TABEL 1
Richtlijnen voor de temperatuur van de verblijven (dieren gehuisvest in kooien of
binnen-rennen)
Soorten of soortgroepen
|
Optimaal bereik in °C
|
Niet-menselijke primaten van de Nieuwe Wereld
|
|
Muis
Rat
Syrische hamster
Gerbil
Cavia
Niet-menselijke primaten van de Oude Wereld
Kwartel
|
|
Konijn
Kat
Hond
Fret
Pluimvee
Duif
|
|
Varken
Geit
Schaap
Rund
Paard
|
|
Noot: In speciale gevallen, bijvoorbeeld wanneer men zeer jonge of nog onbehaarde dieren
huisvest, kunnen hogere temperaturen van verblijfsruimten nodig zijn dan die aangegeven
zijn.
TABEL 2
Richtlijnen voor lokale quarantainetermijnen
Inleidende noot: Voor geïmporteerde dieren dienen de quarantainetermijnen steeds te worden vastgesteld
overeenkomstig de nationale voorschriften van de Partijen. De lokale quarantaineperiode
zou, afhankelijk van de omstandigheden, vastgesteld dienen te worden door een bevoegd
persoon; gewoonlijk een door de instelling benoemde dierenarts.
Soorten
|
Dagen
|
Muis
Rat
Gerbil
Cavia
Syrische hamster
Konijn
Kat
Hond
Niet-menselijke primaten
|
|
TABEL 3
Richtlijnen voor het onderbrengen in kooien van kleine knaagdieren en konijnen (in
voorraad en tijdens procedures)
Soort
|
Minimum vloeroppervlak van de kooi
cm2
|
Minimum hoogte van de kooi
cm
|
Muis
Rat
Syrische hamster
Cavia
Konijn
|
|
|
Noot: Onder „hoogte van de kooi” wordt verstaan de verticale afstand tussen de bodem van
de kooi en het bovenste horizontale deel van het deksel of de kooi.
Bij de planning van de procedures zou rekening gehouden dienen te worden met de mogelijke
groei van de dieren om hen te verzekeren van voldoende ruimte overeenkomstig deze
tabel gedurende alle fasen van de procedures.
Zie tevens figuren 1 tot 5 en 8 tot 12.
TABEL 4
Richtlijnen voor onderbrengen in fokkooien van kleine knaagdieren
Soorten
|
Minimum vloeroppervlak voor moeder met jongen
|
Minimumhoogte van de kooi
|
|
cm2
|
cm
|
Muis
Rat
Syrische hamster
Cavia
|
|
|
Cavia in harems
|
1 000 per volwassen dier
|
|
Noot: Voor de definitie van de „hoogte van de kooi”, zie de noot bij tabel 3.
TABEL 5
Richtlijnen voor het onderbrengen in fokkooien van konijnen
Gewicht van de voedster
|
Minimum vloeroppervlak per voedster met jongen
|
Minimum hoogte van de kooi
|
Minimum vloeroppervlak nest
|
kg
|
m2
|
cm
|
m2
|
|
|
|
|
Noot: Voor de definitie van de „hoogte van de kooi”, zie de noot bij tabel 3.
Bij het minimum vloeroppervlak van de kooi per voedster met jongen is het vloeroppervlak
van het nest inbegrepen.
Zie tevens figuur 6.
TABEL 6
Richtlijnen voor de huisvesting van katten (procedures en fokken)
Gewicht van de kat
|
Minimum vloeroppervlak per kat
|
Minimum hoogte van de kooi
|
Minimum vloeroppervlak van de kooi per poes met jongen
|
Minimum vloeroppervlak van de kooi per poes met jongen
|
kg
|
m2
|
cm
|
m2
|
m
|
|
|
|
|
|
Noot: De huisvesting in kooien van katten zou strict gelimiteerd dienen te zijn. Katten
die op deze manier worden opgesloten, zouden ten minste één keer per dag uitgelaten
dienen te worden om lichaamsbeweging te krijgen, voor zover dit de procedures niet
verstoort. De hokken voor katten moet altijd met een kattebak uitgerust zijn, met
een ligplaats en met voorwerpen waar zij in kunnen klimmen en waaraan zij hun nagels
kunnen scherpen.
