HOOFDSTUK I. DE VOLTREKKING VAN HET HUWELIJK
Dit hoofdstuk is van toepassing op de vereisten die in een Verdragsluitende Staat
voor de voltrekking van het huwelijk worden gesteld.
De vorm van de huwelijksvoltrekking wordt beheerst door het recht van de Staat waar
het huwelijk wordt voltrokken.
Het huwelijk wordt voltrokken:
-
1. wanneer de aanstaande echtgenoten voldoen aan de materiële vereisten, gesteld in het
interne recht van de Staat waar het huwelijk wordt voltrokken, en een van hen de nationaliteit
van die Staat bezit of er zijn gewone verblijfplaats heeft; of
-
2. wanneer elk der aanstaande echtgenoten voldoet aan de materiële vereisten, gesteld
in het interne recht dat toepasselijk is ingevolge de verwijzingsregels van de Staat
waar het huwelijk wordt voltrokken.
De Staat waar het huwelijk wordt voltrokken kan van de aanstaande echtgenoten elk
dienstig bewijs verlangen van de inhoud van een vreemd recht dat ingevolge de voorgaande
artikelen van toepassing is.
Het recht dat door dit hoofdstuk als toepasselijk is aangewezen, wordt slechts dan
niet toegepast indien zulks kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde van de
Staat waar het huwelijk wordt voltrokken.
Een Verdragsluitende Staat kan, in afwijking van artikel 3, onder 1, zich het recht
voorbehouden ten aanzien van de echtgenoot die niet de nationaliteit van die Staat
bezit en er geen gewoon verblijf houdt, zijn interne recht niet toe te passen op de
materiële huwelijksvereisten.
HOOFDSTUK II. DE ERKENNING VAN DE GELDIGHEID VAN HET HUWELIJK
Dit hoofdstuk is van toepassing op de erkenning in een Verdragsluitende Staat van
de rechtsgeldigheid van een in een andere Staat voltrokken huwelijk.
Dit hoofdstuk is niet van toepassing op:
-
1. huwelijken voltrokken ten overstaan van een militaire autoriteit;
-
2. huwelijken voltrokken aan boord van een schip of een luchtvaartuig;
-
3. huwelijken bij volmacht;
-
4. postume huwelijken;
-
5. vormloze huwelijken.
Het huwelijk dat rechtsgeldig is tot stand gekomen volgens het recht van de Staat
waar het is voltrokken, of dat volgens dat recht later rechtsgeldig wordt, wordt in
iedere Verdragsluitende Staat met inachtneming van de bepalingen van dit hoofdstuk
als zodanig beschouwd.
Het huwelijk dat ten overstaan van een diplomatiek of consulair ambtenaar overeenkomstig
diens recht is voltrokken wordt eveneens als rechtsgeldig beschouwd, mits deze huwelijksvoltrekking
in de Staat waar het huwelijk is voltrokken niet verboden is.
Wanneer een huwelijksverklaring is afgegeven door een bevoegde autoriteit, wordt het
huwelijk vermoed rechtsgeldig te zijn tot het tegendeel is bewezen.
Een Verdragsluitende Staat kan slechts weigeren de geldigheid van een huwelijk te
erkennen indien, volgens het recht van die Staat, een der echtgenoten op het tijdstip
van dat huwelijk:
-
1. reeds gehuwd was; of
-
2. aan de andere echtgenoot in de rechte lijn verwant was of de broer of zuster van die
echtgenoot was, hetzij door bloedverwantschap, hetzij door adoptie; of
-
3. niet de voor het huwelijk vereiste minimum leeftijd had bereikt en niet de noodzakelijke
ontheffing had verkregen; of
-
4. geestelijk niet in staat was zijn toestemming te geven; of
-
5. niet vrijelijk zijn toestemming tot het huwelijk had gegeven.
Niettemin kan in het onder 1 van het vorige lid bedoelde geval de erkenning niet worden
geweigerd indien het huwelijk later geldig is geworden door de ontbinding of de nietigverklaring
van het eerdere huwelijk.
De regels van dit hoofdstuk zijn mede van toepassing, indien de vraag van de erkenning
van de geldigheid van een huwelijk bij wijze van voorvraag, in verband met een andere
vraag moet worden beantwoord.
