Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht [...] enerzijds, en de Arabische Republiek Egypte, anderzijds, Luxemburg, 25-06-2001

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 21-09-2015 t/m heden

Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Arabische Republiek Egypte, anderzijds

Authentiek : NL

Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Arabische Republiek Egypte, anderzijds

Het Koninkrijk België,

het Koninkrijk Denemarken,

de Bondsrepubliek Duitsland,

de Helleense Republiek,

het Koninkrijk Spanje,

de Franse Republiek,

Ierland,

de Italiaanse Republiek,

het Groothertogdom Luxemburg,

het Koninkrijk der Nederlanden,

de Republiek Oostenrijk,

de Portugese Republiek,

de Republiek Finland,

het Koninkrijk Zweden,

het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,

verdragsluitende partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal,

hierna de „lidstaten" genoemd, en

de Europese Gemeenschap,

de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal,

hierna „de Gemeenschap" genoemd,

enerzijds, en

de Arabische Republiek Egypte, hierna „Egypte" genoemd,

anderzijds,

Gelet op het belang van de traditionele banden tussen de Gemeenschap, haar lidstaten en Egypte en hun gemeenschappelijke waarden,

Overwegende dat de Gemeenschap, de lidstaten en Egypte deze banden wensen te versterken en duurzame betrekkingen op basis van partnerschap en wederkerigheid tot stand wensen te brengen,

Gelet op het belang dat de partijen hechten aan de eerbiediging van de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties, en in het bijzonder aan de eerbiediging van de mensenrechten, de democratische beginselen en de politieke en economische vrijheden waarop de Associatie is gegrondvest,

Verlangende een regelmatige politieke dialoog over bilaterale en internationale kwesties van wederzijds belang in te stellen en te ontwikkelen,

Gelet op de verschillen tussen Egypte en de Gemeenschap wat betreft economische en sociale ontwikkeling, en de noodzaak het proces van economische en sociale ontwikkeling in Egypte te versterken,

Verlangende hun economische betrekkingen te versterken en met name hun onderlinge handelsverkeer, investeringen en technische samenwerking te ontwikkelen, en dit proces te ondersteunen door een regelmatige dialoog inzake economische, wetenschappelijke, technologische, culturele, audiovisuele en sociale aangelegenheden, teneinde de kennis van en het begrip voor elkander te bevorderen,

Gelet op de keuze van de Gemeenschap en Egypte voor vrijhandel en met name de verbintenis tot naleving van de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel 1994 en de andere multilaterale overeenkomsten welke aan de overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie zijn gehecht,

Zich bewust van de noodzaak samen te werken teneinde de politieke stabiliteit en de economische ontwikkeling in de regio te bevorderen, door regionale samenwerking aan te moedigen,

Ervan overtuigd dat de associatieovereenkomst een nieuw klimaat voor hun betrekkingen zal scheppen,

Hebben overeenstemming bereikt omtrent de volgende bepalingen1:

Artikel 1

  • 1 Er wordt een associatie tot stand gebracht tussen de Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en Egypte, anderzijds.

  • 2 De doelstellingen van deze overeenkomst zijn:

    • een passend kader tot stand te brengen voor politieke dialoog met het oog op het versterken van de politieke betrekkingen tussen de partijen;

    • de voorwaarden vast te leggen voor de geleidelijke liberalisering van het goederen-, diensten- en kapitaalverkeer;

    • de ontwikkeling van evenwichtige economische en sociale betrekkingen tussen de partijen te bevorderen door middel van dialoog en samenwerking;

    • bij te dragen tot de economische en sociale ontwikkeling van Egypte;

    • regionale samenwerking aan te moedigen, teneinde de vreedzame coëxistentie en economische en politieke stabiliteit te consolideren;

    • samenwerking op andere gebieden van wederzijds belang te bevorderen.

Artikel 2

De betrekkingen tussen de partijen en alle bepalingen van deze overeenkomst zijn gegrondvest op de eerbiediging van de democratische beginselen en de fundamentele rechten van de mens, als vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, die aan hun binnen- en buitenlands beleid ten grondslag liggen en een wezenlijk onderdeel van de overeenkomst zijn.

TITEL I. POLITIEKE DIALOOG

Artikel 3

  • 1 Er wordt een regelmatige politieke dialoog tussen de partijen ingesteld. Deze dient hun onderlinge betrekkingen te verstevigen, bij te dragen tot de ontwikkeling van een duurzaam partnerschap en het wederzijdse begrip en de onderlinge solidariteit te versterken.

  • 2 De politieke dialoog en de samenwerking zijn met name gericht op het volgende:

    • ontwikkeling van een sterker wederzijds begrip en convergentie van de standpunten over internationale vraagstukken, met name over aangelegenheden die belangrijke gevolgen voor een partij kunnen hebben;

    • versterking van het vermogen van elke partij om het standpunt en de belangen van de andere partij in acht te nemen;

    • versterking van de regionale veiligheid en stabiliteit;

    • bevordering van gezamenlijke initiatieven.

Artikel 4

De politieke dialoog heeft betrekking op alle onderwerpen van gemeenschappelijk belang, met name vrede, veiligheid, democratie en regionale ontwikkeling.

Artikel 5

  • 1 De politieke dialoog vindt plaats met regelmatige tussenpozen en telkens wanneer nodig, en wel:

    • a) op ministerieel niveau, voornamelijk in het kader van de Associatieraad;

    • b) op het niveau van enerzijds hoge ambtenaren van Egypte en anderzijds het voorzitterschap van de Raad en de Commissie;

    • c) met optimale gebruikmaking van alle diplomatieke kanalen, in het bijzonder door middel van regelmatige briefings door ambtenaren, overleg bij gelegenheid van internationale vergaderingen en contacten tussen diplomatieke vertegenwoordigers in derde landen;

    • d) via alle andere wegen die een nuttige bijdrage leveren tot het consolideren, ontwikkelen en intensiveren van deze dialoog.

  • 2 Een politieke dialoog wordt gevoerd tussen het Europees Parlement en de Volksvergadering van Egypte.

TITEL II. VRIJ VERKEER VAN GOEDEREN

BASISBEGINSELEN

Artikel 6

De Gemeenschap en Egypte brengen stapsgewijs een vrijhandelszone tot stand in de loop van een overgangsperiode van ten hoogste twaalf jaar, te beginnen bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst, overeenkomstig de bepalingen van deze titel en in overeenstemming met de bepalingen van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel van 1994 en andere multilaterale overeenkomsten inzake de handel in goederen die opgenomen zijn in de bijlagen bij de overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), hierna „GATT" te noemen.

HOOFDSTUK 1. INDUSTRIEPRODUCTEN

Artikel 7

Het bepaalde in dit hoofdstuk is van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap en Egypte, opgenomen in de hoofdstukken 25 tot en met 97 van de gecombineerde nomenclatuur en het Egyptische douanetarief, met uitzondering van de producten genoemd in bijlage I.

Artikel 8

Producten van oorsprong uit Egypte worden bij invoer in de Gemeenschap toegelaten met vrijstelling van douanerechten of heffingen van gelijke werking en zonder kwantitatieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking.

Artikel 9

  • 1 De douanerechten en heffingen van gelijke werking bij invoer die in Egypte van toepassing zijn op de producten van oorsprong uit de Gemeenschap vermeld in bijlage II, worden geleidelijk afgeschaft overeenkomstig het hiernavolgende tijdschema:

    • bij de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 75% van het basisrecht;

    • een jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 50% van het basisrecht;

    • twee jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 25% van het basisrecht;

    • drie jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle resterende rechten en heffingen ingetrokken.

  • 2 De douanerechten en heffingen van gelijke werking bij invoer die in Egypte van toepassing zijn op de producten van oorsprong uit de Gemeenschap vermeld in bijlage III, worden geleidelijk afgeschaft overeenkomstig het hiernavolgende tijdschema:

    • drie jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 90% van het basisrecht;

    • vier jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 75% van het basisrecht;

    • vijf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 60% van het basisrecht;

    • zes jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 45% van het basisrecht;

    • zeven jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 30% van het basisrecht;

    • acht jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 15% van het basisrecht;

    • negen jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle resterende rechten en heffingen ingetrokken.

  • 3 De douanerechten en heffingen van gelijke werking bij invoer die in Egypte van toepassing zijn op de producten van oorsprong uit de Gemeenschap vermeld in bijlage IV, worden geleidelijk afgeschaft overeenkomstig het hiernavolgende tijdschema:

    • vijf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 95% van het basisrecht;

    • zes jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 90% van het basisrecht;

    • zeven jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 75% van het basisrecht;

    • acht jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 60% van het basisrecht;

    • negen jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 45% van het basisrecht;

    • tien jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 30% van het basisrecht;

    • elf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 15% van het basisrecht;

    • twaalf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle resterende rechten en heffingen ingetrokken.

  • 4 De douanerechten en heffingen van gelijke werking bij invoer die in Egypte van toepassing zijn op de producten van oorsprong uit de Gemeenschap vermeld in bijlage V, worden geleidelijk afgeschaft overeenkomstig het hiernavolgende tijdschema:

    • zes jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 90% van het basisrecht;

    • zeven jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 80% van het basisrecht;

    • acht jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 70% van het basisrecht;

    • negen jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 60% van het basisrecht;

    • tien jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 50% van het basisrecht;

    • elf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 40% van het basisrecht;

    • twaalf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 30% van het basisrecht;

    • dertien jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 20% van het basisrecht;

    • veertien jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 10% van het basisrecht;

    • vijftien jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle resterende rechten en heffingen ingetrokken.

  • 5 De douanerechten en heffingen van gelijke werking bij invoer die in Egypte van toepassing zijn op de producten van oorsprong uit de Gemeenschap, andere dan die genoemd in de bijlage II, III, IV en V, worden afgeschaft volgens het tijdschema dat voor die producten bij besluit van het Associatiecomité zal worden vastgesteld.

  • 6 Indien zich met betrekking tot een bepaald product ernstige problemen voordoen, kunnen de overeenkomstig de leden 1, 2, 3 en 4 van toepassing zijnde tijdschema's in overleg worden herzien door het Associatiecomité, met dien verstande dat het tijdschema waarvoor de herziening is aangevraagd voor het betrokken product niet verder verlengd kan worden dan de maximale overgangsperiode. Indien het Associatiecomité geen besluit heeft genomen binnen 30 dagen na de kennisgeving van het verzoek van Egypte om herziening van het tijdschema, kan Egypte het tijdschema voorlopig opschorten voor een periode van maximaal een jaar.

  • 7 Het basisrecht waarop de verlagingen van de leden 1, 2, 3 en 4 worden toegepast, is voor elk betrokken product het recht bedoeld in artikel 18.

Artikel 10

De bepalingen betreffende de afschaffing van de douanerechten bij invoer zijn tevens van toepassing op douanerechten van fiscale aard.

Artikel 11

  • 1 In afwijking van het bepaalde in artikel 9 mag Egypte buitengewone maatregelen van beperkte duur vaststellen, waarbij douanerechten worden verhoogd of opnieuw ingesteld.

  • 2 Dergelijke maatregelen mogen uitsluitend worden genomen ten behoeve van jonge industrieën of van sectoren waarin herstructureringen plaatsvinden of die met grote moeilijkheden te kampen hebben, met name wanneer deze moeilijkheden ernstige sociale gevolgen hebben.

  • 3 Invoerrechten die krachtens dergelijke uitzonderlijke maatregelen door Egypte worden toegepast ten aanzien van producten van oorsprong uit de Gemeenschap mogen niet meer dan 25% ad valorem bedragen en dienen een preferentiële marge voor producten van oorsprong uit de Gemeenschap in te houden. De totale waarde van de ingevoerde producten waarop dergelijke maatregelen van toepassing zijn, mag niet meer bedragen van 20% van de totale invoer van industrieproducten uit de Gemeenschap gedurende het laatste jaar waarvoor statistische gegevens beschikbaar zijn.

  • 4 Deze maatregelen mogen gedurende niet meer dan vijf jaar worden toegepast, tenzij het Associatiecomité de toepassing ervan over een langere periode toestaat. Zij treden uiterlijk bij het verstrijken van de overgangsperiode buiten werking.

  • 5 Deze maatregelen kunnen voor een gegeven product niet langer worden getroffen, indien meer dan drie jaar is verstreken sinds de opheffing van alle rechten en kwantitatieve beperkingen of heffingen en maatregelen van gelijke werking die op het betrokken product van toepassing waren.

  • 6 Egypte stelt het Associatiecomité in kennis van alle buitengewone maatregelen die het voornemens is te treffen. Op verzoek van de Gemeenschap vindt vooraf overleg plaats over deze maatregelen en de sectoren waarop zij betrekking hebben. Indien het dergelijke maatregelen neemt, legt Egypte aan het comité een tijdschema voor de afschaffing van de overeenkomstig dit artikel ingestelde douanerechten voor. Dit tijdschema dient te voorzien in de geleidelijke afschaffing van deze rechten in gelijke jaarlijkse percentages, beginnende uiterlijk twee jaar nadat zij werden ingesteld. Het Associatiecomité kan een ander tijdschema vaststellen.

  • 7 In afwijking van het bepaalde in lid 4 kan het Associatiecomité, in verband met de problemen bij het opzetten van een nieuwe industrie, Egypte toestaan bij uitzondering de in lid 1 bedoelde maatregelen te handhaven gedurende ten hoogste vier jaar na afloop van de overgangsperiode van twaalf jaar.

