Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Hongarije inzake de binnenvaart, s-Gravenhage, 06-02-1991

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-10-1992 t/m heden

Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Hongarije inzake de binnenvaart

Authentiek : NL

Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Hongarije inzake de binnenvaart

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Hongarije,

Indachtig de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Hongarije inzake economische, industriële en technische samenwerking;

Erkennend dat de uit bestaande multilaterale verdragen voortvloeiende rechten en verplichtingen van Partijen onverlet moeten blijven;

Geleid door de wens het vervoer van personen en goederen door middel van binnenschepen te regelen;

Ernaar strevend de wederzijdse binnenvaart verder te ontwikkelen, en

Ernaar strevend daarbij ook rekening te houden met de wederzijdse belangen na de opening van het Main-Donaukanaal,

zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1

  • 1 In deze Overeenkomst wordt verstaan onder:

    • a. „Nederlandse schepen”: de in een Nederlands binnenschepenregister officieel ingeschreven binnenschepen, waarvoor een verklaring inzake het behoren tot de Rijnvaart is afgegeven;

    • b. „Hongaarse schepen”: de in een Hongaars binnenschepenregister officieel ingeschreven binnenschepen, waarvoor een in het gebied van de Donau gebruikelijke verklaring is afgegeven;

    • c. „Nederlandse scheepvaartonderneming”: scheepvaartondeneming of -ondernemer, waarvan de schepen officieel zijn ingeschreven in een Nederlands binnenschepenregister en waarvoor een verklaring inzake het behoren tot de Rijnvaart is afgegeven;

    • d. „Hongaarse scheepvaartonderneming”: scheepvaartonderneming of-ondernemer, die haar c.q. zijn vaste zetel of verblijfplaats op het grondgebied van de Republiek Hongarije heeft;

    • e. „bevoegde autoriteiten”: de Minister van Verkeer en Communicatie van de Republiek Hongarije en de Minister van Verkeer en Waterstaat van het Koninkrijk der Nederlanden, voor zover dezen

      elkaar niet mededelen dat andere autoriteiten of instanties bevoegd zijn;

    • f. „havens”: de zee- en binnenhavens, laad- en losplaatsen, alsmede de aanlegplaatsen van passagiersschepen.

  • 2 In deze Overeenkomst wordt verstaan onder:

    • a. „transitovervoer”: vervoer, waarbij op schepen van de ene Partij personen en/of goederen door het grondgebied van de andere Partij worden vervoerd en waarbij geen personen of goederen worden opgenomen of afgezet;

    • b. „wisselvervoer”: vervoer tussen havens van beide Partijen met schepen van beide Partijen, waarbij personen en/of goederen worden opgenomen of afgezet;

    • c. „vervoer door derden”: vervoer tussen havens van beide Partijen met schepen van een derde staat, waarbij personen en/of goederen worden opgenomen of afgezet;

    • d. „derde-landenvervoer”: vervoer met schepen van de ene Partij tussen havens van de andere Partij en een derde Staat, waarbij personen en/of goederen worden opgenomen of afgezet;

    • e. „cabotage”: vervoer tussen twee havens van de desbetreffende andere Partij, waarbij personen en/of goederen worden opgenomen of afgezet.

Artikel 2

Nederlandse schepen mogen de Hongaarse waterwegen en Hongaarse schepen de Nederlandse waterwegen in het kader van het vervoer overeenkomstig artikel 3 tot en met 7 bevaren en de havens en ligplaatsen gebruiken. Dit geldt ook dienovereenkomstig voor het vervoer van drijvende werktuigen en drijvende voorwerpen, alsmede voor het transporteren van schepen in aanbouw.

Artikel 3

Nederlandse en Hongaarse schepen mogen personen en goederen in het transitovervoer door het grondgebied van de andere Partij vervoeren.

Artikel 4

  • 1 Nederlandse en Hongaarse schepen mogen personen en goederen in het wisselvervoer tussen havens van beide Partijen vervoeren.

  • 2 In het wisselvervoer dienen de scheepvaartondernemingen van beide Partijen lading te kunnen aannemen, zonder dat ladingverdeling plaatsvindt.

  • 3 Op verzoek van de bevoegde autoriteit van een van beide Partijen dienen op voorstel van de Gemengde Commissie economisch toereikende richtprijzen voor de vervoersdiensten en de bijzondere voorwaarden in het wisselvervoer te worden overeengekomen.

Artikel 5

Vervoer door derden is slechts toegestaan in de gevallen die door de bevoegde autoriteiten op voorstel van de Gemengde Commissie worden overeengekomen.

Artikel 6

Derde-landenvervoer is slechts toegestaan in de gevallen die door de bevoegde autoriteiten op voorstel van de Gemengde Commissie worden overeengekomen.

