Ambassade van het Koninkrijk België
Alexanderveld 97
2585 DB Den Haag
's-Gravenhage, 22 juli 2003.
LT/sr
A.71.92/3110
De Ambassade van het Koninkrijk België biedt het Ministerie van Buitenlandse Zaken
haar complimenten aan en heeft de eer, onder verwijzing naar het akkoord op ambtelijk
niveau ingevolge van het overleg van 11 april 2003 over de zogenaamde spoorlijn „IJzeren
Rijn", het volgende voor te stellen:
Het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden zijn overeengekomen het geschil
in verband met de reactivering van de IJzeren Rijn middels de volgende gezamenlijke
vraagstelling ter bindende beslissing aan een door hen in te stellen arbitragetribunaal
onder auspiciën van het Permanente Hof van Arbitrage te Den Haag voor te leggen.
„België en Nederland zijn het erover eens dat België recht heeft op het gebruik, het
herstel, de aanpassing en de modernisering van het Nederlandse gedeelte van het historische
tracé van de IJzeren Rijn en dit ten gunste van alle Belgische en andere spoorwegondernemingen
die voldoen aan de regels voor de toegang tot de markt.
Met het oog op de toekomstige investeringen voor de IJzeren Rijn besluiten beide Partijen
om de volgende vragen voor te leggen aan een Arbitragetribunaal onder auspiciën van
het Permanente Hof van Arbitrage te Den Haag:
-
1. In hoeverre is de Nederlandse regelgeving en daarop gebaseerde beslissingsbevoegdheid
met betrekking tot het gebruik, het herstel, de aanpassing en de modernisering van
spoorwegen op Nederlands grondgebied op gelijke wijze van toepassing op het gebruik,
het herstel, de aanpassing en de modernisering van het historische tracé van de IJzeren
Rijn op Nederlands grondgebied?
-
2. In hoeverre heeft België het recht om met het oog op het gebruik, het herstel, de
aanpassing en de modernisering van het historische tracé van de IJzeren Rijn op Nederlands
grondgebied werken uit te voeren of te laten uitvoeren en om daarop betrekking hebbende
plannen, kenmerken en procedures volgens Belgische regelgeving en daarop gebaseerde
beslissingsbevoegdheid te bepalen? Moet een onderscheid worden gemaakt tussen de eisen,
normen, plannen, kenmerken en procedures in verband met enerzijds de functionaliteit
van de spoorinfrastructuur op zich en anderzijds de ruimtelijke ordening en inpassing
van de spoorinfrastructuur, en zo ja, wat zijn daarvan de consequenties? Kan Nederland
de bouw van tunnels, holle dijken, omleidingen, en dergelijke, evenals de desbetreffende
voorgestelde bouw- en veiligheidsnormen eenzijdig opleggen?
-
3. In hoeverre dienen, in het licht van het antwoord op de voorgaande vragen, de kostenposten
en de financiële risico's die voortvloeien uit het gebruik, het herstel, de aanpassing
en de modernisering van het historische tracé van de IJzeren Rijn op Nederlands grondgebied
door België dan wel door Nederland te worden gedragen? Is België ertoe gehouden om
meer investeringen te financieren dan wat nodig is voor de functionaliteit van het
historische tracé van de spoorlijn?
Het Arbitragetribunaal wordt verzocht zijn uitspraak te doen op basis van het internationale
recht, met inbegrip zonodig van het Europees recht, zulks evenwel met inachtneming
van de verplichting die Partijen hebben op grond van artikel 292 EG-Verdrag."
Het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden zijn overeengekomen gezamenlijk
de procedureregels van de arbitrage op te stellen met als uitgangspunt de „Permanent
Court of Arbitration Optional Rules for Arbitrating Disputes between two States".
Deze procedureregels worden opgelegd in een gezamenlijk document.
Het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden zijn overeengekomen zo spoedig
mogelijk uitvoering te geven aan de uitspraak van het Arbitragetribunaal door een
besluit te nemen over het definitieve tracé, alsmede over een tijdelijke beperkte
heringebruikneming van het historisch tracé.
De Ambassade stelt voor dat deze nota en de bevestigende nota van het Ministerie tezamen
een verdrag vormen tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden
dat vanaf de dag van ontvangst van de bevestigende nota van het Ministerie voorlopig
zal worden toegepast en dat in werking zal treden op de eerste dag van de tweede maand
volgend op de datum waarop beide Regeringen elkaar er langs diplomatieke weg van in
kennis hebben gesteld dat aan de voor de inwerkingtreding vereiste constitutionele
formaliteiten is voldaan.
De Ambassade van het Koninkrijk België maakt van deze gelegenheid gebruik het Ministerie
van Buitenlandse Zaken de hernieuwde verzekering van haar zeer bijzondere hoogachting
aan te bieden.
Ministerie van Buitenlandse Zaken
Postbus 20061
2500 EB Den Haag