HOOFDSTUK 2. Landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten, vis en visserijproducten

Artikel 12

Het bepaalde in dit hoofdstuk is van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap en Egypte, opgenomen in de hoofdstukken 1 tot en met 24 van de gecombineerde nomenclatuur en het Egyptische douanetarief, alsmede op de producten genoemd in bijlage I.

Artikel 13

De Gemeenschap en Egypte liberaliseren geleidelijk het onderlinge handelsverkeer in landbouwproducten, visserijproducten en bewerkte landbouwproducten die voor beide partijen van belang zijn.

Artikel 14

  • 1 Voor de invoer in de Gemeenschap van de landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten, vis en visserijproducten van oorsprong uit Egypte en genoemd in Protocol nr. 1 gelden de regelingen van dat protocol.

  • 2 Voor de invoer in Egypte van de landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten, vis en visserijproducten van oorsprong uit de Gemeenschap genoemd in Protocol nr. 2 gelden de regelingen van dat protocol.

Artikel 15

  • 1 Gedurende het derde uitvoeringsjaar van de overeenkomst onderzoeken de Gemeenschap en Egypte de situatie, teneinde vast te stellen welke maatregelen door de Gemeenschap en Egypte vanaf het begin van het vierde jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst moeten worden toegepast om het in artikel 13 genoemde doel te bereiken.

  • 2 Onverminderd het bepaalde in lid 1, en de handelsstromen voor landbouwproducten, visserijproducten en bewerkte landbouwproducten tussen de partijen alsmede de bijzondere gevoeligheid van deze producten in aanmerking genomen, onderzoeken de Gemeenschap en Egypte in de Associatieraad per product op basis van wederkerigheid de mogelijkheid om passende wederzijdse concessies in te stellen.

  • 3 De overeenkomstsluitende partijen komen twee jaar na de inwerkingtreding van de op 28 oktober 2009 te Brussel ondertekende overeenkomst in de vorm van een briefwisseling bijeen om na te gaan of het mogelijk is elkaar verdere concessies op het gebied van de handel in landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten, vis en visserijproducten te verlenen overeenkomstig artikel 13 van deze overeenkomst. Een dergelijke bijeenkomst zal daarna regelmatig, namelijk om de twee jaar, plaatsvinden.

Artikel 16

  • 1 Indien ten gevolge van de tenuitvoerlegging van het landbouwbeleid een specifieke regeling wordt ingesteld of indien de bestaande regelingen worden gewijzigd of in geval van wijziging of uitbreiding van de bepalingen betreffende de tenuitvoerlegging van het landbouwbeleid, kan de betrokken partij voor de betrokken producten de in deze overeenkomst vervatte regeling wijzigen.

  • 2 De betrokken partij stelt in een dergelijk geval het Associatiecomité op de hoogte. Op verzoek van de andere partij komt het Associatiecomité bijeen om te voorzien in de belangen van de verzoekende partij.

  • 3 Indien de Gemeenschap of Egypte krachtens lid 1 de regeling van deze overeenkomst voor landbouwproducten wijzigt, wordt voor de invoer van producten van oorsprong uit de andere partij een voordeel toegekend dat vergelijkbaar is met het voordeel waarin deze overeenkomst voorziet.

  • 4 Over de toepassing van dit artikel wordt in de Associatieraad overleg gepleegd.

HOOFDSTUK 3. GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

Artikel 17

  • 1 In het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Egypte worden geen nieuwe kwantitatieve invoerbeperkingen of maatregelen van gelijke werking ingesteld.

  • 2 Ten aanzien van het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Egypte worden kwantitatieve invoerbeperkingen of maatregelen van gelijke werking bij de inwerkingtreding van de overeenkomst afgeschaft.

  • 3 De Gemeenschap en Egypte passen onderling geen douanerechten bij uitvoer of heffingen van gelijke werking, noch kwantitatieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking toe.

Artikel 18

  • 1 De rechten van toepassing op de onderlinge invoer van de partijen zijn de bij de WTO geconsolideerde rechten of de op 1 januari 1999 toegepaste rechten, indien deze lager zijn. Indien de rechten na 1 januari 1999 erga omnes zijn verlaagd, is het verlaagde recht van toepassing.

  • 2 In het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Egypte worden geen nieuwe douanerechten bij invoer of bij uitvoer of heffingen van gelijke werking ingesteld, noch worden de rechten of heffingen welke reeds van toepassing zijn verhoogd, tenzij deze overeenkomst anders bepaalt.

  • 3 De partijen stellen elkander in kennis van de door hen per 1 januari 1999 toegepaste rechten.

Artikel 19

  • 1 Voor producten van oorsprong uit Egypte geldt bij invoer in de Gemeenschap geen gunstiger regeling dan die welke tussen de lidstaten onderling geldt.

  • 2 De bepalingen van deze overeenkomst zijn van toepassing onverminderd de bijzondere bepalingen inzake de toepassing van het gemeenschapsrecht op de Canarische Eilanden.

Artikel 20

  • 1 De partijen onthouden zich van alle binnenlandse maatregelen of praktijken van fiscale aard die, rechtstreeks of onrechtstreeks, discrimineren tussen producten van de ene partij en soortgelijke producten van oorsprong uit de andere partij.

  • 2 Terugbetaling van binnenlandse belasting voor producten die naar een der partijen worden uitgevoerd, mag de bedragen van de op deze producten rustende directe of indirecte belastingen niet overschrijden.

Artikel 21

  • 1 Deze overeenkomst vormt geen beletsel voor de handhaving of de instelling van douane-unies, vrijhandelszones of regelingen voor grensverkeer, mits de in deze overeenkomst neergelegde handelsregelingen daardoor niet worden gewijzigd.

  • 2 De partijen plegen overleg in de Associatieraad over overeenkomsten tot instelling van douane-unies of vrijhandelszones en desgewenst over andere belangrijke onderwerpen in verband met hun handelspolitiek ten aanzien van derde landen. Een dergelijk overleg vindt met name plaats bij de toetreding van een derde land tot de Unie, teneinde rekening te kunnen houden met de wederzijdse belangen van de partijen.

Artikel 22

Indien een der partijen constateert dat in het handelsverkeer met de andere partij dumping in de zin van artikel VI van de GATT 1994 plaatsvindt, kan zij passende maatregelen nemen tegen deze praktijk op grond van de WTO-overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 en haar binnenlandse wetgeving op dit gebied.

Artikel 23

Onverminderd het bepaalde in artikel 34 is de WTO-overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen van toepassing in de betrekkingen tussen de partijen. Tot de in artikel 34, lid 2, bedoelde regels zijn vastgesteld, kan, indien een der partijen constateert dat in het handelsverkeer met de andere partij dumping in de zin van artikel VI en XVI van de GATT 1994 plaatsvindt, zij passende maatregelen nemen tegen deze praktijk op grond van de WTO-overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen en haar binnenlandse wetgeving op dit gebied.

Artikel 24

  • 2 Vóór een partij vrijwaringsmaatregelen toepast krachtens artikel XIX van de GATT 1994 en de WTO-overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen, verstrekt zij het Associatiecomité alle terzake doende informatie die nodig is voor een grondig onderzoek van de situatie, om een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden. Teneinde een dergelijke oplossing te vinden voeren de partijen in het Associatiecomité onverwijld overleg. Indien de partijen niet binnen dertig dagen na de aanvang van dit overleg tot overeenstemming komen over een oplossing waarbij de toepassing van vrijwaringsmaatregelen kan worden vermeden, kan de partij die voornemens is vrijwaringsmaatregelen te nemen, de bepalingen van artikel XIX van de GATT 1994 en de WTO-overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen toepassen.

  • 3 Indien krachtens dit artikel vrijwaringsmaatregelen worden toegepast, kiezen de partijen bij voorrang maatregelen die de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst het minst verstoren.

  • 4 De vrijwaringsmaatregelen worden onmiddellijk ter kennis gebracht van het Associatiecomité, dat hierover periodiek overleg pleegt, in het bijzonder met het oog op afschaffing van deze maatregelen, zodra de omstandigheden zulks toelaten.

Artikel 25

  • 1 Indien als gevolg van de naleving van artikel 17, lid 3,

    • i) goederen worden wederuitgevoerd naar een derde land ten aanzien waarvan de exporterende partij voor het betrokken product kwantitatieve uitvoerbeperkingen, uitvoerrechten of maatregelen van gelijke werking toepast, of

    • ii) een ernstig tekort aan producten die van wezenlijk belang zijn voor de exporterende partij ontstaat of dreigt te ontstaan, en de bovenbedoelde situaties aanleiding geven of vermoedelijk zullen geven tot ernstige moeilijkheden voor de exporterende partij, kan deze partij passende maatregelen nemen volgens de procedures van artikel 2.

  • 2 De moeilijkheden die voortvloeien uit de in lid 1 bedoelde omstandigheden worden ter beoordeling aan het Associatiecomité voorgelegd. Het Associatiecomité kan alle besluiten nemen die nodig zijn om aan de moeilijkheden een einde te maken. Indien het Associatiecomité niet binnen dertig dagen nadat de zaak aan het comité is voorgelegd een dergelijk besluit heeft genomen, kan de exporterende partij passende maatregelen nemen ten aanzien van de uitvoer van het betrokken product. Deze maatregelen mogen geen discriminerend karakter hebben en dienen te worden ingetrokken zodra de redenen voor hun toepassing niet meer bestaan.

Artikel 26

Niets in deze overeenkomst vormt een beletsel voor verboden of beperkingen op de invoer, uitvoer of doorvoer die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en het leven van mensen en dieren of het behoud van planten, de bescherming van het nationaal cultuurgoed van artistieke, historische of archeologische waarde, of uit hoofde van de bescherming van de intellectuele, industriële en commerciële eigendom, noch voor voorschriften betreffende goud en zilver. Deze verboden of beperkingen mogen echter geen middel tot willekeurige discriminatie of een verkapte beperking van de handel tussen de partijen vormen.

Artikel 27

Het begrip „producten van oorsprong" voor de toepassing van deze titel en de regelingen voor administratieve samenwerking op dit gebied zijn gedefinieerd in Protocol nr. 4.

Artikel 28

Bij invoer in de Gemeenschap worden de goederen ingedeeld overeenkomstig de gecombineerde nomenclatuur. Bij invoer in Egypte worden de goederen ingedeeld overeenkomstig het Egyptische douanetarief.

TITEL III. RECHT VAN VESTIGING EN VERLENING VAN DIENSTEN

Artikel 29

  • 2 Overeenkomstig de GATS is deze behandeling niet van toepassing op:

    • a) door een partij toegekende voordelen overeenkomstig de bepalingen van een overeenkomst als gedefinieerd in artikel V van de GATS of maatregelen die genomen zijn op grond van een dergelijke overeenkomst;

    • b) andere voordelen toegekend overeenkomstig de lijst van uitzonderingen op de meestbegunstigingsclausule die door een partij aan de GATS is gehecht.

Artikel 30

  • 1 De partijen zullen overwegen de toepassingssfeer van de overeenkomst uit te breiden met het recht van vestiging van vennootschappen van een partij op het grondgebied van de andere partij en de liberalisering van de dienstverlening door vennootschappen van een partij aan ontvangers van diensten in een andere partij.

  • 2 De Associatieraad doet de nodige aanbevelingen voor de uitvoering van de in lid 1 vermelde doelstelling.

    Bij het opstellen van deze aanbevelingen houdt de Associatieraad rekening met de ervaring die is opgedaan met de uitvoering van de meestbegunstigingsbehandeling die de partijen elkander wederzijds toekennen overeenkomstig hun wederzijdse verplichtingen in het kader van de GATS, met name artikel V.

  • 3 De uitvoering van de in lid 1 genoemde doelstelling wordt door de Associatieraad uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst aan een eerste onderzoek onderworpen.

TITEL IV. KAPITAALVERKEER EN ANDERE ECONOMISCHE VRAAGSTUKKEN

HOOFDSTUK I. BETALINGS- EN KAPITAALVERKEER

Artikel 31

Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 33 verbinden de partijen zich ertoe machtiging te verlenen tot alle betalingen op de lopende rekening in volledig converteerbare valuta.

Artikel 32

  • 1 Vanaf de inwerkingtreding van de overeenkomst zien de Gemeenschap en Egypte toe op de liberalisering van het kapitaalverkeer voor rechtstreekse investeringen in ondernemingen die volgens het recht van het gastland zijn opgericht, alsmede de vereffening en repatriëring van deze investeringen en daaruit voortvloeiende winst.

  • 2 De partijen voeren overleg om het verkeer van kapitaal tussen de Gemeenschap en Egypte te vergemakkelijken, en geheel vrij te geven zodra de omstandigheden zulks toelaten.

Artikel 33

Indien een of meer lidstaten van de Gemeenschap dan wel Egypte in ernstige betalingsbalansproblemen verkeren of dreigen te verkeren, kan de Gemeenschap, respectievelijk Egypte, overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in het kader van de GATT en de artikelen VIII en XIV van de statuten van het Internationaal Monetair Fonds, beperkingen instellen ten aanzien van de lopende betalingen, indien dergelijke beperkingen strikt noodzakelijk zijn. De Gemeenschap, respectievelijk Egypte, stelt de andere partij hiervan onmiddellijk in kennis en doet deze partij zo spoedig mogelijk een tijdschema toekomen voor de opheffing van deze maatregelen.

