Overeenkomst inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Turkije, Ankara, 27-03-1986

Geraadpleegd op 26-04-2024.
Geldend van 01-11-1989 t/m heden

Overeenkomst inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Turkije

Authentiek : NL

Overeenkomst inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Turkije

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

en

De Regering van de Republiek Turkije,

Geleid door de wens de van oudsher tussen hun landen bestaande vriendschapsbanden te versterken, de economische betrekkingen tussen hen uit te breiden en te intensiveren, met name wat investeringen door de investeerders van de ene Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij betreft,

In het besef dat overeenstemming omtrent de aan zulke investeringen toe te kennen behandeling, het kapitaalverkeer en de uitwisseling van technologie tussen, alsmede de economische ontwikkeling van de Overeenkomstsluitende Partijen zal stimuleren en dat een billijke en rechtvaardige behandeling van investeringen wenselijk is,

Zijn overeengekomen als volgt:

Artikel 1

Voor de toepassing van deze Overeenkomst:

  • (a) betekent „investeerder”

    • (i) een natuurlijke persoon die onderdaan is van een Overeenkomstsluitende Partij krachtens haar van toepassing zijnde wet;

    • (ii) een rechtspersoon, opgericht of ingesteld of anderszins naar behoren opgezet krachtens de van toepassing zijnde wetten en voorschriften van een Overeenkomstsluitende Partij.

  • (b) betekent „investering” alle vermogensbestanddelen zoals actief vermogen, schulden, vorderingen, dienstverlenings- en investeringsovereenkomsten, en omvat onder meer:

    • (i) stoffelijke en onstoffelijke zaken, daaronder begrepen rechten zoals hypotheken, verhaalsrechten en pandrechten;

    • (ii) aandelen of andere belangen in een onderneming of belangen in de activa daarvan;

    • (iii) een financiële vordering of een vordering ten aanzien van een prestatie, die economische waarde bezit en verband houdt met een investering;

    • (iv) industriële eigendomsrechten, daaronder begrepen rechten ten aanzien van octrooien, handelsmerken, handelsnamen, industriële ontwerpen, technische kennis en werkwijzen, goodwill en auteursrechten;

    • (v) elk recht dat bij de wet of bij overeenkomst is verleend, alsmede alle licenties en vergunningen.

  • (c) omvat „grondgebied” mede de aan de desbetreffende Staat grenzende zeegebieden voor zover die Staat in die gebieden soevereine rechten of rechtsmacht uitoefent overeenkomstig het internationale recht.

  • (d) betekent „in eigendom of beheer” direct of indirect eigendoms- of beheersrecht, daaronder begrepen eigendoms- of beheersrecht, uitgeoefend via dochterondernemingen of filialen, waar deze zich ook mogen bevinden.

Artikel 2

  • 1 Elke Overeenkomstsluitende Partij bevordert binnen het kader van haar wetten en voorschriften de economische samenwerking door middel van de bescherming op haar grondgebied van investeringen van investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij. Onverminderd het recht van elke Overeenkomstsluitende Partij de door haar wetten of voorschriften verleende bevoegdheden uit te oefenen, laat elke Overeenkomstsluitende Partij investeringen toe van investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij.

  • 2 Deze Overeenkomst is van toepassing op investeringen die het eigendom zijn van of worden beheerd door investeerders van de ene Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, die overeenkomstig de wetten en voorschriften die op het grondgebied van de laatstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij van kracht zijn aldaar zijn gevestigd op het tijdstip waarop de investering werd verricht.

  • 3 Deze Overeenkomst is eveneens van toepassing op investeringen van investeerders van elke Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, verricht voordat zij in werking is getreden.

Artikel 3

  • 1 Elke Overeenkomstsluitende Partij waarborgt de investeringen van investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij een billijke en rechtvaardige behandeling en belemmert niet, door onredelijke of discriminatoire maatregelen, de werking, het beheer, de instandhouding, het gebruik, het genot, de verkoop of liquidatie daarvan door die investeerders.

  • 2 Elke Overeenkomstsluitende Partij kent zodanige investeringen volledige zekerheid en bescherming toe, die in elk geval niet minder mag zijn dan die toegekend aan investeringen van haar eigen investeerders of aan investeringen van investeerders van een derde Staat, naar gelang het gunstigst is voor de investeerder. Elke Overeenkomstsluitende Partij komt alle door haar aangegane verplichtingen ten aanzien van investeringen na.