Artikel 7

Het vervoer van personen en/of goederen tussen havens van de andere Partij (cabotage) is slechts toegestaan op grond van een speciale vergunning van de bevoegde autoriteit.

Artikel 8

De schepen, de bemanning, de passagiers en de lading zijn onderworpen aan de rechtsregels van de Partij waarvan de binnenwateren worden bevaren.

Ten aanzien daarvan komen Partijen overeen:

  • a. Voor zover de op het schip, de lading en de bemanningssterkte betrekking hebbende documenten en attesten, die op het grondgebied van de ene Partij zijn verstrekt, overeenstemmen met de op het grondgebied van de andere Partij geldende bepalingen, zullen de bevoegde autoriteiten van de andere Partij onder overlegging van de documenten en attesten van de ene Partij hun documenten en attesten afgeven;

  • b. documenten en attesten voor schippers zullen slechts worden afgegeven, indien door een gemeenschappelijke examencommissie een aanvullend attest met betrekking tot de vaaromstandigheden op de waterwegen en de daar geldende reglementen is verstrekt; de gemeenschappelijke examencommissie wordt benoemd door de Gemengde Commissie;

  • c. gevaarlijke stoffen mogen door schepen uitsluitend worden vervoerd, indien zij hiervoor het voor de desbetreffende waterweg voorgeschreven geldige certificaat van toestemming bezitten.

Artikel 9

Beide Partijen zullen de schepen van de ene en van de andere Partij bij de uitoefening van de hun overeenkomstig de artikelen 2 tot en met 7 verleende rechten gelijk behandelen; dit geldt in het bijzonder:

  • a. bij het gebruik van sluizen, haveninrichtingen en ligplaatsen;

  • b. bij de heffing van scheepvaart- en havenrechten;

  • c. bij het afhandelen van de formaliteiten door de bevoegde autoriteiten;

  • d. bij het voorzien van brandstoffen en smeermiddelen.

Artikel 10

Beide Partijen zullen de schepen van de ene en van de andere Partij met betrekking tot de douanebehandeling van de aan boord meegevoerde mond- en scheepsvoorraad gelijk behandelen. Dit geldt dienovereenkomstig voor de op de schepen voor het verbruik of gebruik bestemde brandstoffen en smeermiddelen.

Artikel 11

  • 1 De scheepvaartondernemingen van beide Partijen mogen op het grondgebied van de andere Partij met inachtneming van het nationale recht van de andere Partij slechts in zoverre vertegenwoordigingen oprichten en acquisitie plegen, als dit op basis van wederkerigheid op het grondgebied van de andere Partij is toegestaan.

  • 2 De scheepvaartondernemingen van beide Partijen kunnen ter bevordering van de rendabiliteit van hun vervoer met elkaar overeenkomsten sluiten over bedrijfsmatige, technische en commerciële samenwerking.

Artikel 12

  • 1 Elke Partij verleent de scheepvaartondernemingen van de andere Partij het recht hun inkomsten vrij over te maken naar het grondgebied van de andere Partij.

  • 2 De overmaking geschiedt op basis van de officiële wisselkoers binnen de gebruikelijke termijn. Indien de valuta van beide Partijen vrij converteerbaar zijn, geschieden deze overmakingen op basis van de geldende deviezenmarktkoersen voor lopende betalingen; ze zullen uitsluitend onderworpen zijn aan de voor alle landen in vergelijkbare omstandigheden geldende deviezenbepalingen. Voor de overmaking zullen slechts de voor dergelijke transacties bij de banken gebruikelijke kosten in rekening worden gebracht.

Artikel 13

  • 1 De bemanningsleden van de schepen van beide Partijen hebben voor de grensoverschrijding een reisdocument nodig, alsmede een verblijfstitel, voor zover deze vereist is.

  • 2 Op passagiers- en goederenschepen kunnen samen met de bemanningsleden ook hun echtgenoten en kinderen in- en uitreizen, indien zij in het bezit zijn van een van de in het eerste lid genoemde documenten. Kinderen die de leeftijd van vijftien jaar nog niet hebben bereikt kunnen ook worden bijgeschreven in het reisdocument van een van hun ouders.

  • 3 Alle in het eerste en tweede lid genoemde personen aan boord moeten worden ingeschreven in een lijst van opvarenden.

  • 4 Partijen wisselen modellen uit van de in het eerste lid bedoelde documenten.

Artikel 14

In geval van averij, ongeval, ernstige ziekte van een persoon aan boord of om andere redenen, zoals ijsgang, die de doorvaart of thuisvaart onmogelijk maken, scheppen de bevoegde autoriteiten de mogelijkheid tot het bieden van de nodige hulp aan de schepen of personen van de andere Partij die bij een dergelijk voorval zijn betrokken.