HOOFDSTUK II. MEDEDINGING EN ANDERE ECONOMISCHE VRAAGSTUKKEN

Artikel 34

  • 1 Onverenigbaar met de goede werking van de overeenkomst zijn, voorzover de handel tussen de Gemeenschap en Egypte daardoor ongunstig kan worden beïnvloed:

    • i) alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen welke ertoe strekken of die ten gevolge hebben dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst;

    • ii) het misbruik van een machtspositie door een of meer ondernemingen op het gehele grondgebied van de Gemeenschap of van Egypte of op een wezenlijk deel daarvan;

    • iii) alle overheidssteun die de mededinging vervalst of dreigt te vervalsen door begunstiging van bepaalde ondernemingen of van de productie van bepaalde goederen.

  • 2 De Associatieraad neemt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst een besluit tot vaststelling van de nodige bepalingen voor de uitvoering van lid 1.

    In afwachting van de vaststelling van deze bepalingen worden de bepalingen van artikel 23 toegepast voor de tenuitvoerlegging van lid 1, onder iii).

  • 3 Elke partij voorziet in doorzichtigheid ten aanzien van de overheidssteun, met name door ieder jaar aan de andere partij mededeling te doen van het totale bedrag en de verdeling van de verstrekte steun en door op verzoek informatie over steunprogramma's te verstrekken. Indien een partij daarom verzoekt, verstrekt de andere partij informatie over bepaalde afzonderlijke steunmaatregelen van de overheid.

  • 5 Indien de Gemeenschap of Egypte van mening is dat een bepaalde praktijk onverenigbaar is met lid 1 kunnen zij passende maatregelen nemen na overleg in het kader van het Associatiecomité of na een termijn van dertig werkdagen volgende op het verzoek om dergelijk overleg, mits:

    • met de in lid 2 bedoelde uitvoeringsmaatregelen die praktijk niet afdoende kan worden tegengegaan, of

    • indien deze uitvoeringsbepalingen ontbreken, de praktijk de belangen van de andere partij ernstig schaadt of dreigt te schaden of aan haar nationale industrie, met inbegrip van de dienstverlenende sector, aanmerkelijke schade toebrengt of dreigt toe te brengen.

    Met betrekking tot praktijken die onverenigbaar zijn met lid 1, onder iii), kunnen, indien de WTO-regels erop van toepassing zijn, deze passende maatregelen alleen worden vastgesteld volgens de procedures en voorwaarden bepaald door de WTO of in een ander in het kader daarvan tot stand gekomen instrument dat voor beide partijen van toepassing is.

  • 6 Niettegenstaande eventueel daarmee strijdige bepalingen die overeenkomstig lid 2 zijn vastgesteld, wisselen de partijen informatie uit met inachtneming van de beperkingen welke voortvloeien uit het beroeps- of zakengeheim.

Artikel 35

De lidstaten en Egypte passen, zonder afbreuk te doen aan de in het kader van de GATT aangegane verplichtingen, alle staatsmonopolies van commerciële aard geleidelijk aan, zodanig dat uiterlijk vanaf het einde van het vijfde jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst tussen onderdanen van de lidstaten en van Egypte geen discriminatie meer bestaat wat de voorwaarden voor aankoop en verkoop van goederen betreft. Het Associatiecomité wordt in kennis gesteld van de maatregelen die daartoe worden genomen.

Artikel 36

Met betrekking tot overheidsondernemingen en ondernemingen waaraan speciale of exclusieve rechten zijn toegekend, ziet de Associatieraad erop toe dat vanaf het vijfde jaar na de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst geen maatregelen die het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Egypte verstoren en strijdig zijn met de belangen van de partijen, worden vastgesteld of gehandhaafd. Deze bepaling vormt geen beletsel voor de uitvoering, de jure of de facto, van bijzondere taken die aan deze ondernemingen zijn opgedragen.

Artikel 37

  • 1 Overeenkomstig het bepaalde in dit artikel en in bijlage VI zien de partijen toe op adequate en effectieve bescherming van intellectuele-, industriële- en commerciële-eigendomsrechten, overeenkomstig de gebruikelijke internationale normen, met inbegrip van effectieve middelen om deze rechten te doen gelden.

  • 2 De tenuitvoerlegging van dit artikel en van bijlage VI wordt regelmatig door de partijen geëvalueerd. Bij problemen op het gebied van intellectuele-, industriële- en commerciële-eigendomsrechten die afbreuk doen aan het handelsverkeer, wordt op verzoek van een partij spoedoverleg overleg gevoerd om tot een voor beide partijen bevredigende oplossing te komen.

Artikel 38

De partijen stellen zich een geleidelijke liberalisering van de overheidsopdrachten ten doel. De Associatieraad voert overleg over de tenuitvoerlegging van deze doelstelling.

TITEL V. ECONOMISCHE SAMENWERKING

Artikel 39. Doelstellingen

  • 1 De partijen verbinden zich ertoe tot wederzijds voordeel hun economische samenwerking te versterken.

  • 2 De economische samenwerking heeft als doel:

    • bevordering van de verwezenlijking van de algemene doelstellingen van deze overeenkomst;

    • bevordering van de totstandkoming van evenwichtige economische betrekkingen tussen de partijen;

    • ondersteuning van de inspanningen van Egypte om duurzame economische en sociale ontwikkeling tot stand te brengen.

Artikel 40. Toepassingsgebied

  • 1 De samenwerking is in de eerste plaats gericht op sectoren waar zich interne problemen voordoen of die gevolgen ondervinden van de liberalisering van de gehele Egyptische economie, met name de liberalisering van het handelsverkeer tussen Egypte en de Gemeenschap.

  • 2 Voorts wordt bij de samenwerking prioriteit gegeven aan de sectoren die de economieën van Egypte en de Gemeenschap dichter tot elkander brengen, met name sectoren die groei en werkgelegenheid scheppen.

  • 3 De samenwerking moedigt maatregelen om de intraregionale samenwerking te stimuleren aan.

  • 4 Bij de uitvoering van de verschillende terreinen van de economische samenwerking wordt de bescherming van het milieu en het ecologische evenwicht in acht genomen, voor zover relevant voor die terreinen.

  • 5 De partijen kunnen overeenkomen hun economische samenwerking uit te breiden tot sectoren die niet onder de bepalingen van deze titel vallen.

Artikel 41. Methoden en procedures

De economische samenwerking wordt met name verwezenlijkt door middel van:

  • a) een regelmatige economische dialoog tussen de partijen die alle terreinen van het macro-economisch beleid bestrijkt;

  • b) regelmatige uitwisseling van informatie en ideeën op alle terreinen van de samenwerking; in dit verband worden onder meer bijeenkomsten van ambtenaren en deskundigen gehouden;

  • c) uitwisseling van advies, deskundigheid en scholing;

  • d) gezamenlijke activiteiten als seminars en werkgroepen;

  • e) technische en administratieve bijstand en bijstand op het gebied van regelgeving.

Artikel 42. Onderwijs en opleiding

De partijen stellen in onderlinge samenwerking welke de meest effectieve methoden zijn om onderwijs en beroepsopleidingen significant te verbeteren, en passen deze methoden toe, met name ten aanzien van overheidsondernemingen en particuliere ondernemingen, handelsgerelateerde dienstverlening, de overheid, technische instellingen, instanties voor normalisatie en certificatie en andere relevante organisaties. In dit verband wordt bijzondere aandacht geschonken aan de toegang voor vrouwen tot hoger onderwijs en opleidingsfaciliteiten.

De samenwerking stimuleert tevens de totstandkoming van betrekkingen tussen gespecialiseerde instanties in de Gemeenschap en Egypte en bevordert de uitwisseling van informatie en ervaring en het gezamenlijk gebruik van technische faciliteiten.

Artikel 43. Wetenschappelijke en technologische samenwerking

De samenwerking heeft als doel:

  • a) het bevorderen van duurzame betrekkingen tussen de wetenschappelijke gemeenschap in de Gemeenschap en die in Egypte, met name door middel van:

    • openstelling van onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma's van de Gemeenschap voor Egypte, overeenkomstig de geldende bepalingen inzake de deelname van derde landen;

    • deelname van Egypte aan netwerken voor gedecentraliseerde samenwerking;

    • bevordering van synergie tussen opleiding en onderzoek;

  • b) het versterken van de onderzoekscapaciteit in Egypte;

  • c) het stimuleren van technologische innovatie, uitwisseling van nieuwe technologieën en verspreiding van kennis.

Artikel 44. Milieu

  • 1 De samenwerking heeft als doel het voorkomen van de aantasting van het milieu, het terugdringen van verontreiniging en het rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen, teneinde duurzame ontwikkeling te waarborgen.

  • 2 Specifiek richt de samenwerking zich op de volgende terreinen:

    • woestijnvorming;

    • de kwaliteit van het water van de Middellandse Zee en de bestrijding en voorkoming van verontreiniging van de zee;

    • waterbeheer;

    • energiebeheer;

    • afvalbeheer;

    • verzilting;

    • beheer van het milieu van gevoelige kustgebieden;

    • de effecten van industriële ontwikkeling en met name de veiligheid van industriële installaties;

    • de gevolgen van de landbouw voor de kwaliteit van bodem en water;

    • milieueducatie en -voorlichting.

Artikel 45. Industriële samenwerking

De samenwerking bevordert en stimuleert met name:

  • het debat over industriebeleid en concurrentie in een open economie;

  • de industriële samenwerking tussen bedrijven in de Gemeenschap en in Egypte: dit houdt onder meer toegang voor Egypte in tot communautaire netwerken voor samenwerking tussen ondernemingen en tot netwerken voor gedecentraliseerde samenwerking;

  • de modernisering en herstructurering van de Egyptische industrie;

  • totstandbrenging van een voor de ontwikkeling van het particuliere bedrijfsleven gunstig klimaat, teneinde groei en diversifiëring van de industriële productie te stimuleren;

  • overdracht van technologie, innovatie en onderzoek en ontwikkeling;

  • ontwikkeling van het menselijk potentieel;

  • toegang tot de kapitaalmarkt ten behoeve van de financiering van productieve investeringen.

Artikel 46. Investeringen en stimulering van investeringen

De samenwerking is gericht op versterking van de instroom van kapitaal, deskundigheid en technologie naar Egypte door onder meer:

  • op gepaste wijze investeringsmogelijkheden en bronnen van informatie over investeringsregels te identificeren;

  • informatie te verstrekken over Europese investeringsregelingen (technische bijstand, rechtstreekse financiële ondersteuning, fiscale stimuleringsmaatregelen, investeringsverzekering en dergelijke) voor investeringen buiten de EG, en Egypte beter in staat te stellen daarvan te profiteren;

  • een juridisch klimaat tot stand te brengen dat bevorderlijk is voor de onderlinge investeringen, eventueel door sluiting door Egypte en de lidstaten van overeenkomsten ter bescherming van investeringen en overeenkomsten ter vermijding van dubbele belastingheffing;

  • de mogelijkheden voor de oprichting van joint ventures te onderzoeken, met name voor het midden- en kleinbedrijf, en voor de sluiting van overeenkomsten tussen de lidstaten en Egypte;

  • mechanismen voor de stimulering van investeringen in te stellen.

De samenwerking kan zich uitstrekken tot planning en uitvoering van projecten waarmee ter plaatse de doeltreffende verwerving en gebruik van basistechnologieën, het gebruik van normen, de ontwikkeling van het menselijk potentieel en het scheppen van werkgelegenheid kan worden gedemonstreerd.

Artikel 47. Normalisatie en conformiteitsbeoordeling

De partijen streven ernaar de verschillen op het gebied van harmonisatie en conformiteitsbeoordeling te beperken. Specifiek richt de samenwerking in dit verband zich op de volgende terreinen:

  • a) voorschriften op het gebied van normalisatie, metrologie, kwaliteitsnormen en erkenning van conformiteit, met name wat betreft sanitaire en fytosanitaire normen voor landbouwproducten en voedingsmiddelen;

  • b) modernisering van de Egyptische instanties voor conformiteitsbeoordeling, teneinde te zijner tijd overeenkomsten inzake wederzijdse erkenning van conformiteitsbeoordeling te sluiten;

  • c) het ontwikkelen van structuren voor de bescherming van intellectuele, industriële en commerciële eigendom, normalisatie en kwaliteitsnormen.

Artikel 48. Aanpassing van wetgeving

De partijen doen wat in hun vermogen ligt om hun wetgeving onderling aan te passen, teneinde de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst te vereenvoudigen.

Artikel 49. Financiële diensten

De partijen werken samen om hun normen en voorschriften te harmoniseren, onder andere met het oog op:

  • a) versterking en herstructurering van de financiële sector in Egypte;

  • b) verbetering van de boekhoudings- en boekhoudcontrolesystemen, alsmede het toezicht op en de reglementering van het bankwezen, het verzekeringswezen en andere segmenten van de financiële sector in Egypte.

Artikel 50. Landbouw en visserij

De samenwerking is gericht op:

  • a) modernisering en herstructurering van landbouw en visserij, onder meer door modernisering van infrastructuur en uitrusting, ontwikkeling van technologie voor verpakking, opslag en marketing en verbetering van particuliere distributieketens;

  • b) diversificatie van productie en externe afzetmarkten, onder meer door stimulering van de oprichting van joint ventures in de agro-industriële sector;

  • c) hechtere samenwerking op veterinair en fytosanitair gebied en inzake teelttechnieken teneinde handelsverkeer tussen de partijen te vergemakkelijken. De partijen wisselen hiertoe informatie uit.