  • 3 De bepalingen van het eerste en het tweede lid mogen niet zo worden uitgelegd dat daardoor de ene Overeenkomstsluitende Partij wordt verplicht aan de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij de voordelen toe te kennen van een behandeling, preferentie of voorrecht voortvloeiend uit:

    • (a) bestaande of toekomstige douane-unies, economische unies of soortgelijke instellingen, of op basis van interimovereenkomsten die tot zulke unies of instellingen leiden, of

    • (b) internationale overeenkomsten of regelingen die geheel of voornamelijk belastingheffing betreffen, of op basis van wederkerigheid met een derde Staat.

Artikel 4

Elke Overeenkomstsluitende Partij staat, voor zover toegestaan door en overeenkomstig haar desbetreffende wetten en voorschriften, de overmaking toe zonder onredelijke beperkingen of vertraging, naar haar land of naar het land van de andere Overeenkomstsluitende Partij en in de valuta van dat land of in een vrij inwisselbare valuta, van betalingen die voortvloeien uit investeringsactiviteiten en in het bijzonder van de volgende bestanddelen:

  • a) winsten, dividenden, vermogensaanwas en soortgelijke betalingen;

  • b) de opbrengst van de verkoop of de liquidatie van alle investeringen of een deel daarvan;

  • c) afbetaling van de hoofdsom of betaling van interesten, voortvloeiende uit een leenovereenkomst;

  • d) honoraria voor verleende beheersdiensten, vergoedingen voor verleende technische hulp, salarissen van het personeel en andere kosten;

  • e) royalty's.

Artikel 5

Geen van beide Overeenkomstsluitende Partijen neemt maatregelen, waardoor aan investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij direct of indirect hun investeringen worden ontnomen, tenzij aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a) de maatregelen zijn genomen in het algemeen belang en met inachtneming van een behoorlijke rechtsgang;

  • b) de maatregelen zijn niet discriminatoir;

  • c) de maatregelen gaan vergezeld van een regeling voor de betaling van rechtvaardige schadeloosstelling. Deze schadeloosstelling dient de billijke marktwaarde van de investering of bij gebreke van een billijke marktwaarde de werkelijke waarde van de desbetreffende investeringen te vertegenwoordigen en zij moet, wil zij doeltreffend zijn voor de investeerders, zonder onredelijke vertraging worden betaald en vrijelijk kunnen worden overgemaakt naar het land waarvan de betrokken investeerders onderdaan zijn of naar elk ander land dat door de betrokken Overeenkomstsluitende Partij is aanvaard en in de valuta waarin de investering oorspronkelijk was verricht, dan wel in een vrij inwisselbare valuta waarover de investeerder en de Overeenkomstsluitende Partij onderling overeenstemming hebben bereikt.

Artikel 6

Investeerders van de ene Overeenkomstsluitende Partij die verlies lijden wat hun investeringen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij betreft als gevolg van oorlog of een ander gewapend conflict, opstand, of soortgelijke gebeurtenissen, ontvangen van de laatstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij een behandeling betreffende eventuele maatregelem die zij neemt met betrekking tot die verliezen, die niet minder gunstig is dan die welke de eigen investeerders of investeerders van een derde Staat van die Overeenkomstsluitende Partij ontvangen, naar gelang het gunstigst is voor de betrokken investeerders.

Artikel 7

Indien de investeringen van een investeerder van de ene Overeenkomstsluitende Partij krachtens een bij de wet ingesteld stelsel verzekerd zijn tegen niet-commerciële risico's, wordt de subrogatie van de verzekeraar in de rechten van genoemde investeerder, ingevolge de voorwaarden van deze verzekering, door de andere Overeenkomstsluitende Partij erkend.

De verzekeraar is niet gerechtigd andere rechten uit te oefenen dan de rechten die de investeerder gerechtigd zou zijn geweest uit te oefenen.

Geschillen tussen een Overeenkomstsluitende Partij en een verzekeraar worden geregeld overeenkomstig de bepalingen van artikel 8 van deze Overeenkomst.

