MINISTERIE VAN BUITENLANDSE ZAKEN WASHINGTON
9 maart 1981
Excellentie,
Ik heb de eer te verwijzen naar besprekingen die hebben plaatsgehad tussen vertegenwoordigers
van onze beide Regeringen in verband met de totstandkoming van havens voor schepen
met grote diepgang („deepwater ports”) buiten de kust van de Verenigde Staten en de
vereisten de jurisdictie betreffende, vervat in de „Deepwater Port Act” (Wet inzake
havens voor schepen met grote diepgang) van de Verenigde Staten van 1974, en te bevestigen
dat de beide Regeringen zijn overeengekomen dat schepen die zijn geregistreerd in
of de vlag voeren van het Koninkrijk der Nederlanden en het personeel aan boord van
deze schepen die gebruik maken van de „Louisiana Offshore Oil Port (LOOP, Inc.)” (buitengaatse
oliehaven van Louisiana), een havenvoorziening voor schepen met grote diepgang die
krachtens de „Deepwater Port Act” van 1974 tot stand is gekomen voor de daarin vermelde
doeleinden, steeds wanneer zij zich binnen de veiligheidszone van een „deepwater port”
bevinden, onderworpen zullen zijn aan de rechtsmacht van de Verenigde Staten en het
Koninkrijk der Nederlanden, op dezelfde wijze alsof zij zich in een kusthaven van
de Verenigde Staten bevinden.
De Regering van de Verenigde Staten en de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden
zijn het onderling eens dat deze overeenkomst niet van toepassing is op schepen die
zijn geregistreerd in of de vlag voeren van Nederland die slechts door de veiligheidszone
van de „Louisiana Offshore Oil Port” heen varen zonder daar aan te leggen of anderszins
van deze haven gebruik te maken.
Indien het bovenstaande voor Uw Regering aanvaardbaar is, heb ik de eer voor te stellen
dat de onderhavige Nota en Uwer Excellenties desbetreffend antwoord een overeenkomst
zullen vormen tussen de Verenigde Staten van Amerika en het Koninkrijk der Nederlanden,
die in werking zal treden op de datum waarop de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden
de Regering van de Verenigde Staten mededeelt dat aan de in het Koninkrijk der Nederlanden
ten aanzien van deze overeenkomst grondwettelijk vereiste procedures is voldaan en
die van kracht zal blijven totdat zij wordt beëindigd door middel van een schriftelijke
kennisgeving door een van de beide partijen, gedaan aan de andere partij met inachtneming
van een termijn van zes maanden.
Gelief, Excellentie, de verzekering van mijn zeer bijzondere hoogachting te aanvaarden.
Voor de Minister van Buitenlandse Zaken,
(w.g.) B. BOYD HIGHT
Zijner Excellentie Dr. Jan H. Lubbers
Ambassadeur van het Koninkrijk der
Nederlanden