Artikel 15

  • 1 Voor de tenuitvoerlegging en het toezicht op de naleving van deze Overeenkomst wordt een Gemengde Commissie gevormd, die ten minste een keer per jaar afwisselend op het grondgebied van een van beide Partijen bijeenkomt. De bevoegde autoriteiten vaardigen drie leden af naar de Gemengde Commissie. Aan de beraadslagingen van de Gemengde Commissie kunnen deskundigen deelnemen. De Gemengde Commissie stelt een reglement van orde vast. De bevoegde autoriteiten van beide Partijen nemen afwisselend het voorzitterschap van de Gemengde Commissie waar.

  • 2 De Gemengde Commissie heeft in het bijzonder de taak:

    • a. een statistiek bij te houden van het vervoer van de schepen van beide Partijen;

    • b. voorstellen te doen aan de bevoegde autoriteiten m.b.t. de vastlegging van de richtprijzen voor de vervoersdiensten en van de bijzondere voorwaarden in het wisselvervoer (artikel 4, derde lid);

    • c. voorstellen te doen aan de bevoegde autoriteiten m.b.t. de overeenkomsten inzake het vervoer door derden (artikel 5) en het derde-landenvervoer (artikel 6).

    • d. de gemeenschappelijke examencommissie (artikel 8, onder b) te benoemen.

  • 3 De op basis van de voorstellen ingevolge het tweede lid van dit artikel voorziene overeenkomsten komen tot stand doordat de bevoegde autoriteiten elkaar binnen twee weken hun instemming met de hun door de Gemengde Commissie voorgelegde voorstellen mededelen.

  • 4 Indien in de Gemengde Commissie geen overeenstemming kan worden bereikt, dan komen op verzoek van een van beide Partijen de vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten binnen vier weken voor overleg bijeen.

  • 5 De Gemengde Commissie heeft verder de taak aan beide Partijen voorstellen te doen met betrekking tot de aanpassing van deze Overeenkomst aan de ontwikkeling van de binnenvaart en met betrekking tot de oplossing van alle vragen die voortvloeien uit de toepassing van deze Overeenkomst.

Artikel 16

De bevoegde autoriteiten zullen de Gemengde Commissie op haar verzoek de stukken doen toekomen, die zij nodig heeft ter vervulling van haar taken overeenkomstig artikel 15, tweede lid.

Artikel 17

Meningsverschillen met betrekking tot de interpretatie of toepassing van deze Overeenkomst worden door rechtstreekse onderhandelingen tussen de bevoegde autoriteiten geregeld. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt, worden de meningsverschillen langs diplomatieke weg bijgelegd.

Artikel 18

De bepalingen van deze Overeenkomst gelden wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft slechts voor het grondgebied van het Rijk in Europa.

Artikel 19

  • 1 Deze Overeenkomst wordt voor onbepaalde tijd gesloten.

  • 2 Deze Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na de dag waarop beide Partijen elkaar ervan in kennis hebben gesteld dat de vereiste nationale voorwaarden voor de inwerkingtreding zijn vervuld.

  • 3 Deze Overeenkomst kan door elke Partij met inachtneming van een termijn van twaalf maanden schriftelijk langs diplomatieke weg worden opgezegd. In dat geval treedt de Overeenkomst buiten werking wanneer de opzegtermijn is verlopen.

GEDAAN te 's-Gravenhage op 6 februari 1991, in twee exemplaren in de Nederlandse, de Hongaarse en de Duitse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil is de Duitse tekst doorslaggevend.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) J. R. H. MAIJ-WEGGEN

Voor de Regering van de Republiek Hongarije

(w.g.) SIKLOS CSABA

Protocol van ondertekening

Naar aanleiding van de ondertekening van de Overeenkomst tussen de Regeringen van het Koninkrijk der Nederlanden en van de Hongaarse Republiek over de binnenvaart hebben de daartoe gemachtigde vertegenwoordigers van beide Overeenkomstsluitende Partijen overeenstemming bereikt over de volgende, de Overeenkomst aanvullende bepalingen:

  • 1. Met de in de preambule genoemde multilaterale verdragen worden in het bijzonder de Herziene Rijnvaartakte en het EEG-Verdrag, alsmede de Overeenkomst van Belgrado (inzake de scheepvaart op de Donau) bedoeld.

  • 2. De in artikel 8, onder b), bedoelde examencommissie wordt samengesteld uit drie leden van elke Partij en heeft de taak de opleidingsprogramma's op te stellen, de uitvoering van deze programma's te coördineren en te controleren, de opgeleide schippers te examineren en de attesten te verstrekken.

GEDAAN te 's-Gravenhage op 6 februari 1991, in twee exemplaren in de Nederlandse, de Hongaarse en de Duitse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil is de Duitse tekst doorslaggevend.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) J. R. H. MAIJ-WEGGEN

Voor de Regering van de Republiek Hongarije

(w.g.) SIKLOS CSABA

Naar boven