Niettemin behoeven deze regels niet te worden toegepast wanneer deze andere vraag,
volgens de verwijzingsregels van de Staat waar die vraag moet worden beantwoord, door
het recht van een niet-verdragsluitende Staat wordt beheerst.
Dit Verdrag verzet er zich niet tegen dat in een Verdragsluitende Staat rechtsregels
worden toegepast welke voor de erkenning van in het buitenland gesloten huwelijken
gunstiger zijn.
Een Verdragsluitende Staat kan weigeren de geldigheid van een huwelijk te erkennen,
indien deze erkenning kennelijk onverenigbaar is met zijn openbare orde.
Dit hoofdstuk is van toepassing ongeacht het tijdstip waarop het huwelijk is voltrokken.
Niettemin kan een Verdragsluitende Staat zich het recht voorbehouden dit hoofdstuk
niet toe te passen op een huwelijk dat is voltrokken vóór het tijdstip waarop dit
Verdrag voor die Staat in werking is getreden.
HOOFDSTUK III. ALGEMENE BEPALINGEN
Een Verdragsluitende Staat kan zich het recht voorbehouden, de toepassing van hoofdstuk
I uit te sluiten.
Wanneer een Staat een of meer gebiedsdelen omvat waarin verschillende rechtsstelsels
worden toegepast op het huwelijk, wordt iedere verwijzing naar het recht van de Staat
waar het huwelijk is voltrokken opgevat als een verwijzing naar het recht van het
gebiedsdeel waar het huwelijk wordt of is voltrokken.
Wanneer een Staat twee of meer gebiedsdelen omvat waarin verschillende rechtsstelsels
worden toegepast op het huwelijk, wordt iedere verwijzing in verband met de erkenning
van de geldigheid van een huwelijk naar het recht van die Staat opgevat als een verwijzing
naar het recht van het gebiedsdeel waar de erkenning wordt gevraagd.
Een Staat die twee of meer gebiedsdelen omvat waarin verschillende rechtsstelsels
worden toegepast op het huwelijk, is niet gehouden het Verdrag toe te passen op de
erkenning in een gebiedsdeel van de geldigheid van een huwelijk, dat in een ander
gebiedsdeel is voltrokken.
Wanneer een Staat terzake van het huwelijk twee of meer rechtsstelsels kent die worden
toegepast op verschillende categorieën personen, wordt iedere verwijzing naar het
recht van die Staat opgevat als een verwijzing naar het rechtsstelsel, door de in
die Staat van kracht zijnde regels aangewezen.
Het Verdrag laat onverlet de toepassing van enig verdrag dat bepalingen bevat over
de voltrekking of de erkenning van de geldigheid van huwelijken, waarbij een Verdragsluitende
Staat partij is op het tijdstip dat dit Verdrag voor die Staat in werking treedt.
Dit Verdrag laat onverlet het recht van een Verdragsluitende Staat, partij te worden
bij een verdrag dat bepalingen bevat over de voltrekking of de erkenning van de geldigheid
van huwelijken, dat berust op bijzondere banden van regionale of andere aard.
Dit Verdrag vervangt in de betrekkingen tussen de Staten die daarbij partij zijn,
het Verdrag tot regeling van de wetsconflicten met betrekking tot het huwelijk, gesloten
te 's-Gravenhage op 12 juni 1902.
Elke Verdragsluitende Staat deelt op het tijdstip van ondertekening, bekrachtiging,
aanvaarding, goedkeuring of toetreding aan het Ministerie van Buitenlandse Zakenvan
het Koninkrijk der Nederlanden mede welke autoriteiten volgens zijn recht bevoegd
zijn de in artikel 10 bedoelde huwelijksverklaring af te geven, en daarna elke wijziging
betreffende deze autoriteiten.
HOOFDSTUK IV. SLOTBEPALINGEN
Dit Verdrag staat open voor ondertekening door de Staten die lid waren van de Haagse
Conferentie voor Internationaal Privaatrecht ten tijde van haar Dertiende zitting.
Het dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd en de akten van bekrachtiging,
aanvaarding of goedkeuring dienen te worden nedergelegd bij het Ministerie van Buitenlandse
Zaken van het Koninkrijk der Nederlanden.
Elke andere Staat kan tot het Verdrag toetreden.