Onder „hoogte van de kooi” wordt verstaan de verticale afstand tussen het hoogste
punt op de bodem en het laagste punt in het dak van de kooi.
Voor het berekenen van het minimum vloeroppervlak, kan het oppervlak van de ligplaatsen
worden meegerekend. Het minimum vloeroppervlak per poes met jongen omvat het oppervlak
van 0,18 m2 van de nestruimte voor de jongen.
Zie tevens figuur 7.
TABEL 7
Richtlijnen voor de huisvesting van honden in kooien (procedures)
Schofthoogte van hond
|
Minimum vloer oppervlak van de kooi per hond
|
Minimum hoogte van de kooi
|
cm
|
m2
|
cm
|
|
|
|
Noot: Honden zouden niet langer in kooien ondergebracht dienen te worden dan strikt noodzakelijk
is voor het doel van de procedure. Honden in een kooi zouden tenminste eenmaal per
dag uitgelaten dienen te worden om lichaamsbeweging te krijgen, tenzij dit niet is
te verenigen met het doel van de procedure. Er zou een maximumperiode vastgesteld
dienen te worden waarboven een dier niet zou mogen worden opgesloten zonder dagelijkse
lichaamsbeweging. De uitlaatruimten zouden groot genoeg dienen te zijn om de dieren
toe te staan zich vrij te bewegen. Men zou roostervloeren niet dienen te gebruiken
in kooien bestemd voor honden, tenzij de procedure zulk vereist.
Gezien de grote verschillen in afmetingen en het beperkte verband tussen de afmeting
en het gewicht van de verschillende honderassen, zou de hoogte van de kooi gebaseerd
dienen te zijn op de schofthoogte van het betreffende dier. Als algemene regel zou
de kooi minimaal tweemaal zo hoog dienen te zijn als de schofthoogte.
Voor de definitie van de „hoogte van de kooi”, zie de noot bij tabel 6.
TABEL 8
Richtlijnen voor het huisvesten van honden in hokken (voorraad, procedures en fokken)
Gewicht van de hond
|
Minimum vloeroppervlak van
|
Minimum aangrenzende uitloopruimte per hond
|
kg
|
m2
|
tot 3 honden
|
meer dan 3 honden
|
m2
|
m2
|
|
|
|
Noot: De cijfers tussen haakjes geven het totale oppervlak per hond aan; dat wil zeggen
het vloeroppervlak in het hok plus de aangrenzende uitloopruimte. Honden die permanent
buiten worden gehouden zouden de beschikking dienen te hebben over een schuilplaats
om zich te beschermen tegen slecht weer. Wanneer honden worden ondergebracht op een
vloer met een rooster, zou hen een dicht oppervlak verstrekt dienen te worden om te
slapen. Men zou slechts roosters mogen gebruiken indien de procedure zulks vereist.
De afscheidingen tussen de hokken zouden zo gemaakt dienen te zijn, dat honden elkaar
geen letsel kunnen toebrengen.
Alle hokken zouden dienen te beschikken over een adequaat afvoersysteem.
TABEL 9
Richtlijnen voor het huisvesten in kooien van niet-menselijke primaten (voorraad,
procedures en fokken)
Inleidende noot: Gezien de zeer grote verschillen in grootte en eigenschappen van primaten, is het
in het bijzonder van belang de grootte, de inrichting en de maten van de kooien aan
te passen aan hun specifieke behoeften. De totale inhoud van de kooi is even belangrijk
voor primaten als het vloeroppervlak. Als algemene regel zou de hoogte van de kooi,
althans voor mensapen en andere apen, de grootste afmeting dienen te hebben. De kooien
zouden tenminste hoog genoeg dienen te zijn dat de dieren rechtop kunnen staan. De
minimumhoogte van de kooi voor slingerapen zou die dieren toe dienen te laten te slingeren
in hun volle lengte van het plafond zonder dat hun voeten de bodem van de kooi raken.