Artikel 51. Vervoer

De samenwerking is gericht op:

  • herstructurering en modernisering van weg-, spoorweg-, haven- en luchthaveninfrastructuur die gekoppeld is aan de belangrijkste trans-Europese verbindingen van gemeenschappelijk belang;

  • definitie en toepassing van exploitatienormen die vergelijkbaar zijn met die welke in de Gemeenschap gangbaar zijn;

  • vernieuwing van technische installaties voor multimodaal vervoer, containervervoer en overslag;

  • verbetering van het beheer van luchthavens, de luchtverkeersleiding en de spoorwegen, mede inhoudende samenwerking tussen de verantwoordelijke nationale instanties;

  • verbetering van navigatiehulpmiddelen.

Artikel 52. Telecommunicatie en informatiemaatschappij

De partijen erkennen dat informatie- en communicatietechnologieën een cruciaal element zijn van een moderne samenleving, een vitale factor voor de economische en sociale ontwikkeling en een hoeksteen van de opkomende informatiemaatschappij.

De samenwerkingsactiviteiten van de partijen op dit gebied zijn gericht op:

  • een dialoog over vraagstukken die verband houden met de verschillende aspecten van de informatiemaatschappij, zoals het telecommunicatiebeleid;

  • uitwisseling van informatie en mogelijke technische bijstand op het gebied van regelgeving, normalisatie, conformiteitsbeoordeling en certificering in verband met informatietechnologieën en telecommunicatie;

  • verspreiding van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën en verfijning van nieuwe toepassingen op dit gebied;

  • uitvoering van gezamenlijke projecten voor onderzoek, technische ontwikkeling of industriële toepassingen op het gebied van informatietechnologieën, communicatie, telematica en de informatiemaatschappij;

  • deelname van Egyptische organisaties, binnen de gevestigde kaders, aan proefprojecten en Europese programma's;

  • onderlinge koppeling van netwerken en interoperabiliteit van telematicadiensten in de Gemeenschap en Egypte.

Artikel 53. Energie

Bij de samenwerking genieten prioriteit:

  • bevordering van duurzame energie;

  • bevordering van energiebesparing en efficiënt energiegebruik;

  • toegepast onderzoek naar datanetwerken in de economische en sociale sector, met name ten behoeve van de verbinding tussen ondernemingen in de Gemeenschap en in Egypte;

  • ondersteuning voor de modernisering en ontwikkeling van energienetwerken en koppeling daarvan aan de netwerken van de Gemeenschap.

Artikel 54. Toerisme

De prioriteiten voor de samenwerking zijn:

  • stimulering van investeringen in het toerisme;

  • verbetering van de kennis van de toeristenindustrie en versterking van de consistentie van beleid dat op het toerisme van invloed is;

  • betere seizoensspreiding van het toerisme;

  • bevordering van de samenwerking met regio's en steden in buurlanden;

  • benadrukking van het belang van het culturele erfgoed voor het toerisme;

  • zorgen voor een passende wisselwerking tussen toerisme en het milieu;

  • versterking van het concurrentievermogen van het toerisme door steun voor professionalisering.

Artikel 55. Douane

  • 1 De partijen ontwikkelen de samenwerking op douanegebied teneinde erop toe te zien dat de handelsbepalingen worden nageleefd. Bij de samenwerking hebben prioriteit:

    • a) vereenvoudiging van controles en procedures voor in- en uitklaring van goederen;

    • b) toepassing van het „enig document" en een systeem om de douanevervoerregelingen van de Gemeenschap en Egypte te koppelen.

  • 2 Onverminderd het bepaalde in de overeenkomst inzake verdere samenwerking, in het bijzonder wat de bestrijding van drugs en het witwassen van geld betreft, verlenen de douaneadministraties van de partijen elkander administratieve bijstand overeenkomstig Protocol nr. 5.

Artikel 56. Statistiek

De samenwerking is met name gericht op harmonisatie van de door de partijen gebruikte methoden, zodat betrouwbare statistieken kunnen worden opgesteld voor alle gebieden die onder deze overeenkomst vallen en voor statistische verwerking in aanmerking komen.

Artikel 57. Witwassen van geld

  • 1 De partijen werken samen om te voorkomen dat hun financiële systemen worden gebruikt voor het witwassen van de opbrengst van criminele activiteiten in het algemeen en drugsmisdrijven in het bijzonder.

  • 2 De samenwerking op dit gebied omvat mede technische en administratieve bijstand voor het opzetten van effectieve normen voor de bestrijding van witwassen, die met de internationale normen overeenstemmen.

Artikel 58. Bestrijding van drugs

  • 1 De samenwerking is met name gericht op:

    • verbetering van de effectiviteit van beleid en maatregelen ter voorkoming en bestrijding van het aanbod van en de illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, alsmede op bestrijding van het misbruik van deze producten;

    • bevordering van een gezamenlijke aanpak voor het terugdringen van de vraag.

  • 2 De partijen bepalen gezamenlijk, in overeenstemming met hun respectieve wetgeving, welke strategieën en samenwerkingsmethoden geboden zijn om deze doelstellingen te bereiken. Hun optreden, voor zover niet gemeenschappelijk, wordt gebaseerd op overleg en nauwe coördinatie.

    Aan dit optreden kunnen de betrokken overheidsinstellingen en particuliere instellingen deelnemen, alle overeenkomstig hun bevoegdheden, in samenwerking met de bevoegde instanties van Egypte, de Gemeenschap en haar lidstaten.

  • 3 De samenwerking wordt verwezenlijkt door middel van uitwisseling van informatie en waar nodig gezamenlijke activiteiten met betrekking tot:

    • oprichting of uitbreiding van instellingen voor sociale dienstverlening en gezondheidszorg en informatiecentra voor de behandeling en sociale reïntegratie van drugsverslaafden;

    • uitvoering van projecten op het gebied van preventie, voorlichting, opleiding, en epidemiologisch onderzoek;

    • het opstellen van effectieve normen voor de voorkoming van het onrechtmatig gebruik van precursoren en andere essentiële stoffen die worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen, overeenkomend met de internationale normen.

Artikel 59. Bestrijding van terrorisme

Overeenkomstig internationale verdragen en hun nationale wetgeving werken de partijen samen op dit gebied, waarbij de nadruk ligt op:

  • uitwisseling van informatie over middelen en methoden voor de bestrijding van terrorisme;

  • uitwisseling van ervaringen met betrekking tot de voorkoming van terrorisme;

  • gezamenlijk onderzoek naar de voorkoming van terrorisme.

Artikel 60. Regionale samenwerking

De samenwerking is met name gericht op:

  • ontwikkeling van de economische infrastructuur;

  • wetenschappelijk en technologisch onderzoek;

  • intraregionale handel;

  • douanezaken;

  • cultuur;

  • milieuvraagstukken.

Artikel 61. Bescherming van de consument

De samenwerking op dit gebied is gericht op de harmonisatie van de regelingen voor de bescherming van de consument in de Europese Gemeenschap en in Egypte en dient voor zover mogelijk gericht te zijn op:

  • versterking van de onderlinge compatibiliteit van de consumentenwetgeving, teneinde handelsbelemmeringen te voorkomen;

  • instelling, ontwikkeling en onderlinge koppeling van systemen voor wederzijdse informatieverstrekking over gevaarlijke voedingsmiddelen en industrieproducten (systemen voor vroegtijdige waarschuwing);

  • uitwisseling van informatie en deskundigen;

  • organisatie van opleidingsregelingen en verlening van technische bijstand.

TITEL VI

HOOFDSTUK 1. DIALOOG EN SAMENWERKING OP SOCIAAL GEBIED

Artikel 62

De partijen bevestigen opnieuw het belang dat zij hechten aan billijke behandeling van hun werknemers die legaal op het grondgebied van de andere partij verblijven en werkzaam zijn. De lidstaten en Egypte komen overeen, indien een van hen daarom verzoekt, besprekingen te openen over onderlinge bilaterale overeenkomsten inzake arbeidsvoorwaarden voor en socialezekerheidsrechten van werknemers uit Egypte en de lidstaten die legaal verblijven en werkzaam zijn op hun grondgebied.

Artikel 63

  • 1 Tussen de partijen wordt een regelmatige dialoog ingesteld over onderwerpen op sociaal gebied die voor hen van belang zijn.

  • 2 In het kader van deze dialoog wordt onderzocht hoe vooruitgang kan worden bewerkstelligd wat betreft het verkeer van werknemers, gelijke behandeling en sociale integratie van onderdanen van Egypte en van de lidstaten van de Gemeenschap die legaal op het grondgebied van de andere partij verblijven.

  • 3 De dialoog heeft met name betrekking op alle vraagstukken betreffende:

    • a) leef- en werkomstandigheden van migrantengemeenschappen;

    • b) migratie;

    • c) illegale migratie;

    • d) activiteiten ter bevordering van de gelijke behandeling van onderdanen van Egypte en van de lidstaten van de Gemeenschap, wederzijdse kennis van cultuur en beschaving, bevordering van tolerantie en afschaffing van discriminatie.

Artikel 64

De dialoog over sociale aangelegenheden wordt gevoerd volgens dezelfde procedures als die waarin in titel I van deze overeenkomst wordt voorzien.

Artikel 65

Teneinde de samenwerking op sociaal gebied tussen de partijen te consolideren, worden activiteiten en programma's uitgevoerd op alle gebieden die voor hen van belang zijn. Hierbij hebben de volgende onderwerpen prioriteit:

  • a) vermindering van de migratiedruk, met name door het verbeteren van de levensomstandigheden, het scheppen van werkgelegenheid en inkomensgenerende activiteiten en het ontwikkelen van het onderwijs in de gebieden waaruit emigranten afkomstig zijn;

  • b) bevordering van de betrokkenheid van vrouwen bij het economische en sociale ontwikkelingsproces;

  • c) ontwikkeling en versterking van Egyptische programma's voor gezinsplanning en de bescherming van moeder en kind;

  • d) verbetering van het stelsel van sociale zekerheid;

  • e) verbetering van de gezondheidszorg;

  • f) verbetering van de levensomstandigheden in arme gebieden;

  • g) uitvoering en financiering van uitwisselings- en vrijetijdsprogramma's voor gemengde groepen Europese en Egyptische jongeren die in de lidstaten verblijven ter bevordering van de kennis van elkanders cultuur en van de tolerantie.

Artikel 66

De samenwerkingsactiviteiten kunnen worden uitgevoerd in samenwerking met de lidstaten en bevoegde internationale organisaties.

Artikel 67

De Associatieraad richt voor het einde van het eerste jaar na de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst een werkgroep op. Deze wordt belast met de permanente en regelmatige evaluatie van de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de hoofdstukken 1 tot en met 3.

HOOFDSTUK 2. SAMENWERKING INZAKE VOORKOMING VAN EN CONTROLE OP ILLEGALE IMMIGRATIE EN ANDERE CONSULAIRE AANGELEGENHEDEN

Artikel 68

De partijen werken samen teneinde illegale immigratie te voorkomen en controleren. Hiertoe geldt het volgende:

  • iedere lidstaat van de Europese Gemeenschap verbindt zich ertoe eigen onderdanen die illegaal op het grondgebied van Egypte verblijven op verzoek van Egypte zonder verdere formaliteiten over te nemen, zodra de betrokken personen uitdrukkelijk als zodanig zijn geïdentificeerd;

  • Egypte verbindt zich ertoe eigen onderdanen die illegaal op het grondgebied van een lidstaat van de Europese Gemeenschap verblijven op verzoek van die lidstaat zonder verdere formaliteiten over te nemen, zodra de betrokken personen uitdrukkelijk als zodanig zijn geïdentificeerd.

Voor dergelijke doeleinden verstrekken de lidstaten en Egypte hun onderdanen passende identiteitsdocumenten.

Wat de lidstaten van de Europese Unie betreft zijn de verplichtingen van dit artikel uitsluitend van toepassing op personen die voor de toepassing van het Gemeenschapsrecht geacht worden hun onderdanen te zijn.

Wat Egypte betreft zijn de verplichtingen van dit artikel uitsluitend van toepassing op personen die overeenkomstig het Egyptische rechtsstelsel en alle relevante wetgeving betreffende het staatsburgerschap geacht worden onderdanen van Egypte te zijn.

Artikel 69

Na de inwerkingtreding van de overeenkomst openen de partijen op verzoek van een van hen onderhandelingen over de sluiting van onderlinge bilaterale overeenkomsten waarin hun specifieke verplichtingen betreffende de overname van hun onderdanen worden geregeld. Indien een partij zulks noodzakelijk acht, bevatten dergelijke overeenkomsten tevens regelingen voor de overname van onderdanen van derde landen. In die regelingen wordt bepaald welke categorieën personen onder de regelingen vallen, alsmede op welke wijze de overname dient te geschieden. Egypte wordt passende financiële en technische steun verleend voor de tenuitvoerlegging van deze regelingen.

Artikel 70

De Associatieraad onderzoekt welke andere gezamenlijke inspanningen kunnen worden verricht voor de voorkoming van en de controle op illegale immigratie en met betrekking tot andere consulaire aangelegenheden.

