Voorzitterschap van de Europese Politieke Samenwerking alsmede de twee Voorzitterschappen die eraan voorafgingen en de twee die erop zullen volgen, elk voor een periode van vijf Voorzitterschappen een ambtenaar. De rechtspositie van de ambtenaren van de Ministeries van Buitenlandse Zaken die tijdelijk bij het Secretariaat worden gedetacheerd, is die van de leden van de in Brussel gevestigde diplomatieke vertegenwoordigingen waaronder zij administratief ressorteren.

    Het hoofd van het Secretariaat wordt door de Ministers van Buitenlandse Zaken benoemd volgens door hen in onderling overleg vast te stellen modaliteiten.

  • 4. Over de kwesties van het administratief personeel, de materiële infrastructuur en de operationele uitgaven zal op een later tijdstip een besluit worden genomen.

IV. VERGADERPLAATSEN VAN DE EUROPESE POLITIEKE SAMENWERKING

De vergaderingen van de Europese Politieke Samenwerking worden normaliter gehouden daar waar het Secretariaat is gevestigd. De vergaderingen op ministerieel niveau en die van het Politiek Comité kunnen worden gehouden in de hoofdstad van het land dat het Voorzitterschap bekleedt.

V. GEBRUIK VAN TALEN IN DE EUROPESE POLITIEKE SAMENWERKING

Ten aanzien van het gebruik van talen is de regeling van de Europese Gemeenschappen van toepassing.

Voor de vergaderingen op ambtelijk niveau en voor het COREU-verkeer zal de huidige praktijk van de Europese Politieke Samenwerking voorlopig als richtsnoer dienen.

Naar boven