In voorkomende gevallen zouden zitstokken aangebracht dienen te worden om de dieren
in staat te stellen het bovenste deel van hun kooi te gebruiken.
Het is mogelijk in één kooi twee primaten te huisvesten die met elkaar overweg kunnen.
Wanneer de primaten niet per twee gehuisvest kunnen worden, zouden de kooien zo neergezet
dienen te worden dat de dieren elkaar kunnen zien, maar in voorkomende gevallen zou
ook dit dienen te kunnen worden verhinderd.
Onder voorbehoud van bovenstaande opmerkingen, vormt de volgende tabel een algemene
richtlijn voor het onderbrengen in kooien van de meest verbreid gebruikte soorten
(superfamilies der breedneusapen (ceboïdea) en smalneusapen (cercophithecoïdea)).
Gewicht per primaat
|
Minimum vloer oppervlak voor een of twee dieren
|
Minimum hoogte van de kooi
|
kg
|
m2
|
cm
|
Noot: Voor de definitie van de hoogte van de kooi, zie tabel 6.
TABEL 10
Richtlijnen voor het onderbrengen van varkens in kooien (voorraad en procedures)
Gewicht per varken
kg
|
Minimum vloeroppervlak per varken
m2
|
Minimum hoogte van de kooi
cm
|
|
|
|
Noot: De tabel zou tevens dienen te gelden voor jonge biggen. Varkens zouden niet in kooien
gehouden dienen te worden behalve wanneer absoluut noodzakelijk voor het doel van
de procedure en, in dat geval, zo kort mogelijk.
Voor de definitie van de hoogte van de kooi, zie de noot bij tabel 6.
TABEL 11
Richtlijnen voor het onderbrengen van landbouwhuisdieren in hokken (voorraad en procedures
in de gebruikende instellingen)
Soort en gewicht
|
Minimum vloeroppervlak van het hok
|
Minimum lengte van het hok
|
Minimum hoogte schotten tussen de hokken
|
Minimum vloeroppervlak van de hokken voor groepen
|
Minimum lengte van de voederbak per dier
|
kg
|
m2
|
m
|
m
|
m2/dier
|
m
|
Varkens
|
|
|
|
|
|
Schapen
|
|
|
|
|
|
Geiten
|
|
|
|
|
|
Runderen
|
|
|
|
|
|
Volwassen paarden
|
|
|
|
|
|
TABEL 12
Richtlijnen voor het onderbrengen van landbouwhuisdieren in boxen (voorraad en procedures
in de gebruikende instellingen)
Soorten en gewichten
|
Minimum vloeroppervlak per box
|
Minimum lengte van de box
|
Minimum hoogte van de schotten tussen de boxen
|
kg
|
m2
|
m
|
m
|
Varkens
|
|
|
|
Schapen
|
|
|
|
Geiten
|
|
|
|
Runderen
|
|
|
|
Volwassen paarden
|
|
|
|
Noot: De boxen zouden ruim genoeg dienen te zijn dat een dier gemakkelijk kan liggen.
TABEL 13
Richtlijnen voor het onderbrengen van vogels in kooien (voorraad en procedures in
de gebruikende instelling)
Soorten en gewichten
|
Minimum vloeroppervlak per vogel
|
Minimum vloeroppervlak voor 2 vogels
|
Minimum vloeroppervlak voor 3 vogels
|
Minimum hoogte van de kooi
|
Minimum lengte van de voederbak per vogel
|
g
|
cm2
|
cm2/vogel
|
cm2/vogel
|
cm
|
cm
|
Kippen
|
|
|
|
|
|
(Volwassen
hanen)
|
|
|
|
|
|
Kwartels
|
|
|
|
|
|
Noot: „Oppervlak” betekent het produkt van de lengte en de breedte van de kooi, inwendig
en horizontaal gemeten, NIET het produkt van de lengte en de breedte van de vloer.
Voor de definitie van de „hoogte van de kooi”, zie noot bij tabel 6.