HOOFDSTUK 3. SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN CULTUUR, AUDIOVISUELE MEDIA EN INFORMATIE

Artikel 71

  • 1 De partijen bevorderen de culturele samenwerking ten aanzien van terreinen van wederzijds belang, in een geest van respect voor elkanders cultuur. Er wordt een duurzame dialoog inzake cultuur ingesteld. De samenwerking is met name gericht op het bevorderen van:

    • het conserveren en restaureren van historisch en cultureel erfgoed (monumenten en locaties van cultuurhistorische waarde, artefacten, zeldzame boeken en handschriften en dergelijke);

    • de uitwisseling van tentoonstellingen, theatergroepen, kunstenaars, letterkundigen, intellectuelen, culturele evenementen en dergelijke;

    • vertalingen;

    • de opleiding van personen die in de cultuursector werkzaam zijn.

  • 2 De samenwerking op het gebied van de audiovisuele media bevordert coproducties en gezamenlijke opleidingsactiviteiten. De partijen streven ernaar de deelname van Egypte aan communautaire initiatieven op dit gebied te stimuleren.

  • 3 De partijen zijn het erover eens dat cultuurprogramma's van de Gemeenschap en een of meer lidstaten, alsmede andere activiteiten van wederzijds belang, tot Egypte kunnen worden uitgebreid.

  • 4 De partijen stimuleren culturele samenwerking van commerciële aard, met name door middel van gezamenlijke projecten (voor productie, investering en marketing), opleiding en uitwisseling van informatie.

  • 5 Bij de vaststelling van samenwerkingsactiviteiten en -programma's en gezamenlijke activiteiten besteden de partijen bijzondere aandacht aan jongeren, aan zelfexpressie en communicatievaardigheden met gebruikmaking van schriftelijke en audiovisuele media, en aan monumentenzorg en verbreiding van cultuur.

  • 6 De samenwerking wordt met name verwezenlijkt door middel van:

    • een regelmatige dialoog tussen de partijen;

    • regelmatige uitwisseling van informatie en ideeën in alle sectoren van samenwerking, onder meer door middel van bijeenkomsten van ambtenaren en deskundigen;

    • activiteiten op het gebied van adviesverlening, expertise en opleiding;

    • gezamenlijke activiteiten als seminars en workshops;

    • technische en administratieve bijstand en bijstand op het gebied van de regelgeving;

    • verspreiding van informatie over samenwerkingsinitiatieven.

TITEL VII. FINANCIËLE SAMENWERKING

Artikel 72

Ter verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst wordt een financieel samenwerkingspakket aan Egypte ter beschikking gesteld volgens de passende procedures en met de vereiste financiële middelen.

De financiële samenwerking is met name gericht op:

  • het bevorderen van hervormingen die gericht zijn op de modernisering van de economie;

  • het op peil brengen van de economische infrastructuur;

  • het bevorderen van particuliere investeringen en activiteiten die werkgelegenheid scheppen;

  • het opvangen van de gevolgen voor Egypte van de geleidelijke instelling van een vrijhandelsgebied, met name door de industrie te moderniseren en te herstructureren en Egyptes exportcapaciteit te vergroten;

  • flankerende maatregelen voor beleid in de sociale sector;

  • het bevorderen van de capaciteit en het vermogen van Egypte op het gebied van de bescherming van intellectuele eigendomsrechten;

  • aanvullende maatregelen, waar nodig, ter uitvoering van bilaterale overeenkomsten ter voorkoming en beheersing van illegale immigratie;

  • flankerende maatregelen ten behoeve van de formulering en tenuitvoerlegging van de concurrentiewetgeving.

Artikel 73

Met het oog op een gecoördineerde benadering van uitzonderlijke macro-economische en financiële problemen die uit de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst zouden kunnen voortvloeien, schenken de partijen bijzondere aandacht aan de ontwikkelingen in het handelsverkeer en de financiële betrekkingen tussen de Gemeenschap en Egypte in het kader van de krachtens titel V ingestelde regelmatige economische dialoog.

TITEL VIII. INSTITUTIONELE, ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 74

Er wordt een Associatieraad opgericht, die éénmaal per jaar, of telkens wanneer de omstandigheden zulks vereisen, op ministerieel niveau bijeenkomt op initiatief van zijn voorzitter, overeenkomstig het reglement van orde.

De Associatieraad behandelt alle belangrijke vraagstukken die zich in het kader van de overeenkomst voordoen en alle andere bilaterale of internationale vraagstukken van gemeenschappelijk belang.

Artikel 75

  • 1 De Associatieraad bestaat uit enerzijds leden van de Raad van de Europese Unie en leden van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en anderzijds leden van de regering van Egypte.

  • 2 De leden van de Associatieraad kunnen regelingen treffen om zich te doen vertegenwoordigen, overeenkomstig de daartoe in het reglement van orde van deze Associatieraad vast te stellen voorwaarden.

  • 3 De Associatieraad stelt zijn reglement van orde vast.

  • 4 De Associatieraad wordt beurtelings voorgezeten door een lid van de Raad van de Europese Unie en een lid van de regering van Egypte, zulks overeenkomstig het bepaalde in het reglement van orde van de Associatieraad.

Artikel 76

Voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de overeenkomst heeft de Associatieraad beslissingsbevoegdheid in de gevallen die in de overeenkomst worden genoemd.

De besluiten van de Associatieraad zijn bindend voor de partijen, die de nodige maatregelen treffen voor de uitvoering ervan. De Associatieraad kan tevens alle nuttige aanbevelingen doen.

De besluiten en aanbevelingen van de Associatieraad worden vastgesteld in onderlinge overeenstemming tussen de partijen.

Artikel 77

  • 1 Er wordt een Associatiecomité opgericht, dat toezicht houdt op het beheer van deze Overeenkomst, onder voorbehoud van de aan de Associatieraad toegekende bevoegdheden.

  • 2 De Associatieraad kan alle of een deel van zijn bevoegdheden aan het Associatiecomité delegeren.

Artikel 78

  • 1 Het Associatiecomité vergadert op het niveau van hoge ambtenaren en bestaat uit enerzijds vertegenwoordigers van de leden van de Raad van de Europese Unie en van leden van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, en anderzijds vertegenwoordigers van de regering van Egypte.

  • 2 Het Associatiecomité stelt zijn reglement van orde vast.

  • 3 Het voorzitterschap van het Associatiecomité wordt bij toerbeurt bekleed door een vertegenwoordiger van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en een vertegenwoordiger van de regering van de Arabische Republiek Egypte.

Artikel 79

  • 1 Het Associatiecomité heeft beslissingsbevoegdheid inzake het beheer van deze overeenkomst en op de terreinen waarop de Associatieraad bevoegdheden aan het Associatiecomité heeft gedelegeerd.

  • 2 De besluiten van het Associatiecomité worden vastgesteld in onderlinge overeenstemming tussen de partijen. Deze besluiten zijn bindend voor de partijen, die de nodige maatregelen treffen voor de uitvoering ervan.

Artikel 80

De Associatieraad kan besluiten werkgroepen of lichamen in te stellen die voor de uitvoering van de overeenkomst nodig zijn. Hij stelt voor alle aldus aan hem ondergeschikte werkgroepen of lichamen de werkopdracht vast.

Artikel 81

De Associatieraad neemt alle nuttige maatregelen ter bevordering van de samenwerking en de contacten tussen het Europees Parlement en de Volksvergadering van Egypte.

Artikel 82

  • 1 Elk der partijen kan ieder geschil dat verband houdt met de toepassing of de interpretatie van deze overeenkomst aan de Associatieraad voorleggen.

  • 2 De Associatieraad kan het geschil bij besluit beslechten.

  • 3 Beide partijen zijn verplicht de maatregelen te treffen die voor de uitvoering van besluiten als bedoeld in lid 2 noodzakelijk zijn.

  • 4 Indien het geschil niet overeenkomstig lid 2 kan worden beslecht, kan elk der partijen de andere partij ervan in kennis stellen dat zij een scheidsrechter heeft aangewezen, waarop de andere partij binnen twee maanden een tweede scheidsrechter dient aan te wijzen. Voor de toepassing van deze procedure worden de Gemeenschap en de lidstaten geacht één partij bij het geschil te zijn.

    De Associatieraad wijst een derde scheidsrechter aan.

    De scheidsrechters besluiten bij meerderheid van stemmen.

    Elke partij bij het geschil treft de maatregelen die voor de tenuitvoerlegging van het besluit van de scheidsrechters noodzakelijk zijn.

Artikel 83

Niets in deze overeenkomst belet een overeenkomstsluitende partij maatregelen te nemen:

  • a) die zij nodig acht om onthulling van informatie die tegen haar vitale veiligheidsbelangen indruist te beletten;

  • b) die verband houden met de productie van of de handel in wapens, munitie of oorlogsmaterieel of met onderzoek, ontwikkeling of productie die onmisbaar zijn voor defensiedoeleinden, mits deze maatregelen geen afbreuk doen aan de concurrentievoorwaarden voor producten die niet voor specifiek militaire doeleinden bestemd zijn;

  • c) die zij van vitaal belang acht voor haar eigen veiligheid in geval van ernstige binnenlandse problemen die de openbare orde bedreigen, in tijden van oorlog of ernstige internationale spanningen die een oorlogsdreiging inhouden, of om verplichtingen na te komen die zij voor de bewaring van de vrede en de internationale veiligheid is aangegaan.

Artikel 84

Op de door deze overeenkomst bestreken terreinen en onverminderd eventueel daarin neergelegde bijzondere bepalingen, geldt het volgende:

  • de regelingen die Egypte ten opzichte van de Gemeenschap toepast mogen geen aanleiding geven tot onderlinge discriminatie van de lidstaten, hun onderdanen of hun vennootschappen;

  • de regelingen die de Gemeenschap ten opzichte van Egypte toepast mogen geen aanleiding geven tot onderlinge discriminatie van Egyptische onderdanen of vennootschappen.

Artikel 85

Ten aanzien van directe belastingen heeft geen der bepalingen van de overeenkomst tot gevolg dat:

  • de door een partij toegekende voordelen op fiscaal gebied in enige internationale overeenkomst of regeling waardoor deze partij gebonden is worden uitgebreid;

  • de vaststelling of toepassing door een partij van maatregelen ter voorkoming van fraude of belastingontduiking wordt verhinderd;

  • afbreuk wordt gedaan aan het recht van een partij de ter zake doende bepalingen van haar fiscale wetgeving toe te passen op belastingplichtigen die zich niet in een zelfde situatie bevinden, met name ten aanzien van hun woonplaats.

Artikel 86

  • 1 De partijen treffen alle algemene en bijzondere maatregelen die vereist zijn om aan hun verplichtingen krachtens deze overeenkomst te voldoen. Zij zien erop toe dat de in de overeenkomst aangegeven doelstellingen worden bereikt.

  • 2 Indien een der partijen van mening is dat de andere partij een verplichting die uit de overeenkomst voortvloeit niet is nagekomen, kan zij passende maatregelen treffen. Alvorens dit te doen, behalve in geval van wezenlijke inbreuk op deze overeenkomst door de andere partij, verstrekt zij de Associatieraad alle terzake doende informatie die nodig is voor een grondig onderzoek van de situatie, teneinde een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden.

    Wezenlijke inbreuk op deze overeenkomst houdt in: verbreking van deze overeenkomst in strijd met de algemene regels van het internationale recht of ernstige schending van een essentieel element van deze overeenkomst, waardoor een klimaat wordt geschapen dat niet bevorderlijk is voor overleg, alsmede situaties waarin uitstel afbreuk zou doen aan de doelstellingen van deze overeenkomst.

  • 3 Bij de keuze van maatregelen als bedoeld in lid 2 wordt voorrang gegeven aan maatregelen die de werking van deze overeenkomst het minst verstoren. De partijen komen voorts overeen dat deze maatregelen in overeenstemming dienen te zijn met het internationale recht en in verhouding dienen te staan tot de schending.

    De genomen maatregelen worden onmiddellijk ter kennis van de Associatieraad gebracht en op verzoek van de andere partij in de Associatieraad besproken. Indien een der partijen in geval van wezenlijke inbreuk op de overeenkomst als bedoeld in lid 2 een maatregel neemt, kan de andere partij een beroep doen op de procedure voor geschillenbeslechting.

Artikel 87

De protocollen 1 tot en met 5 en de bijlagen I tot en met VI vormen een integrerend onderdeel van de overeenkomst.

Artikel 88

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder „partijen" verstaan: enerzijds Egypte, en anderzijds de Gemeenschap, dan wel de lidstaten, dan wel de Gemeenschap en de lidstaten, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden.

Artikel 89

Deze overeenkomst wordt voor onbepaalde tijd gesloten.

Elk der partijen kan deze overeenkomst door kennisgeving aan de andere partij opzeggen. Zes maanden na de datum van die kennisgeving houdt deze overeenkomst op van toepassing te zijn.

Artikel 90

Deze overeenkomst is van toepassing op enerzijds het grondgebied waar het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal van toepassing zijn, overeenkomstig het bepaalde in die verdragen, en anderzijds op het grondgebied van Egypte.

Artikel 91

Deze overeenkomst is opgesteld in tweevoud in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse, de Zweedse en de Arabische taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

Artikel 92

  • 1 Deze overeenkomst wordt door de partijen volgens hun eigen procedures goedgekeurd.

Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na de datum waarop de partijen elkander ervan kennisgeving doen dat de in de eerste alinea bedoelde procedures zijn voltooid.

  • 2 Bij inwerkingtreding vervangt deze overeenkomst de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en Egypte en de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en Egypte, ondertekend te Brussel op 18 januari 1977.