Artikel 8

  • 1 Voor de toepassing van dit artikel wordt een investeringsgeschil omschreven als een geschil betreffende:

    • (a) de uitlegging of toepassing van een door de instantie voor buitenlandse investeringen van een Overeenkomstsluitende Partij aan een investeerder van de andere Overeenkomstsluitende Partij verleende investeringsmachtiging; of

    • (b) een inbreuk op een ingevolge deze Overeenkomst met betrekking tot een investering verleend of in het leven geroepen recht.

  • 2 Indien zich een investeringsgeschil voordoet tussen een Overeenkomstsluitende Partij en een investeerder van de andere Overeenkomstsluitende Partij, trachten de partijen bij het geschil dit eerst te regelen door middel van overleg en onderhandelingen in goed vertrouwen. Indien dit overleg of deze onderhandelingen niet slagen, kan het geschil worden beslecht door middel van niet-bindende procedures via derden waarover de investeerder en de Overeenkomstsluitende Partij onderling overeenstemming hebben bereikt. Indien het geschil niet door middel van de hierboven bedoelde procedures kan worden geregeld, kan de betrokken investeerder, te eniger tijd na een periode van één jaar vanaf de datum waarop het geschil is ontstaan, besluiten het geschil voor te leggen aan het Internationale Centrum voor Beslechting van Investeringsgeschillen (hierna te noemen „het Centrum”) voor beslechting door middel van arbitrage mits, in het geval dat de betrokken investeerder het geschil heeft voorgelegd aan de rechter van de Overeenkomstsluitende Partij die partij is bij het geschil, er nog geen definitieve uitspraak is gedaan.

  • 3

    • (a) Elke Overeenkomstsluitende Partij stemt hierbij in met de voorlegging van een investeringsgeschil aan het Centrum voor beslechting door middel van arbitrage.

    • (b) De arbitrage ten aanzien van zulke geschillen geschiedt overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag inzake de beslechting van geschillen met betrekking tot investeringen tussen Staten en onderdanen van andere Staten en de procedureregels voor arbitrage van het Centrum.

  • 4 Voor de toepassing van dit artikel wordt elke rechtspersoon, opgericht of ingesteld krachtens de van toepassing zijnde wetten en voorschriften van een der Overeenkomstsluitende Partijen, maar die onmiddellijk voordat de gebeurtenis of gebeurtenissen die aanleiding gaven tot het geschil zich voordeden, een investering vormde van investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij, overeenkomstig artikel 25 (2) (b) van het Verdrag inzake de beslechting van geschillen met betrekking tot investeringen tussen Staten en onderdanen van andere Staten behandeld als investeerder van die andere Overeenkomstsluitende Partij.

Artikel 9

Elk der Overeenkomstsluitende Partijen kan aan de andere Partij voorstellen overleg te plegen omtrent de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst. De andere Partij neemt zulk een voorstel welwillend in overweging en verschaft voldoende gelegenheid voor zulk overleg.

Artikel 10

  • 1 De Overeenkomstsluitende Partijen trachten in goed vertrouwen en in een geest van samenwerking een snelle en rechtvaardige regeling van elk tussen hen hangend geschil betreffende de uitlegging of toepassing van de Overeenkomst te bewerkstelligen. Te dien einde komen de Overeenkomstsluitende Partijen overeen rechtstreekse en zinvolle onderhandelingen aan te gaan ten einde tot een dergelijke regeling te komen. Indien deze onderhandelingen niet slagen, kan het geschil op verzoek van een der Partijen aan een scheidsgerecht worden voorgelegd voor een bindende uitspraak overeenkomstig de van toepassing zijnde regels van het internationale recht.

  • 2 Binnen twee maanden na ontvangst van een desbetreffend verzoek, benoemt elke Partij een scheidsman. Deze beide scheidsmannen kiezen als voorzitter een derde scheidsman, die onderdaan is van een derde Staat. Indien een der Partijen in gebreke blijft binnen de voorgeschreven tijd een scheidsman te benoemen, kan de andere Partij de president van het Internationale Gerechtshof verzoeken de benoeming te verrichten. Indien de beide scheidsmannen binnen twee maanden na hun benoeming niet tot overeenstemming kunnen geraken over de keuze van een derde scheidsman, kan een van beide Partijen de president van het Internationale Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoeming te verrichten.