Bij roostervloeren zouden de mazen voor kuikens niet groter dienen te zijn dan 10
x 10 mm en voor jonge hennen en volwassen vogels 25 x 25 mm. De diameter van het ijzerdraad
zou ten minste 2 mm dienen te zijn. De helling van de bodem zou 14% (8°) niet dienen
te overschrijden. De drinkgoten zouden dezelfde lengte dienen te hebben als de voederbakken.
Wanneer drinkbakken met speen of bakjes worden gebruikt, zou iedere vogel toegang
dienen te hebben tot twee drinkbakken met speen of twee bakjes. De kooien zouden voorzien
dienen te zijn van zitstokken en vogels in afzonderlijke kooien toelaten elkaar te
zien.
FIGUUR 1
Muizen (voorraad en procedures)
Minimum vloeroppervlak van de kooi
Uitgaande van het gewicht van een muis, geeft de ononderbroken lijn, EU-EU, het minimum
oppervlak aan waarover het dier zou dienen te beschikken.
FIGUUR 2
Ratten (vooorraad en procedures)
Minimum oppervlak van de kooi
Uitgaande van het gewicht van een rat, geeft de ononderbroken lijn, EU-EU, het minimum
oppervlak aan waarover het dier zou dienen te beschikken.
FIGUUR 3
Syrische hamsters (voorraad en proeven)
Minimum vloeroppervlak van de kooi.
Uitgaande van het gewicht van een Syrische hamster, geeft de ononderbroken lijn, EU-EU,
het minimum oppervlak aan waarover het dier zou dienen te beschikken.
FIGUUR 4
Cavia's (voorraad en proeven)
Minimum vloeroppervlak van de kooi
Uitgaande van het gewicht van een cavia, geeft de ononderbroken lijn, EU-EU, het minimum
oppervlak aan waarover het dier zou dienen te beschikken.
FIGUUR 5
Konijnen (voorraad en procedures)
Minimum vloeroppervlak van de kooi
Uitgaande van het gewicht van een konijn, geeft de ononderbroken lijn, EU-EU, het
minimum oppervlak aan waarover het dier zou dienen te beschikken.
FIGUUR 6
Konijnen (fok)
Minimum vloeroppervlak voor een voedster met haar nog niet gespeende jongen
Uitgaande van het gewicht van een voedster, geeft de ononderbroken lijn, EU-EU, het
minimum oppervlak aan waarover het dier zou dienen te beschikken.
FIGUUR 7
Katten (voorraad en procedures)
Minimum vloeroppervlak van de kooi
Uitgaande van het gewicht van een kat, geeft de ononderbroken lijn, EU-EU, het minimum
vloeroppervlak aan waarover het dier zou dienen te beschikken.
FIGUUR 8
Richtlijnen voor het vaststellen van de verhouding tussen het aantal muizen per kooi
en het vloeroppervlak van de kooi (voorraad en procedures)
De lijnen geven het gemiddelde gewicht weer en komen overeen met lijn EU-EU in Figuur
1.
FIGUUR 9
Richtlijn voor het vaststellen van de verhouding tussen het aantal ratten per kooi
en het vloeroppervlak van de kooi (voorraad en procedures)
De lijnen geven het gemiddelde gewicht weer en komen overeen met lijn EU-EU in Figuur
2.
FIGUUR 10
Richtlijnen voor het vaststellen van de verhouding tussen het aantal hamsters per
kooi en het vloeroppervlak van de kooi (voorraad en procedures)
De lijnen geven het gemiddelde gewicht weer en komen overeen met lijn EU-EU in Figuur
3.
FIGUUR 11
Richtlijnen voor het vaststellen van de verhouding tussen het aantal cavia's per kooi
en het vloeroppervlak van de kooi (voorraad en procedures)
De lijnen geven het gemiddelde gewicht weer en komen overeen met lijn EU-EU in Figuur
4.
FIGUUR 12
Richtlijnen voor het vaststellen van de verhouding tussen het aantal konijnen per
kooi en het vloeroppervlak van de kooi (voorraad en procedures)
De lijnen geven het gemiddelde gewicht weer en komen overeen met lijn EU-EU in Figuur
5.