Protocol Nr. 1. 2betreffende de regeling van toepassing bij de invoer in de Europese Gemeenschap van landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten, vis en visserijproducten van oorsprong uit de Arabische Republiek Egypte

1.

Voor de invoer in de Europese Gemeenschap van de in de bijlage bij dit protocol genoemde producten van oorsprong uit Egypte gelden de onderstaande voorwaarden.

2.

Vanaf de datum van inwerkingtreding van de op Brussel te 28 oktober 2009 ondertekende overeenkomst in de vorm van een briefwisseling (hierna „de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling”) worden de douanerechten die van toepassing zijn op de invoer in de Europese Gemeenschap van landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten, vis en visserijproducten van oorsprong uit Egypte afgeschaft, behalve wanneer in tabel 1 van de bijlage anders is bepaald.

3.

De douanerechten die gelden voor de in tabel 2 van de bijlage bedoelde landbouwproducten van oorsprong uit Egypte, worden afgeschaft of verlaagd binnen de grenzen van de tariefcontingenten die in kolom „b” worden vermeld.

Voor hoeveelheden die de contingenten overschrijden, worden de douanerechten verlaagd met het percentage dat in kolom „c” wordt vermeld.

Voor het eerste jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling wordt de omvang van de tariefcontingenten berekend in verhouding tot het basisvolume, rekening houdend met het gedeelte van de periode dat op de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst reeds is verstreken.

4.

Voor producten van de GN-codes 07032000 en 07070005 wordt de omvang van het tariefcontingent van kolom „b” jaarlijks met 3 % van de omvang van het vorige jaar verhoogd, waarbij de eerste verhoging één jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling plaatsvindt.

5.

Voor producten van de GN-codes 08101000, 100620, 100630 en 100640 wordt de omvang van het tariefcontingent van kolom „b” gedurende een periode van vijf jaar jaarlijks met 3 % van de omvang van het vorige jaar verhoogd, waarbij de eerste verhoging één jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling plaatsvindt.

6.

Voor producten van de GN-codes 18061030, 18061090, 18062095, 21012098 en 21069059 wordt de omvang van het tariefcontingent van kolom „b” gedurende een periode van vijf jaar jaarlijks met 5 % van de omvang van het vorige jaar verhoogd, waarbij de eerste verhoging één jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling plaatsvindt.

7.

Voor producten van de GN-codes 17049099, 19019099, 21011298, 21069098 en 33021029 wordt de omvang van het tariefcontingent van kolom „b” gedurende een periode van vijf jaar jaarlijks met 10 % van de omvang van het vorige jaar verhoogd, waarbij de eerste verhoging één jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst plaatsvindt.

8.

  • a) Onverminderd de in punt 2 van dit protocol vastgestelde voorwaarden, geldt met betrekking tot de producten waarop, enerzijds, invoerprijzen overeenkomstig artikel 140 bis van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad3en, anderzijds, ad-valoremdouanerechten en specifieke douanerechten overeenkomstig het gemeenschappelijk douanetarief van toepassing zijn, dat de afschaffing alleen van toepassing is op het ad-valoremgedeelte van het recht.

  • b) De door de Europese Gemeenschap en Egypte overeengekomen invoerprijs, vanaf welke het specifieke recht als vermeld in de lijst van concessies die door de Gemeenschap bij de WTO is aangemeld, tot nul wordt verlaagd, bedraagt van 1 december tot en met 31 mei voor verse sinaasappelen, andere dan pomeransen (bittere oranjeappelen), van GN-code 080510204binnen het tariefcontingent van 36300 ton dat op de concessie betreffende ad-valoremdouanerechten van toepassing is, 264 EUR per ton.

Als de invoerprijs voor een zending 2, 4, 6, of 8 % lager is dan de overeengekomen invoerprijs, dan is het specifieke douanerecht gelijk aan respectievelijk 2, 4, 6, of 8 % van deze overeengekomen invoerprijs. Indien de invoerprijs voor een zending lager is dan 92 % van de overeengekomen invoerprijs, is het bij de WTO geconsolideerde specifieke douanerecht van toepassing.

Protocol Nr. 2. 5betreffende de regeling van toepassing bij de invoer in de Arabische Republiek Egypte van landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten, vis en visserijproducten van oorsprong uit de Europese Gemeenschap

1.

Voor de invoer in de Arabische Republiek Egypte van de in de bijlage bij dit protocol genoemde producten van oorsprong uit de Europese Gemeenschap gelden de onderstaande voorwaarden.

2.

Vanaf de datum van inwerkingtreding van de op Brussel te 28 oktober 2009 ondertekende overeenkomst in de vorm van een briefwisseling (hierna „de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling”) worden de douanerechten die van toepassing zijn op de invoer in de Arabische Republiek Egypte van landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten, vis en visserijproducten van oorsprong uit de Europese Gemeenschap afgeschaft, behalve voor de in tabel 1 genoemde producten.

3.

De douanerechten die gelden voor de in tabel 2 van de bijlage bedoelde landbouwproducten van oorsprong uit de Europese Gemeenschap, worden afgeschaft of verlaagd binnen de grenzen van de tariefcontingenten die in kolom „b” worden vermeld.

Protocol nr. 4. betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking

Artikel 1. Toepasselijke regels van oorsprong

  • 1 Voor de toepassing van deze overeenkomst zijn aanhangsel I en de relevante bepalingen van aanhangsel II van de Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels 6 („de Conventie”), van toepassing.

  • 2 Alle verwijzingen naar de „desbetreffende overeenkomst” in aanhangsel I en in de relevante bepalingen van aanhangsel II van de Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels gelden als verwijzingen naar deze overeenkomst.

Artikel 2. Geschillenbeslechting

  • 1 Indien er een geschil ontstaat in verband met de controleprocedures in artikel 32 van aanhangsel I van de Conventie dat niet kan worden opgelost door de douaneautoriteit die de controle heeft aangevraagd en de douaneautoriteit die de controle moet uitvoeren, wordt dit aan de Associatieraad voorgelegd.

  • 2 In alle gevallen is de wetgeving van het land van invoer van toepassing op de regeling van geschillen tussen een importeur en de douaneautoriteiten van het land van invoer.

Artikel 3. Wijzigingen van het Protocol

De Associatieraad kan besluiten de bepalingen van dit protocol te wijzigen.

Artikel 4. Opzegging van de Conventie

  • 1 Indien ofwel de Europese Unie ofwel Egypte de depositaris van de Conventie schriftelijk te kennen geeft de Conventie op grond van artikel 9 ervan te willen opzeggen, openen de Unie en Egypte onmiddellijk onderhandelingen over oorsprongsregels voor de toepassing van deze overeenkomst.

  • 2 Tot de inwerkingtreding van deze nieuw overeengekomen oorsprongsregels blijven de op het moment van opzegging geldende oorsprongsregels in aanhangsel I van de Conventie en, in voorkomend geval, de relevante bepalingen van aanhangsel II ervan van toepassing op deze overeenkomst. Vanaf de opzegging worden de oorsprongsregels in aanhangsel I en, in voorkomend geval, de relevante bepalingen van aanhangsel II van de Conventie evenwel zo uitgelegd dat zij uitsluitend bilaterale cumulatie tussen de Europese Unie en Egypte toestaan.”

Gemeenschappelijke verklaring betreffende het Prinsdom Andorra

  • 1. Producten van oorsprong uit Andorra die vallen onder de hoofdstukken 25 tot en met 97 van het geharmoniseerd systeem, worden door Egypte aanvaard als producten van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van deze overeenkomst.

  • 2. Protocol nr. 4 is van overeenkomstige toepassing op de definitie van de oorsprong van deze producten.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende de Republiek San Marino

  • 1. Producten van oorsprong uit San Marino worden door Egypte aanvaard als producten van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van deze overeenkomst.

  • 2. Protocol nr. 4 is van overeenkomstige toepassing op de definitie van de oorsprong van deze producten.

Gemeenschappelijke verklaring inzake cumulatie van de oorsprong

De Gemeenschap en Egypte erkennen de belangrijke bijdrage die cumulatie van de oorsprong levert tot het stimuleren van de ontwikkeling in de richting van een vrijhandelsgebied waarvan alle deelnemers aan het proces van Barcelona deel uitmaken.

De Gemeenschap streeft ernaar met de partnerlanden in het Middellandse-Zeegebied, in het bijzonder op hun verzoek met de landen van de Maghreb en de Mashrak, overeenkomsten te sluiten inzake toepassing van cumulatie van de oorsprong, zodra de betrokken partners bereid zijn gelijkluidende oorsprongsregels toe te passen.

De partijen verklaren voorts dat verschillen met betrekking tot het type cumulatie dat in de deelnemende landen reeds van kracht is, geen belemmering vormen voor het bereiken van dit doel. Onmiddellijk na de ondertekening van de overeenkomst vangen de partijen, met dit doel voor ogen, een onderzoek aan naar de mogelijkheden tot cumulatie met de betrokken landen gedurende de overgangsperiode, met name voor sectoren waarvoor de betrokken mediterrane landen gelijkluidende oorsprongsregels toepassen.

De Gemeenschap zal de betrokken partnerlanden bijstand verlenen om tot cumulatie van de oorsprongsregels te komen.

Gemeenschappelijke verklaring inzake de verwerkingseisen vervat in Bijlage II

Beide partijen stemmen in met de verwerkingseisen die in de bijlagen II en IIA bij de overeenkomst zijn vervat.

Een beperkt aantal met redenen omklede verzoeken van Egypte om afwijking zal door de Gemeenschap evenwel in behandeling worden genomen, mits deze verzoeken niet van zodanige aard zijn dat afbreuk wordt gedaan aan het streven naar cumulatie van de oorsprong uit de landen van het Middellandse-Zeegebied.

Protocol nr. 5. inzake wederzijdse bijstand tussen administratieve autoriteiten in douanezaken

Artikel 1. Definities

Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder:

  • a) „douanewetgeving": de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die op het grondgebied van de partijen van toepassing zijn op de invoer, de uitvoer en de doorvoer van goederen en de plaatsing daarvan onder andere douaneregelingen of -procedures, met inbegrip van verbods-, beperkings- en controlemaatregelen;

  • b) „verzoekende autoriteit": een bevoegde administratieve autoriteit die door een der partijen is aangewezen en die een verzoek om bijstand op grond van dit protocol indient;

  • c) „aangezochte autoriteit": een bevoegde administratieve autoriteit die door een der partijen is aangewezen en die een verzoek om bijstand op grond van dit protocol ontvangt;

  • d) „persoonsgegevens": alle gegevens betreffende een natuurlijke persoon van wie de identiteit bekend is of kan worden vastgesteld;

  • e) „met de douanewetgeving strijdige handeling": elke overtreding of poging tot overtreding van de douanewetgeving.

Artikel 2. Toepassingsgebied

  • 1 De overeenkomstsluitende partijen verlenen elkaar op de onder hun bevoegdheid vallende gebieden bijstand, op de wijze en op de voorwaarden als bij dit protocol vastgesteld, met het oog op correcte toepassing van de douanewetgeving, in het bijzonder bij het voorkomen, onderzoeken en bestrijden van handelingen in strijd met deze wetgeving.

  • 2 De bijstand in douanezaken waarin dit protocol voorziet, geldt voor alle administratieve autoriteiten van de partijen die voor de toepassing van dit protocol bevoegd zijn. Deze bijstand doet geen afbreuk aan de regels betreffende de wederzijdse bijstand in strafzaken en geldt niet voor gegevens die zijn verkregen krachtens bevoegdheden die op verzoek van gerechtelijke autoriteiten worden uitgeoefend, tenzij deze autoriteiten hiermee instemmen.

  • 3 Dit protocol heeft geen betrekking op bijstand bij de invordering van rechten, heffingen en boetes.

Artikel 3. Bijstand op verzoek

  • 1 Op aanvraag van de verzoekende autoriteit verschaft de aangezochte autoriteit eerstgenoemde alle ter zake dienende informatie die deze nodig heeft om erop toe te zien dat de douanewetgeving correct wordt toegepast, met inbegrip van informatie betreffende voorgenomen of vastgestelde handelingen die met deze wetgeving in strijd zijn of zouden kunnen zijn.

  • 2 Op aanvraag van de verzoekende autoriteit deelt de aangezochte autoriteit haar mede:

    • a) of goederen die uit het grondgebied van een der partijen zijn uitgevoerd op correcte wijze op het grondgebied van een andere partij zijn ingevoerd, in voorkomend geval met vermelding van de douaneregeling waaronder deze goederen zijn geplaatst;

    • b) of goederen die op het grondgebied van een der partijen zijn ingevoerd op correcte wijze uit het grondgebied van de andere partij zijn uitgevoerd, in voorkomend geval met vermelding van de douaneregeling waaronder deze goederen zijn geplaatst.

  • 3 Op aanvraag van de verzoekende autoriteit neemt de aangezochte autoriteit, overeenkomstig haar wet- en regelgeving, de nodige maatregelen met het oog op bijzonder toezicht op:

    • a) natuurlijke personen of rechtspersonen ten aanzien van wie een gegrond vermoeden bestaat dat zij handelingen verrichten of hebben verricht die met de douanewetgeving in strijd zijn;

    • b) plaatsen waar goederen op zodanige wijze zijn of zouden kunnen zijn opgeslagen dat redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij bedoeld zijn om te worden gebruikt bij handelingen die in strijd zijn met de douanewetgeving;

    • c) goederen die op zodanige wijze worden of zouden kunnen worden vervoerd dat redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij bestemd zijn om in strijd met de douanewetgeving te worden gebruikt;

    • d) vervoermiddelen die op zodanige wijze worden of zouden kunnen worden gebruikt dat redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij bestemd zijn om in strijd met de douanewetgeving te worden gebruikt.