  • 3 Binnen drie maanden vanaf de datum van de verkiezing van een voorzitter dient het Scheidsgerecht overeenstemming te bereiken over procedureregels die met de bepalingen van deze Overeenkomst in overeenstemming zijn. Bij gebreke van zulk een overeenstemming, verzoekt het Scheidsgerecht de president van het Internationale Gerechtshof procedureregels vast te stellen, waarbij hij de algemeen erkende procedureregels voor internationale arbitrage in acht neemt.

  • 4 Indien in de in het tweede en derde lid van dit artikel bedoelde gevallen, de president van het Internationale Gerechtshof verhinderd is genoemde functie uit te oefenen of onderdaan van een der Overeenkomstsluitende Partijen is, wordt de vice-president verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten. Indien de vice-president verhinderd is genoemde functie uit te oefenen of onderdaan van een der Overeenkomstsluitende Partijen is, wordt het lid van het Gerechtshof dat het hoogst in anciënniteit is, beschikbaar is en geen onderdaan van een der Overeenkomstsluitende Partijen is, verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten.

  • 5 Wanneer het Scheidsgerecht heeft vastgesteld dat de Partij die om arbitrage verzoekt, getracht heeft het geschil te regelen door middel van rechtstreekse en zinvolle onderhandelingen, gaat dit ertoe over het geschil aan arbitrage te onderwerpen.

  • 6 Het Scheidsgerecht doet zijn uitspraak bij meerderheid van stemmen. Deze uitspraak is bindend voor de Partijen. Elke Partij draagt de kosten van haar eigen lid van het Scheidsgerecht en van haar vertegenwoordiging bij de arbitrageprocedure; de kosten van de voorzitter en de overige kosten worden gelijkelijk door beide Partijen gedragen. Het Scheidsgerecht kan in zijn uitspraak evenwel bepalen dat een der Partijen het grootste aandeel in de kosten dient te dragen; deze beslissing is bindend voor de Partijen.

  • 7 Dit artikel is niet van toepassing op een geschil dat ingevolge artikel 8 van deze Overeenkomst is voorgelegd aan, en nog aanhangig is bij het Centrum.

Artikel 11

Ten aanzien van het Koninkrijk der Nederlanden is deze Overeenkomst van toepassing op het Rijk in Europa en op Aruba.

Artikel 12

Deze Overeenkomst kan te allen tijde door middel van een schriftelijke overeenkomst tussen de Overeenkomstsluitende Partijen worden gewijzigd. Een wijziging wordt van kracht wanneer elke Overeenkomstsluitende Partij de andere heeft medegedeeld dat aan alle nationale vereisten voor vankrachtwording is voldaan.

Artikel 13

  • 1 Deze Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand, volgend op de datum waarop de Overeenkomstsluitende Partijen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld dat aan de in hun onderscheiden landen hiertoe grondwettelijk vereiste procedures is voldaan en zij blijft van kracht gedurende een tijdvak van 10 jaar.

  • 2 Tenzij door een der beide Partijen ten minste zes maanden voor de datum van het verstrijken van de geldigheidsduur mededeling van beëindiging is gedaan, wordt de Overeenkomst telkens stilzwijgend verlengd, voor een tijdvak van 10 jaar, waarbij elke Overeenkomstsluitende Partij zich het recht voorbehoudt deze Overeenkomst te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste zes maanden voor de datum van het verstrijken van de lopende termijn van geldigheid.

  • 3 Ten aanzien van investeringen die zijn verricht voor de datum van beëindiging van deze Overeenkomst, blijven de voorgaande artikelen van kracht gedurende een tijdvak van 15 jaar vanaf die datum.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondertekenende vertegenwoordigers, daartoe behoorlijk gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN in tweevoud te Ankara op 27 maart 1986 in de Nederlandse, Turkse en Engelse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil in uitlegging is de Engelse tekst doorslaggevend.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,

(sd.) G. M. V. VAN AARDENNE

(sd.) P. C. NIEMAN

Voor de Regering van de Republiek Turkije,

(sd.) I. KAYA ERDEM

Naar boven