De akte van toetreding dient te worden nedergelegd bij het Ministerie van Buitenlandse
Zaken van het Koninkrijk der Nederlanden.
Elke Staat kan, op het tijdstip van ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring
of toetreding verklaren dat het Verdrag zich uitstrekt tot alle gebieden voor welker
internationale betrekkingen hij verantwoordelijk is, of tot een of meer van die gebieden.
Deze verklaring wordt van kracht op het tijdstip waarop het Verdrag voor die Staat
in werking treedt.
Deze verklaring, evenals iedere latere uitbreiding, wordt ter kennis gebracht van
het Ministerie van Buitenlandse Zaken van het Koninkrijk der Nederlanden.
Een Verdragsluitende Staat, die twee of meer grondgebieden omvat waar verschillende
rechtsstelsels op het huwelijk worden toegepast, kan op het tijdstip van ondertekening,
bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding verklaren dat dit Verdrag van
toepassing is op al deze gebiedsdelen of slechts op een of meer daarvan, en kan deze
verklaring op ieder later tijdstip uitbreiden.
Deze verklaringen worden ter kennis gebracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken
van het Koninkrijk der Nederlanden en geven uitdrukkelijk het gebiedsdeel aan waarop
dit Verdrag van toepassing is.
Elke Verdragsluitende Staat kan uiterlijk op het tijdstip van bekrachtiging, aanvaarding,
goedkeuring of toetreding een of meer van de voorbehouden maken, bedoeld in de artikelen
6,15 en 16. Andere voorbehouden zijn niet toegestaan.
Elke Staat kan te allen tijde een voor hem gemaakt voorbehoud intrekken. Deze intrekking
wordt ter kennis gebracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van het Koninkrijk
der Nederlanden.
Het voorbehoud houdt op van kracht te zijn op de eerste dag van de derde kalendermaand
na de in het voorgaande lid bedoelde kennisgeving.
Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de derde kalendermaand na de nederlegging
van de derde akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding bedoeld
in de artikelen 24 en 25.
Vervolgens treedt het Verdrag in werking:
-
1. voor elke Staat die het Verdrag later bekrachtigt, aanvaardt, goedkeurt of tot het
Verdrag toetreedt, op de eerste dag van de derde kalendermaand na de nederlegging
van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding;
-
2. voor de gebieden tot welke het Verdrag overeenkomstig artikel 26 is uitgebreid, op
de eerste dag van de derde kalendermaand na de in dat artikel bedoelde kennisgeving.
Dit Verdrag blijft gedurende vijf jaar van kracht, te rekenen van de datum van zijn
inwerkingtreding overeenkomstig artikel 29, eerste lid, ook voor de Staten die het
later hebben bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd of ertoe zijn toegetreden.
Het Verdrag wordt behoudens opzegging, stilzwijgend verlengd, telkens voor vijf jaar.
De opzegging moet tenminste zes maanden voor het verstrijken van de termijn van vijf
jaar ter kennis worden gebracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van het
Koninkrijk der Nederlanden. Zij kan worden beperkt tot enkele van de gebiedsdelen
of territoriale eenheden waarop het Verdrag van toepassing is.
De opzegging geldt slechts ten aanzien van de Staat die haar heeft gedaan. Voor de
andere Verdragsluitende Staten blijft het Verdrag van kracht.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken van het Koninkrijk der Nederlanden stelt de
lid-Staten van de Conferentie, alsmede de Staten die zijn toegetreden overeenkomstig
het bepaalde in artikel 25 in kennis van:
-
1. de ondertekeningen, bekrachtigingen, aanvaardingen en goedkeuringen als bedoeld in
artikel 24;
-
2. de toetredingen bedoeld in artikel 25;
-
3. de datum waarop het Verdrag krachtens de bepalingen van artikel 29 in werking treedt;
-
4. de toepasselijkverklaringen bedoeld in artikel 26;
-
5. de verklaringen bedoeld in artikel 27;
-
6. de voorbehouden bedoeld in de artikelen 6, 15 en 16, en de intrekking van de voorbehouden
bedoeld in artikel 28;
-
7. de mededelingen die met toepassing van artikel 23 zijn gedaan;
-
8. de opzegging bedoeld in artikel 30.