Artikel 4. Bijstand op eigen initiatief

De partijen verlenen elkaar, in overeenstemming met hun wet- en regelgeving, op eigen initiatief bijstand indien zij dit noodzakelijk achten voor de juiste toepassing van de douanewetgeving, in het bijzonder indien zij informatie hebben verkregen over:

  • activiteiten die met deze wetgeving in strijd zijn of lijken te zijn en die voor de andere partij van belang zouden kunnen zijn;

  • nieuwe middelen of methoden die worden gebruikt bij overtredingen van de douanewetgeving;

  • goederen die het voorwerp vormen van handelingen in strijd met de douanewetgeving;

  • natuurlijke personen of rechtspersonen ten aanzien van wie een gegrond vermoeden bestaat dat zij handelingen verrichten of hebben verricht die met de douanewetgeving in strijd zijn;

  • middelen van vervoer waarvan redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij gebruikt zijn of kunnen worden om handelingen te verrichten die met de douanewetgeving in strijd zijn.

Artikel 5. Verstrekking van documenten en kennisgeving van besluiten

Op aanvraag van de verzoekende autoriteit neemt de aangezochte autoriteit overeenkomstig haar wet- en regelgeving alle maatregelen die nodig zijn voor:

  • verstrekking van documenten of

  • kennisgeving van besluiten

die van de verzoekende autoriteit uitgaan en verband houden met de toepassing van dit protocol, aan een geadresseerde die op het grondgebied van de aangezochte autoriteit verblijft of gevestigd is.

Verzoeken om verstrekking van documenten of kennisgeving van besluiten worden schriftelijk aan de aangezochte autoriteit gericht in een officiële taal van die autoriteit of in een voor die autoriteit aanvaardbare taal.

Artikel 6. Vorm en inhoud van verzoeken om bijstand

  • 1 Verzoeken op grond van dit protocol worden schriftelijk gedaan en gaan vergezeld van de bescheiden die voor de behandeling ervan noodzakelijk zijn. In spoedeisende gevallen kunnen verzoeken mondeling worden gedaan, mits zij onmiddellijk schriftelijk worden bevestigd.

  • 2 Overeenkomstig lid 1 ingediende verzoeken moeten de volgende gegevens bevatten:

    • a) de naam van de verzoekende autoriteit;

    • b) de gevraagde maatregel;

    • c) het voorwerp en de reden van het verzoek;

    • d) de toepasselijke wet- en regelgeving en andere rechtselementen;

    • e) zo nauwkeurige en volledig mogelijke gegevens betreffende de natuurlijke personen of rechtspersonen waarop het onderzoek betrekking heeft;

    • f) een overzicht van de relevante feiten en van het onderzoek dat reeds is uitgevoerd.

  • 3 Verzoeken moeten worden ingediend in een officiële taal van de aangezochte autoriteit of in een voor deze autoriteit aanvaardbare taal. Deze eis is niet van toepassing op documenten die bij het in lid 1 bedoelde verzoek zijn gevoegd.

  • 4 Indien een verzoek niet in de juiste vorm wordt gedaan, kan om correctie of aanvulling worden verzocht. Er kunnen echter reeds voorzorgsmaatregelen worden genomen.

Artikel 7. Behandeling van verzoeken

  • 1 Om aan een verzoek om bijstand te voldoen, gaat de aangezochte autoriteit, binnen de perken van haar bevoegdheden en met de middelen waarover zij beschikt, te werk alsof zij voor eigen rekening of in opdracht van een andere autoriteit van dezelfde partij handelt, door reeds beschikbare informatie te verstrekken en het nodige onderzoek te verrichten of te doen verrichten. Deze bepaling is tevens van toepassing op instanties aan welke de aangezochte autoriteit het verzoek doorzendt, indien deze autoriteit niet zelfstandig kan handelen.

  • 2 Verzoeken om bijstand worden behandeld overeenkomstig de wet- en regelgeving van de aangezochte partij.

  • 3 Daartoe gemachtigde ambtenaren van een der partijen kunnen met instemming van de andere partij en op de door deze gestelde voorwaarden, in de kantoren van de aangezochte autoriteit of van een andere betrokken instantie als bedoeld in lid 1, gegevens verzamelen over handelingen die met de douanewetgeving in strijd zijn of kunnen zijn en die de verzoekende autoriteit voor de toepassing van dit protocol nodig heeft.

  • 4 Ambtenaren van een partij kunnen, met instemming van de andere partij en op de door deze gestelde voorwaarden, aanwezig zijn bij onderzoek dat op het grondgebied van laatstgenoemde wordt verricht.

Artikel 8. Vorm waarin de informatie dient te worden verstrekt

  • 1 De aangezochte autoriteit deelt de uitslag van het ingestelde onderzoek aan de verzoekende autoriteit mede in de vorm van documenten, gewaarmerkte kopieën van documenten, rapporten en dergelijke.

  • 2 Deze informatie kan met behulp van systemen voor automatische gegevensverwerking worden verstrekt.

  • 3 De originelen van dossiers en documenten worden uitsluitend op verzoek verstrekt, wanneer gewaarmerkte afschriften niet toereikend zijn. Deze originelen worden ten spoedigste geretourneerd.

Artikel 9. Gevallen waarin geen bijstand behoeft te worden verleend

  • 1 Bijstand kan worden geweigerd of er kunnen voorwaarden of eisen aan worden verbonden, wanneer een partij van oordeel is dat bijstand op grond van dit protocol:

    • a) de soevereiniteit zou kunnen aantasten van Egypte of van de lidstaat die om bijstand is verzocht;

    • b) de openbare orde, de veiligheid of andere wezenlijke belangen in gevaar zou kunnen brengen, in het bijzonder in de in artikel 10, lid 2, bedoelde gevallen; of

    • c) tot schending van een industrieel geheim, een handelsgeheim of een beroepsgeheim zou leiden.

  • 2 De aangezochte autoriteit kan de bijstand uitstellen indien deze een lopend onderzoek, een lopende strafvervolging of procedure zou verstoren. In dat geval pleegt de aangezochte autoriteit overleg met de verzoekende autoriteit om na te gaan of de bijstand kan worden verleend op door de aangezochte autoriteit te stellen voorwaarden.

  • 3 Wanneer de verzoekende autoriteit om een vorm van bijstand verzoekt die zij desgevraagd zelf niet zou kunnen verlenen, vermeldt zij dit in haar verzoek. De aangezochte autoriteit is vrij te bepalen hoe zij op een dergelijk verzoek reageert.

  • 4 Indien bijstand wordt geweigerd, dient het besluit daartoe en de redenen daarvoor terstond aan de verzoekende autoriteit te worden medegedeeld.

Artikel 10. Uitwisseling van informatie en geheimhouding

  • 1 Alle informatie die ter uitvoering van dit protocol in welke vorm dan ook wordt verstrekt, heeft een vertrouwelijk karakter, overeenkomstig de regelgeving van elk van de partijen. De verstrekte gegevens vallen onder de geheimhoudingsplicht en genieten de bescherming die de desbetreffende wetgeving van de partij die ze heeft ontvangen aan dergelijke gegevens biedt, dan wel de desbetreffende bepalingen die op de instellingen van de Gemeenschap van toepassing zijn.

  • 2 Persoonsgegevens mogen uitsluitend worden doorgegeven indien de partij die deze ontvangt zich ertoe verbindt deze gegevens op een wijze te beschermen die ten minste gelijkwaardig is aan de wijze waarop de partij die de gegevens verstrekt deze beschermt.

    Te dien einde stellen de partijen elkaar in kennis van hun terzake geldende voorschriften, met inbegrip van, in voorkomend geval, de rechtsvoorschriften van de lidstaten van de Gemeenschap.

  • 3 Het gebruik van op grond van dit protocol verkregen informatie in gerechtelijke en administratieve procedures in verband met overtredingen van de douanewetgeving wordt geacht voor de doeleinden van dit protocol te geschieden. De partijen kunnen derhalve bij de bewijsvoering, in verslagen en getuigenissen en bij procedures die bij rechtbanken aanhangig worden gemaakt, gebruik maken van informatie die op grond van dit protocol is verkregen en documenten waarin op grond van dit protocol inzage is gegeven. De bevoegde autoriteit die de informatie heeft verstrekt of inzage heeft gegeven tot deze documenten wordt van dergelijk gebruik in kennis gesteld.

  • 4 De verkregen informatie wordt uitsluitend voor de toepassing van dit protocol gebruikt. Indien een van de partijen dergelijke informatie voor andere doeleinden wenst te gebruiken, dient zij vooraf om de schriftelijke toestemming te verzoeken van de autoriteit die de informatie heeft verstrekt. Dergelijke informatie mag uitsluitend op de door deze autoriteit vastgestelde voorwaarden worden gebruikt.

Artikel 11. Deskundigen en getuigen

Een onder een aangezochte autoriteit ressorterende ambtenaar kan worden gemachtigd, binnen de perken van de hem verleende machtiging, als getuige of deskundige op te treden in gerechtelijke of administratieve procedures die betrekking hebben op aangelegenheden waarop dit protocol van toepassing is, en daarbij de voor deze procedures noodzakelijke voorwerpen, bescheiden of gewaarmerkte kopieën over te leggen. In de convocatie dient uitdrukkelijk te worden vermeld over welke aangelegenheid en in welke functie of hoedanigheid de betrokken ambtenaar zal worden ondervraagd.

Artikel 12. Kosten van de bijstand

De partijen brengen elkaar geen kosten in rekening voor uitgaven die ter uitvoering van dit protocol zijn gemaakt, met uitzondering, in voorkomend geval, van de uitgaven voor deskundigen, getuigen, tolken en vertalers die niet in overheidsdienst zijn.

Artikel 13. Tenuitvoerlegging

  • 1 Met de tenuitvoerlegging van dit protocol zijn enerzijds de douaneautoriteiten van Egypte en anderzijds de bevoegde diensten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en, in voorkomend geval, de douaneautoriteiten van de lidstaten belast. Zij stellen alle praktische maatregelen en regelingen voor de toepassing van dit protocol vast, daarbij de voorschriften op het gebied van de gegevensbescherming in aanmerking nemend. Zij kunnen de bevoegde autoriteiten aanbevelingen doen over wijzigingen die naar hun oordeel in dit protocol moeten worden aangebracht.

  • 2 De partijen plegen overleg over en stellen elkaar in kennis van alle uitvoeringsbepalingen die op grond van dit protocol worden vastgesteld.

Artikel 14. Andere overeenkomsten

  • 1 Rekening houdend met de respectieve bevoegdheden van de Europese Gemeenschap en van haar lidstaten, geldt voor de bepalingen van dit protocol het volgende:

    • zij hebben geen gevolgen voor de verplichtingen van de partijen op grond van andere internationale overeenkomsten of verdragen;

    • zij worden geacht een aanvulling te vormen op overeenkomsten betreffende wederzijdse bijstand die zijn of kunnen worden gesloten tussen afzonderlijke lidstaten en Egypte;

    • zij hebben geen gevolgen voor de communautaire bepalingen betreffende de uitwisseling tussen de bevoegde diensten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en de douaneautoriteiten van de lidstaten van gegevens die op grond van dit protocol zijn verkregen en die van belang kunnen zijn voor de Gemeenschap.

  • 2 Onverminderd het bepaalde in lid 1 hebben de bepalingen van dit protocol voorrang op de bepalingen van bilaterale overeenkomsten betreffende wederzijdse bijstand die tussen afzonderlijke lidstaten en Egypte zijn of kunnen worden gesloten, indien de bepalingen van laatstgenoemde overeenkomsten met die van dit protocol strijdig zijn.

  • 3 In geval van problemen in verband met de toepassing van dit protocol plegen de partijen onderling overleg in het Associatiecomité om deze op te lossen.

Slotakte

De gevolmachtigden van:

het Koninkrijk België,

het Koninkrijk Denemarken,

de Bondsrepubliek Duitsland,

de Helleense Republiek,

het Koninkrijk Spanje,

de Franse Republiek,

Ierland,

de Italiaanse Republiek,

het Groothertogdom Luxemburg,

het Koninkrijk der Nederlanden,

de Repbubliek Oostenrijk,

de Portugese Republiek,

de Republiek Finland,

het Koninkrijk Zweden,

het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,

Verdragsluitende Partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal,

hierna „de lidstaten" te noemen, en van

de Europese Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal,

hierna „de Gemeenschap" te noemen,

enerzijds, en

de gevolmachtigden van de Arabische Republiek Egypte,

hierna „Egypte" te noemen,

anderzijds,

bijeengekomen te Brussel op .................. voor de ondertekening van de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en haar lidstaten, enerzijds, en de Arabische Republiek Egypte, anderzijds, hierna de „Euro-mediterrane overeenkomst" te noemen, hebben de volgende teksten aangenomen:

Protocol nr. 1

betreffende de regelingen die bij de invoer in de Gemeenschap van landbouwproducten van oorsprong uit Egypte van toepassing zijn,

Protocol nr. 2

betreffende de regelingen die bij de invoer in Egypte van landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap van toepassing zijn,

Protocol nr. 3

betreffende de regeling van toepassing op verwerkte landbouwproducten,

Protocol nr. 4

betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong" en regelingen voor administratieve samenwerking,

Protocol nr. 5

betreffende wederzijdse bijstand tussen administratieve autoriteiten in douanezaken.

De gevolmachtigden van de lidstaten en van de Gemeenschap en de gevolmachtigden van Egypte hebben de volgende gemeenschappelijke en unilaterale verklaringen aangenomen, die aan deze Slotakte zijn gehecht:

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 3, lid 2, van de Overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 14 van de Overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 18 van de Overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 34 van de Overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 37 en bijlage VI van de Overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 39 van de Overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende titel VI, hoofdstuk 1, van de Overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende de bescherming van persoonsgegevens

Unilaterale verklaringen:

Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende artikel 11 van de Overeenkomst

Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende artikel 19 van de Overeenkomst

Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende artikel 21 van de Overeenkomst

Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende artikel 34 van de Overeenkomst

De gevolmachtigden van de lidstaten en van de Gemeenschap en de gevolmachtigden van Egypte hebben tevens nota genomen van de volgende aan deze Slotakte gehechte overeenkomst in de vorm van een briefwisseling:

Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Gemeenschap en Egypte betreffende de invoer in de Gemeenschap van verse afgesneden bloemen, bloesems en bloemknoppen van post 0603 10 van het gemeenschappelijk douanetarief.

Gemeenschappelijke verklaringen

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 3, lid 2

De partijen zijn het erover eens dat de politieke dialoog en de samenwerking tevens betrekking hebben op vraagstukken in verband met de bestrijding van terrorisme.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 14

De partijen komen overeen dat zij onderhandelingen zullen voeren over wederzijdse verlening van concessies voor de handel in vis en visserijproducten, op basis van wederkerigheid en wederzijds belang. Er wordt naar gestreefd uiterlijk één jaar na de ondertekening van de overeenkomst tot overeenstemming te komen over de details.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 18

Bij ernstige moeilijkheden die ontstaan zijn door de omvang van de invoer, kunnen de bepalingen inzake overleg tussen de partijen worden toegepast, indien nodig met spoed.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 34

De partijen erkennen dat Egypte thans werkt aan de formulering van de concurrentiewetgeving. Deze zal de noodzakelijke voorwaarden scheppen voor overeenstemming over de uitvoeringsbepalingen bedoeld in artikel 34, lid 2. Zolang de formulering van de eigen wetgeving niet is voltooid, neemt Egypte de in de Europese Unie ontwikkelde concurrentieregels in acht.

Zolang de in artikel 34, lid 2, bedoelde uitvoeringsbepalingen niet zijn vastgesteld, kunnen de partijen bij ernstige moeilijkheden de kwestie ter overweging voorleggen aan de Associatieraad.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 37 en bijlage VI

In het kader van de overeenkomst omvat intellectuele eigendom inzonderheid het volgende: auteursrechten, met inbegrip van de auteursrechten op computerprogramma's, en naburige rechten, octrooien, industriële tekeningen en modellen, geografische aanduidingen, met inbegrip van benamingen van oorsprong, fabrieks- en handelsmerken en dienstmerken, schema's (topografieën) van geïntegreerde schakelingen, alsmede bescherming tegen oneerlijke mededinging, als bedoeld in artikel 10 bis van het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom (Akte van Stockholm, 1967) en bescherming van niet openbaargemaakte informatie inzake knowhow.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 39

De partijen komen overeen dat in geval van ernstige verstoring van het evenwicht in hun handelsbalans, waardoor hun handelsbetrekkingen zouden kunnen worden verstoord, elk der partijen kan verzoeken om overleg in het Associatiecomité, teneinde in overeenstemming met het bepaalde in artikel 39 de totstandkoming van evenwichtige economische betrekkingen tussen de partijen te bevorderen en middelen te onderzoeken om de situatie te verbeteren door het evenwicht duurzaam te herstellen.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende titel VI, hoofdstuk 1

De partijen komen overeen te streven naar vergemakkelijking van de afgifte van visa aan te goeder trouw zijnde personen die betrokken zijn bij de uitvoering van de overeenkomst, zoals onder andere zakenlieden, investeerders, academici, personen in opleiding en overheidsfunctionarissen. Gezinsleden van personen die legaal op het grondgebied van de andere partij verblijven komen eveneens in aanmerking.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende de bescherming van persoonsgegevens

De partijen komen overeen dat de bescherming van persoonsgegevens wordt gewaarborgd voor alle terreinen waarop persoonsgegevens zullen worden uitgewisseld.

Verklaringen van de Europese Gemeenschap

Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende artikel 11

Wanneer om overleg wordt verzocht op grond van artikel 11, lid 6, is de Gemeenschap bereid tot overleg binnen dertig dagen nadat Egypte het Associatiecomité van de buitengewone maatregel in kennis heeft gesteld.

Dergelijk overleg moet waarborgen dat de betrokken maatregelen in overeenstemming zijn met het bepaalde in artikel 11. De Gemeenschap zal zich niet tegen vaststelling van de maatregelen verzetten, indien aan deze voorwaarden is voldaan.

Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende artikel 19

De in artikel 19, lid 2, bedoelde bijzondere bepalingen die de Gemeenschap toepast ten aanzien van de Canarische eilanden zijn die welke zijn vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 1911/91 van de Raad van 26 juni 1991.

Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende artikel 21

De Gemeenschap is bereid op verzoek van Egypte bijeenkomsten te houden op het niveau van ambtenaren, teneinde informatie te verstrekken over wijzigingen die zich in haar handelsbetrekkingen met derde landen kunnen hebben voorgedaan.

Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende artikel 34

De Gemeenschap verklaart dat zij, tot de Associatieraad de in artikel 34, lid 2, bedoelde regels inzake eerlijke concurrentie heeft vastgesteld, in het kader van de interpretatie van artikel 34, lid 1, alle handelwijzen die in strijd zijn met dat artikel zal beoordelen aan de hand van de criteria die voortvloeien uit de regels die vervat zijn in de artikelen 81, 82 en 87 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, de artikelen 65 en 66 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal voor producten die onder dat Verdrag vallen, alsmede de communautaire regelgeving inzake overheidssteun, met inbegrip van het afgeleide recht.

Ten aanzien van de landbouwproducten bedoeld in titel II, hoofdstuk 3, verklaart de Gemeenschap dat zij alle handelwijzen die in strijd zijn met artikel 34, lid 1, onder i), zal beoordelen aan de hand van de criteria die de Gemeenschap heeft vastgesteld op grond van de artikelen 36 en 37 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name die welke zijn vastgesteld bij Verordening nr. 26/62 van de Raad, zoals gewijzigd, en alle handelwijzen die in strijd zijn met artikel 34, lid 1, onder iii), aan de hand van de criteria die de Gemeenschap heeft vastgesteld op grond van de artikelen 36 en 87 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Egypte betreffende de invoer in de Gemeenschap van verse afgesneden bloemen, bloesems en bloemknoppen van post 0603 10 van het gemeenschappelijke douanetarief

A. Brief van de Gemeenschap

Mijnheer,

Door de Gemeenschap en Egypte is het volgende overeengekomen:

Protocol nr. 1 bij de Europees-mediterrane overeenkomst voorziet in afschaffing van de douanerechten bij invoer in de Gemeenschap van afgesneden bloemen, bloesems en bloemknoppen, vers, vallende onder post 0603 10 van het Gemeenschappelijk douanetarief, van oorsprong uit Egypte, met inachtneming van een limiet van 3000 ton.

Egypte verbindt zich tot naleving van onderstaande voorwaarden ten aanzien van de invoer in de Gemeenschap van rozen en anjers die voor de afschaffing van deze rechten in aanmerking komen:

  • - het prijsniveau voor de invoer in de Gemeenschap moet ten minste 85% bedragen van het communautaire prijsniveau voor dezelfde producten gedurende dezelfde perioden;

  • - het prijsniveau van de Egyptische producten wordt vastgesteld aan de hand van de prijzen van de ingevoerde producten op representatieve invoermarkten van de Gemeenschap;

  • - het communautaire prijsniveau wordt vastgesteld aan de hand van de producentenprijzen op representatieve markten van de belangrijkste productielidstaten;

  • - het prijsniveau wordt iedere twee weken vastgesteld en gecorrigeerd voor de respectieve hoeveelheden. Deze bepaling geldt zowel voor de communautaire prijzen als voor de Egyptische prijzen;

  • - bij de vaststelling van zowel de communautaire producentenprijzen als de invoerprijzen van Egyptische producten wordt onderscheid gemaakt tussen grootbloemige en kleinbloemige rozen en tussen eenbloemige en veelbloemige anjers;

  • - indien het Egyptische prijsniveau voor een product minder dan 85% van het communautaire prijsniveau bedraagt, wordt de tariefpreferentie opgeschort. De Gemeenschap stelt de tariefpreferentie opnieuw in, zodra een Egyptisch prijsniveau van 85% of meer van het communautaire prijsniveau is vastgesteld.

Ik moge u verzoeken te bevestigen dat uw regering met de inhoud van deze brief instemt.

Gelieve, Mijnheer, de verzekering van mijn bijzondere hoogachting te aanvaarden.

namens de Raad van de Europese Unie

B. Brief van Egypte

Ik heb de eer u de ontvangst te bevestigen van uw brief van heden, welke als volgt luidt:

„Door de Gemeenschap en Egypte is het volgende overeengekomen:

Protocol nr. 1 bij de Europees-mediterrane overeenkomst voorziet in afschaffing van de douanerechten bij invoer in de Gemeenschap van afgesneden bloemen, bloesems en bloemknoppen, vers, vallende onder post 0603 10 van het Gemeenschappelijk douanetarief, van oorsprong uit Egypte, met inachtneming van een limiet van 3000 ton.

Egypte verbindt zich tot naleving van onderstaande voorwaarden ten aanzien van de invoer in de Gemeenschap van rozen en anjers die voor de afschaffing van deze rechten in aanmerking komen:

  • - het prijsniveau voor de invoer in de Gemeenschap moet ten minste 85% bedragen van het communautaire prijsniveau voor dezelfde producten gedurende dezelfde perioden;

  • - het prijsniveau van de Egyptische producten wordt vastgesteld aan de hand van de prijzen van de ingevoerde producten op representatieve invoermarkten van de Gemeenschap;

  • - het communautaire prijsniveau wordt vastgesteld aan de hand van de producentenprijzen op representatieve markten van de belangrijkste productielidstaten;

  • - het prijsniveau wordt iedere twee weken vastgesteld en gecorrigeerd voor de respectieve hoeveelheden. Deze bepaling geldt zowel voor de communautaire prijzen als voor de Egyptische prijzen;

  • - bij de vaststelling van zowel de communautaire producentenprijzen als de invoerprijzen van Egyptische producten wordt onderscheid gemaakt tussen grootbloemige en kleinbloemige rozen en tussen eenbloemige en veelbloemige anjers;

  • - indien het Egyptische prijsniveau voor een product minder dan 85% van het communautaire prijsniveau bedraagt, wordt de tariefpreferentie opgeschort. De Gemeenschap stelt de tariefpreferentie opnieuw in, zodra een Egyptisch prijsniveau van 85% of meer van het communautaire prijsniveau is vastgesteld.

Ik moge u verzoeken te bevestigen dat uw regering met de inhoud van deze brief instemt.".

Ik heb de eer te bevestigen dat mijn regering met de inhoud van uw brief instemt.

Gelieve, Mijnheer, de verzekering van mijn bijzondere hoogachting te aanvaarden.

voor de Regering van de Arabische Republiek Egypte

Gezamenlijke verklaring inzake sanitaire, fytosanitaire en technische handelsbelemmeringen

Eventuele problemen, met name sanitaire, fytosanitaire of technische handelsbelemmeringen die de uitvoering van de onderhavige overeenkomst beletten, lossen de partijen op door middel van de bestaande administratieve regelingen. De resultaten worden vervolgens gerapporteerd aan het Subcomité landbouw en visserij, alsmede aan het Subcomité industrie, handel en diensten en aan het Associatiecomité. De partijen verbinden zich ertoe dergelijke zaken zo spoedig mogelijk te onderzoeken en vriendschappelijk op te lossen, in overeenstemming met de betrokken toepasselijke wetgeving.

  1. [Red: De oorspronkelijke Bijlagen bij de Overeenkomst en de Protocollen liggen ter inzage bij de Afdeling Verdragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en zijn gepubliceerd in PbEU 2004, L 304, PbEU 2005, L 31, PbEU 2006, L 73 en PbEU 2007, L 312.] ^ [1]
  2. [Red: De bijlage bij Protocol Nr. 1 is niet opgenomen. Deze ligt ter inzage bij de Afdeling Verdragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.] ^ [2]
  3. Pb. EU L 299 van 16 november 2007, blz. 1. ^ [3]
  4. GN-code overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1214/2007 (Pb. EU L 286 van 31 oktober 2007, blz. 1). ^ [4]
  5. [Red: De bijlage bij Protocol Nr. 2 is niet opgenomen. Deze ligt ter inzage bij de Afdeling Verdragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.] ^ [5]
  6. PbEU 2013, L 54 van 26.2.2013, blz. 4. ^ [6]
Naar boven